Historisch Archief 1877-1940
H». 2052
Zaterdag 21 Qctober
i*.
DE AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.90
Voor hetBuitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 1150
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/l.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
0.30
0.40
De Inhoud staat op pag. 13
DE OPENBARE SCHOOL
Wat is de eigenlijke reden, dat zoo
zeer velen, die buiten de Politieke Trust
staan, welke op 't oogenblik boven Ne
derland heerscht, opkomen tegen het
onderwijsartikel, al of niet gewijzigd,
dat hare magnaten en agenten bezig
zijn ons op te dringen?
Het kan niet zijn, dat men door de aan
hangige herziening van artikel 192 het
openbare onderwijs in onmiddellijk levens
gevaar gebracht ziet. Dit zou inderdaad
van te weinig vertrouwen in de gezonde
kracht van dat onderwijs getuigen. Ook
onder een veranderde grondwet zal daar
aan voort kunnen worden gewerkt.
Ook niet, dat men op dit oogenbiik
een tot dusverre geheel ongeschonden
principe aangetast acht. Want de nieuwe
verandering ten gunste van het bijzondere
onderwijs is slechts de voortzetting van
stappen die reeds zijn gezet; en in be
ginsel heeft veeleer de ommekeer reeds
in 1889 plaats gehad, dan nu.
Evenmin onvoorwaardelijke afkeer van
't bijzonder onderwijs; immers niemand
zal ontkennen, dat er in Nederland ook
zeer goede bijzondere scholen zijn, en
deugdelijk bijzonder onderwijs gegeven
wordt.
Maar de reden is deze: dat men thans
de politieke voormannen, vooral aan den
liberalen en socialistischen kant, over de
diepere beteekenis, welke de openbare
school voor Nederland gehad heeft en
heeft, ten eenenmale ziet heenglijden.
En dit, terwijl het overbodig zou zijn,
wanneer er meer moed en energie be
stond, om desnoods tegen eene onwillige
oppositie in, de zaak van het algemeen
kiesrecht op hare eigen verdiensten door
te zetten.
Nolens valens stelt nu de linkerzijde
een der grondgedachten van het liberale
staatsbeleid bloot, als werd er geen
principieele waarde meer aangehecht.
Deze houding zal zich ook bezwaarlijk
laten herstellen door eenig matigend of
verzoetend amendement, hoe goed be
doeld het zij. Het enkele feit, dat op deze
wijze en in dezen geest eene herziening
van ons onderwijswezen is ondernomen,
wijst op gebrek aan waardeering en wekt
ontevredenheid op.
Dat tegenover de besloten macht van
het gevormde syndicaat practisch nog
veel te bereiken zou zijn, laat zich niet
aanzien.
Toch mag nog wel eens uitdrukkelijk
nagegaan worden wat is: de beteekenis
van de openbare school voor Nederland.
* * *
De oorsprong en de reden van bestaan
van onze openbare overheidsschool is
tweeërlei.
Ten eerste: de van ouds in Nederland
bestaande begeerte om krachtig te zorgen
voor goed volksonderwijs.
Ten tweede: de evenzeer van ouds in
Nederland bestaande noodzakelijkheid,
om te waken tegen clericale
heerschen twistzucht.
Aan deze beide ontleent de openbare
school de bijzondere positie, waarin zij in
ons land is komen te staan.
Zij is voertuig van onderwijs, maar
ook draagster van staatkundig belang.
Men ziet te kort, indien men haar
alleen beschouwt uit een oogpunt van
opvoeding der jeugd; als iets dat, even
als een waterleiding of een pontveer,
net gelijk door particulieren of van over
heidswege kan worden geëxploiteerd".
Gold het alleen dezen kant, dan ware
allicht bij de zich alom ontwikkelende
warmte voor onderwijszaken, voor een
geprivilegieerd overheidsinstituut geen
reden meer. Evengoed als in sommige
andere landen, zou het bijzonder onder
wijs den voorrang of gelijken steun
kunnen krijgen.
Maar het is juist de fout, dat men
abstrateert van het land, waarmede men
te doen heeft, en van deszelfs politieke
eigenaardigheden.
Elke natie heeft hare bijzonderheden,
en voor de Nederlandsche is steeds eene
daarvan geweest, dat niet alleen gods
dienst er gemakkelijk met politiek ver
mengd wordt, maar ook: dat gods
dienstige en kerkelijke zaken er zeer veel
vuldig tot staatkundige doeleinden wor
den mzsbruikt, dat geestelijke voorgan
gers, drijvers en fractie's een overmatigen
invloed zoeken in tal van wereldsche
zaken, en dat de bevolking zich door
kerkelijke invloeden laat opzweepens
onderling in tweedracht geraakt, en daar
voor soms zelfs niet zelden de ernstigste
staatsbelangen uit het oog verliest.
En wegens de talrijke geloof sverschillen,
n wegens deze macht der kerkelijke
ultraismen, heeft Nederland hiermede steeds
rekening te houden, en moest het soms
noodwendig tot over/ze/dsbemoeiingen in
aangelegenheden ook van het godsdien
stige en kerkelijke leven komen.
Daarom gaat de vergelijking met
schooltoestanden in andere landen ook geheel
ntet op, omdat daar, b.v. in Engeland,
de verhouding tusschen godsdienst en
politiek geheel anders is.
Onze geheele geschiedenis en ook
nog 't heden, toont de juistheid van dit
alles aan. Ook eene formeele scheiding
van Kerk en Staat doet er niet aan af.
Zij heeft ongetwijfeld geleerd, dat de
overheidsbemoeiing in geestelijke zaken
uiterst terughoudend en vol respect moet
zijn; dat de godsdienst moet worden
geacht, en vrij gelaten, doch 't ge
vaar blijve erkend.
Zóis ons land niet veranderd, of
deze noodzakelijkheid bestaat onverkort
voort.
Het moge zijn, dat de politici in de
hoogere sferen of in de groote steden
het minder gevoelen. Maar te platten
lande en in de kleinere plaatsen zullen
zij nog de getuigenissen ruimschoots
kunnen vernemen, van wat ook vroeger
zoo is geweest: dat de bij zondere school
ongelukkigerwijze al te vaak een werk
tuig is voor clericale polititiek en machts
uitoefening, tot 't onderhouden van ver
deeldheid.
Daartegen is de openbare, van over
heidswege georganiseerde school een
middel geweest en gebleven. Hare recht
vaardiging en roeping: het aanmoedigen
tot verdraagzaamheid, het bevorderen
van eenheid, en het afweren van kerkelijke
overmacht op de volksgenooten en in
de algemeene zaken van staat en ge
meente.
* **
Het is daarom onjuist, critiseerend te
spreken over1 eene bevoorrechte positie
van de openbare school; en de leuze te
steunen van vrije concurrentie'. Met
volkomen ontzag voor ieders overtui
gingen kan men hier niet van gelijk
gerechtigdheid" spreken.
De bevoorrechte positie van de open
bare school is niet een toevallig of een
partijdig iets, maar zij vloeit voort
uit de levensvoorwaarden van staat en
natie. Evengoed als deze allerhande offers
mogen eisenen voor andere groote, alge
meene belangen, kunnen zij 't ook hier
doen, en vragen, dat de ouders iets afla
ten van de precies in hun geest liggende
schoolopvoeding. Daarin zullen dan 't
huisgezin en de kerk voorzien.
Ook het argument van de dubbele
betaling", dat zoo vaak wordt gebruikt
en geslikt, verliest daar tegenover alle
kracht. Zoolang de openbare school is
een nationaal belang, mogen daarvoor
des noods bijzondere offers van den be
lastingbetaler worden gevraagd.
Volledige tegemoetkoming aan de ver
schillende wenschen en overtuigingen is
hier nu eenmaal onmogelijk, en ook niet
van een liberale staatkunde te verlangen,
wil deze niet in liberale slapheid over
slaan.
De plichten, welke omgekeerd op de
openbare school rusten, zijn natuurlijk
deze: zoo dicht mogelijk tot de bedoe
lingen der ouders te naderen, en zich
ervan te onthouden zelve propaganda voor
bepaalde levensopvattingen te voeren.
Dat zij hiertoe wel is geproclameerd
en gebruikt, valt niet te ontkennen. De
kracht der beweging voor 't bijzonder on
derwijs heeft zich ongetwijfeld voor een
groot deel hieruit ontwikkeld. Het sterkste
toen na 1879 velen inderdaad zijn gaan
meenen, dat de openbare school geroe
pen was, de moderne levensbeschou
wing" te doen doordringen.
De grieve daartegen is rechtmatig. De
school moet zooveel mogelijk geven,
wat de ouders verwachten, en
anti-rgodsdienstig mag zij in geen geval zijn.
Naast allen weerzin tegen het
clericalisme past een diep gevoel voor de kracht
en de troost van het godsdienstig en
kerkelijk leven, en wanneer 't mogelijk
is, de openbare school daarin meer aan
de wenschen der ouders tegemoet te
doen komen, zal dit prijselijk liberale
politiek zijn.
Prijselijke liberale politiek zou het over
't algemeen zijn, de bevrediging te
zoekon niet in offervaardigheid tegenover 't
bijzondej onderwijs, waaraan noodwendig
eene schismatieke gedachte ten grondslag
ligt, maar in verbetering, verheffing
en veront-politiseering van het openbare
onderwijs, waarin toch steeds dp
vereenigende gedachte besloten blijft.
Dat het daarmede thans den anderen
kant wordt uitgestuurd, dat 't met
deze beteekenis van de openbare school
lichtelijk wordt genomen, dit is het,
meenen wij, wat de grieven tegen de
ingeslagen grondwetsherziening zoo sterk
doet gevoelen. v. H.
Gedrosten
Een luitenant van het Nederlandsche leger
heeft het goed gevonden, van zijn post weg
te loopen, en naar Oostenrijk te trekken om
daar dienst te nemen.
Hij kon het niet langer uithouden," zoo
vermelden onze kranten, want zijn zin om
ook heusch den oorlog mede te maken was
te groot."
En daar hij wel begreep, daarvoor geen
verlof te zullen krijgen, heeft hij het middel
aangegrepen van met de noorderzon te
deserteeren.
Reeds volgde een tweede officier zijn voor
beeld om de Oostenrijksch-Hongaarsche
armee met eenen Nederlandschen
luitenantdeserteur te verrijken.
En naar ons zoo juist bericht wordt, heb
ben twee Alkmaarsche kadetten hetzelfde
gedaan.
Het dunkt ons noodig, dat tegenover deze
manieren zeer duidelijk worde uitgesproken,
hoe verachtelijk en onverdedigbaar ieder
weldenkend Nederlander ze moet vinden.
Het is te verwachten, dat ook de militaire
autoriteit en de regeering er met alle ge
strengheid de consequenties uit trekken
zullen.
De sport zou eens aantrekkelijk mogen
worden. Reeds is het bekende officieuse
orgaan der Duitsche regeering in Nederland
daartoe min of meer gaan uitlokken, door
den ontsnapten officier de hand boven 't
hoofd te houden en zijn lof te zingen. Uit
voerig vestigt De Toekomst de aandacht op
het geval en noemt het natuurlijk principieel
niet verdedigbaar, maar tracht het
ondertusschen met de noodige verzachtende omstan
digheden aannemelijk te maken, door vooral
voor 't bekoorlijke der krijgsavonturen, het
sympathieke van de Midden-Europeesche
mogendheden en 't vervelende van het mili
taire leven in Nederland de aandacht te vragen.
Het mag natuurlijk niet, maar Boven
dien heeft immers de officier de verdienste
gehad, van indertijd in 't geïnterneerden
kamp eenige Belgen te doen doodschieten!
Enkele van onze eigen bladen hebben bij
hunne vermelding van het geval blijkbaar de
beteekenis niet genoeg doordacht, 't Is alsof
't in den grond nu niet zoo heel erg is,
en van jeugdig krijgsmansstandpunt zelfs
nog eenigszins een blijk van verschoonbare
militaire belangstelling moet worden geacht.
Het lijkt niet zooveel te verschillen van
wat indertijd verschillende onzer flinkste Ne
derlandsche officieren in den Transvaaloorlog
hebben gedaan: in stilte verlof genomen
en met de Boeren medegestreden.
Er kan evenwel niet genoeg op 't verschil
gewezen worden. Dat laatste was echte, op
wellende Nederlandsche krijgsmansgeest.
Zij, die nu wegloopen, plegen niets dan
verachtelijk plichtsverzuim en verliezen
hun eer.
Nederland wordt thans geacht, eiken sol
daat en eiken officier bij voortduring en
elk oogenblik op hun postnoodig te hebben.
Ware dit niet zoo, dan konden wij meteen
de mobilisatie beëindigen.
En de krijgsman die zich daartoe niet weet
te bedwingen; die de misschien soms ver
velende taak niet aan kan, van te doen, wat
ons heele vaderland moet doen: te wachten
met het geweer aan den voet, die krijgsman
doet niets aardigs", of begrijpelijks" of
sportiefs", maar hij bewijst zich den naam
en het vertrouwen van ons land onwaardig.
Hij kan slechts bezien en behandeld worden
als een gewone gedroste, een
in-den-steeklater.
v. H.
DUITSCHE VRIJHEID
Dat een oorlog voerend volk alles wat
zijn weerbaarheid kan verzwakken
teegengaat, ook door pers-censuur, dat laat zich
hooren.
Maar het geeft een wonderlijk denkbeeld
van het duitsche Evangelium der Freiheit"
zooals Fichte het noemde, wanneer de op
voering van een tooneelstuk, dat de eensuur
heeft goedgekeurd, eenvoudig door de mili
taire ooverheid wordt verbooden zonder
eenig militair belang alleen omdat de
schrijver andere politieke meeningen heeft
dan zij.
De hier volgende correspondentie, door
mij in 't Hollandsch vertaald, geeft een
merkwaardig staaltje van wat men in
Duitschland onder vrijheid" verstaat.
Dr. Georg Plotke aan Frederik v. Eedén
Zeer geachte Doktor!
Naar ik hoop hebt ge mijn laatste berichten
ontvangen. Gisteren deelde men mij het
volgende meede:
De opvoering van de Heks van Haarlem"
werd door de censuur toegestaan.Van weege
het Generalkommando is echter een verbod
uitgevaardigd. Dit is geschied, naar men
zegt, omdat gij, waarde doctor, voor het
boek, waarin de Belgen hun aanklacht tegen
Duitschland uitten het draagt, geloof ik
den titel .J'accuse" een voorwoord moet
hebben geschreeven, dat zich krachtig teegen
Duitschland rigt.
Er bestaan nu twee moogelijkheeden; gij
hebt deze inleiding niet geschreeven en ge
kunt mij dit eeven doen weeten, (ik zal uw
médedeeling dan aan de politie ter hand
stellen) f gij hebt ze wél geschreeven, (ik
zou uw scherpte tegen Duitschland zeer
goed kunnen verklaren als gevolg van n
zijdige oriënteering), maar dan zult ge thans
toch ook uw meening moeten hebben oover
de wijze van oorlogvoeren van onze teegen
standers en hun optreeden teegenoover Grie
kenland en de andere neutralen, waarover
ge nu wel voldoende zult zijn ingelicht. Als
ge dan tot de concluzie kunt koomen dat wij
weliswaar tegenover België misdaan hebben,
wat ook door onze ooverheid onrecht" werd
genoemd, doch dat onze teegenstanders nog
veel erger dingen hebben gedaan, dan zou
ik met deze verklaring een middel in de
hand hebben de opvoering van de Heks
van Haarlem" nog tijdens den oorlog
moogelijk te maken.
De derde moogelijkheid, die ik nog niet
noemde, is natuurlijk dat de bedoelde voor
rede ook van ons standpunt beschouwd,
geen aanstoot geeft. Om dit te kunnen uit
maken, zou <k gaarne een exemplaar van
het boek aangeteekend van u ontvangen.
De zaak is van groot gewigt en dringend.
Het is in zeekeren zin een duitsche
cultuurvraag u voor ons te winnen. Ik ben reeds
nu overtuigd dat ge er geen waarde aan
zoudt hechten u een lezerskring in Duitsch
land te scheppen, wanneer ge anti-duitsch
gezind waart. En het kan slechts hierom
gaan, het misverstand, dat bij de ooverheid
ontstaan is, ten gevolge van een spontane
uiting uwerzijds, op te heffen. Ik vraag u
met allen aandrang, door een dergelijke ver
klaring van uw kant, mijn gebonden handeu
weeder los te maken, om te kunnen werken
voor wat ik, in voorbereiding voor den
koomenden vreede, als mijn schoonste plicht
beschouw. Ik verzoek u spoedig te willen
antwoorden, opdat ik mij met de bedoelde
ooverheidspersoon, die het theater het verbod
deed toekoomen, in verbinding kan stellen.
Gaarne zoo ik uw antwoord aangeteekend
ontvangen.
Met oprechte vereering,
Uw GEORG PLOTKE,
Dramaturg des Neuen Theaters.
Frankfurt a/ Main, 14.9.'16
* * *
Frederik v. Eeden aan dr. Georg Plotke
Zeer geachte doktor Plotke,
Met verbazing heb ik uw aangeteekende
expresse-brief, die ik heden ontving, gelee
zen. Daar uit blijkt hoe onweetend men in
Duitschland wordt [gehouden van alles wat
in de waereld gebeurt. Wat ge mij schrijft
geeft werkelijk blijk van een geheel complex
van misverstanden.
Vooreerst is het boek J'accusse", dat in
honderdduizenden exemplaren oover de ge
heele waereld verspreid en in veele talen
vertaald is, geen belgisch, maar een duitsch
boek, dooreen echten Duitscher geschreeven
en in het Duitsch uitgegeeven.
Ik schreef er een voorwoord voor, omdat
ik het duitsche volk voor zoover dit een
eenheid kan genoemd worden liefheb en
hoogacht, eeven als de schrijver. Slechts de
duitsche Regeering en met name de militaire
ooverheid werd in het boek aangeklaagd en
tot nog toe zonder eenige ernstige weer
legging.
Ik schreef ook een voorwoord en vond
een hollandschen uitgeever voor een ander
boek van een anderen duitscher, Hermann
Fernau uit Breslau, dat den titel voert Juist
omdat ik Duitscher ben", waarin wordt
aangetoond dat het boek J'accuse" tot nog
toe helaas zonder antwoord is gebleeven,
en de aanklacht dus nog steeds niet is
weerlegd. Ten slotte is er nog een duitsche
brochure verscheenen: Der springende
Punkt" van Germanicus, die onweerlegbaar
aantoont dat de hoofdaanklacht van J'ac
cuse" onbeantwoord is gebleeven en wel
altijd blijven zal.
Wat ik in mijn voorreede zeide kan ik
onmoogelijk terugneemen, Het is |door de
gebeurtenissen bevestigd geworden. Dat de
teegenstanders van Duitschland veel erger
onrecht" begaan hebben dan Duitschland, kan
alleen een zeer gebrekkig ingelicht beoor
deelaar volhouden. Het zou trouwens moei
lijk zijn daden als de uitmoording en brand
schatting van België of de Lusitania-moord
te overtreffen. Gruuwelen worden natuurlijk
door alle strijdende leegers begaan, doch
de duitsche militaire ooverheid werkt vol
gens een systeem van schrik-aanjagen en
vrees-inboezeming, dat juist tot gruwelen
aanspoort en dat door gén van
Duitschlands teegenstanders zoo onbarmhartig aan
gewend is.
Mijn meening oover den oorlog is in geen
enkel opzicht veranderd. Ik ben echter
oovertuigd dat elke ware Duitscher, die het
weefsel van leugens, waarin hij zit omspon
nen, heeft verbrooken, mijn meening deelen
zal. Mijn gezindheid komt oovereen met die
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettt'.
De zetter van de N. R. Ct. laat den
Rijkskanselier spreken van:
a ... bewondering voor de heidendaden
van de Duitsche soldaten..."
Weg met dien zetter!
De Haagsche Post wijdt een artikel aan
de wetenschap van den neus, en meldt:
Heel logisch was het dan ook, dat
de gelaatskundigen zich vór alles met
volle borst wierpen op den neus.
Resultaat: een bloedneus.
*
Het klinisch Genootschap te Rotterdam
schrijft aan de leden:
Op dagen, dat de Vergadering samen
valt met een Concert van Toonkunst,
wordt zij den volgenden dag (Zaterdag)
gehouden.
Dat worden dan drukke dagen!
iimiiiimiiiiimiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiii
der beste Duitschers, van Schiller, Fichte,
Heine, Spitteler.
Het was voor mij een geluk te verneemen
dat er nog vrije, moedige mannen zijn, als
Liebknecht en Fernau en de schrijver van
J'accuse" en veelen die thands moeten
zwijgen, maar dezelfde meening hebben als
ik, juist omdat zij Duitschland en het duit
sche volk liefhebben.
Ik zou u gaarne de bedoelde boeken
zenden, maar ik weet dat ze niet in Duitsch
land het vrije Duitschland worden toe
gelaten.
Als het u gelukt mijn zaak met succes te
verdedigen, zult ge mij groot genoegen doen.
Kan men het werkelijk vrijheid noemen
als een stuk, dat de censuur heeft toege
laten, verbooden wordt, enkel omdat de
schrijver een meening is toegedaan, die der
militaire ooverheid niet bevalt?
Geloof mij intusschen met de meeste
hoogachting,
F. VAN EEDEN
Walden, Bussum, 16 Sept. '16
Deeze brief op 16 September 1916 aan
geteekend als expresse verzonden is tot nu
toe niet aangekomen. F. v. E.
De AanstaandePresidentsverkiezing
in de Vereenigde Staten
door Johan W. PRINS, A. B., L. L. B.
De belangstelling voor buitenlandsche
politiek, welke in de Vereenigde Staten met
het uitbreken van den Europeeschen oorlog
belangrijk toenam, slinkt de laatste maanden
weer aanmerkelijk, nu de groote
vierjaarlijksche verkiezingen voor de deur staan.
Niet alleen moet een president gekozen
worden, maar ook talrijke congresleden, gou
verneurs, leden voor de wetgevende licha
men der staten, staatssecretarissen, provincie
klerken, ja, zelfs sheriffs" en lijkschouwers.
Voor al deze baantjes, jobs" zooals
men hier zegt zijn natuurlijk talrijke lief
hebbers. Sommige, beter, vele Amerikanen
doen hun heele leven niet veel anders als
baantjesjagen (to run for office.) Is het een
wonder, dat vele der kiezers straks een
stembiljet hebben in te vullen, waarop meer
dan honderd namen zullen gedrukt staan ! *)
In belangrijkheid wint de presidentsver
kiezing het natuurlijk verre van alle andere.
Zooals bekend is, gaat het hier tusschen
Wilson en Hughes, respectievelijk de
candidaten der Democraten en Republikeinen.
Wel zijn er nog andere candidaten, die der
Socialisten en de Dry" candidaat
(antialcoholist), maar iedereen weet, dat ze hoege
naamd geen kans hebben. Vooral niet omdat
de president en de vice-president niet recht
streeks gekozen worden, maar door een
kiescollege.
In lke staat worden in begin November
een aantal presidential electors" gekozen,
welke als leden in dit college plaats nemen.
Het aantal, dat iedere staat afvaardigt, hangt
af van het aantal inwoners der Staat, zooats
ook het aantal leden, dat ze naar de Tweede
Kamer in Washington, D. C. (House of
Representations) afvaardigt, daarvan afhangt.
Het aantal presidential electors" is steeds
twee gropter dan het aantal afgevaar
digden. Bijvoorbeeld, de staat Washington
heeft vijf afgevaardigden in de Tweede
Kamer en daarom recht op zeven presidents
kiezers. De kiezers van n staat zijn f
alle republikeinsch, of alle democratisch.
Worden er bijv. 100,000 stemmen uitge
bracht en hebben 50,001 kiezers republi
keinsch gestemd, dan vaardigt deze staat
alleen republikeinsche afgevaardigden naar
het kiescollege af. De minderheid wordt
verwaarloosd. Deze wijze is er dan ook
schuld aan, dat kleine partijen, zooals de
socialistische, waarschijnlijk niet in het
kiescollege vertegenwoordigd zullen zijn, hoe
wel er toch verscheidene honderdduizenden
*) Zie het hierbij gereproduceerde
propagandabiljet.