Historisch Archief 1877-1940
V* f i
l .«
14 Oct. '16. - No. 2051
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Gresiksche mandjes-vlechtsters
Javaansohe weefster
iiiniiiiiiiiiiiiniiiHiiiiiiiiiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiiMiiiiii
Inlandsche Vrouwen-huisvlijt
Kent ge het magazijn Boeatan" te
's-Graven hage. Waart ge wel eens in die
toon- en winkelkamers der Vereenigirig
.Oost en Wesi", stapelplaatsen van
Inlandsche Kunstnijverheid, met hun permanente
tentoonstelling van huisvlijt van den
Inlander, waaronder ook de arbeid der vrouw
zoo'n voorname plaats inneemt ?
Zoo niet, laat mij u dan een bezoek aan
raden. Ge zult dan kunnen waardeeren het
werk, waarover ik hier eenige regelen wil
schrijven.
'Ge hebt familieleden in Indië. Het Indisch
troepje komt met verlof over: man, vrouw,
kinderen en baboe. Dat Indisch vrouwtje
is u onbekend, ge zijt nieuwsgierig naar
haar persoon, maar niet minder naar haar
kleeding en die van de kinderen."En wat
treft u bij nadere kennismaking terstond?
De luxueuse, tot in de puntjes nette, uit
gebreide garderobe, die het vrouwtje voor
zich zelve en de kinderen medebrengt.
Hoe keurig! al die borduursels! En je
schreef, dat er in je binnenland niets te
krijgen was", zoo waagt ge te zeggen.
't Was er ook niet" is het antwoord. Alles
naaiden wij zelve. Ik had een uitstekende
djaïd"" (naaister die in Indië tot het
huispersoneel behoort).
En als wij nu naaien" nemen als de
eenvoudigste tak van vrouwenhuisvlijt, dan
is reeds de wijze waarop djaïd" dag aan
dag op baar grondmatje gezeten dat werk
verricht een bewijs, dat de Inlandsche vrouw
met haar aangeboren kalmte, als van nature
is voorbeschikt om datgene wat zij volgens
haar aanleg en liefhebberij doet, nauw
keurig en goed tot in het kleinste kleine
te volbrengen.
Komt dit bij de simpele naaitechniek
reeds uit, nog sterker treedt het aan het
licht bij het handwerk dat wij met den
naam volkskunst bestempelen en dat de
nlandsche vrouw bestemt voor eigen
gebruik.
Daar is allereerst het vlechten. Het is'
vrouwen-, mannen-, ja zelfs kinderarbeid;
het behoort tot de alleroudste handvaardig
heid van Indische huisvlijt. Op alle^ilanden
van den Archipel wordt het met voorliefde
beoefend. De eenvoudige en gecompliceerde
vlechtsels worden gemaakt van
plantenstengels, -bladen en-vezels. Ze dienen meest
voor huishoudelijk gebruik, 't zijn: mandjes,
tasecb.cn, doozen, ook hoeden, maar bovenal
vloer- en wandmatten. In dat vlechtwerk
weten de vlechtsters met haar lenige, dunne
vingers, in systematische verdeeling van het
vlak, de sierlijkste motieven te vlechten.
Zoo'n Indische mat van eerste kwaliteit,
is in elke Nederlandsche woning een pronk
stuk, uitmuntend door soliditeit, en de
mooie mandjes, doozen en tasschen, wie
van ons heeft ze niet f zelve in bezit, of
bij anderen en in Boeatan" bewonderd.
Uit dat vlechtwerk mag vermoedelijk wel
deweefkunst zijn voortgekomen, de
practische huisvlijt bij uitnemendheid der Inland
sche vrouw. Het huisweven komt over geheel
Java en Madoera voor. In enkele streken,
voornamelijk op déeilanden in den Archipel
heeft het zelfs als ikatweven een hooge
vlucht genomen. De invoer van bedrukte
stoffen uit Europa doet zich daar nog
weinig gelden en de Indonesische vrouw
is dus bij het scheppen der weefseldoeken
en ornamenten voor eigen kleeding en die
van haar omgeving geheel aangewezen op
eigen kunst. Nog onlangs wist W. O. J.
Nieuwenkamp ons als ooggetuige te ver
halen, hoe bij de Bataks, Dajaks en de
Alfoeren van Timor en omgeving, door
hetzelfde gezin de katoen wordt verbouwd,
toebereid, gesponnen en tot doek geweven,
waarbij aan de vrouw het leeuwendeel
van al dat werk toekomt.
Door dat ikatten, het plaatselijk omwinden
en kleuruitsparen van ketting en inslag
zijn kunstwerken ontstaan van
kuituurhistorische waarde die door het weefsel
ornament een blik geven op beschaving,
zeden en gewoonten van land en volk. ??
Zoo weet de Inlandsche vrouw het weven
op te voeren tot een bij ons ongekende
hoogte. Of men de brokaatweefsels uit
Palembang, de zijden weerschijndoeken uit
Atjeh, de ikatlappen uit Bali en Soemba,
de koffoweefsels uit Sangir, de eenvoudige
katoenen ruitdoeken en zijden streepdoeken,
met of zonder flottanten inslag ziet, altijd
treft het ragfijne materiaal, de ingewikkelde
opzet op het zoo primitieve weefgetouw, en
het zoo zuivere, in kleurgehalte sober-rijke
van de techniek.
Een andere tak van huisvlijt der Indo
nesische vrouw is het batikken, het ver
sieren van wit katoenen lappen door
beteekenen met was en uitsparingsprocéd
bij het verven. Dat versieren geschiedt
meest met patronen van symbolieke
beteekenis Zoo weet J. E. Jaaper ons te ver
halen dat het patroon krarnbil satjoekil"
beduidt: een stukje klapper met een
puntig mes uit het vruchtvleesch gestoken,
toendjoeng karobban beteekent de
lotosbloem in het water, tirta tèdja is glan
zend water, enz. Slechts de Inlandsche
kan deze patroontaai ontcijferen, wij Neder
landers, aan fantasie zoo arm, staan daar
nuchter-onwetend tegenover. Het Oostersche
volk heeft een aangeboren aanleg voor de
batiktechniek, de patronen in rood,
indigoblauw, zwart en bruin, ze gaan bij traditie
over van geslacht op geslacht.
Ook de batiks zijn evenals de weefwerken
verschillend naar de streek van herkomst,
enkele verfrecepten zijn het uitsluitend
eigendom van families en daarbij is het
kleurgehalte afhankelijk van het rivier- of
bronwater waarin de doeken worden
uitgewasschen. Dit water heeft naar gelang
den aardbodem in de verschillende streken,
den eigenschap chemisch op de kleur in te
werken, zoodat voor kenners de baliks niet
alleen aan de patropnteekening doch ook
aan den toon der batik kleuren rood,
indigoblauw, zwart en bruin te herkennen zijn.
Europeesche fabrieken weten tegenwoordig
de Inlandsche batiks in kleurendruk mees
terlijk na te maken. Doch deze doeken doen
koud aan, ze missen het gevoelige, eigen
aan alle handenarbeid, het zielvolle dat de
Inlandsche huisvlijt voonons van zoo rijke
schoonheid maakt.
Met deze drie hoofdtakken van vrouwe
lijke huisvlijt heeft de Inlandsche vrouw
uit Nederlandsch-Indië ons haar kunst ge
geven, die wij vrouwen uit de koele landen
slechts bij benadering kunnen waardeeren.
Op al wat haar buigzame vingeren in de
rustige uren op het erf weten te scheppen,
hetzij zij kleeding en huishoudelijke
gebruikstukken met schelpjes en kralen ver
siert, of beteekenisvoller werk levert voor den
verkoop, altijd drukt zij er den stempel op
van groote bekoring.
Hoe lang zal dit nog duren?
De Inlandsche vrouw gaat een positie
innemen in het maatschappelijk leven. De
Westersche beschaving begint haar ten deel
te vallen.
Wij verheugen ons daarin.
Doch huisvlijt die ware schoonheid geeft,
wil rust tot scheppen en de maatschappij
vraagt krachten, die van geen rusten weten.
Zoo zal ook dat weelderige scheppings
vermogen in de kunst uit het wezen der
Indonesische vrouw verdwijnen.
ELIS. M. EOGGE
Raden Adjeng Kartini
Bij het neerschrijven van den naam Kartini
rijst haar beeld voor ons op. Kartini met
haar lieven glimlach en zachte bruine oogen.
Kartini zoo vol illusies en idealen voor de
lotaverbetering der Javaansche vrouw.
Haar groote streven was om op Java een
school te stichten, waar de inlandsche meis
jes een ruimere opvoeding konden kiijgen
dan lot nu toe het geval was, en het was
haar vaste overtuiging dat die opvoeding
zoowel aan de toekomstige moeder van een
huisgezin als aan die meisjes die een voor
een inlandsche vrouw geschikt beroep
kozen, ten goede zou komen.
Kartini's vader Raden Mas Adipati Ario
Sosroningrat, regent van Japara, was een
vooruitstrevend man en had in zooverre
met den Adat gebroken dat hij zijn doch
ters naar de lagere school voor Europeanen
zond. Toen Kartini echter op 12jarigon leef
tijd smeekte om verder te mogen leeren en
b.v. de H. B. S. te Semarang te bezoeken,
bleef haar vader onverbiddelijk, dit kon en
mocht hij niet toestaan.
Zij bleef dus thuis opgesloten in den
Kaboepaten (regentswoning) en bracht moei
lijke jaren door, zelf verder leerende en
studeerende met groote wilskracht en
energie. Zij correspondeerde met vriendin
nen in Nederland en gaf in haar brieven
uiting aan de groote gedachte die haar be
zielde; het verkrijgen van beter onderwijs
voor inlandsche meisjes.
Haar wensch om zich met haar z'usters
in Nederland verder te bekwamen voor
onderwijzeres, werd niet verwezenlijkt.
Geen teleurstelling kon haar echter ont
moedigen.
In den Kaboepaten op Japara verzamelde
zij geholpen door haar zusters een aantal
kindertjes uit haar omgeving om zich heen
aan wie zij les gaf en na haar huwelijk met
den Regent van Rembang Raden Adipati
Ario Djojo Adi Ningrat, zette zij haar arbeid
te Rembang voort.
Vier dagen na de geboorte van haar eerste
kindje op 17 September 1904 stierf zij ech
ter onverwacht, innig betreurd door allen
die haar gekend en liefgehad hadden. Eenige
jaren na haar dood verzamelde Mr. J. H.
Abendanon haar brieven die hij in 1911
uitgaf onder den titel van Van Duisternis
tot Licht".
In de inleiding scheef de heer Abendanon
dat het doel der uitgave, naast het wekken
van sympathie gelegen was in het verkrijgen
van veler medewerking tot het oprichten
van een school zooals de schrijfster zich die
gedacht had.
In Maart 1913 werd de Kartini-vereeniging
in Ned.-Indie opgericht welke ten doel heeft
een of meer scholen op te richten en in
stand te houden ten behoeve van meisjes
behoorende tot de Inlandsche bevolking.
In Nederland werd mede onder den
bezielenden invloed van wijlen Mr. C. Th. v.
Deventer opgericht de vereeniging het
Kartinifonds", dat de bovengenoemde in
Ned.-Indie gevestigde vereeniging steunt in
het bereiken van haar doel door daarvoor gel
den te verzamelen en propaganda te maken.
15 Sept. 1913 werd te Semarang de eerste
Kartinischool geopend, welke door het
Kartini-fonds gesteund wordt, evenals de
later geopende Kartinischolen te Batavia,
Buitenzorg, Madioen en Malang.
Verder is er ook nog een dergelijke school
opgericht te Cheribon, en te Tegal verscheen
een huishoudschool voor Javaansche meisjes,
genaamd Wismo Pranowo (Het Huis dat
den blik verruimt).
Deze school is opgezet door Kartini's
zuster Kardiuah, echtgenoote van den regent
van Tegal.
Wij eindigen met Kartini's eigen woor
den: En niet voor de vrouw alleen maar
voor de heele Indische maatschappij zal
't onderwijs aan meisjes een zegen zijn".
H. G. DE BOOY?BOISSEVAIN.
IIIIMIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllMIMIIIIIIIIIItttll
Javaansche batiksters
Kijkje in het eerste eigen gebouw der Kartini-school aan den Karrcweg te Semarang
imiiimittimiiMiiiiiiiii
Opleiding van Inlandsche verpleegsters
Het is van groot belang bij dezen mijl
paal, de ICO-jarige hereeniging van Indië
met het moederland, vast te stellen dat wij
in Nederlandsch-Indiöook ten aanzien van
de vrouw belangrijk zijn vooruitgegaan. Niet
alleen is door de ontwaking van de Inland
sche en Chineesche bevolking een groot aan
tal meisjes naar de verrijzende scholen toe
gestroomd, maar ook is bij vele vrouwen de
drang ontstaan om zich door menschlievend
werk voor de ge- meenschap nuttig te maken,
zich daardoor tevens een eervol bestaan
te verschaffen.
Bij gebrek aan het noodige aantal dokters
en vroedvrouwen om de geheele Inlandsche
bevolking van dienst te kunnen zijn, is het
een zegen dat er een beweging aan het
groeien is om kennis van hygiëne te doen
verbreiden door goed onderlegde Inlandscbe
ziekenverpleegsters, onder de vrouwen van
het land.
. Terwijl vroeger slechts zeer enkele vrouwen
tot vroedvrouw werden opgeleid, is thans
een school gesticht om Inlandsche
ziekenverpleegsters te kweeken, die bij voort
gezette studie, een diploma voor vroedvrouw
kunnen verkrijgen. Wie hét niet zoo ver
brengen kan, om welke reden ook, kan
met de vergaarde kennis en ontwikkeling
reeds veel nut doen in eigen gezin en in
eigen omgeving.
De stoot tot het ontstaan van die school
is gegeven door Mevrouw N. Stokvis Cohen
Stuart, die zich in 1908 als arts te Semarang
vestigde en er zich al dadelijk op heeft
toegelegd om geestdrift te wekken voor deze
zaak, waarin zij boven verwachtihg en in
toenemende mate mocht slagen. Zij heeft
grooten steun ondervonden van de Regee
ring in Indiüen in Nederland, van het Ne
derlandsche Roode Kruis, van de heeren
Dr. de Vogel en Dr. Lim, v-an Mevrouw
Lim-Bergsma en van vele anderen.
Verleden jaar is te Semarang tot stand
gekomen de Vereeniging tot bevordering
van Inlandsche ziekenverpleging." Het
bestuur is samengesteld uit Nederlandsche
en Javaansche leden; Mevrouw Stokvis is
voorzitster, Mas Soedjono secretaris. Tot
vertegenwoordigster in Nederland werd
ondergeteekende benoemd.
Delft, Wed. Mr. J. W. TH. COHEN
Oostsingel 18. STUART?ABEXDANON
miiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiimtiiiiiiiiitiiiiiiinMiiiiiiiiiiiMmiiiiii MINIMI
Indische recepten
DE BEROEMDE SPEKKOEK
Hiervoor gebruike men het liefst een
gasoven, waar onder en boven vuur is.
Een pond boter roert men een uur lang
tot schuim, roert er dan n voor n vijf
tien eidooiers door, een pond fijne witte
suiker die goed droog is, en een half pond
bloem, van meel, dan vier eetlepels fijne
illiiiliiimiiilliiliiiiiiiiliiiiiilllliillllllllllllllllllllltfllllllliliiHtlllllltlllll
kaneel, twee eetlepels fijne kruidnagelen.
Roer alles flink dooreen en voeg de yijftien
eiwitten heel stijf geklopt er bij. Men
bakt deze koek aan laagjes in een vorm. in
een oven met van onder en boven vuur.
Voor elk laagje neemt men een kopje be
slag. Elk laagje dat gaar is bestrijkt men
met een penseel met boter voordat men
het volgend laagje beslag er op doet.
M. A. v.'S.
De aangenaamste |3
voor Dames
PYJAMA'S
van
ZEFHYR FLANEL VIYELL1
f6.75 f9.50 f 13.50
in alle maten
HU/TIPT T1PTJ Koningsplein
. lUJUlüJÜfii AMSTEBDAM
iliiiiiiMmMli
Teekening voor De Amsterdammer" van George van Raemdonck
Goede Vrienden