Historisch Archief 1877-1940
24
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Oct. '16. No. 2051
De Chineezen in Indië
door TAN TJOEN HAY
Volgens de Chineesche reisbeschrijvingen
n.l,: Tao i chih lio" of Beschrijving van
de barbaren op de eilanden" geschreven
door Wang Ta Yuan in 1349 en Ying yai
sheng lan" of Beschrijving van de kust
streken aan de Oceaan" door Ma Huan in
1426, dateerde de handel tusschen Java en
China reeds van 't jaar 1279. De vorst van
Madjapahit (Java) zond zelfs twee maal een
missie naar 't Chineesche hof, eenmaal in
1282 met een gouden reliquieëu-kistje en
een ander maal in 1327 met een luipaard,
een witte aap, en een papegaai als geschenk.
Deze handel werd nog bloeiender, na de
stichting van Batavia in 1619 door Jan
Pieterszoon Coen. Hierdoor en tevens wegens
overbevolking in China vestigden zich meer
en meer Chineezen in den Oost-Indischen
Archipel, vooral op Java. Hun aantal be
draagt op dit oogenblik in geheel Indië
pl.m. 1.825.700 en op Java alleen 261000.
Het meest vindt men ze in de groote haven
steden bijv. Batavia, Semarangen Soerabaja.
Is men een baar in Indië, dan merkt men
dadelijk op, dat er onder hen twee ver
schillende gezichtslypen zijn n.l.'t maleische
en 't mongoolsche. In werkelijkheid ver
deelt men ze ook in peranakans", die een
weinig inlandsen bloed in zich hebben en
in Singkehs" (nieuwe gast), die in China
geboren zijn. Hun kleeding bestaat uit een
gekleurde pantalon en een wit katoenen jas,
volgens Chineesch model en zij die bemid
deld zijn, dragen er nog een stroo- of
vilthoed met schoenen bij of zijn Europeesch
gekleed. De arme Singkeh behoudt zijn
nationaal zomerkostuum bestaande uit blau w
katoenen pantalon en jas, een Chineesche
stroohoed en sandalen. Na de Chineesche
revolutie in 1911 is de zoo onhandige, tevens
doellooze haarvlecht voor alle mannelijke
Chineezen afgeschaft.
De vrouwenkleeding bestaat gewoonlijk
uit een saroeng" en gebloemde kabaja,
die tot over de knieën of tot aan de heupen
reikt, of bij gelegenheden uit een saroeng
en badjoe koeroeng (gesloten kabaja) van
donkerrood of lila zijden stof. Zij, die 't kun
nen missen, hebben hierbij geborduurde
sloffen aan, of dragen een Europeesch
zomerkostuum. In de steden vindt men ze
voor een paar jaar geleden nog in bepaalde
wijken door de Indische regeering aange
wezen ; maar nu dit reglement ingetrokken
is, wonen ook vele buiten hun wijk. Is een
Chinees gegoed, dan kan men dit ook zien
aan zijn woning, die ruim en groot is en
gebouwd volgens Chineesche architectuur
n.l. met geschilderde draken op de nokken
van de daken of gebouwd als Europeesche
woonhuizen.
Een algemeen Chineesch gezegde luidt:
Wij zijn hier pp Java gekomen slechts om
handel te drijven. En aldus is hun voor
naamste werkkring de handel, die hen tot
Chineesche dochters van een tokohouder
in den tuin (Buitenzorg)
iiiiiiiiiiiiiiiiHiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiiiMH
De Indo's en het Vraagstuk der
Rassenvermenging
door HENRI BOREL
Er is, voorzeker, in Ned. Indië een kleine
minderheid Tötöks" d. i. volboed
europeanen, die op Indo's neerzien, maar die be
staat nu niet precies uit de elite. Van een
algemeene achteruitstelling van Indo's heb
ik in Indië nooit iets bemerkt. Door
tendenzstukken als b.v. Dolle Hans" en, in mindere
mate Tötök en Indo", beide van Fabricius,
wordt bij het met Indië onbekende publiek
in Holland ten onrechte den indruk ge
vestigd alsof zulk eene achteruitstelling wél
bestond. Het overgroote deel der ambte
naren, officieren en handelslieden, die ik
in Indië ontmoet heb, waren Indo's. De
meeste beroemde Indische vecht-generaals
waren Indo's. Ik heb leger-commandanten,
leden van den Eaad van Indië, residenten,
feneraals, gouverneurs enz. gekend, die
ndo's waren, kortom, de allerhoogste posten
in Indië zyn door Indo's bekleed geworden,
en worden nog steeds telkens door Indo's
ingenomen.
Dit feit is op zichzelf reeds genoeg om
het fabeltje te niet te doen, als zou er in
onze koloniën een Indo-kwestie bestaan.
Wél bestaat er een Indo-pauperkwestie,
maar dat is omdat ze paupers, niet omdat
ze Indo's zijn. Er zijn trouwens ook Töt
kpaupers in Indië. Een Indo, die werken
wil, kan in Indië tot de hoogste posten
opklimmen. Indo's uit de pauper-klasse,
die te indolent of te lui zijn om te werken,
en niet vooruit komen, beweren dikwijls,
dat men hun opzettelijk achteruit zet en
hun belet vooruit te komen, omdat ze Indo's
zijn. De talrijke residenten, generaals, leden
van den Raad van Indië, en andere hooge
functionarissen, die Indo's waren, zijn de
bewijzen van het onware dezer beschuldiging.
Hier is iets zeer curieus bij op te merken.
De meeste menschen, die ik in Indië op
Indo's heb hooren afgeven waren zélf
Indo's.
Ik heb eens met een Tötök sobat" op
het bekende schabelletje" van een soos"
in een Indische gouverneurs-residentie op
de Buitenbezittingen, waar men iedereen
kent, gezeten, toen er een soiree was, en,
voor de curiositeit, hebben wij toen eens,
van al de binnenkomende dames het aantal
werkelijk volbloed Nederlandsche vrouwen
geteld. En wij kwamen toen niet verder
dan.... vier!
Dat herhaaldelijk het woord sinjo" ge
bruikt wordt, is een feit, maar het duidt
toch eigenlijk meer op karakter-eigen
schappen dan op huid-pigment. Ik heb
Tötöks in Indië gekend, die in dit opzicht
echte sinjo's" waren. Het woord sinjo"
ligt niet alleen in den mond van Tötöks.
maar ook in dien van sinjo's", ik bedoel
een onmisbare schakel maakt tusschen den
Europeaan en den Javaan. Zelfs in de kleinste
takken van dit bedrijf kan men ze vinden.
Zoo heeft men toko's (winkels) waarvan de
beste voorstelling is een Europeesche waren
huis of bazaar in 't klein. Men vindt er
van alles: consumptiewaren in blik, allerlei
dranken (zoowel alcoholische als alcohol
vrije), huishoudelijke artikelen, rookartike
len, zelfs heeren-onderkleeren, hoeden,
etc. Toko's met een bepaald soort van
artikelen zijn: fiets-, ijzer-,
manufacturenwinkels, alsmede winkels, waar allerlei soort
gedroogde visch verkrijgbaar is. Dit laatste
is een Siameesch exportartikel. Het merk
waardigste is, dat zij die pas uit China
komen en hun fortuin in den handel zoe
ken, eerst beginnen met 't venten van ge
roosterde olienoten (vrucht van de Aracnis
hypogaea). Is een aardig sommetje
bijeengespaard, dan wordt 't bedrijf veranderd in
onderaardsche tunnels en gangen teneinde
tin te winnen, aldus op 't gebied van het
mijnwezen. Hun aantal wordt op Banka op
32.187 en op Biliton op 11.905 geschat.
Op Borneo n.l. bij Montrado en Landak
in 't westen en bij Martapoera en Pasir in
T zuid-oosten van dat eiland beoefenen ze
een edeler vak uit, te weten 't wasschen en
uitgraven van goud uit de kwartsgangen ia
de oude granietblokken.
Aan de evolutie van de Indische industrie
dragen ze ook het hunne bij. Bekend zijn
de Chineesche suikerlords. Hun fabrieken
zijn meestal gelegen in Midden- en
OostJava vanwege de geschiktheid van den bo
dem voor suikerrietkultuur. Verder zijn ze
eigenaars en bestuurders van rijstmolens,
teakhoutzagerijen, arakbranderijen,
zeepfabrieken, ijs- en mineraalwaterfabrieken,
drukkerijen, meubelmakerijen (vooral zij die
afkomstig zijn uit Macao),
bioscoopgebouhooren, en zoo hij die hoorde, zonder ver
plichting om ze te beëedigen, naar bevind
van zaken, zonder hoogere voorziening,
rechtsprak. Een tweede ongemak was 't
passenstelsel, dat vaststelde, dat elke
Chinees, die van de eene stad naar de andere
reisde, een paspoort bij zich moest hebben.
Tevens 't bij elkaar wonen in een bepaalde
wijk, door de regeering aangewezen, was
voor hun een last. Gelukkig heeft de re
geering sedert 1910 aan dit alles een einde
gemaakt. Op 't terrein van 't civielrecht en
't handelsrecht, zijn Chineezen met Euro
peanen op gelijke lijn geplaatst.
Thans 't onderwijs.
De veelbesproken, sedert 1901 op eigen
initiatief opgerichte Tiong Hoa Hwee Koan
(Chineesche schoolvereeniging) heeft op dit
oogenblik in Indië meer dan 60 scholen.
Het onderwijs is een copy van de gereor
ganiseerde lagere school in China. De
voerBoedhistische feesten te Buitzorg
Offeraltaar met offeranden in de openlucht op 't erf van een
Boedhistische tempel (bio)
Boedhistische feesten te Buitenzorg
Op den voorgrond een wierookvat, op den achtergrond de
vuurgod gezeten op een leeuw, vervaardigd van gekleurd
papier
dat van een marskramer in manufacturen
of in allerlei soorten naai- en brei artikelen.
Door noeste vlijt en spaarzaamheid en steeds
de tering naar de nering zettend, ziet men
onzen heerschap op een goeden dag als
chef in een toko optreden. Nog dient ver
meld te worden, dat zij als opkoopers van
boschproducten, huiden, rijst, peper (in de
Lampongsche districten), tabak, kapok, etc.
onmisbaar voor den Javaan zijn geworden.
Opdat zij elkaar niet te veel in de wielen
zullen rijden, is op elke handelsplaats een
Siang Boe of Siang H wee (kamer van koop
handel) opgericht, teneinde de
artikelenprijzen vast te stellen en stabiel te houden.
Ook op landbouw gebied treft men ze aan
als planters op particuliere landerijen of op
erfpachtgoederen. Dit laatste voor 75 jaren.
Eerstgenoemde landen zijn alleen gelegen
in de residentie Bantam, Batavia en
Krawang, met rijst als hoofdgewas. Daarentegen
cultiveert men op de erfpachtgoederen, thee,
koffie, kina, guttapercha, vooral in de
Preangerregentschappen en specerijen in de
Molukken. Volgens de laatste schatting is
't aantal gronden door de Chineezen in
cultuur gebracht 18.000 hectare. In tegen
stelling hiermee functionneeren ze in Deli
op de Oostkust van Sumatra niet als werk
gevers, mair als werknemers in den vorm
van koelies, en tandils (ploegbaas). Deze
Chineezen komen rechtstreeks uit China,
worden aldaar aangeworven en werken met
een vast contract.
Een geheel ander idee geeft hun
aanwezigb'id op Banka en Biliton. Hier ziet
men ze baden in 't zweet des aanschijnsin
hier: Indo's, bestorven. En ik herinner mij
een Officier van Justitie op een van Java's
grootste havenplaatsen, een echte Indo, die
zódonkergetint was, dat hij gerust voor
een inlander kon doorgaan, en die het altijd
over sinjo's" had en over sinjo-streken".
Wat de z.g. Indo-kwestie aangaat (een
kwestie, zooals ik reeds zeide, die er feitelijk
niet bestaat) verkeeren onze koloniën in
een geheel andere conditie dan b.v. de
Engelsche en dan b.v. Britsch-Indië waar
op de Eurasians" wordt neergezien. Zelfs
is ons dit in een verleden jaar uitgekomen
werk Java, Past and Present", van D. M.
Campbell (een gewezen vice-consul van
Groot-Brittannië te Semarang) verweten.
Deze echte Tötök"-Engelschman schrijft
hierin:
De afscheidingslijn is in de Britsche
koloniën streng getrokken tusschen vol
bloed-Europeanen en half casts", maar is
dit niet in Ned. Indië. Dit
iseenfouttwamlvoor de Hollanders waarschijnlijk een of
anderen dug zullen boeten. Ieder door een
Hollander erkend kind, heeft even volle en
complete rechten als een Hollander, en
zelfs als het kind niet wettig erkend is,
maakt het geen verschil voor hem. Belang
rijke gpuvernementeele posten worden tegen
woordig nu en dan bekleed door
halfbloeden".
De Indo's in onze koloniën mogen deze
uitspraak wel goed onthouden en er om
denken dat, zoo ooit onze koloniën eens
in Engelsche, of trouwens onverschillig
welke Europeesche handen overgingen, zij
direct als half-casts" uit de maatschappij
zouden worden gestooten als een minder
waardig element, terwijl zij nu dezelfde
rechten en hetzelfde aanzien hebben als
Europeanen.
In het geheele overige Oosten onze
koloniën zijn de nige uitzondering ?
wordt op de Euraziërs" neergezien, en
staan zij als een inferieur ras buiten de
society". Het vaderlijke ras heeft er de
lafheid, zijn kind niet te willen kennen,
het moederlijke ras staat het product af,
dat er niet uitsluitend toe behoort. Het
moederlijke, nog niet in
Westersch-maatschappelijken zin ontwikkeld, heeft in casu
recht pp verzachtende omstandigheden, het
vaderlijke, z.g. christelijke, kou en moest
beter weten.
Een Engelsche zendeling ia China, die
veel met Euraziërs" in aanraking is ge
weest, heeft eens verklaard: Ja, men ver
acht hier de Euraziërs en dat is in zooverre
logisch, dat zij de vruchten zijn van zondige
liefde, en daar misdadigers hun fouten niet
durven herstellen, straffen zij de vruchten
er van, hun eigen kinderen. Ik kan u ver
klaren, dat die Euraziërs, aan wien het
voorrecht te beurt viel, dezelfde opvoeding
en studie te genieten als Europeesche
wen, etc. Een ieder zal zich thans afvragen:
Hoe is 't dan gesteld met 't financiewezen
van zulk een naarstige bevolkingsgroep?
Blijven de zuurverdiende spaarpenningen
in 't land of worden ze uitgevoerd. Het
antwoord luidt beslist: neen ! Het kapitaal
blijft in Indië. Hoe dikwijls ziet men niet
Chineezen, die eigenaars zijn van landerijen,
huizen, fabrieken, bioscoopgebouwen enz.
Zij die nog families in China bezitten,
gaan naar China weer terug. Maar deze
groep van repatrieerende menschen telt
weinig leden. Tevens de onzekerheid om
in 't stamland gelijke aanspraak op be
scherming van persoon en goederen te
hebben, doet hen soms dralen dien stap te
wagen.
Daarna komt de vraag: kunnen deze
kleine kapitalisten ook Nederland ten
nutte zijn?
Ja zeker, zoolang zij Nederlandsche on
derdanen zijn, zijn ze altijd bereid om Ne
derlandsche obligatiën en effecten te
koopen. Een Chinetsche bankinstelling mist
men nog op Java. Wel hesft men in 1914
te Samarang pogingen daarvoor gedaan,
maar 't succes was gering. Toch heelt men
Chineezen bij 't bankwezen n.l bij Euro
peesche banken voornamelijk als kassiers.
Aangaande de rechtstoestand van den
Chinees, bij de strafrechtspleging werd hij
gelijk gesteld met de inlanders. /oD uioest
hij voor een paar jaren geleden, indien hij
tegen de wet gezondigd had, vaor de gehate
polide-rol" verschijnen, waar een
iniandsche bestuursambtenaar, chef van de po
litie, zonder verplichting orn getuigen te
jongelui, deze laatsten in menig opzicht
van moraal, intelligentie en gevoel de baas
zijn."
Ook lord Kitchener, die den moreelen
moed had en hetgeen hij deed was voor
een Engelschman in het Oosten een heel
ding om in 't gezelschap van een Euraziër
in 1909 van Shanghai naar Peking te reizen,
liet zich zeer gunstig over half casts'' uit.
Het is curieus, het neerzien van sommige
menschen in Indië op gemengd bloed",
omdat in Europa toch zoo goed als gén
onvermengde rassen bestaan. Het is b.v.
bekend, dat de meeste Europeesche keizers
en koningen eigenlijk vreemden zijn in het
land, waarover zij regeeren. In geheel Frank
rijk is op het oogenblik geen zuivere,
onvermengde, directe afstammeling te vinden
van de Galliërs. Welke Nederlander kan
er zich op beroemen dat in zijn eigen familie
nooit een verbintenis met buitenlaiidsch
bloed is gesloten? Nu kan een Nederlander
wel antwoorden dat die vermenging dan
toch in elk geval niet blank bloed is ge
weest, maar dat blijft altijd nog de groote
vraag. Want kruisingen van tiaksers en
Galliërs, van Romeinen en Grieken, hebben
zich indertijd weer met Arabische over
weldigers gekruist, Spanjaarden kruisten
met Mooren en kruisingen hiervan kwamen
voorzeker ook in de Nederlanden en kruisten
zich weer met Nederlandsche vrouwen in
den tijd van den 80 jarigen oorlog. Ook in
Vlaanderen, niet alleen in het bloed, maar
zelfs in de architectuur, vindt men Spaansche
invloeden.
En dan de vele kruisingen van Hunnen
indertijd met Europeanen, over bijna geheel
Europa! In Hongarije bestaat zells een
geheel volk, dat in trekken en vormen on
miskenbaar zijn Aziatische afkomst bewijst.
Hoe menige Duitscher, Hollander, Oosten
rijker, die in het Oosten op half bloeden"
neerziet, loopt niet met Aziatisch
Hunnenbloed in zijn aderen!
Nu beschikken wij, wat de vermenging
der volken aangaat, maar enkel over his
torische gegevens van eenige eeuwen, terwijl
de wereld al duizende eeuwen bestaat. Wie
kan met zekerheid zeggen, dat de tegen
woordige bekende menschenrassen niet allen
reeds vermengd en dus half-cast" zijn.
Het is nog nooit gelukt, het aantal uitge
storven rassen nauwkeurig op te geven, en
van de prae-historische rassen, waarvan hier
en daar overblijfselen zijn gevonden, is maar
miniem weinig bekend.
Het begrip ras" is iets uiterst abstracts,
en terecht heeft Prof. Broca, de grondlegger
der anthropologie, de vraag gesteld: «Waar
begint een ras en waar eindigt het?' Zelfs
al houdt men zich bij de Europeesche rassen,
dan nogisdegraadvan?zuiverheid"absoluut
niet te bepalen, en is het niet zeker uit te
makeu of het autochtone of exotische rassen
taal is Mandarijn-Chineesch. De Chineesche
jeugd wordt hier gedurende 5 jaren onder
wezen in de elementaire Europeesche we
tenschappen o. a. geographie, rekenkunde,
geschiedenis, plantkunde, dierkunde, gym
nastiek, schoolhygiene, teekenen,
schoonschrijven, etc.
Heeft de leerling deze lagere school
afpeloopen, dan kan hij aansluiting vinden
bij de, door de Mandsbu-vice-koning Tuan
Fang opgerichte Nan Jang Hsuëh Chiao"
(school voor Chineesche kinderen, die ge
boren zijn in de landstreken gelegen aan
de zuidelijke zeeën van China), een zijtak
van de Nanking universiteit. Tevens worden
zij toegelaten tot de militaire school te
Paotingfu (Tschili).
Daartegenover staan de vanwege 't Gou
vernement in 1907 opgerichte
HollandschChineesche scholen waarvan er thans 17
in Indië bestaan.
Op dit moment wordt van het laatste
meer gebruik gemaakt, zoodat dit jaar op
de Hollandsch-Chineesche school te Batavia
slechts 100 nieuwe leerlingen aangenomen
kunnen worden en 100 a 200 leerlingen zijn
naar huis gestuurd wegens gebrek aan on
derwijzers. Verleden jaar werden door die
zelfde school 19 leerlingen van de 100 aan
genomen. De schaduwzijden van deze twee
scholen zijn 't volgende:
HeeftdescholierdeTiongHoa Hwee Koan
afgeloopen, dan kan hij in Jndië geen
geen hoogere particuliere betrekkingen
bekleeden, daar hij geen Hollandsch kent.
Is hij daarentegen op de Hollandsch-Chi
neesche school geweest, zoo is hij als het
zijn. Noch de monogenistische" noch de
polygenistische" scholen hebben ooit het
rassen-vraagstuk wetenschappelijk zeker op
gelost.
Ik heb, laat ik het eerlijk bekennen, dik
wijls in Indië gelachen, als ik bij officieele
gelegenheden, waar de resident een Indo
en een assistent-resident een Indo
en een militaire commandant een Indo
de autoriteiten" bij waren, een publiek,
voor drie-kwart uit Indo's bestaande, b.v.
op Koningin's Verjaardag, in de sociteit,
waar fuif' was, hoorde zingen:
Wien Neerlands bloed in d aderen vloeit,
Van vreemde smetten vrij"! (///)
Maar dan bedacht ik, dat ik door mijn
vader van een Fransjhe, en door mijn moeder
van een Veneliaansche familie afstamde,
en toch ook die strofen zong, die met mijn
afkomst geenszins in overeenstemming
waren!
De Tötöks" gelukkig zijn het er weinig
die nog op Indo's neerzien, mogen zich
wel eens bedenken, dat in de komende
eeuwen zoo goed als zeker het zoo superieur
gedachte blanke ras zich in zeer sterke
mate met Aziatische rassen, niet te ver
geten ook het Mongoolsche, zal vermengen.
Het in getal domineereiide ras van de wereld
is op 't oogenblik het Mongoolsche. Bij bena
dering wordt het gele, Mongoolsche ras op 520
millioen geschat, meer clan een derde der
geheele bevolking van de aarde. EenFransch
schrijver en journalist in het Oosten, Marcel
van Lerberghe, heeft eens beweerd, dat het
Gele Gevaar" niet van militairen aard ooit
zou worden, maar dat het bestaan zal in
een serie kruisingen van Mongoolsche rassen
met Europeesche. Door zijn afgeslotenheid
van eeuwen voor Europa heeft het Mon
goolsche ras zich tot nu toe maar weinig
met Europeesche rassen vermengd, maar in
toekomstige eeuwen zal dat anders worden,
als niet enkeleen uitschot half verhongerde
koelies, maar ook de betere klassen naar
Europa en Amerika zullen trekken.
Er is, bij eene kruising, altijd een
domineerend ras en een z.g. corrigeerende factor,
maar het domineerende ras kan ook tege
lijkertijd het eorrigeerende wezen. Bij onder
zoek is thans reeds gebleken, dat bij eene
vermenging met blank en geel, bij de hieruit
geboren Euraziërs de karaktertrekken van
net gele ras blijven domineeren, en, nog
sterker, ook bij afstammelingen, gesproten
uit kruising van zulke Euzariërs met blan
ken. Gaat dit proces, dat nu nog maar in
't klein gebeurt, in komende eeuwen in het
groot door, dan zou de predomiaeering van
Aziatisch op blank bloed een feit worden.
De vraag, of in casu het blanke dan wel
het gele ras het corrigeerende is, is moeilijk
uit te maken. Dat echter een rassen-ver
menging bijna altijd, op den duur althans,
verbetering medebrengt, is door alle
geware net geknipt voor de Indische maat
schappij, maar voor de Indo-Chineesche
samenleving deugt hij niet, daar hij van
hun zeden en gewoonten niet op de hoogte
is. Het gevolg zal niet lang uitblijven en
vroeg of laat komt hij in botsing met haar
leden, en ja zelfs misschien met zijn ouders.
Op deze wijze zijn door belachelijk en on
vermijdbaar misverstand twee niet op den
voorgrond tredende partijen ontstaan te
weten de conservatieve en moderne partij.
Ook op de Europeesche scholen worden
ze toegelaten, evenals de meer gegoede
Javaansche kinderen, ofschoon hun aantal
gering is.
Ten slotte de godsdienst.
Confusianisme of de leer van Confucius
is eigenlijk geen godsdienst, maar een po
litieke philosophie met moreele wetten.
Daarom noemt men Confucius ook de
Heilige en Groote Sociale Hervormer. In
tegenstelling met China vindt men in Indië
geen Confuciustempels.
Naast 't Confucianisme hebben we de
leer van Boedha, die in 't Chineesch de
leer van Fo heet, beroemd om haar mooie
tempels met drakenversieringen. In Indië
vindt men ze overal en zijn ze meerbekend
onder den naam van bio". Niet minder
aantrekkelijk zijn de Boedhistische feesten,
waarbij 't openlucht-altaar, geplaatst op 't
erf voor de tempel, 't meest indrukwekkend
is. Verder kan men hierbij gratis een Chi
neesche poppenspel zien en soms ook
tooneelvoorstellingen gegeven in een uit bam
boe opgetrokken theater.
Nu merkt men op, wat men in 't Westen
nooit ziet. Een Confucianistische vrouw
begeeft zich naar een Boedhistische tempel
en bid om eeuwig gelukkig, gezond en rijk
te worden.
Dus terecht heeft Dr. Wu Ting Fang
verleden jaar op een lezing in 't Interna
tional Institute te Shanghai beweerd, dat
men in China in 't dagelijksch leven niet
ri godsdienst belijdt, maar mér.
Zoo gebeurt 't ook in Indië.
Amsterdam.
Huis van een gegoeden Chinees, die buiten
de Chineesche wijk woont (Bandoeng)
leerden bewezen. De bekende Vandermonde
heeft zelfs eens verkondigd: De goede
veldheeren, de mannen van geest en van
talent, hebben hoogstwaarschijnlijk hun
superioriteit te danken aan de vermenging
der rassen, waaruit zij zijn gesproten. Daarom
hebben ook de havensteden aan zee, waar
veel vreemdelingen komen, altijd de meeste
genieën opgeleverd." Ook Buffon zag in
rassen-vermenging rassen-verbetering. Bij
paarden geeft kruising de meest superbe
typen, en zelfs doet zij allerlei ziekten ver
dwijnen.
Het idee, dat, over eenige eeuwen, het
zoo exclusief superieur gedachte blanke ras
zich met andere rassen, vooral het gele,
maar vermoedelijk ook het zwarte, zal ver
mengen, is voor menigen Tötök" een
onkraakbare noot, omdat het kleur-vooroordeel
er nog zoo bij hem inzit. Er zal echter
weinig aan te doen zijn, omdat de evolutie
der menscheurassen zich niet met
vooroordeelen kan ophouden. Die vermenging,
ook met het zwarte ras, zal noodig zijn.
De Afrikaansche rassen neem b.v. de
Ashanti-negers zijn, dit is bewezen,
physiek sterker dan de blanke. Het is beter
dat blank bloed zich met geel of zwart
mengt, dan dan dat het blanke ras er een
zou worden van gedegenereerden,
mismaakten, microcephalen, resultaat van alcoholisme
en con-sanguinische verbintenissen.
Ik ben wel wat van mijn onderwerp
Indo's" afgedwaald, maar toch niet zoo
ver als wel lijkt. Ik wilde namelijk
aantoonen, dat kruising van Europeanen met
Aziaten volstrekt geen abnormaliteit is, en
zeker geen ding van schande, en dat niemand
eigenlijk van vreemde smetten vrij" is.
De Hollanders zijn het eenige in 't Oosten
koloniseerende volk, dat den Indo, den
Euzariër, niet uit de maatschappij heeft
gestooten.
Achteruitzetting van den Indo in Ned.
Indië lijkt mij, ik zeide het reeds, een fabeltje
toe. En het spijt mij, dat door opvoeringen
als die van Fabricius' hierboven genoemde
stukken hier in Holland verkeerde ideeën
hieromtrent ontstaan bij niet met Indië
bekende menschen. De Indo's uit Tötök
en Indo" ik heb zulke typen goed leeren
kennen toen ik, gedurende drie jaar, amb
tenaar van 't Openbaar Ministerie was bij
het Residentiegerecht te Semarang zijn
genomen uit de onderste lagen der maat
schappij, maar zijn geen karakteristieke
voorbeelden van pden Indo" in 't algemeen,
en de Indo-Tötök Dolle Hans-kwestie is in
't Indische leger ondenkbaar.