De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 14 oktober pagina 9

14 oktober 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

14 Oct. '16. No. 205 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Persoonlijke Herinneringen door Dr. EKEDERIK VAN EEDEN Niet, dat ik er ooit geweest ben. Eevenmin als mijn vader, die toch zooveel voor Indië heelt gedaan. Eevenmin als Prof. Veth, de scürijver van het beste botk over Java. Men zeide wel eens tot mijn vader dat hijf maar wijs zou doen nooit zelf naar Indië te gaan om zijn geestdrift voor Indië niet te verliezen. Dat was een hatelijkheid, die toch voor hem niet gold. Ik geloof niet dat hij teleur gesteld zou zijn, en met bitteihe.d oover Indië zou geschreeven hebben, al had hij alle ellende ervaren vaa het tropisch kli maat en de Europeesch-ludische maat schappij. Er zijn ook idealisten naar Indië gegaan op hoogen leeftijd, die nog niet uitgepraat zijn oover het heerlijke land. Misscnien zijn dat kritieklooze, onverbeeterlijke mooi-vinders. Maar de geestdrüt van mijn vader was er een, die niet alleen uitkijkt naar bloeyeude onderneemingen, hooge dividenden, goede hotels, prettige uitstapjes, Europeesch com fort en smakelijke maaltijden. Hij had niet de physieke kracht die onmisbaar is voor den ontdekkingsreiziger, maar zijn blik op Indië zou die geweest zijn van A. K. Wallace. Zijn helden waren Humbold en en Schoinburg en Livingstone forsche karakters die niet buigen en week en bitter worden door eenzaamheid, hitte en ongemak, die nooit genoeg hebben van het vreemde en onbekende, die steeds de schoonheid eq de majesteit ondergaan van het aangezicht der aarde, die rus;ig, zonder heemzucht en zonder exaltalie, de aarde zoo breed moogelijk ooverschouwen en al haar bizonderhteden waardeeren en eerbiedigen. Voor zulke menschen heeft iudie geen teleurstelling, ik weet net, al ben ik er nooit geweest. Men moet er niet heengaan terwille van het kleine groepje blanken, dat uit puur winstbejag de dreigende werking van het machtige klimaat durtt trotseeren. Die menschen werken uit accumulatie-in stinkt en het land zelf in zijn oorspron kelijkheid is hun vijand, dien ze uiijouwen als ze veilig met hun buit weer thuis zijn. Zulke gtldverzamelaars doen hun functie en zijn op zeekere wijze, zonder het zelf te besetien, weer nuttig in het groote proces van verandering eu verbinding dat de menschheid thans ondergaat Maar aan hun opinies komt geen aandacht toe. De Europeesche overheerschiug was voor Indië een noodzakelijke prikkel. Ze is tot ondergang gedoemd omdat ze als doeleind alleen geld en voordeel heeft. Zulk een streeven heeft alleen tijdelijk waarde eu zal nooit den machtigen druk van et tropisch klimaat kunnen weerstaan. Verwording en ontaarding is op den duur het lot van den Europeeschen winst-jager in de tropen. Een eigen schooue cultuur is er alleen moogelij k in de rassen die gehard zijn in dun zwaren, eeuwigen zoomer. Voor hen is het tropisch klimaat noch schadelijk, noch demoraliseerend Zie de Boro-Boedoer! Is dat een gewrocht dat getuigt van demoralisatie of decadence? Hoeveel bouwwerken heelt Europa die het er neeven zoude kannen steden ? Wie naar Indie gaat moet daarop zijn aandacht richten. Op vegetatie, op Hora en fauna en vooral op de eeuwenoudeculttiur die zich in dat land land heeft ontwikkeld. Hij moet contact zoeken met den iulander, zoowel met den Raden als met den Dessaman. Hij moet de ziel van dat volk leeren begrijpen en waardeeren. Zonder oover te slaan tot blinde bewondering, zonder aan te sporen tot al te snelle emancipatie, moet hij het vertrouwen trachten te Herwinnen Het Atjehsche jongentje (Bladzijde uit een oud reisdagboek) Aan boord v/h. s.s. ,Oranje", '2-2 Juli '1914. Te Sabang is een troepje Atjehers aan boord gekomen, die van avond, terwijl wij in de zoele nacht voortvaren, aan dek zullen dansen. Acht man stellen zich op. Smalle, don kere gezichten met diep liggende oogen on uiterst fijn besneden gezichten. De hoofd doeken zijn in vleugels opgehouden. De slanke, lenige lichamen, mager maar ele gant, steken in een wit baattje en lange, breed uitloopende zwarte broeken. In de lendendoek de gevaarlijke rentjong, het korte steekwapen, prachtig met goud ver sierd. Zij komen uit het Pedirsche, waar vele bekwame goudsmeden zijn. Er is iets indrukwekkende in die kerels, uit een onrustig en nog nauwelijks be dwongen gebied, waarvan sommigen zeker een paar jaar geleden ons nog hebben be streden, en die voor 't eerst op een Hollandsche stoomboot reizen Zulke dansers zijn gewoonlijk de swells" van de kampong, jonge lui, die bij wijze van liethebberijgezelschap het samen-dansen beoefenen. Een is de aanvoerder, de ondernemer; en aan hem behoort ook het dansjongentje toe, dat gewoonlijk van arme ouders wordt gekocht (soms ook gestolen), speciaal om zijn bouw en zijn danskunst, en geheel voor dit emplooi dient. Nu zal 't gaan beginnen. Op de luiken zit de heele scheepsbevolking, en verwaand kijken de Javaansche dat wij door onze grofheid en' hebzucht verlooren hebben. Wie met eedele bedoelingen komt, voor hem heeft Ind;e geen teleurstelling. Wie op Indie scheldt; verraadt zijn geld-makers natuur. E»n voornaam schrijfster als Augusta de Witt is door Indie niet teleurgesteld. Ook is het Droogstoppel-ras niet meer zoo mach tig als voorheen en maakt plaats voor een beeter soort blanken. Indië was voor mijn vader en mij het wonderland, in den rechten zin het land onzer droomen. Van mijn vijfde jaar af is Indië het vaste tooneel mijner droomen. Ik droom dat ik er beu, de palmen en waringin's zie, de warmte voel, de geur ruik en dan rnet groote voldoening tot mijzelven zeg: ziezoo! nu is het dan toch eindelijk waar l nu ben ik er dan toch!" Om dan steeds weereeven verbaasd wakker te worden en te bemerken dat ik weer bedroogen ben. De verzameling van Indische producten en voorwerpen op het Pavillioen te Haarlem die nu naar het Koloniaal Instituut te Amsterdam zal worden oovergebracht, is onder mijn oogen en met mijn meedewerking ontstaan. Vór mijn vijfde jaar begon het verzamelen reeds in mijn ouderlijk huis. Een boog en pijlen, en een Passar met houten figuurtjes, zooals er ook in het Ethnographisch Museum in Artis verschei denen zijn, vormden het begin. Daarna kwa men de zei dingen in groote kisten van geurig kamfer hout, die met eerbied en groote verwachting werden geoopend. Dan zag ik de bruine kakkerlakken wegloopen, die de groote reis in goede gezondheid hadden meegemaakt. Veele dagen bracht ik door in 't helpen van mijn vader, in het uitpakken, ordenen, etikettceren. Ik poetste de klewangs en krissen en ma.ndau's, ik sorteerde en etiketteerde de houderde hout soorten en veezel stoffen en alles had voor mij een groote bekooring Op de holle boovenzalen van het pavillioen waar de collectie al spoedig werd ondergebracht, was ik dag aan dag beezig en ge.ioot van de eigenaardig dufle, aromatische geur die door de kisten werd meegebracht en de gansche vertrekken vulde en van deschoone vizioenen die elk indisch voorwerp opriep. Toen kwamen ook de stopfltsschen met slangen,niet visseheu, hagedissen en insekten, die mij Hzonder inte;esseerden en de vruchten, op spiritus of nageboetseerd in was, die ik wel niet proeven kon, maar die mij, in hun oneetbare conditie, toch een illuzie gaven van hun bizondeie geu righeid en smakelijkheid. En eindelijk kwam de Gamelan waarop ik in mijn eentje poogde te speelen, mij verbeeldend in het midden van den som beren tropischen woudnacht te zitten, onder het geheimzinnig geritsel van palmbladeren en het geschreeuw van gekko of' tokèh. Nederland heeft veertig millioen inwooners" plagt mijn vader te heihal':-n, en ook deeze spreuk plaatste hij in het Koloniaal Mu seum : Jjfcter een ffntf onder de palmen dun een verbeuzeld leeven in 't vaderland'' Hij verzette zich altijd heftig teegen het voorstel om zijn collectie naar Amsterdam oover te brengen. Hij was een rechte Haar lemmer en wilde zijn schat voor Haarlem behouden. Zijn denkbeeld was dat iedere Jlollaridsche stad van eenige beteekenis etn Koloniaal Muxr.uiti behoorde ie hebben. Zoozeer voelde hij de noodzaak voor Nederland om zich nauw te verbinden met het groote, rijke tropenland, waarvan wij niet alleen zooveel stoffelijk voordeel, maar ook zooveel jongens gehurkt op hen neer, zichzelf als kultuurmenseheii beschouwend. Maar hun eerbied voor de orang blauda rijst nog, want de Atjeher is door den geheelea Archipel ontzien, eu hij heeft zich dan toch maar onderworpen ! In oen rij hebben de dansers zich opge steld en beginnen zwijgend t<j bewegen in keurig correcte, gerekte dans- en draaibewegmgen. Hun wederpartij is het 15-jarigejongentje. Dit jongentje /al ik niet licht vergeten. Er lag zoo iets ontzaglijk moois in. Het heele lichaam was als een bloemstengel, eindigend in den ranken hals. waarop het lijne hoofdje wiegde, een hoofdje met kinderlijke wa zigheid in de oogen, zooals alleen zoo'n Indisch gezichtje hebben kan. Ken beelderig pakje van zware, schit terende, gebloemde roode zijde, eu ook een ellen zwarte broek, is zijn dracht. Telkens en telken^ weerklinkt zijn zangerig, dun maar uitgehaald stemmetje, en doet de bekende nens-toonen hooren. Hij wendt zich in sierlijkeii kronkelingen en wendingen tusscheii de mannen door, de armen en handen en vingors sierlijk glijdend, en altijd zijn klagelijk liedje zingend. Zij blijven zwijgend aan 't deinen, maar vallen soms luidkeels in met eveneens lang uitgehaalde zangen. Zoo gaat hot eindeloos door. Hot zijn onophoudelijke \visselgesprekken, die soms ook in meer dan een groep gehouden worden, en dan een wedstrijd in gevatheid opleveren. Het jongentje oppert allemaal plannetjes, waar de grooten dan togen ingaan. Broeders, ik wil nam- Au.-o gaan." Wat wil je in Anso doen'.' Daar zijn zooveel tijgers, broertje." " Broeders, ik wil naar Langxar gaan." Eu zij, weer heftig1 invullend: Maar broertje, Langsar is zoo ver." " Broeders, ik wil naar Segli gaan.'' Orh broertje, in Segli is hel booze oog."" Steeds is hij bezig, nieuwe, verre be geerten te droomen, en zij, met schrik en hartstocht, brengen er hem van terug. Hij vertegenwoordigt in den dans ook de liefde, en de aanlmnkclijkheidsbetuigingen aan de vrouw worden op hem overgebracht. Zoo gaat het eindeloos metallerlei emoties, doch zeer gestyleerd. Het is beelderig en droomerig. Niet on derhoudend in den eigenlijken zin. Zij soms heftig, bezwerend. Het knaapje altijd even teer. Als de dans geëindigd is, en een der passa giers met de hoed is rondgegaan, komt het jongentje met gebogen hoofd op de dames aan, omvat ze een voor een de knieën, en drukt er een kus op. Dit is der dansers dank en groet. J. A. VAX HAMEL geestelijk goed,kun nen verwachten. De tijden verande ren snel, en de ont wikkeling neemt een richting die oovereen komt met mijns va ders beste aspiraties. De Javaan wordt niet meer beschouwd als een Koeli, alleen ge schikt om Europeesche brandkasten te vullen! De grootheid en fijnheid, de adel en de schoonheid, aangepast aan het zware, machtige kli maat, die dat oude cultuurvolk eigen is, wordt meer en meer beseft. En nog ken nen wij veel te weinig de innerlijke waarde van zijn kunst, zijn poëzie, zijn wijsheid en vooral zijn litera tuur. Daar valt voor ons nog veel te leeren. Als de Javaan zelve, nu er een scheemering van vrijheid be gint te dagen, ook maarz'n waardigheid weet te behouden en zijn zelfstandigheid weet te handhaven. Niet enkel door ge wapende weerbaarheid, maar vooral door behoud van zijn geestelijk goed. Laat hij den Europeeër niet haten en min achten, maar hem eevenmin na-aapen en blind ter wille zijn. En laat hij vooral zijn boodem niet vervreemden. Want hoe meer welvaart er komt des te feller wordt de greetigheid van hebzuchtige vreemden. Indië moet Indisch blijven, in goede ver standhouding en weederzijdsche uitwisseling met Nederland. Niet alleen moet het dessaland dessalund blijven, en door coöperatie, niet door vervreemding, tot hooger viuchtbaarheid worden gebracht maar ook de conces sies moeten worden betoomd en geregeld, opdat niet inplaats van de oude slavernij onder tiranieke hoofden, de nog erger, want verkapte slavernij ontstaat, van het Westerscbo kapitalisme. Alleen ruime, milde, maar streng gehand haafde maatreegelen kunnen bloedige re voluties voor-koomen. C. T. VAN Fragment uit te verschijnen biografie Oi'fr enkele weken zal bij de uitgevers P. N. van Kampen en Zn een biografie van C. T. van Deventer verschijnen, door dr. Colenbrander. Ve A ntxterdaitt nier" is zoo gelukkig zijn li'zera daaruit reeds een bladzijde te kunnen ?uoorleyge», en k iaat daartoe de volgende beide brieven van v. Deventer aan zijne ouders in llulland: De Indische advocaat. (Semarang, 15 Juli 1885). De indische advocaat is eigenlijk een manusje van alles." In de eerste en voornaamste plaats is hij procureur, d. w. z. hij zet rechtsge dingen op, stelt alle processtukken, zorgt voor het behoorlijk inaohtnemen van terMr, vau[0ven. Mr. Pleyte. Mr. van Deventer. Van Deventer te midden van zijn kantoorpersoneel, 1897, mijnen, en verschijnt op de wekelijksche rol van zaken om conclusiën te nemen. Pleidooien, die aan de orde komen wan neer de conclusiën van weerszijden genomen zijn, voert hij betrekkelijk zelden, daar de stof meestentijds in de conclusiën reeds wordt uitgeput. Dit is een gewoon gevolg van den enkelen rechtsbijstand, en zal denk ik na '77 (ni fallor) in Nederland wel evenzoo zijn als in Indië. Alleen in zeer ge wichtige zaken, of als men nog eenige argumenten in petto heeft, vraagt men te worden toegelaten tot het pleidooi. Ik pleitte (in civiele zaken) nog slechts twee malen, en van die keeren was het nog eens in kort geding, een procesvorm voor zeer dringende gevallen, waarbij alles in n zitting afloopt en men dus niet in de gelegenheid is schrif telijke conclusiën te nemen. Den anderen keer was het naar aanleiding van een ge houden getuigenverhoor, waarvan ik de bewijskracht (het was op verzoek der tegen partij gehouden) trachtte te ontzenuwen. Behalve deze gerechtelijke verrichtingen doet de indische advocaat veel buitengerechtelijks. In de eerste plaats het geven van adviezen, het edelste, maar tevens dik wijls het moeilijkste gedeelte van ons be roep. Het voorkomen van processen moet daarbij meer op den voorgrond staan dan het uitlokken daarvan, schoon het laatste voor den advocaat zelf dikwijls voordecligor zou zijn. Verder heelt men een uitgebreide correspondentie te voeren: adviezen aan personen in de binnenlanden, het aanmanen van slechte betalers enz., en eindelijk administratiën te voeren, hetgeen echter betrek kelijk zelden voorkomt, daar men hier bijna geen renteniers heeft. Echter, ingeval van overlijden treedt dikwijls een advocaat op als adviseur bij de boedelscheiding. Dit alles geldt voor civiele zaken. Met straf zaken komt de advocaat weinig in aan raking, en de meesten zijn dan ook slechte crirninalisten. Er komen wel veel misdrijven bij den Raad voor, doch de meeste delin quenten verlangen geen verdediger. Vragen zij er om, dan wordt een onzer a tour de DEVENTER binnenkort Wie moet naar Indië? door JAN FABIUCIUS Of ik een stukje wil schrijven over Licht en Schaduw van de Indische samenleving", zoo was de Redactie van De Amsterdammer zoo vriendelijk mij te vragen. Helaas, dat lijkt me ondankbaar werk. Immers: wat voor den n een lichtpunt is, is voor den ander een schaduw. Ik herinner mij een gesprek tnsschen een planter in de Soeudalanden eu een journalist. De planter ge raakte in vuur over het natuurschoon in de Preanger Regentschappen. De journalist maakte de opmerking: Ik hou meer van Holland ; de bergen en ravijnen en bosschen hier zijn overweldigend mooi, maar ik ver lang naar wat verandering in dat alK-s ; ik verlang naar een herfstwind, naar een winter, naar een nieuwe lente en naar een zomer, die dat alles weer nieuw voor me maakt". Hij kreeg van den planter teu antwoord : l'w verlangen is dat van een vrij willigen hongerlijder, die maandenlang ontbering wil lijden allén oni zich het genot van een warmen maaltijd in een leege maag te verschuilen". Waaruit al weer te leeren is, dat over don smaak niet valt te twisten. Daarom : liever dan naar mijn smaak de licht en schaduwzijden van het Indische leven aan te wijzen, zou ik willen trachten een algemeen antwoord te geven op de vraag: Wie moet wel naar Indië gaan en wie niet ? Wie kerngezond is, veel werklust heeft, zich aangetrokken gevoelt tot het wonen in den vreemde (want in ons Indië, dat volstrekt onjuist wel eens Grooter Neder land" wordt genoemd, i'.s men in den vreemde!), dit' ga naar Indie. Hij heeft de knus, dat hij er de schoonste jaren van zijn leven doorbrengt; hot is mogelijk, dat van het hem vreemde Indië een groote bekoring voor hem uitgaat; dat de Indische natuur, do inlandsche omgeving dermate zijn wenschen on verlangens bevredigen, dat hij er later noode of in 't geheel niet van kan scheiden. Indien men mij vroeg naar de eerste voorwaarde voor ieder, die naar Indië denkt te gaan, zou mijn antwoord dit zijn : men moet naar Indië vi.rlu.nyen! Wie dat niet doet, blijve hier. Wie er geen ideaal zoekt te verwezenlijken, detigt er niet. Wie er heen gaat met geen ander doel dan om er geld te verdienen, is er zich zelf en anderen tot last. Indië is prachtig: voor wie er Indië zoekt. Indië is afschuwelijk: voor wie er F.uropi zoekt. Men moet van Indië houden \ De planter, die niet zijn hoogste lied zingt, omdat hij voor dag eu dauw zijn tuinen" moet in trekken; die niet God-in-den-hemel dankt, dat hij daar in de bergen zijn leven mag doorbrengen ; die daarginds niet zijn huis tot zijn castlo kan maken ; die niet in de avonduren in zijn krossi malas kan luisteren iiiiiimiiiumiiiMiimiiHiimimiiMiii Mr. Andries. vór zijn terugkeer naar Nederland. róle hun toegewezen. Soms, in gewichtige gevallen, als de beklaagde een man MI bonis is, roept hij wel eens de hulp in van een advocaat. Een enkele maal gebeurt het ook dat men inlanders of Chineezen voor den Landraad verdedigt, doch wij zijn daar in den regel niet op gesteld, en houden onzen bijstand op hoogen prijs. Daar hebt ge zoo wat het beeld van denindischen advocaat Gentleman in den hoogeren zin. (Tjandi, 24 April 1887). Ik bon niet bang dat ge denken zult dat ik U minder lief heb dan vroeger; ik ben overtuigd dat ge begrijpen zult dat alleen noodzaak mi' zoo traag doet zijn met de pen; maar toch gaat het mij aan het hart en ik verwij t mij wel eens, ook in andere opzichten, mijn beter ik op te offeren aan den Mammon Doch wanneer ik mijzelven onderzoek kom ik toch tot de conclusie dat het doe l waar naar ik streef niet is het goud qua talis, maar de hoogere levensvreugden waartoe dit mijn lieve vrouw en mij toegang moet verschaffen; hoogere levensvreugden, waar onder ik versta in de eerste plaats een terugkeer in het vaderland te midden van allen die ons zoo dierbaar zijn, en voort; een onbezorgd, stil genieten van hetgeen wetenschap en kunst in Europa in al haar overvloed aanbieden. En zoodoende ver beeld ik mij dat ik den weg volgend dien ik thans volg, waarbij, ik erken het geldverdienen op den voorgrond staat, toch nie . behoef te wanhopen een gentleman te kun nen blijven in dien hoogeren zin door onzen geliefden Thackeray daaraan gegeven aan het slot van zijn Vier Georges". What is it to be a gentleman? Is it to have lofty aims, to lead a pure life, to keep your honour virgin ; to have the esteera of your fellow-citizens and the love of your fireside; to bear good fortune meekly; to suffer evil with constancy; and through evil and good rnaintain truth always?" |> een dergelijke ontboezeming zeg ik van hart. Amen", en zoolang ik nog smaak gevoel i.i zulke lectuur, twijfel ik niet aan mijzelven. naar een gamelan in de verte, had beter gedaan geen Indisch planter te worden. De bestuursambtenaar, die zich tot levenstaak gesteld heeft om zich te wijden aan land en volk, kan ten slolte bij vele teleurstel lingen neerzinken ; dat is voorgekomen ; maar hij kan zich ook een loven van elders ongekend genot scheppen. Wie zulk een taak niet van ganscher harte heeft aan vaard, bereikt in Indië op zijn best een ontevreden bestaan en pensioen. Ingenieurs, houtvesters, allen die in den regel tal van jaren in de binnenlanden moeten wonen, moeten van huis uit van dat leven houden ! Maar wie om zijn werkkring uitsluitend op de steden" in Indië is aangewezen, die mag zich wel drie maal afvragen: zal ik het doen of niet? Want meer nog dan de planter, de bestuursambtenaar, de ingenieur, de houtvester, meer dan allen die den meesten tijd in de binnenlanden doorbrengen, moet de stedeling daar zich sterk weten in zijn... eenzaamheid temid den van wat de Engelschen plegen te noe men : colonial people. Wie van het leven in de natuur houdt, vindt in heel Indië de natuur; wie van het Europeesche stadsleven houdt, vindt in de ludische steden een ge brekkige imitatie. De Europeesche samen leving te Batavia, Soerabaja, Semarang, Bandoeng is voor velen irriteei end monotoon en kleinsteedsch ; over het algemeen staan de dagelijksche gesprekken er op een laag niveau, waarop bijna ieder op den duur wordt neergetrokken; het gezinsleven wordt er zwaar gehandicapt door afmattend dag werk in een afmattend klimaat; het kunst leven is er, behoudens een enkele onder breking, miserabel. Men versta wel: de Indische levenswijze thuis wordt ook in de steden" door velen hoogelijk gewaardeerd; ook daar kan men genieten van de droomorige avondstemming vol geheimen, de mystiek van den tropischeu nacht, den rijk dom van de verkwikkende morgenuren. Maar daarmee, en met wat lectuur, en met enkele muziek-avouden, moet men dan ook zijn leven zókunnen vullen, dat de aan raking van de banaliteit van laten we nu maar voorzichtigheidshalve zeggen, drie kwart der Europeesche samenleving er in beteekenis bij wegvalt. Ik heb in Indië de gelukkigste jaren van mijn leven doorgebracht ... in mijn jeugd! In de jaren van ongetemperd op timisme. In de jaren van blijdschap om al het vreemde, dat ik er zag eu hoorde. Jaren lang. Ik heb er genoten van de weergalooze natuur, van het leven in een ongekende atmosfeer; en ik heb gezien, dat het velen ging als mij. Maar ik heb k gezien, dat velen on bevredigd leefden in de Europeesche centra van het land, ondergingen in doodelijken beuzelpraat, zich ziek werkten, Tropenkoller kregen, zenuwlijders werden, allen zin voor iets anders dan geld verloren, deel uit maakten van het ziellooze, protzige, schrik kelijk banale: colonial people. Wie naar Iudie gaat, ga er heen in zijn jeugd, met zijn idealen, met zijn optimisme, rnet zijn lust in werken en in... leeren ! En ook vooral: met eeii gezond, sterk lichaam. Zieke jongetjes, kereltjes die. alles al weten, vinden er niets dan ergernis. Dat zou zonder eeaige beteekenis zijn, als zij er niet in een heerlijk land den troebelen geest onder uit gebreide groepen Europeanen hielpen ver slechten. Als ik denk aan de mooiste jaren van mijn leven, aan de dagen en avonden, door gebracht in Java's bergen ... en dan weer aan de drommen avonturiers, die de samen leving in de steden vergiftigen, tot nadeel van het betere deel, dan ware het schrijven van een artikel over Licht en Schaduw van de Indische samenleving" misschien toch niet zoo'n ondankbaar werk geweest. Misschien ook is den lezer bij het voor gaande hier en daar wat licht en schaduw opgevallen, en dan heeft de Redactie toch haar zin. Ik wil het hopen. Maar wie naar Indie gaat, moet er jong en blij naar toe gaan! Bederf niet den lekkeren smaak van eieren door het gebruik van grofenklonterig zout. Cerebos Zout is fijn en verspreidt zich gelijkmatig. Cerebos Zout

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl