Historisch Archief 1877-1940
14 Oct. '16. No. 2051
IJ-Jt-j-vrr,
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
/Ï7
i t
Maleische Kamp voor 30 jaar
De Zorg voor 't levend Kapitaal
door H. P. TILLEMA
I beseech you to be wise,
and above all to be
wise in time.
GLADSTONE, 12-4-'66
in het parlement.
De val van 't oude Griekenland en die
van het oude Rome worden door schrijvers
over hygiënische vraagstukken in de tropen
o.a. geweten aan het endemisch optreden
der malaria. Door die ziekte zouden de
bewoners hun energie hebben verloren.
Dr. de Vogel vertoonde onder de lezing
in September 1915 voor het Koloniaal
Instituut'' het beeld van (en oude stad in
Achter Indië, waarvan de bewoners waren
uitgestorven en waarvan men niets meer
wist: ze waren door ziekten weggevaagd,
als een bewijs van vroegere energie achter
latend de machtige muren eener groote stad.
Schüffner verhaalt van dorpen op Sumatra,
uitgestorven en verlaten; de pokken hadden
de bevolking uitgeroeid. In de Minahassa,
vertelde de heer Viersen mij, gaat de be
volking physiek achteruit: Z.Ed. deelde mij
mede te vermoeden, dat dit het gevolg was
van het feit, dat de krachtige jonge mannen
al vele tientallen van jaren aan het Ned.
Ind. leger werden afgestaan.
Wallace merkte reeds in 1859 de geweldiae
kindersterfte o.a. bij de Dajaks op. Hij
schreef dit toe aan de omstandigheid, dat
de vrouwen veel te jong reeds beginnen
aan zwaar werk, wat ze pas staken, als ze
heel oud zijn.
Prof. Nieuwenhuis merkt in zijn mooie
boek, Quer dur^h Borneo" op, dat vooral
malaria, syphilis en gonoirhoë de levens
kracht der menschen ondergraven, niet het
koppensnellen en andere onzedelijke ge
woonten. Hij verhaalt van een Dajakstarn
in de bergen, die vroeger gezond, wterbaar
en kracbiig was en naar de vlakte was
afgedaald in hel begin der 19de eeuw.
Thans, nog geen honderd jaar geleden, zijn
de leden van dien stam, slap en
energieloos, zouder eenigen ondernemingsgeest:
malaria, geslachtsziekten zouden daarvan
de oorzaak zijn.
Heele gebieden op Java zijn van geslacht
op geslacht verziekt door malaria: van de
kinderen loopt er vaak geen.enkel rond
zonder vergroote milt.
De mijnwormziekle komt eveneens veel
voor. Het voortdurende bloedverlies, wel
licht ook de giftwerking der kopklieren van
den verwekker doen onafgebroken hun ver
zwakkenden invloed gelden op het
nienschelijk organisme, zoodat een ziekte, die
de onbesmette mensen zou overwinnen, bij
de met wormen besmette tot den dood kan
leiden", zegt Leopold. Waarschijnlijk ver
hoogt de wormbesmetting de vatbaarheid
voor longontsteking, typhus, dysenterie,
enz", zegt Baeruuann. Kuenen merkt op:
Het vermoeden is gewettigd, dat een niet
gering deel van de laksheid en de traditioneele
langzaamheid van den Javaan aan deze ziekte
te wijten is. Ja, men zou er aan twijfelen,
of het mogelijk is een zoo ernstig geïnfecteerd
volk tot ontwikkeling te brengtn".
Van Deli vertelde Dr. de Vogel op de
boven aangehaalde lezing, hoe men daar
enkele jaren geleden had geklaagd over de
slechte keuring der werklieden, ingevoerd
van Midden-Java. De menschen werden na
enkele weken werk ziek, kouden zich niet
op de been houden. Bij onderzoek bleek,
dat ze allen aan mijnwormziekte leden. Op
Java, in hun dessa wonend, hadden ze het
evenwicht we en te bewaren, door geregeld
iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiHmiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiMi"»"
Bijdrage van eenJava-Chinees
door Dr. YAP HONG TJOKK
Het behoort," zegt de president onzer
Vereeniging hier te lande, de heer Yap
Hong Au, 't behoort tot den bon ton om
zich Javanen-vriend te noemen, er behoort
echter moed toe om voor de rechten der
Chineezen op te komen. . . ." Al plaatst
men zich op het standpunt van een
Chineesch gezegde: Men moet zeil' grootheid
van ziel hebben om iu dezielegrootheid van
anderen te kuniïen gelooven" toch is er
een groote innerlijke kraclit voor noodig om
een overtuiging te verkondigen, die gekant
is tegen de openbare meening. Wel schijnt
de kracht der Chineezen-vreters te verslap
pen, wel schjnt de waan, als zou ons te
onderdrukken gelijk staan met bescherming
der Javanen, langzamerhand plaats temaken
voor een gezonder opvatting, toch wil men
niet beseffen, dat in onze groep een machtig
factor ligt voor den groei eri bloei van Java.
Op het onlangs gehouden Koloniaal
Onderwijscongres hoorde men nog de meening
verkondigen, als zou 't onderwijs voor ons,
Chineezen nota bene, flink, zoo niet 't
meest, belast ng betalende groep geen
punt van overweging voor de regeering
mogen zijn. Zulks doet herinneren aan Jan
Compagnie,die een kolonie slechts bestuurde
ten tigen bate. Gelukkig dat de regeering
er in de laatste jaren anders over is gaan
denken.
Er wordt veel gesproken over opheffing
van Indië. Edoch men vergeet, dat iu een
land zoo gedraineerd van zijn kapitaal als
Indië een blijvende industrieuse, naarstige"
bevolkingsgroep, betrekkelijk niet van kapi
taal ontbloot, onmisbaar is voor /ijn voor
uitgang. Ik spreek niet van de
Buiteubezittingen, waar Chineesche koelies zorgen
voor de dividenden van de tabaksmagnaten,
en van de Chineesche mijnwerkers op iianka,
die meehelpen om de Indische begrooting
te doen sluiten. Ik blijf bij Java. Onze
toko's, overal tot iu de verst afgelegen streken
van het binnenland aanwezig, vormen de
markten, waar de desa-man met het
wereldna een paar dagen werk, er enkele rust te
gaan nemen. Nu ze op een tabaksveld
werkten, waar van zooveel vrije dagen geen
sprake was, konden ze het niet volhouden
de inspanning was te groot, het evenwichi
werd verbroken, ze werden ziek.
Nog een interessant geval deelde Dr. de
Vogel mede: een dwangarbeider was van
een mijnbouwonderneming in 't
Lampongscbe, gedrost, omdat hij het zware werk
niet kon volhouden, zooals hij zei. Hij werd
gepakt en in de gevangenis gestopt. Daar
ontdekte de geneesheer, dat de man aan
een zware mijnworminfectie leed en niel
kon werken. De man was voor zijn luiheid'
herhaaldelijk gestraft met de gevangenis,
terwijl hij volgens recht in het ziekenhuis
had moeten zijn opgenomen.
De bezoeker van Deli kan nooit nalaten
op te merken, hoe gezond, welgemoed en
krachtig het werkvolk er daar uitziet. Zie
je," zeggen ze, dat komt omdat de menschen
hier moeten werken. Niets beters voor een
tropische bevolking, dan geregelde arbeid".
Ik zal de waarde hiervan allerminst onder
schatten, maar vermoed, dat een niet ge
ling percentage van het goede physiek"
dier werklieden te danken is aan geregelde,
medisch-hygiënische controle, en van de
kostelijke maatregelen daar ten behoeve der
werklieden genomen! Mooi, heel mooi werk
op hygiënisch gebied wordt verricht daar
in htt verre kleine land der tabakkers!
Tot voorbeeld en navolging van
suikerlords e. d.
Bezien we nu de stedelijke bevolking.
In de groote centra, de havensteden, is
de sterfte ontzettend; in Tandjong Priok
zou van een kampong de kindersterfte 96
pCt. zijn. Dit beteekent, dat van de 25 levend
geborenen, er 24 in 't eerste levensjaar
reeds sterven l Batavia is de meest onge
zonde stad der tropen en der subtropen
zegt v. Gorkum in zijn bekende boek:
Ongezond Batavia". Dr. v. Dorssen's ver
slag van 1907 (geen cholerajaar) over de
hygiënische toestanden te Soerabaja, ver
meldt sterftecijfers om van te huiveien, zelfs
in een tijd als deze:
Kampong Dapoean sterfte 254.6 pCt.
Perapen 211.3
Boengoel 184
Krantangan 193
Kalisosok 223
Dr. Terburg vindt voor plaatsen bewesten
de Kalimas, dat de kinderen die er wonen,
alle aan malaria lijden! Men moet zelf
malaria hebben gehad om te voelen, hoe
die ziekte iemand lam maakt en moedeloos,
pessimistisch en onbekwaam tot werk. Dat
van een bevolking, die van geslacht op
geslacht aan die nare ziek te lijdt, onmogelijk
kracht kan uitgaan, spreekt wel van zelf.
In Samarang stierven er volgens Dr.
Lirn in 1910 alleen aan cholera 3163
menfcclicn op een bevolking van pi m. 8U.OUO
menschen. De typhus is in de groote steden
op een ontzettende wijze verspreid: in Batavia
is ze pi.m. 60 maal erger dan hier in
Nederland. Tuberculose is volgens van
Gorkum in de Indische steden vetl irger
dan in Nederland:
'k Zou door kunnen gaan. 'k Zou nog
kunnen vertellen van smartelijke gebeur
tenissen, persoonlijk ondervonden gedurende
mijn bijna 20 jarig verblijf in Samaraug.
Van nameloos Ued, oneindige zorgen van
bruin, blank en geel, van laag tot hoog
spreken de sterftestatistieken, dre de aller
laatste jaren worden opgemaakt. De vele
ziekten, die het schoone land teisteren,
oefenen, zooals boven is aangeduid, een
zeer grooten invloed ten kwade uit op de
verkeer in aanraking komt. Wat hij van
zijn oogst te veel heeft, nemen wij van hem
over en wij geven hem de producten van
Westersche nijverheid daarvoor in de plaats;
wij geven den Javaan een economische
opvoeding.
Hoeveel vertier brengen wij niet iu de
maatschappij? Hoevele Europeesche han
dels-, makelaars-, advokateukantoren zoudeu
niet moeten sluiten, als wij eens plotseling
van Java verdwenen, wat sommige christenen
wel zouden willen? En wat zou er van de
nijverheid terecht komen, als de Chineesche
ambachtslieden eens wegbleven ?
Maar ook op geestelijk terrein gaat er
kracht van ons uit.
Reeds heeft onze beweging een nrilden
invloed op de wetgeving uitgeoefend, reeds
heeft ons onvermoeid streven vruchten alge
worpen, die de geheele bevolking ten goede
komen :
De Tiong-Hwa-Hwee-Koan-bewegingheeft
den stoot gegeven, dat in. Iiidiöthaus het
onderwijs zoo uitgebreid is. Ons
vereeni*ingsleven en solidaritcitsbetuigingen
moe:en wel een grooten indruk op de Inlaudsche
jevolking hebben gemaakt. Ken voorbeeld
spreekt meer dan duizend woorden," zegt
:en Indisch gezegde; Boedi Oetomo's,
Sarekat Islams verrijzen dan ook als
padde.toeleu. Hoe laakbaarde excessen ook mogen
ijn, toch manifesteeren zij het streven van
den ontwaakten Inlauder, die erkenning
vraagt en aan het cultuurleven wil gaan
deelnemen, waarin wij, Chineezen, hem
voorgingen.
Dikwijls wordt ons verweten, dat wij onzen
blik niet enkel op Imlië willen gevestigd
houden en dat wij rneer dan ooit Chineesch
voelen. Me dunkt het is een logisch gevolg
van een samenloop van omstandigheden.
Het is ontegenzeggelijk waar, dat een
solidariteits-, een nationaliteitsgevoel het sterkst
groeit ouder den druk van benauwende
omstandigheden: 't Nederlandsche natio
nalisme heeft zijn gloed ontleend aan de
inquisitie en aan de tiende penning van
Alva. Welnu die benauwende omstandig
heden hadden wij omstreeks het begin dezer
eeuw: De ethische politiek deed haar
inenergie der bevolking en ook op de
samenleving. Nu is het eigenaardig,
dat dit van de zijde van sommigen
van hen, die Indië besturen, wel
niet wordt ontkend, maar dat !ze
toch zoo heel weinig doen, om ver
beteringen 'aan te brengen. Het
schijnt, dat ze alles verwachten van
onderwijs Het onderwijs zou de
massa opheffen in oeconomitch op
zicht en dan zou de verbetering der
slechte hygiënische toestanden auto
matisch volgen. Natuurlijk zal kennis
de toepassing der maatregelen in het
belang van de hygiëne genomen,
bevorderen, zal ze het tempo waarin
ze tot stand komen, belangrijk ver
snellen. Maar ook zonder meer onder
wijs is die verbetering zeer goed
mogelijk. Om dit te illnstreeren beeld
ik hiernaast een sterftekaart van
Samarang, gemaakt door Dr. de Vogel,
af. Uit die kaart, de sterftecijfers
over 10 jaar aangevend, welke cijfers
door latere statistieken worden be
vestigd, blijkt overduidelijk, dat de
bevolking van het Zuiden der stad
even onontwikkeld als die van 't
Noorden, daar in heel veel beter
omstandigheden verkeert dan bier.
De oorzaken hiervan op deze plaats
na te gaan, ligt niet in het bestek
van dit korte artikeltje. (Voor Neder
landsche lezers is het niet overbodig
op te merken, dat die betere om
standigheden niet te danken zijn aan hy
giënische of andere maatregelen).
Ik geef hiernaast nog een afbeelding eener
stad en wel van een deel der Chineesche
buurt in Samarang De opeenhooping van
menschen is daar schrikbarend, evenals in
Soerabaja, Batavia, Cheribon, Bandoeng,
Buitenzorg enz. enz., de sterftecijfers zijn dan
ook heel hoog. (De laatste jaren was dit
cijfer voor Samarang pi m. 60 pCt. In
Nederlandsche steden is het pi.m. 13 of lager)
Die groote opeenhooping van menschen
is ontstaan, omdat den Chinetzen een be
paald gedeelte der stad tot woonplaats was
aangewezen. Daar buiten mochten zij niel
wonen, hoe groot ook hun aantal toenam.
Een analoog geval dus van onze vroegere
vesting-teden.
Buiten de groote centra zijn de toestanden
minder slecht dan boven aangegeven. Maar
onbeschermd als de massa is, staat ze, nu
haar isolement hoe langer hoe meer wordt
opgeheven, telkens bloot aan de ravages
aangericht door infectieziekten.
De invloed ten goede van een gezond,
krachtig lichaam op den geest van het in
dividu wordt door weinigen nog ingezien,
door velen onderschat, door de groote massa
niet gevoeld. Waar de laatste jaren de be
volking door verschillende vraagstukken in
meer of mindere mate in beroering is ge
bracht, haar voormannen zich beijveren
verschillende desiderata met klem naar
voren te brengen, te propageeren, te ver
dedigen, leek het mij gewenscht toe, er
hier hun aandacht voor te vragen. Het is
een belang groot voor Indië, gri ot voor
Nederland.
Schoon is de taak die Nederland te
vervullen heeft, maar laat het denkeu aan het
woord van den grooten Gladstone: I beseech
you to be wise and above all te be wise i;
time!.... want anders is het getij verloopen.
De strijd der bevolkings
groepen in Ned.-Indië
door RE TIAÏ TJOXG
De Ncd.-Ind. samenleving vertoont ons
het naast elkaar bestaan van luhinders,
Europeanen en vreemde Oosterlingen.
Van de laatste groep vormen wij, Chinee
zen, een integreerend bestanddeel, zoodat,
wanneer sprake is van de questie der
vreemde Oosterlingen steeds het
Chineezenprohleem bedoeld wordt.
Deze drie et nographisch van elkaar
onderscheiden groepen vervullen economisch
elk een verschillende rol.
Men kau over 't algemeen zeggen, dat het
trede; in 't aanvangsstadium beeldde zij zich
in, als zouden wij een hinderpaal vormen
voor de opheffing van den Inlauder en
daarom moesten wij zooveel mogelijk klein
gehouden worden. Verder: de regeering
besloot om laudbouwcredietbanken op te
richten, waardoor onze geldhandel een
roote concurrentie ondervindt. Het
pachtenstelscl (opium-pandhuis en slachtpacht)
werd afgeschaft Niet alleen verloren daar
door velen onzer de broodwinning, niet
alleen raakten vele kapitalen vrij, maar ons
contact met het gouvernement is verbroken,
wij verloren ons publiek-rechterlijk mandaat
en daarmee onze macht en invloed. En al
waren die maatregelen, op zich zelf be
schouwd, nuttig voor het algemeen, en
laarom te prijzen, het is een feit, dat wij,
Jüineezen, economisch err maatschappelijk:
harde klappen ontvingen. En hoe was onze
wettelijke en maatschappelijke toestand in
de eerste jaren dezer eeuw? Die was als
volgt en wij maken hierbij gebruik van de
volkomen juiste woorden van een
Nederiandsch schrijver, die aan onze groep een
Beschouwing wijdde. Wij waren zonder
loofden of organen van e'enige beteekenis,
die in aanraking met het gouvernement en
iet ambtelijk element invloed konden uit
oefenen; zonder eenig politiek recht,
waarloor wij onze belangen in de wetgeving
tonden doen gelden; slechts aangewezen
op het recht van petitie tegenover een hoog
hartige en ingebeelde bureaucratie; verstoken
van onderwijs, dat kennis kan bijbrengen
als wapen in den strijd om het bestaan;
belemmerd door een passenstelsel om rnet
andere rassen te concurreeren en
onderworlen aan de polierol en aan ten minder
waardige Inlandsche strafrechtspleging" *).
Wat konden wij anders doen dan dat wij
ons krachtig aaneensloten, ons solidariteits-,
ons muioualiteitsgevoel intenser
aankweeken, wilden wij niet nog dieper tot de staat
?n inferioriteit zinken?
The Chinese people are aiming at putting
their country on au equal footing with all
*) Mr. P. H. Fromberg, De Chineesche
beweging op Java.
Dhl l VAN l IET lltUVKl.TERREIN.
ct n d C' j a 11 «V ( - c
CA o n ^ 1 1
(N;ui til' kadaslfjlr ..MM ) V
Europeesche volksdeel de groot-kapitalis
tische industrie pn wat daarmee samen
hangt, de Inlanders de voor de industrie
benoodigde consumenten en arbeidskrach
ten, de Chineezen den middenstand, een
soort van trait d'union tusschen den
grootproducent en de verbruikers vormen.
Zoodoende loopen de verschillen in rassen
paralel m<-t economisch gedefinieerde k
lassetegenslellingerr, zoodat bij voorkomende
wrijvingen onderling, rassen- en klassenstrijd
samengaan.
Het negeeren van het
klassenstrijdkarakter zou vrijwel gelijk staan met de oogen
half te openen voor dfi werkelijkheid, m.i.
zou het ontstaan en drijven van de
SarikatIslam niet voldoende verklaard kunnen
worden, indien de tegenstelling van kapitaal
en arbeid uitgeschakeld wordt uit onze
beschouwingen.
Het klassenstrijd-karakter openbaart zich
bij de S. 1., eenerzijds als verzet tegen de
regentenaristocratie, anderzijds in het stel
ling nemen, tegen de kapitalistische onder
nemers.
Sommige Europeesche bladen hebben
zich in den aanvang van de S. I.-beweging,
moeite getroost, om de bewering ingang te
doen vinden, alsof de S I. speciaal tegen
de Chineezen gericht is. Deze theorie heeft
geen stand kunnen houden tegenover het
feit, dat er stakingen orn loonsverhooging
bij de suikerfabrieken voorgevallen zijn.
Trouwens ook de Enropeesche ondernemers
zijn lang niet van de waarheid dier theorie
overtuigd, hetgeen blijkt uit de algemeene
onrust onder hen.
Wij, Chineezen, zijn op onze hoede tegen
pogingen, hierin bestaande, dat men de
aandacht van zich zelf wil afleiden en ons
tot bliksemafleiders, tot zondebokken, wil
maken.
Ons nationaliteitsgevoel brengt ons tot
aaneensluiting, onze arbeidzaamheid en
soberheid doet ons kapitaal vergaren. Ons
besef, dat onderwijs uoodig is, doet ons
streven naar de verkrijging van kennis en
wetenschap.
Met dit alles gewapend zullen wij ons
bandhaven en zijn wij voor strijd niet be
vreesd.
*
*
In de
Ganésha
Gedii-ht in pro:.n
zonnige jeugd der wereld werd hij
geboren:
de godheid met het witte olifantenhoofd en
liet roode lichaam
vlammend als de zon in het donkere heelal.
other countries," verklaarde de geestelijke
vader van de revolutie in China, Dr. Sun
Yat Seu, op zijn afscheidsreceptie voor een
internationaal publiek, en wij,
Ïndo-Chineezen, voegen er bij like Japan," dat zelfs
voor zij u in ludië geïmporteerde prostituós
een plaats in de bevoorrechte groep, de
groep der Europeanen, heelt weten te
bedingen. E J och jelui zijn geeu Chineezen,
jelui kunnen de taal niet eens," zegt een
struisvogelpoliticus tegen me. Wij antwoor
den : sedert eeuwen hebben wij ons in Indië
als afzonderlijke bevolkingsgroep, als
Chineezeugroep, gehandhaafd; onze gebruiken
en ethiek i u hoofdzaak bewaard. Ja, onze
taal is op den achtergrond geraakt (maar
dat verandert al) doch dit is niet te ver
wonderen, waar wij, blijvers, geen w
gtrekkers, leven en werken te midden van
een maatschappij, waarin voor ons vreemde
talen de heerschende zijn, Hollandsen,
Javaansch, Maleisch, en die wij vooral moeten
leeren, anders kunnen wij niet meekomen.
En of men ons coüte que coüte voor wat
anders da,n Chineezen wil aanzien, raakt
ons niet. Wij willen Chineezen wezen en
dus zijn wij Chineezen.
Al te goed weten wij, dat van
rechtstreeksche hulp van ons stamland, pas uit een
geweldige crisis herboren, inwendig en uit
wendig nog zwak, nog instabiel, weinig te
verwachten valt, maar dit verlangen wij ook
niet. Ons nationaliteitsgevoel, waarin wij
moreele kracht vinden, is ons genoeg.
Deloyaal zijn wij niet. Ook weten wij, dat
't voor sommige Nederlanders aangenamer
is als wij steeds chapcau bas" spelen en
saja.KaudjengToean" prevelen dan zwaaien
met den vlag onzer Republiek, maar een
rechtschapene kan onmogelijk ons, wegens
>ns ontwaakt nationaliteitsgevoel, onzen
moreeieii steun in den strijd, verwijten toe
dienen. Of wij op den duur
Chiueeschnatiouaal gezind zullen blijven dan wel
Indisch nationalen zullen worden is een
vraag, waarvan het antwoord afhangt van
de houding vau de Inlandsche bevolking
en van het Koloniaal beleid en vooral van
de vraag of Nederlandsen ondordaanschap
in de toekomst een vol burgerschapsrecht
In het jonge licht van den vroegen schep
pingsmorgen,
toen de dieren de vertrouwde makkers waren
dtr menschen,
werd hij geboren uit het dankbare hart der
woudbewoners.
Dankbaar was het hart der jonge menscheid,
wijl het alles vinden kon, wat het begeerde
in den onmetelijk-rijken schoot van moeder
Na'uur.
De olifant, de koning der wouden, werd de
uitverkorene
van de verbeelding der dierenvrienden.
De vormen des woudkonings immers zijn
ontzachelijk;
groot en outzachelijk als de kosmos zelve.
Zoo werd Ganésha de Vervuiler van
wenfchen"
en Ganapati werd hij de Heer der
heirscharen".
Zijn hoofd werd wit bemaald, zijn lichaam
rood;
en zie! de godheid geleek op een witte
wolk glinsterende
boven de karmozijn-roode schijf der onder
gaande zon.
In de gigantische vormen van Ganésha's
lichaam
hebben de diepten der nachten gestalte
genomen
en de grootschheid van het gansche heelal.
In den schemerigen blik zijner oogen ligt
het mysterie
nooit te peilen door het menschelijk verstand:
het nimmer te ontsluieren geheim van dood
en leven.
Maar wijsheid en viiendelijkheid, zacht
zinnigheid en kalmte
staan geschreven op zijn witte voorhoofd.*)
Ganéshn, Heer der menigten, Vervuiler van
wenschen!
Gij en uw scheppers hebt elkander lief
gehad;
gij zijt het handwerk van menschen, die u
niet vreesden,
want kinderlijke beeldingslust heeft u ge
schapen.
Wél zijt gij hun droeve, doch
uaief-eenvoiulige aanduiding
vau Hern, die is het Al, die is de onuit
puttelijke Bron,
uit Wien alle rijkdom en alle groeikracht
der aarde,
alle kennis en kunst en menschelijke wijs
heid vloeien
in een eeuwig durenden stroom van goed
heid en liefde. Noio SOEROXO.
*) In het Hindoe Balineescli pantheon
heeft Ganésha een ontaarding ondergaan,
daar hij hier een elemenent van verschrikking
in zijn trekken vertoont.
iiilliiiilmiilliiiiilliiillliiiiilliiiilliiiilliiir:i lliiiilliiiiimiilimiiiiiii
zal geven. Slechts zij even aangestipt, dat
de samenstellende bevolkingsgroepen van
het Amerikaansche of Zwitsersche volk den
blik niet buiten de grenzen richten en
l'histoire se réprte.
IIIIMIIIIMIIIIInilllilMIIIIIMII