Historisch Archief 1877-1940
14 Oct. '16. - No. 2051
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
Een Bergtocht op Bali
door W. O. J. NIETJWENKAMP
Het is voor een liefhebber van bergsport
altijd een heele voldoening van een hoogen
bergtop de eerste beklimmer te zijn. Heel
wat bergen en vulkanen heb ik op Java
beklommen, maar op al die hooge toppen
waren vór mij al andere blanda's" geweest.
Toch heb ik van n werkenden vulkaan
(van den Batoer op Bali) den top bereikt,
die vór mij door geen enkelen blanke, en
heel waarschijnlijk ook door geen enkelen
in l ander, betreden was.
Van deze beklimming volgt hier een korte
beschrijving.
Van Bangli, op midden-Bali, de hoofd
plaats van het rijkje Bangli, binnen welks
palen de Batoer gelegen is, trokken we op
een mooien morgen te paard noordwaarts.
Op dezen tocht was ik eindelijk eens niet
alleen, maar bad ik een reisgenoot in den
heer Thieme, die den veldtocht ia
ZuidBali als auditeur-militair had medegemaakt.
Om 5 uur in den morgen stonden we al
voor 't vertrek gereed, maar de dragers voor
onze bagage, die wij den vorigen avond
gehuurd hadden, kwamen pas ruim een uur
later opdagen. Zij vroegen hun loon, dat
buitensporig hoog was, vooruit te mogen
ontvangen, om vór het vertrek nog eerst
wat opium te kunnen schuiven. Het was
een brutaal stelletje en de meesten zagen
er zoo zwak en afgeleefd uit, dat we besloten
ze maar weg te zenden. Het was goed dat
we dit gedaan hadden, want later hoorden
we dat hun plan was geweest, na een uurtje
dragen, onze bagage eenvoudig aan den
kant van den weg neer te zetten en te
zeggen dat ze niet verder konden! Het
vinden van andere dragers wou in de hoofd
plaats zelf niet gelukken; wel waren er
genoeg mannen die geen werk hadden, maar
deze zaten allen op het marktplein om lage
houten tafeltjes en dobbelden, dobbelden
tot in het oneindige, en wilden van hun
spel niet scheiden.
Ten laatste gingen we in een naburig
do p een twintigtal dragers zoeken. De
dorpsmenschen bleken hulpvaardiger, en
zoo braken we eindelijk midden op den dag
toch uit Bangli op. Het werd hoog tijd,
want dessa Batoer. dat we dien dag hoopten
te bereiken was minstens acht uren ver.
Laat in den avond bereikten we, zonder
eenige ongelukken, ons doel eu spoedig
hadden we er met groote witte lappen onder
een afdak op palen een eigen tehuis ge
bouwd en waren we druk bezig met het
opwarmen van eenige blikjes. Die zouden
smaken, want sinds den laatsteu maaltijd
waren veertien uren verloopen.
Twee jaar tevoren had ik dessa Batoer
ook bezocht en vaak had ik naar den top
van den Batoer gestaard en over mijn plan
gesproken om den vulkaan te beklimmen.
Maar men verzekerde mij dat het onmogelijk
was en ik geloofde dit. Maar toen ik het
dorp verliet had ik het stellige voornemen
terug te komen en toch den top te be
klimmen.
Een jaar later had er een hevige uit
barsting plaats. Reusachtige gloeiende
lavastroomen waren uit den hoogsten krater
komen wentelen en hadden de geheele
berghelling en een groot gedeelte van het
dal bedekt. Ook hadden zij den beroemden
Batoer-tempel verwoest en een deel van
het dorp.
En nu, weder een jaar later, lagen de
gestolde lava-beddingen als reusachtige
zwarte rouwsluiers over den berg en in het
dal uitgespreid.
De beklimming van den vulkaan, destijds
reeds schier onmogelijk gewaand, zou toen
toch heel wat gemakkelijker zijn geweest
dan nu, over die versche lavastroomen, het
geval zou zijn.
Zollinger, een bekend Zwitserseh
natuurvorscber, die in 1857 dessa Batoer bezocht,
schreef: Voorzoover wij de massa van den
berg rondom ons en hoogerop konden na
gaan, was deze bedekt met een verharde
korst van nauwelijks een duim dikte, gelijk
aan de ijskorst op de sneeuw, en van een
roodachtige kleur als baksteen met een
grauwachtige tint. Zij brak zeer dikwijls
onder onze voeten door, zoodat wij dan
achteruit gleden, zelfs op zeer zwakke hel
lingen. Hoogerop is de eigen zwaarte van
dit bekleedsel voldoende orn het los te doen
gaan; dan glijdt een gedeelte in de diepte
en sleept een massa zand en steenen mede,
zoodat er weder een nieuwe diepe kloof
ontstaat. Daarom houd ik het beklimmen
van den top voor bijna onmogelijk. Zells
Landrechters op Java
door Mr. P. H. FKO.MBERG
Oud-lid van het Hooggerechtshof in Ned. Indic
Het optreden van den onlangs in het
leven geroepen landreehter op Java, als
rechter voor de kleinere strafzaken, de
overtredingen, beteekent veel meer dan
een eenvoudige verbetering van de recht
spraak. Want met zijn optreden verdwijnt
de politierol, de politierechtspraak dooi
den bestuursambtenaar uitgeoefend, valt
een der voornaamste overblijfselen van een
verouderd regeerstelsel in elkander. Hier
mede wordt geopenbaard het steeds meer
doordringen van een staatkunde, die, van
zuivere bedoelingen zich bewust en bereid
om de ongelijkheden in de wetgeving
louter aan rasverschil ontleend, uit don
weg te ruimen, haar kracht niet meer be
hoeft te zoeken in vreesopwekking voor
den gepantserden vuist van den bestuurs
ambtenaar.
In het Oosten, niet minder dan in het
Westen, kan rechtspraak, wil zij deugdelijk
en onpartijdig zijn, slechts n grondslag
hebben, het recht, moet zij vrij blijven van
bijoogmerken, van politieke beschouwingen
en invloeden. Dit wordt bereikt door bestuur
en rechtspraak gescheiden te houden, door
te beletten, dat de bestuursambtenaar (tevens
politiehoofd) de gedaante van een rechter
kan aannemen, ten einde door het opleggen
van straffen, den bestuursambtenaar hulp
en soms voldoening te verschaffen.
Het cultuurstelsel der vorige eeuw, steu
nend op eigenmachtige beschikking over
grond en werkkracht van den Javaan, ter
verkrijging van de grootst .mogelijke hoe
veelheid suiker, koffie en indigo, hoofd
zakelijk ten voordeele van het moederland,
hield de toepassing van het beginsel der
scheiding van bestuur en rechtspraak, tegen.
Het gezag en het prestige van de residenten,
de voorname uitvoerders van het stelsel,
wanneer men schoon weder en een
gevaarloozen toestand van den berg vooronder
stelt, zou de poging; nog altijd zeer gevaarlijk
blijven. De steilste hellingen van den Smeroe
vormen een hoek van 31°, doch de bovenste
van den Batoer zeker geen van minder dan
40°. De korst der oppervlakte moet telkens
doorbreken en iedere afbrokkeling doet de
vrucht der inspanning verloren gaan, al
ging er ook geen levensgevaar mede ge
paard".
Den eersten dag in dessa Batoer maakten
we kleine verkenningen in den omtrek en
den tweeden dag al, vroeg in den morgen,
begonnen we de zeker een 10 meter dikke
nieuwe lava-beddingen te beklimmen, ten
oosten van het dorp. Deze bonken en brok
ken lava, die alle mogelijke gedaanten
vertooneu met aan alle kanten vlijmscherpe
randen en uitstekende punten, liggen op de
meest grillige wijze dooreengeworpen en tot
bergjes op elkaar gestapeld. Elke stap op
dat losliggend gesteente eischt berekening.
Zou dat blok wel blijven liggen bij het er
op springen? Zou die punt niet afbreken
bij het er op plaatsen van den voet? Met
de handen zich vastklampen aan een steilen
wand, om er zich. tegen op te trekken, is
onmogelijk, daartoe is het gesteente veel
te snijdend scherp. En dan al die schier
onoverkomelijke diepe scheuren en kloven!
In het eerste uur had ik het ongeluk dat
een reusachtig brok lava kantelde, nadat
ik er met moeite op was geklommen; ik
greep me ijlings vast aan een ander brok
en onmiddelijk had ik een diepe wonde
aan mijn linkerpols eu aan handen en armen
verscheidene bloedende schrammen en
ontvellingen l
Toen we begonnen waren de lava te be
klimmen, was het heele dorp leeggeloopen.
Op een hoogen groenen heuvel ten oosten
van de dessa verzamelden z;ch een paar
honderd dorpelingen om ons verbaasd en
ontzet na te staren. Wat zou er nu ge
beuren? Zouden die twee Blanda's de ver
metelheid hebben den Batoer te bestijgen ;
zoo iets was nog nooit gebeurd en een
Baliër zou het voorzeker ook nooit wagen
zich te begeven op het heiligdom van den
machtigen god, die boven in den vuurgloed
troont. Vooral niet meer na de zoo onge
lukkig afgeloopen poging van een 45 jaar
geleden, toen twee inlanders zich verstout
mochten niet verzwakt worden, door onaf
hankelijke rechterlijke ambtenaren naast
hen te plaatsen. Het was de resident, die
als voorzitter van den landraad de voor
naamste rol speelde bij het berechten van
misdrijven door Inlanders begaan; het was
de resident, die voor geringere vergrijpen
politierol hield en daarop,aan geen wettelijke
bepalingen gebonden, bij wijze van disci
plinaire afdoening alles strafte, wat hem
ongepast of ongeoorloofd voorkwam. Straffen
opgelegd wegens feiten gequalificecrd als:
onbeleefdheid, onverschilligheid, weaens
zich te verwonderen, onder de boompjes te
gaan liggen slapen, enz., waren niet onge
woon. De politierol was de zweep, die bij
het cultuurstelsel hoorde.
Maar de tijden veranderden.
Voornamelijk door de vaststelling van de
comptabiliteitswet, werd het zwaartepunt
van het koloniaal beleid verlegd bij de
volksvertegenwoordiging, die geen stelsel
van dwang en uitbuiting kon dulden. De
val van het cultuurstelsel werd daardoor
verhaast.
In 1867 wordt de eerste Indische
begrootidg door de Staten-Generaal vastgesteld. In
187Ükomt de Suikerwet tot stand, die, na
trapsgewijze vermindering, de
gouvernementssuikercultuurafschaft. En in datzelfde
jaar treedt de agrarische wet in werking,
welke, door toekenning van erfpachtsrecht
op woeste gronden, en door te vergunnen
om gronden van Inlauders te huren, den
weg baant tot ontwikkeling der particuliere
industrie. Het Gouvernement kwam tegen
over de Javaansche bevolking op een zui
verder standpunt te staan, niet meer als
groot werkgever, als planter en fabrikant,
op het behalen van winst belust, maar als
regeerder, wiens roeping gelegen is in bet
behartigen van de belangen van het volk.
De opkomst van de Inlandsche recht
spraak werd thans eerst mogelijk. Met
scheiding van bestuur en rechtspraak, ook
B A T O E R"
hadden dit waagstuk te ondernemen. Zij
waren hun gerechte straf dan ook niet
ontloopen. Nog vór zij halverwege den top
waren gekomen had de godheid hun een
lading gloeiende steenen toegezonden, zoo
dat de n zulke hevige brandwonden had
bekomen dat hij daaraan reeds den dag
erop was bezweken, terwijl zijn makker
krankzinnig werd van angst en kort daar
op stierf.
Na mij wat verbonden te hebben klau
terden we maar steeds verder en verder;
kwamen we uit een kuil of kloof weer eens
op een hoogere opeenstapeling van
lavabrokken, dan konden we, achterom ziende,
de dorpelingen op den heuvel heen en weder
zien loopen en met de armen zien zwaaien
en wenken. Zoo nu en dan, als de wind
naar ons toe woei, hoorden we ze schreeuwen
en gillen, doch we gingen rustig verder,
want we voelden ons volkomen veilig, daar
het voor inlanders op bloote voeten on
mogelijk is de scherpe lava te betreden.
Gelukkig had ik uit voorzorg een tweede
paar schoenen medegenomen; het paar dat
ik aan had was spoedig geheel aan flarden,
terwijl ook het nieuwe paar, bij de thuis
komst, zoo goed als versleten was. Later
hoorden we, dat vele dorpelingen gedurende
den geheelen tocht op den heuvel waren
gebleven; onze witte pakjes en de groote
witte hoeden waren als kleine stipjes tot
boven toe te volgen geweest. Toen we echter
plotseling verdwenen waren (bij het om
trekken van een kraterrand raakten we uit
't gezicht) waren vele naar huis gegaan;
het schouwspel was immers afgeloopen, we
hadden voor onze vermetelheid het ver
diende loon bekomen, de godheid had ons
aangegrepen, en in het vuur gesleurd. Daar
zouden we nu eeuwig moeten branden en
nooit zouden we meer op aarde gezien
worden.
De Batoer heeft twee groote kraters, waar
van de oostelijke het hoogste ligt en nu
nog werkzaam is. Op het zadel tusschen
beide hoofdkraters, dat we na een lang
durig en heel vermoeiend geklim over het
losliggend gesteente ten laatste bereikten,
rustten we wat uit en beklommen daarna
eerst den westelijken top. Boven gekomen
keken we neer in een diep trechtervormig
gat, welks bodem met groote steenen bedekt
was. Deze krater vertoonde geen werking,
teekening van 11'. O. J. Nieuwenkump
alleen stee-en aan den rand een ontelbaar
aantal witte zuiltjes waterdamp omhoog.
Deze damp rook sterk naar zwavel en in
den omtrek van de openingen waaruit deze
te voorschijn kwam was het gesteente geel
aangeslagen. We daalden weer naar het
zadel af en begonnen nu de beklimming
vau den hoofdkrater. We hadden het plan
gevormd dezen een eind om te trekken om
onder het laagste punt van den rand te
komen en dan al omtrekkend langzaam te
stijgen; dccn dit bleek weldra onmogelijk
te zijn. De helling was al te steil, de voeten
vonden geen steun in het dunne, korstje
dat het losliggende gruis bedekte, zoodat
we telkens omlaag zakten. Er bleef toen
niet anders over dan op handen en knieën
recht naar boven te klauteren, hoewel hier
boven ons de rand veel hooger was. Dit
lukte; wel zakten we nog steeds omlaag,
doch niet in die mate als bij ons eerste
pogen. Langzaam ging het nu de hoogte
in, in een stikkende hitte. Het was midden
op den dag, en het gesteente gloeiend heet
van loodrecht neerschietende zonnestralen.
Ik keek niet meer op naar ons doel, maar
vlak voor mij tegen de steenige helling en
kroop maar voort, telkens een stukje en
weer een stukje, liet leek me een eindelooze
tocht, een eindelooze arbeid als van een
slaaf in een tredmolen, tot opeens, en wel
zóplotseling dat mijn bloed er van stil
stond, er vór mij geen grond meer was,
maar een peillooze diepte, een gat zonder
bodem, een wand die loodrecht afdaalde
zonder einde. En in die diepte zag ik dikke
rookkolommen zich omhoog wervelen en
hoorde ik di fdreunende knallen elkaar
regelmatig opvolgen ; do loodrechte wanden
dreunden en brulden eiken slag honderd
voudig na. Toen, voor een oogenblik, be
kroop me de vrees, dat die scherpe kam
van losse puin, waarop ik was aangeland,
af zou brokkelen; dan zou er onder mij
geen steun meer zijn en ik zou naar beneden
storten. Heel voorzichtig ging ik duszit'en
met n been in, en n been buiten dat
onheilspellende gat.
De schoorsteen, op den rand waarvan ik
nu zat. daalt naar mijn meeningaf minstens
tot een eind ouder de oppervlakte van een
groot meer, ten oosten van den Batoer,
daar de dampkolonimen die er voortdurend
uit opstijgen, wel hun ontstaan danken aan
ten behoeve van den Inlander, kon worden
aangevangen. De residenten en
assistentresidenten werden ontheven van het voor
zitterschap der landradeu. De van het be
stuur onafhankelijke, rechtsgeleerde
landTii.adsvoorzitU-rs doen hun intrede.
Maar de politierol verbleefaun do bestuurs
ambtenaren. Men kwam rechtsgeleerden te
kort. Bovendien, men kon zich nog niet
geheel los maken van het denkbeeld, dat
de bestuursambtenaar rechtspraak behoeft
voor het prestige van zijn gezag. Al hadden
in de zeventiger jaren de liberale beginselen
aanmerkelijk terrein veroverd, de kracht
om door te zetten ontbrak, twijfel en onze
kerheid kenmerken de daarop volgende
periode. De politierol bleef bestaan.
echter in zoover gewijzigd, dat haar in vage
termen omschreven, haast onbegrensde be
voegdheid beperkt werd tot gevallen, bij i
wettelijke bepalingnn voorzien en met straf
bedreigd. Haar karakter van disciplinaire
btrafoefening werd dus aan de politierol ont
nomen- Op het papier althans want de
oude zuurdesem werkte na, de traditie was
te machtig. Tot orgaan van zuivere recht
spraak kon de politierol zich niet opheffen.
Door de vereeniging van bestuur en recht
spraak in n hand, bleef zij een rechtspraak
niet zelden niet bijoogmerken, soms ecu
middel om ideeën met kracht door te zetten,
om bestuursoogmerken te bereiken. Zij kon
haar arbitrair karakter niet geheel alleggen.
Maar wederom komt er een keerpunt.
Ditmaal niet door drang van bovenaf, maar
door stuwkracht van onderop. De belang
hebbenden zelven gaan zich uiten. Het
Oosten ontwaakt; ook in onzen Archipel
wrijft men zich de oogen uit] Er ontstaat,
eerst onder de Chineezen en daarna onder
de fnlauders, een beweging tot emancipatie,
met het sterk uitgesproken verlangen, om
niet onder en achter de Europeanen te
blijven, maar daarnaast te komen staan.
Een publieke opinie vormt zich, die in een
steeds groeiende Maleische pers zich weet
te uiten. Een publieke opinie die, onder
meer, haar afkeuring uitspreekt over de
politierol om baar willekeurige rechtspraak,
maar niet minder omdat zij, het voor den
niet-Enropeaan meest op den voorgrond
tredend gerecht, ook het sterkst de onge
lijkheid in de recbtsbedeeling doet uitko
men, den zich bewust wordenden Oos
erling, slechts als kwart-mensch getaxeerd,
in het daglicht plaatst, immers voor den
Europeaan de onafhankelijke, onbevoor
oordeelde, rechtskundige
landraadsvoorzitter, die als resistentierechter de politie
rechtspraak uitoefent; voor den
uiet-Europeaan, voor Chineezen en Javanen, de
leek-bestuursambtenaar, die politierol houdt
en die niet zelden partij in de zaak is. De
Kegeering trachtte aan de bezwaren tegemoet
te komen door een overdreven toepassing
van het gratierecht. Doch dit bleek slechts
een veiligheidsklep te zijn die geen baat
kon geven. Ten slolte achtte de Kegeerino
den tijd gekomen om het beginsel der
scheiding van bestuur en rechtspraak, ook
voor de politiorechtspraak over niel-Euro
peanen door te voeren.
Ook tot regceriugskringen was doorge
drongen, dat het een eisch des tijds is om
de ongelijkheid in rechtspositie tusschen
Europeanen eu niet-Europeauen, waar dit
mogelijk is, op te heffen. Ju 1914 werden
afzonderlijke rechtskundige ambtenaren mei
de politierechtspraak belast. De landrechters
gelijk zij heoten, van wie er thans reeds
dertien op Java aanwezig zijn, zullen ge
leidelijk de polietierol der Inlauders en hei
residentiege:echt (voorzooveel strafrecht
spraak betreft) der Europeanen overnemen
In de uitoefening van de politierecht
spraak door een deskundig ambtenaar, di<
vrij staat van bestuursinvloeden, ligt d(
verbetering eu de bevreJigiug. Maar hierii
niet alleen. Met het landgerecht vangt ah
het ware een nieuwe periode aan, doordien
iet water van dit meer, dat gestadig door
len bodem in den koker sijpelt.
Deschoorteen of koker, dien ik boven een 150 meter
wijd acht is dan een 1000 meter diep! In
een wolk van stof en met b on derden achter
ons aan rollende steenen, ging het weder
nel de steile helling naar omlaag. Aan den
voet van den bovensten krater gekomen,
wachtte ons weer meerdere uren geklim en
Beklauter over de lavastroomen. We namen
nu een andere richting, niet over den
nieuwen, maar over een ouderen, reeds
wat verweerden en hier en daar zelfs
beroeiden lavastroom, recht op het meer aan,
want voor het naar huis gaan, wilden we
ons verkwikken in het koele water, en de
dikke grijze laag stof ons van het lichaam
spoelen. Maar dat geklim was niet veel
minder bezwaarlijk, daar de kloven er in
nog wijder en dieper waren, en de afstand
?'eel grooter, zoodat we vrij wel uitgeput ten
laatste den oever bereikten. Van 't meer
naar huis was het nog maar een uur.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllillllllllïTll
Impressie
(Fragment)
... Lichtomhuld door tropische middag
zon, eenzaam, blokt 't bidhuisje op open
veld in de weelde van omringend
struikjewas en boomen uitgesneden; terzijde een
put, door varens dichtgegroeid, waarboven
aan molmend houtwerk katrol en ketting
roesten.
Op muren, afgebrokkeld hier en daar,
donkere zwarte openingen uit het
onbeiende binnen, als tracht hierdoor duisternis
te ontsnappen uit de enge muuromknelling,
maar terugwijkt voor den druk van het helle
zonnelicht.
Een terras op scheefgezakte kolommen
rustend, overschaduwt een portaal waar ter
weerszijden van den hoofdingang twee
in.anders zwijgend neergehurkt, dociel, als
Deelden in het halfduister. Het bruinrood
dak is groen geplekt door mosvegetatie, drukt
opdzwaar op de gevels wier groezelig
grauwwit opslorpt onverzadigd het felle licht dat
liittetrillend neerslaat.
Er is stilte; geen beweging, geen geluid!
Slechts uit de verte het angstig zoekend
koeren van een titoekoerl), als een zachte
wind de lucht doorgolvend.
Het is de stilte van een indischen middag
als de zon het zenith nadert en van uit
staal blauwen hemel zijn zengenden gloed
neerzendt op verlaten vlakten, waar bloem
en blad loorn hun stelen ter aarde trekken,
smachtend naar de koele streeling van den
avondwind
Zoo zag zij het toen zij op een barer
zwerftochten buiten de stad voor het huisje
kwam, en onwillekeurig haar paard inhield,
onder den indruk; het was een aanblik van
vCrwaarloozing en vereenzaming, ontroerend
door de armoede die uit elk onderdeel sprak.
Een immense droefheid beving haar, een
droefheid grondeloos diep, maar mooi, god
delijk heerlijk, die ze zou willen uitsnikken,
uitscbreien in een stil hoekje; ze voelde de
ellende haar omzweven, de ellende van heiv
die herwaarts komen om vertroosting te
vinden in hun kleurloos bestaan, dat ze toch
geduldig leiden: en juist dit was voor haar
het tragische moment, dat die duizenden
zich hun ellende niet bewust waren . . .
Langzaam opent zich een deur en uit
donker binnen treedt een priester op het
platvorm. Kalm en statig is zijn gang, elke
beweging beheerscht door de wijding van
het oogeublik; het lange witte priesterkleed
omsoepelt de rijzige figuur. Den fanatischen
blik in de verte borend schrijdt hij voet
voor voet naar het midden; dan de hand
palmen ten hemel keerend vór zich, het
hoofd lichtelijk opgeheven, tiilt sonoor door
de klare lucht naar alle richtingen, als ge
dragen door de kracht van het zeker weten:
Allah hoe Allah; Allah hoe Akbar!
Nog zijn de klanken niet weggestorven,
en de priester keert reeds op zijn schreden
terug, met dezelfde kalmte, denzelfden
koninklijken tred. De deur sluit zich weder
achter hem, en de roffel van den bedoek 2)
weldra gevolgd door vele andere in den
omtrek, meldt den geloovigen dat de zon
op middaghoogte staat
Lichtomhuld do-.r tropische middagzon
eenzaam, blokt 't bidhuisje op open veld.
RATU-LASGIE
1) Wilde duif.
12) lurksche trom.
alle rassen zonder onderscheid, Europeanen,
Inlauders, vreemde Oosterlingen, aan zijn
rechtspraak zijn ondi rworpen. Het heft voor
een belangrijk deel de ongelijkheid in de
rechtsbedeeling op, brengt de unificatie van
de rechtspraak, de toepassing van het be
ginsel: eenzelfde rechter voor alle rassen
zonder onderscheid, een grooten stap vooruit.
En wanneer wij in verband hiermede de
aandacht vestigen op het feit, dat de aan
het landgerecht toegevoegde riskaal-griüier
een Jnlandsch ambtenaar is. die op de
terechtzitting ook tegen den Europeeschen
beklaagde zijn requisitoir neemt, dan blijkt
hieruit, hoe de tijder, veranderen, hoe het
rassenvooroordeel aan het afnemen is.
Over het verdwijnen van de politierol
kunnen wij ons nog om een andere reden
verheugen. Als antiquiteit, met haar traditie
van slecht befaamde rechtspraak, ging zij
ook buiten den Archipel de aandacht
trekken en er toe bijdragen, om afbreuk te
doen aan onzen goeden naam in het Oosten.
De instelling van het landgerecht stuit den
voortgang biervan. En dit is van gewicht.
Want men bedenke, dat het weerbaar maken
van Indie niet alleen gelegen is in uit
breiding van vloot en leger, maar ook, en
niet minder, in het voeren van een mild
en verlicht bestuur, dat de bevolking aan
ons bindt en waarvan het Oosten gewagen
moet in dier voege, dat elk voorwendsel
tot inmenging aan buitenstaanders ontno
men wordt.