Historisch Archief 1877-1940
l
14 Oct. '16. - No. 2051
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De Javaan en een Inlandsche
Groot-Industrie
De heer van Kol, wien wij over boven
staand onderwerp een bijdrage verzochten,
zendt ons de volgende beschouwingen
uit zijn rapport, waarin hij, na te hebben
gewezen op de krachtige industrie die
ten tijde der Hindoe- Vorsten op Java
bestond, aantoont hoe onder Nederlandsch
Gezag elke ontwikkeling der inlandsche
industrie in de kiem werd gesmoord.
Daarna komt hij tot de kwestie:
Zal het mogelijk zijn met den Javaan een
Qroot-Industrie in bet leven te roepen?
Zuiver agricultuur4anden iju tot
economische achterlijkheid en
intellectueelen stilstand gedoemd, want *ij
blijven veroordeeld een tribuut te be
talen aan landen, Waar men leerde de
ruWe grondstof te verwerken tot rrieer
waardevolle producten."
Minister WrttE (Mackénzie
Wallace. Russia 1912, p. 662).
Deze woorden van den grooten staatsman
schonk minister Idenburg zijn volle instem
ming toen hij, 19 November 1902, in de
Tweede Kamer de volgende verklaring
aflegde:
Java doorleeft het overgangstijdperk dat
schier alle volken moeten doormaken, na
melijk den overgang uit den zuiveren
landbouwtoestand naar de periode waarin naast
den landbouw de industrie meer op den
voorgrond treedt" (p. 147).
. Als einddoel zal men in het oog moeten
vatten een inlandsche industrie, gedreven
niet met Europeesch maar met Inlandsch
kapitaal" (p. 148).
Thans is op Java een proletariaat ont
staan in een millieu zonder kapitaal en
waarin kapitaalvorming voor den Inlauder
vrijwel onmogelijk is geworden. Van den
vooruitgang der wetenschap en techniek
trok de Javaan geen partij, en nu staat
hij in dit bedenkelijke stadium zijner eco
nomische ontwikkeling, in dit moeilijk over
gangstijdperk, ongewapend in den strijd om
het bestaan, onvoorbereid voor de zware
taak die hem wacht, een machteloos kind
gelijk, dat om redding smeekt aan de stief
moeder die het schandelijk verwaarloosde.
Dus: zoo mag het niet langer blijven!
Zonder industrieele regeneratie is \Toor
den Javaan geen meerdere Welvaart te
Wachten ; moet hij integendeel Voortdurend
achteruitgaan. Java moet dus door een
hoogere arbeidsmethode dan de landbouv?,
de technische voordeelen der groot-industrie
die in korten tijd groote voordeelen kan
voortbrengen, deelachtig worden. De strijd
om het bestaan op Java is niet zoozeer
verscherpt door het groote zielental, ook
in dun bevolkte streken wordt gebrek ge
leden ; doch door het in aanraking komen
met den wereldhandel, door de concurrentie
der buitenlandsche fabrieken, door de min
dere waarde van zijn landbouw, en door
de onttrekking naar den vreemde van
millioenen en millioenen aan land en volk;
terwijl de ontwikkeling der industrie kunst
matig of indirect werd tegengewerkt.
Vermeerdering van het productie-vermo
gen is dus noodzakelijk, en om dat te be
vorderen heeft men reeds te vele jaren
nutteloos laten verloren gaan.
De tijd der oude productiewijze is voorbij,
en de pas opkomende zal zich ontwikkelen
door het verschaffen van de gunstige voor
waarden, die op Java allén van
Regeeringswege te scheppen zijn.
Zou daarvoor de aard en het karakter
van den Javaan een onoverwinnelijk bezwaar
opleveren?
Indien de studie der volkshuishouding
ons iets heeft geleerd, is het wel de erken
ning eener voortdurende evolutie in elk
land, van elk volk; en een zij het vaak
moeizaam opstrom pelen naar het hoogere.
En waarom zou Java, dat toch niet door
heele of halve wilden wordt bewoond, en
reeds een lange beschavingsperiode door
maakte, ook niet zijn economische ontwik
keling voortzetten, slechts dan een zaak
Nederland en Indië Hereenigd
in 1816
door Prof. Dr. H. BRUGMANS
Den 19 Augustus 1816 had te Batavia
een eenvoudige maar treffende plechtigheid
plaats, waaraan na honderd jaren nog wel
mag worden herinnerd.
CommissarissenGeneraal van den Koning der Nederlanden
namen van den Engelschen
LtiitenantGouverneur het bestuur over den Jndiscben
Archipel over. De plechtigheid had plaats
in en voor het stadhuis te Batavia. Er was
muziek, kanongebulder, gej uich der menigte.
Er was het altijd treffende moment van het
neerhalen der oude en het hijschen der
nieuwe vlag; tier rees de driekleur in den
tropischen morgen ; de muziek speelde statig
het Wilhelmus, dat sedert twintig jaar hier
niet bad geklonken; er was weer een
Nederlandsch-Indië
Wat 19 Augustus 1816 daar op het stad
huisplein te Batavia geschiedde, was een
gevolg van wat ver weg in Europa was
gebeurd en overeengekomen; toen als nu
werd het lot der koloniën op de westersche
slagvelden en in de Europeesche kabinetten
beslist. Te Batavia werd eenvoudig uit
voering gegeven aan het tractaat van Londen
van 13 Augustus 1814 en dit vloeide weer
voort uit de overwinning, die de geallieerden
op Napoleon hadden behaald. Daardoor
kwam vanzelf ook de koloniale kwestie ter
tafel. Engeland was de gelukkige bezitter
van heel wat Fransche, Spaansche, Deensche
en Nederlandsche koloniën. Met Engeland
had men feitelijk alleen in deze vragen te
maken, niet alleen omdat Engeland alleen
de macht ter zee bezat, maar ook omdat er
bij de andere geallieerden geen zweem van
belangstelling voor de buiten-Europeesche
zaken te vinden was. Men moest dus te
Londen ter markt komen, en daar was alleen
te krijgen wat de baas goedschiks wilde
afstaan. Keeds vór den val van Napoleon
was de Prins van Oranje in nauwere relatie
tot de Engelsche regeering getreden om
over de teruggave der Nederlandsche kolo
niën te onderhandelen. Wijselijk beriep hij
zich daarbij niet op de brieven van Kew,
die zijn vader in Februari 1795 op verzoek
der Engelsche regeering aan de
kommandanten der Engelsche eskaders had mede
van zér langzame wording, wanneer de
Regeering niet ernstig de hand aan den
ploeg slaat. Vele landen, die eenmaal veel
overeenkomst hadden met Java, hebben
dien hoogen trap der techniek bereikt, en
nemensteeds in onze eeuw van wereldverkeer
en vooruitgang een snelleren tred aan. Wat
vroeger een eeuw eischte, wordt nu in een
korte spanne tijds afgelegd.
Neen! het is geen ijdel droombeeld dat
men door doeltreffende leiding, opvoeding
en steun den Javaan in staat zal stellen tot
het drijven eener eigen industrie in het
belang zijner eigen welvaart, terwijl hij tot
heden slechts zwoegde ten bate van
vreemden.
Zwaar is de plicht door den loop der
historie aan Nederland opgelegd; duizenden
Javanen in het industrieel grootbedrijf te
brengen tot gemeenschappelijk handelen en
doelmatig optreden is een reüzeritaak, doch
zij moet beproefd worden. Java moet zich
verheffen Uit zijn neerdrukkende ellende;
laten wij manmoedig streven naar de be
reiking van dat schoone doel. Wij mogen
niet Wanhopen aan Java's toekomst. Laat
ons iliet treuren tühet verleden, doch als
mannen den schouder zetten Onder het wiel
dat den Javaan uit het rrioeras rrtoet ver
lossen,
Java's initiatief werd met ruwe hand
onderdrukt, doch wie weet welke krachten
er nog sluimeren, tot welke grootsche dingen
de Javaan nog in staat is; de schoone
slaapster moet .gewekt worden! En het
tooverwoord is industrieele ontwikkeling,
die onmisbare voorwaarde voor beschaving
en welvaart.
En in elk geval, hoe men over een en
ander moge denken, de Regeering mag
niet langer verzuimen alle beletselen weg
te nemen, die een vrije en krachtige open
baring van het streven naar economische
ontwikkeling en meerdere welvaart van den
Inlander in den weg staan. Overgang van
den landbouw- tot de industrie-staat en
verdeeling van arbeid heeft Java noodig
om tot eenige welvaart te komen." Men
geve den Javaan althans de kans om er
zich bovenop te werken, die hem tot heden
nog steeds werd onthouden. Waarom zou
de Javaan zich niet geestelijk en stoffelijk
kunnen opheffen, een uitzonderingsgeval
zijn als iiöh tot heden nog nooit op de
wereld heeft vertoond?
Watit Java is volstrekt geert uitz
nderingsland: ditzelfde vraagstuk speelt zich at' op
de gêheele Wereld op vrijwel overal gelijke
wijze, als Onderdeel van het ev
lutieversChijtisel op den' ganschen aardbol.
Voorschoten, 6 ctober 19l6.
De Europeesche Samenleving
in Indië, voorheen en thans
door D. H. DE VRIES
Directeur van de Molukai'-he
ItandelsVennootsnhap.
Dit is een onderwerp, waarover
boekdeelen zijn vol te schrijven, eri in dit korte
bestek kan het niet anders dan hoogst
oppervlakkig behandeld worden ; het kun.
nen dus slechts enkele losse grepen zijn,
en wat het voorheen" betreft, kan ik niet
verder terug gaan dun een dertig jaar ge
leden.
De Europeesche samenleving in Indië,
welk eene samenstelling van de meest
uiteenloopende elementen l Zonen van oude
en deftige families, opnieuw den strijd des
levens aanvaardend; selfmade men" schit
terend in de glorie van het succes, het
terrein gevonden hebbende, waar energie,
werkkracht, aanleg en karakter tot volle
ontplooiing komen; Nederlanders uit alle
provincies van het rijk; vreemdelingen, het
meest Duitschers en Zwitsers, sommige
Engelschen, zeer weinigen van andere natio
naliteit, en dan een breede rij van hen,
wier wieg stond in het Morgenland,
kindeiiiiimiiiimnii
gegeven; daarin werdon de gouverneurs der
Nederlandsche koloniën aangemaand hun
gezag over te diagen aan de B itsche
bevelhebbers, daar deze de koloniën geenszins
in bezit voor den koning van Engeland,
maar in bewaring voor den Prins van Oranje
namen. Aan die brieven van Willem V
hebben de Nederlandsche gouverneurs zich
weinig gestoord; zij hebben zich verdedigd,
voor zoover hun middelen strekten.
Maar bovendien hadden Nederland en
Engeland hun koloniale verhouding in 1801;
geregeld bij den vrede van Amiens; alleen
met den toestand van dat jaar kon en be
hoefde men rekening te houden. En
ook in 1813 had de Prins van Oranje,
machtelooze balling in Engeland, niets te
eischen, weinig te vragen, alles af te wachten.
Feitelijk was toen en later de toestand zoo,
dat Engeland kon geven en nemen wat het
verkoos. Toen de Prins dan ook 30November
1813 in Nederland terugkwam, wist hij, dat
Engeland een groot deel der koloniën aan
den nieuwen staat der Nederlanden zou
teruggeven, die een vergroot gebied zou
krijgen en in verband daarmede een aan
zienlijk koloniaal gebied noodig had.
EngeUnd wilde in zijn eigen belang eenige
koloniën behouden: van Ceylon, reeds te
A miens afgestaan, was natuurlijk geen sprake
meer; ook de Kaap wilde men behouden
als station op den weg naar Indië, dus om
dezelfde reden, waarom de Compagnie zich
aan deTafelbaai had gevestigd; Dernerary,
Essequebo en Berbice, waarin veel Eugelsch
kapitaal was gestoken, wilde men ook niet
weer restitueeren. Maar voor het overige
was men bereid alles terug te geven, d.w.z.
alles wat in 1802 Nederlandsch gebied was
geweest, niet wat Nederland wel gaarne zou
willen hebben, b.v. de door Engeland retds
vroeger bezette gedeelten van den Archipel.
Op Engelsch standpunt was dat zeker ruim
gedacht. Volkomen vrijwillig en zonder
restrictie gaf Engeland aan het nieuwe
Nederland een groot koloniaal gebied terug,
waarover het volmaakt souverein kon be
schikken. Er is dan ook in Engeland zelf
heel wat te doen geweest over de/.e vrijgevig
heid van de regeering; in het Parlement
is het tractaat van 13 Augustus 1814 scherp
aangevallen en eerst met eenige moeite en
sterken aandrang der regeering aangenomen.
Dat het Parlement het tractaat ten slotte
ren des lands met Europeesche nameïi, in
groote verscheidenheid, Hoe dankbaar is
niet menige totok" geweest, bij zijn intrede
in dat vreemde oostersche leven, voor de
goede raadgevingen van hem of haar onder
de in Indië geborenen, die den schakel
vormen tusscheu het koude Westen en het
zoo moeilijk te begrijpen Oosten. En die
allen te zamen vormen de Europeesche
samenleving", waarin vooral op kleinere
plaatsen in de binnenlanden en op afge
legen buitenposten een ieder toegelaten
wordt, die Europeaan" heet, totdat de
slagboom onverbiddellijk valt voor Euro
peesche militairen beneden den rang van
officier. Die allen levende in een glazen, of
liever in een open huis, waardoor niemand
zijn waren aard op den duur kan verbergen;
waar men elkander met vrijmoedigheid be
en veroordeelt, en waardoor aan menigeen
de spiegel der zelfkennis wordt voorge
houden op een wijze, die hem zelf soms ten
hoogste verbaast, doch wat voor zijne karak
tervorming dikwijls tot voordeel was.
Hoe levendig herinner ik mij de aan
komst op de reede van Batavia Priok was
nog niet gereed met de Prinses Amalia"
van de Nederland" (electrisch licht was
nog onbekend en de lampenist fungeerde
er als barbier) en de ontvangst in dat gast
vrije, echt Indische groote huis op Tanah
abang. Het was middag, heer en vrouw
des huizes hielden hun sië'sta < niemand was
in die onmetelijke voor- en binnengalerij
te zien ; opeens eene verschijning, een
Hollandsch meisje, logee, onderwijzeres, in
sarong en kabaai, loshangend haar, de bloote
voeten in sierlijke muiltjes, tegenover den
baar in zwart lustre jasje, die niet wist, hoe
zich te houden. Toen als logeerkamer een
afzonderlijk paviljoen op dat groote erf, en
daarna de kennismaking met die echt harte
lijke, prettige, Indische gastvrijheid ; de be
koring van de Koningin van het Oosten,
dat mooie Indische Batavia van vele jaren
geleden. Thans is het er veel Europeescher
geworden; men zegt, dat men er tracht
het Haagje, of aoms wel het buitenland na
te doen. En als zij dan in een van die
restaurants op Noord wij k zitten, of dinee
ren bij een strijkje in het Hutel des Indes,
dan mopperen zij, dat het toch zoo weinig
van Centraal" heeft, en dat het op het
Rambrandtaplein zoo veel gezelliger is. Men
klaagt over de hitte, doch de koele
oudIndische huizen worden oilderWetsch ge
vonden, en sarong en kabaai Zijn in den
ban gedaan. Men gruwt van de kostelijke
rijsttalël, en bederft eetlust en maag met
den eeutonigen kost uit blikjes.
Moge de samenleving niet meer zoo
Indisch, in den goeden zin van het woord,
zijn, als vroeger, welk een groote vooruit
gang is te bespeuren, wanneer men in later
jaren, na een langdurig verblijf in het
vaderland, weder eens in Indië terugkeert,
en er nieuwe en frissche indrukken opdoet.
Hoe heerlijk is het te zien, dat de alcohol
niet meer de rol speelt van vroeger. Toen
hoorde het er bij, dat twee keer op een dag
de bitter op tafel kwam, en dat die in alle
hotels, op de Indische booten en waar niet
al a discrétion verstrekt werd. Dat was zoo
goed tegen de malaria! Vooral op de klei
nere plaatsen behoorde het tot de bon
ton" orn Zaterdagsavonds naar de soos te
gaan, er liefst tot het ochtendschot (vijf uur)
te blijven en... den Zondag met een kater
door te breügon. Kaartspelen, biljarten (liefst
potspel met een hoogen inzet), zich zoo
weinig mogelijk bewegen, meer dan het
noodigc consumeeren, dat waren in hoofd
zaak de ontspanningen van toen. Kletsen
wordt er thans nog evengoed gedaan als
vroeger, maar dat gebeurt niet alleen in
ludië.
Dat alles is veranderd door de intrede van
de sport. Tegenwoordig vindt rnen op bijna
elke plaats van eenige beteokenia een tennis
baan. Hel voetbalspel is populair geworden,
zelfs, en eigenlijk wel het meest bij de
inlanders. Fietsen zijn er in massa's. Meer en meer
is het inzicht algemeen geworden, dat gere
gelde lichaamsbeweging in de tropen nog
veel noodzakelijker is dan in de gematigde
luchtstroken. Hoe veel gezonder komen de
mensehen tegenwoordig dan ook niet uit
Indië dan vroeger !
ratificeerde, was begrijpelijk genoeg: Java
had in de laatste vijfjaren als Engelsche
bezitting millioenen gekost: men zag op
tegen het behoud van nog meer dure koloniën;
van de beteekenis en di: waarde van den
Archipel hadden eigenlijk alleen Rallies en
zijn vrienden eenig begrip.
Dat/elfde kan men tot op zekere hoogte
ook zeggen van Nederland. Java was sedert
vijf javen verloren en vór 1811 was de
communicatie zoo slecht en ongeregeld,
dat b.v. Daendels lan<rs allerlei sluipwegen
en op particuliere schepen over A i erika
eindelijk op Java kon aankomen. Men had
de relatie met ludië verloren. Omgekeerd
bestond er in sommige kringen een sterke
neiging Indië terug te winnen, zelfs een te
sterke neiging. De ministerraad, die de zaak
der koloniën had te behandelen, zond 7 Juni
1814 iustructiën dienaangaande aan onzen
gezant te Londen. Hendrik Fagel. Hooreu
wij daarover Hogendorp: ,,De ontworpen
iuatructiön strekten om alle onze oude
koloniën terug te vragen, Ceylon, bij den
vrede van \iniens afgestaan, en Negaputnam
in 178.". Ons rcgt daarop werd betoogd. Ik
was van oordeel, dat wij op de edelmoedig
heid der Engelschen on niet op ons regt
moesten bouwen1'.
Natuurlijk liep het met zulke instructiën
te Londen dadelijk mis. De instructiën'',
vertelt Hogendorp verder, -werden
vtrzonden en weiras kwam de tijding, dat lord
Castlereagh op het hoorcn van or ze cisehen,
de handeling afgebroken en verklaard had,
dat deze /aak met alle anderen in Weenen
zou verhandeld worden. Daarmede hingen
wij af van alle de strijdende belangen en
verloren eon kostelijken tijd". Hogendorp
zelf bracht evenwel alles terecht: Ik nam
de pen op en schreef een hartelijken brief
aau lord Castlereagh, Ik zond hem aan
/ijne Hoogheid, die er ilauw op antwoordde,
dog zonder zig tegen te verklaren. Ik wees
hem aan Falck die hem overschoon vond
en bad hem te verzenden". Daardoor kwamen
de onderhandelingen weer vlot; kort daarna
werd het tractaat van 13 Augustus 1814
gesloten.
De uitvoering van hel tractaat liet op zich
wachten. Men was weinig op de hoogte van
Indië en van een Indische uitrusting. De
onbeholpenheid, waarmede de eerste schepen
naar Indië na liet l ers(,el van onze vrijheid.
Het gebruik van auto's heeft ontzaglijk
toegenomen, en het vroeger meestal onbe
kende achterland is daardoor voor velen
ontsloten ; tal van schitterend mooie plekjes
in de binnenlanden en in het gebergte,
met zijn heerlijk, zenuwaterkend, koel kli
maat, worden daardoor in korten tijd onder
het bereik van den strandbewoner gebracht.
Hoe veel meer en beter wordt tegenwoordig
van het onvergelijkelijk natuurschoon van
Ifldië genoten, en hoe heerlijk is het, dat
men niet meer uitgelachen wordt, als men
enthousiast raakt over de treffende schoon
heid van het Indisch landschap. Een
goedkoope aardigheid, die mij altijd zoo geër
gerd heeft, was het, ora de zon aan te
duiden, met het epitheet van koperen
ploert"; ook Indië heeft, vooral in de ken
tering en den westmoeson zijn prachtige
lichteffecten.
De geestesrichting in Indië is wel 'Sterk
vooruitgegaan. Hoe geheel anders wordt de
inlander tegenwoordig beschouwd dan vroe
ger, al mag niet vergeten worden, dat er
ten allen tijde velen onder de Europeanen
in Indië geweest zijn, die den inlander een
goed hart toedroegen. Doch thans wordt de
drang naar ontwikkeling en beschaving,
naar onderwijs en vakopleiding, bij de
inlanders niet alleen als een natuurlijke zaak
beschouwd, doch bet wordt ook een van
de eerste plichten van Nederland, als kolo
niale mogendheid, geacht, om daaraan onbe
krompen en op ruime schaal tegemoet te
komen. Vroeger wekte dit meestal de
lachlust op. Vroeger werd het als eene uiting
van ziekelijke dwaasheid beschouwd, wan
neer beweerd werd, dat een inlander, even
goed als gij en ik, een ziel heeft, die men
moet trachten te begrijpen. Tegenwoordig
zal eerder het gevaar ontstaan dat men te
ver gaat in die richting, en dat men het
ontwikkelingsproces te veel wil verhaasten.
Wat nu te zeggen van het zoogenaamde
geestdoodende van de Indische samenleving?
Ach, waarde lezer, dat is zoo ontzettend
relatief, dat hangt geheel van de menschen
zelf af. Het meerendeel van de Nederlan
ders, die tegenwoordig naar Indië gaan,
hebben een goede opleiding gehad, hebben
middelbaar of, en niet weinigen, hooger
onderwijs genoten; op elk plaatsje van eenige
beteekenis zijn zij te vinden. Doch hoe wei
nigen voelen zich geroepen, om voor het
geestelijk leven op de plaats hunner inwo
ning iets te doen. Zij, -die het hardst mop
peren, zouden het meest er toe kunnen
bijdragen, om dit euvel te verhelpen. Ik
weet een voorbeeld van een buitenpost in
Indië, waar een vooruitstrevend altruïstisch
aangelegd man het initiatief nam tot het
oprichten van een debatingclub, die geeste
lijke ontspanning gaf aan velen. Wanneer
in Indië een organisatie tot stand kwam
in den geest van de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen hier te lande, dan zou op
tal van plaatsen, groote en kleine, het gees
telijk leven op hooger peil komen te ataan.
Wanneer men belang stelt in zijne omge
ving, vooral ook in de inlandsche bevolking,
wanneer men tracht die te begrijpen en
daarmee mede te leven, wanneer men wat
voelt voor zijn evenmensch en voor anderen
wat over heeft, dan behoeft niemand in
Indië zich te vervelen of te verkniezen.
En nu kom ik tot het voornaamste element
in de Europeescbe samenleving in Ind e:
dat is de vrouw. Ik darf met gerustheid
beweren, bijna nergens op de wereld speelt
de vrouw zulk een gewichtige rol, is de
man van haar zoo afhankelijk, voelt hij zich
zonder haar zoo hulpeloos, nergens is haar
invloed op de samenleving zógroot als in
Indië. Hoe, vooral op een kleine plaats, de
geest onder de inwoners is, hangt veel af
van de toonaangevende dames ter plaatse.
Er zijn helaas mindere godinnen onder de
dochteren Eva's, die heerschzuchtig, bab
belachtig, of kwalijknemend en twistziek
van aard, den toon hopeloos kunnen be
derven. Maar er zijn ook anderen en
menigeen denkt aan haar mot dankbaar
heid terug die zonder ophef, in stilte,
door zachtheid, een geest van vrede en
liefderijkheid verspreidden ; die op hare om
geving verheffend en veredelend ingewerkt
hebben. Hoe werden b.v. de zeden niet ver
zacht als de beheerder van een cultuur- of
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIII1I
werden uitgerust, doet soms komisch, maar
ten slotte toch weemoedig aan. Men wist
evenmin wat Indië noodig had als wat, men
zelf uit Indië kon halen. Kooplieden, die
een vracht voor Indië konden maken, waren
er eigenlijk evenmin als schippers, die de
vaart daarheen kenden. Indische oudgasten
waren er weinig in Nederland en, voor zoo
ver zij oud-ambtenaren waren der Com
pagnie, waren zij verdacht of te oud
om nog eenigen invloed te oefenen. De
eenige, die er wat meer van wist, was
Hogendorp, zoowel door eigen studie als
door medodeelingen van zijn broeder Dirk.
Maar Hogendorp kon natuurlijk niet alles
doen en aan een uitzending van dezen be
proefden staatsman naar Indië kon om meer
dan u reden niet worden gedacht.
De Commissie-Generaal, die Indië van de
Engelschen zou overnemen, bestond uit
mannen, die berekend waren voor hun taak
en die deze dan ook met goed gevolg
hebben volbracht. Do man van de meeste
beteekenis was zeker Elout, in de volle
beteekenis eon staatsman, die dan ook de
leidende figuur in de Commissie-Generaal
is geweest. Indië kende hij niet door eigen
aanschouwing; hij was er slechts eens naar
op weg geweest, in 1806, ook*als
CommissarisGeneraal, maar toen door koning Lodewijk
weer teruggeroepen. Dat was dus in zoo
verre een voordeel, dat hij stond buiten den
kring en den invloed der Indische clique,
meest oude Compagniesdienaren met oude
zonden en nieuwe begeerten. Elout wasén
man van zelfstandig oordeel, maar ook soms
onverzettelijk, zelfs koppig, ook in kleinig
heden. Ook een man, die helder uit zijn
oogen zag, maar weinig vertrouwen had in
het gezichtsvermogen van anderen. Hij had
eeu uitgebreide kennis van bestuurszaken,
vooral bezien van den stoffelijken kant en
dus wel eon man naar het hart van den
koning. Ingenomenheid met eigen verdienste
maakte hem het leven lastiger dan noodig
ware.
Zijn mede-commissaris, baron van den
Capellen was ook vrij van de Indische
traditie. Besturen had hij geleerd als gou
verneur-generaal van België. Hij zou gou
verneur-generaal worden, nadat de Com
missie-Generaal haar taak had voltooid.
Voor zulk een hoog ambt was hij zeker
geknipt. Een man van ruime kennis en
andere onderneming eene beschaafde vrouw
het huis van den Toewan besar" als
zijne echtgenoote had binnengeleid, en welk
een invloed ten goede ging niet van haar
uit, ook op de inlandsche bevolking. Ja,
groot ia de macht van de vrouw! Elk van
haar krijgt op de reis door het leven een
vaas met olie mede, en nu hangt het geheel
van haar zelf af, of zij die uitstort op de
golven, en daardoor de woedende zee doet
bedaren, dan wel, dat zij die olie giet in
het vuur, en het daardoor des te feller doet
oplaaien. Gelukkig zij, die een goed gebruik
maken van hare macht.
Wanneer vroeger een jongmensch in Indië
kwam, dan kreeg hij vaak de raadgeving,
behalve om stevig te bitteren en flink
brandysoda te gebruiken, (tegen de malatia) zoo
spoedig mogelijk een inlandsche huishoud
ster te nemen, om gauw Maleisch te leeren.
Hoe noodlottig is die raad voor velen ge
weest, en hoe zijn veelbelovende levens
daardoor te gronde gericht. Aan den anderen
kant mag ook niet vergeten worden, dat
menige goede inlandsche vrouw den
Europeanen het pionierswerk op afgelegen posten
eri den arbeid elders ook heeft mogelijk
gemaakt. Een gelukkig verschijnsel ie:het, dat
de inlandsche huishoudsters lang niet meer
zoo veelvuldig voorkomen als vroeger, en
dat weldenkenden het de jongelui afraden,
inplaats van aan te bevelen. Een groot
geluk voor de toestanden in Indië is, dat
onze Hollandsche meisjes er niet meer zoo
tegen opzien, om den man harer keuze te
volgen naar Indië; daardoor gaat de samen
leving er ontegenzeggelijk vooruit. Doch
voor n ding moeten zij oppassen: dat zij
het lieve neusje niet ophalen voor alles wat
indisch is, dat zij te select en exclusief
worden; anders missen zij haar mooie roe
ping in het nieuwe land harer inwoning.
Een feit van groote beteekenis in latere
jaren is de Kartini-beweging, het streven
om do inlandscho vrouw te verheffen en
te ontwikkelen; dat is teekenend voor het
hooger peil, waarop de geestesrichting in
Indië tegenwoordig staat. Werkt men krach
tig in die richting door, en slaagt men er
in het lot van de inlandsche vrouw te ver
beteren, dan wordt door haren invloed de
band tusschen Nederland en Indië des te
hechter.
Indië, het land van de onbegrensde moge
lijkheden, gaat een groote toekomst tege
moet ; Nederland heeft tot taak en tot plicht,
alles te doen, wat in zijn vermogen is, om
den vooruitgang van Indië te bevorderen.
In de eerste plaats is daarvoor noodig, dat *
de besten van Nederlands zonen en doch
teren bereid zijn tot dat doel krachtdadig
mede te werken, en, als zij naar Indië gaan,
dat zij er, in goede samenwerking met hen,
die er geboren zijn, de Europeesche samen
leving op een hoog peil brengen en houden,
zoodat die ook een voorbeeld kan zijn voor
de inlandsche bevolking.
J. A. H O E T l N G,
Hofj u weiier,
Koningsplein 11-13.
DIAMANT, PAARLBN,
PAARLBNCOLLIERS,
GOUD EN ZILVER.
Occasion: Een paarlencollier van
eerste kwaliteit 89 paarlen f7650.-;
een dito collier 91 paarlen [6500.-.
breede belangstelling, van innerlijke be
schaving en zachte humaniteit, van groote
toewijding en hoog plichtsgevoel, van fijne
vormen en aangename manieren. Minder
streng dan Elout, kon hij ook vergeven en
vergeten, waar het noodig was; maar hij
kon ook optreden en doortasten, wanneer
andere middelen hadden gefaald. Een man
van goeden wil, niet buitengewoon van
structuur, maar van de hoogere middel
maat, waaruit in den regel de goede be
stuurders voortkomen Buyskes, de derde
van het driemanschap, was schout-bij-nacht;
hij was het militaire lid der commissie;
als zoodanig was hem zijn taak aangewezen,
die hij ook naar den eisch heeft vervuld;
een man van invloed was hij voor het
overige niet.
Commissarissen-Generaal vertrokken einde
ctober 1815 uit Nederland en kwamen
19 April 1816 te Batavia aan na een vrij
bezwaarlijke reis. Eerst vier maanden daarna
konden zij hun eigenlijke taak beginnen.
Zij moesten beginnen met wat stekelige
onderhandelingen te voeren met den Engel
schen luitenant-gouverneurSirJohn Fendall,
die juist Ratlles had vervangen. Fendall had
geen instructiën om de kolonie over te geven
en zonder deze bleef hij terecht weigeren
de plechtigheid te voltrekken. Maar Elout
zag daarin een poging om Java te behouden
en gaf van die meening blijk, wat allerlei
onaangename verhoudingen gaf. Van de
Engelschen behoeft niemand hier blaam te
treffen; de slechte verbindingen in die dagen
maakten de aldoening van koloniale zaken
meer dan eens bezwaarlijk. Zoo werd het
19 Augustus 1816, voordat de Nederlandsche
vlag weer in Batavia kon worden ontplooid.
Zij waait er na honderd jaren nog even
vrij en frank als in 1816. Moge zij nog lang
daar waaien als het zichtbaar symbool van
Nederland, maar ook van Indië.