De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 21 oktober pagina 1

21 oktober 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H». 2052 Zaterdag 21 Qctober i*. DE AMSTERDAMME WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN Abonnement per 3 maanden / 1.90 Voor hetBuitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 1150 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels/l.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 0.30 0.40 De Inhoud staat op pag. 13 DE OPENBARE SCHOOL Wat is de eigenlijke reden, dat zoo zeer velen, die buiten de Politieke Trust staan, welke op 't oogenblik boven Ne derland heerscht, opkomen tegen het onderwijsartikel, al of niet gewijzigd, dat hare magnaten en agenten bezig zijn ons op te dringen? Het kan niet zijn, dat men door de aan hangige herziening van artikel 192 het openbare onderwijs in onmiddellijk levens gevaar gebracht ziet. Dit zou inderdaad van te weinig vertrouwen in de gezonde kracht van dat onderwijs getuigen. Ook onder een veranderde grondwet zal daar aan voort kunnen worden gewerkt. Ook niet, dat men op dit oogenbiik een tot dusverre geheel ongeschonden principe aangetast acht. Want de nieuwe verandering ten gunste van het bijzondere onderwijs is slechts de voortzetting van stappen die reeds zijn gezet; en in be ginsel heeft veeleer de ommekeer reeds in 1889 plaats gehad, dan nu. Evenmin onvoorwaardelijke afkeer van 't bijzonder onderwijs; immers niemand zal ontkennen, dat er in Nederland ook zeer goede bijzondere scholen zijn, en deugdelijk bijzonder onderwijs gegeven wordt. Maar de reden is deze: dat men thans de politieke voormannen, vooral aan den liberalen en socialistischen kant, over de diepere beteekenis, welke de openbare school voor Nederland gehad heeft en heeft, ten eenenmale ziet heenglijden. En dit, terwijl het overbodig zou zijn, wanneer er meer moed en energie be stond, om desnoods tegen eene onwillige oppositie in, de zaak van het algemeen kiesrecht op hare eigen verdiensten door te zetten. Nolens valens stelt nu de linkerzijde een der grondgedachten van het liberale staatsbeleid bloot, als werd er geen principieele waarde meer aangehecht. Deze houding zal zich ook bezwaarlijk laten herstellen door eenig matigend of verzoetend amendement, hoe goed be doeld het zij. Het enkele feit, dat op deze wijze en in dezen geest eene herziening van ons onderwijswezen is ondernomen, wijst op gebrek aan waardeering en wekt ontevredenheid op. Dat tegenover de besloten macht van het gevormde syndicaat practisch nog veel te bereiken zou zijn, laat zich niet aanzien. Toch mag nog wel eens uitdrukkelijk nagegaan worden wat is: de beteekenis van de openbare school voor Nederland. * * * De oorsprong en de reden van bestaan van onze openbare overheidsschool is tweeërlei. Ten eerste: de van ouds in Nederland bestaande begeerte om krachtig te zorgen voor goed volksonderwijs. Ten tweede: de evenzeer van ouds in Nederland bestaande noodzakelijkheid, om te waken tegen clericale heerschen twistzucht. Aan deze beide ontleent de openbare school de bijzondere positie, waarin zij in ons land is komen te staan. Zij is voertuig van onderwijs, maar ook draagster van staatkundig belang. Men ziet te kort, indien men haar alleen beschouwt uit een oogpunt van opvoeding der jeugd; als iets dat, even als een waterleiding of een pontveer, net gelijk door particulieren of van over heidswege kan worden geëxploiteerd". Gold het alleen dezen kant, dan ware allicht bij de zich alom ontwikkelende warmte voor onderwijszaken, voor een geprivilegieerd overheidsinstituut geen reden meer. Evengoed als in sommige andere landen, zou het bijzonder onder wijs den voorrang of gelijken steun kunnen krijgen. Maar het is juist de fout, dat men abstrateert van het land, waarmede men te doen heeft, en van deszelfs politieke eigenaardigheden. Elke natie heeft hare bijzonderheden, en voor de Nederlandsche is steeds eene daarvan geweest, dat niet alleen gods dienst er gemakkelijk met politiek ver mengd wordt, maar ook: dat gods dienstige en kerkelijke zaken er zeer veel vuldig tot staatkundige doeleinden wor den mzsbruikt, dat geestelijke voorgan gers, drijvers en fractie's een overmatigen invloed zoeken in tal van wereldsche zaken, en dat de bevolking zich door kerkelijke invloeden laat opzweepens onderling in tweedracht geraakt, en daar voor soms zelfs niet zelden de ernstigste staatsbelangen uit het oog verliest. En wegens de talrijke geloof sverschillen, n wegens deze macht der kerkelijke ultraismen, heeft Nederland hiermede steeds rekening te houden, en moest het soms noodwendig tot over/ze/dsbemoeiingen in aangelegenheden ook van het godsdien stige en kerkelijke leven komen. Daarom gaat de vergelijking met schooltoestanden in andere landen ook geheel ntet op, omdat daar, b.v. in Engeland, de verhouding tusschen godsdienst en politiek geheel anders is. Onze geheele geschiedenis en ook nog 't heden, toont de juistheid van dit alles aan. Ook eene formeele scheiding van Kerk en Staat doet er niet aan af. Zij heeft ongetwijfeld geleerd, dat de overheidsbemoeiing in geestelijke zaken uiterst terughoudend en vol respect moet zijn; dat de godsdienst moet worden geacht, en vrij gelaten, doch 't ge vaar blijve erkend. Zóis ons land niet veranderd, of deze noodzakelijkheid bestaat onverkort voort. Het moge zijn, dat de politici in de hoogere sferen of in de groote steden het minder gevoelen. Maar te platten lande en in de kleinere plaatsen zullen zij nog de getuigenissen ruimschoots kunnen vernemen, van wat ook vroeger zoo is geweest: dat de bij zondere school ongelukkigerwijze al te vaak een werk tuig is voor clericale polititiek en machts uitoefening, tot 't onderhouden van ver deeldheid. Daartegen is de openbare, van over heidswege georganiseerde school een middel geweest en gebleven. Hare recht vaardiging en roeping: het aanmoedigen tot verdraagzaamheid, het bevorderen van eenheid, en het afweren van kerkelijke overmacht op de volksgenooten en in de algemeene zaken van staat en ge meente. * ** Het is daarom onjuist, critiseerend te spreken over1 eene bevoorrechte positie van de openbare school; en de leuze te steunen van vrije concurrentie'. Met volkomen ontzag voor ieders overtui gingen kan men hier niet van gelijk gerechtigdheid" spreken. De bevoorrechte positie van de open bare school is niet een toevallig of een partijdig iets, maar zij vloeit voort uit de levensvoorwaarden van staat en natie. Evengoed als deze allerhande offers mogen eisenen voor andere groote, alge meene belangen, kunnen zij 't ook hier doen, en vragen, dat de ouders iets afla ten van de precies in hun geest liggende schoolopvoeding. Daarin zullen dan 't huisgezin en de kerk voorzien. Ook het argument van de dubbele betaling", dat zoo vaak wordt gebruikt en geslikt, verliest daar tegenover alle kracht. Zoolang de openbare school is een nationaal belang, mogen daarvoor des noods bijzondere offers van den be lastingbetaler worden gevraagd. Volledige tegemoetkoming aan de ver schillende wenschen en overtuigingen is hier nu eenmaal onmogelijk, en ook niet van een liberale staatkunde te verlangen, wil deze niet in liberale slapheid over slaan. De plichten, welke omgekeerd op de openbare school rusten, zijn natuurlijk deze: zoo dicht mogelijk tot de bedoe lingen der ouders te naderen, en zich ervan te onthouden zelve propaganda voor bepaalde levensopvattingen te voeren. Dat zij hiertoe wel is geproclameerd en gebruikt, valt niet te ontkennen. De kracht der beweging voor 't bijzonder on derwijs heeft zich ongetwijfeld voor een groot deel hieruit ontwikkeld. Het sterkste toen na 1879 velen inderdaad zijn gaan meenen, dat de openbare school geroe pen was, de moderne levensbeschou wing" te doen doordringen. De grieve daartegen is rechtmatig. De school moet zooveel mogelijk geven, wat de ouders verwachten, en anti-rgodsdienstig mag zij in geen geval zijn. Naast allen weerzin tegen het clericalisme past een diep gevoel voor de kracht en de troost van het godsdienstig en kerkelijk leven, en wanneer 't mogelijk is, de openbare school daarin meer aan de wenschen der ouders tegemoet te doen komen, zal dit prijselijk liberale politiek zijn. Prijselijke liberale politiek zou het over 't algemeen zijn, de bevrediging te zoekon niet in offervaardigheid tegenover 't bijzondej onderwijs, waaraan noodwendig eene schismatieke gedachte ten grondslag ligt, maar in verbetering, verheffing en veront-politiseering van het openbare onderwijs, waarin toch steeds dp vereenigende gedachte besloten blijft. Dat het daarmede thans den anderen kant wordt uitgestuurd, dat 't met deze beteekenis van de openbare school lichtelijk wordt genomen, dit is het, meenen wij, wat de grieven tegen de ingeslagen grondwetsherziening zoo sterk doet gevoelen. v. H. Gedrosten Een luitenant van het Nederlandsche leger heeft het goed gevonden, van zijn post weg te loopen, en naar Oostenrijk te trekken om daar dienst te nemen. Hij kon het niet langer uithouden," zoo vermelden onze kranten, want zijn zin om ook heusch den oorlog mede te maken was te groot." En daar hij wel begreep, daarvoor geen verlof te zullen krijgen, heeft hij het middel aangegrepen van met de noorderzon te deserteeren. Reeds volgde een tweede officier zijn voor beeld om de Oostenrijksch-Hongaarsche armee met eenen Nederlandschen luitenantdeserteur te verrijken. En naar ons zoo juist bericht wordt, heb ben twee Alkmaarsche kadetten hetzelfde gedaan. Het dunkt ons noodig, dat tegenover deze manieren zeer duidelijk worde uitgesproken, hoe verachtelijk en onverdedigbaar ieder weldenkend Nederlander ze moet vinden. Het is te verwachten, dat ook de militaire autoriteit en de regeering er met alle ge strengheid de consequenties uit trekken zullen. De sport zou eens aantrekkelijk mogen worden. Reeds is het bekende officieuse orgaan der Duitsche regeering in Nederland daartoe min of meer gaan uitlokken, door den ontsnapten officier de hand boven 't hoofd te houden en zijn lof te zingen. Uit voerig vestigt De Toekomst de aandacht op het geval en noemt het natuurlijk principieel niet verdedigbaar, maar tracht het ondertusschen met de noodige verzachtende omstan digheden aannemelijk te maken, door vooral voor 't bekoorlijke der krijgsavonturen, het sympathieke van de Midden-Europeesche mogendheden en 't vervelende van het mili taire leven in Nederland de aandacht te vragen. Het mag natuurlijk niet, maar Boven dien heeft immers de officier de verdienste gehad, van indertijd in 't geïnterneerden kamp eenige Belgen te doen doodschieten! Enkele van onze eigen bladen hebben bij hunne vermelding van het geval blijkbaar de beteekenis niet genoeg doordacht, 't Is alsof 't in den grond nu niet zoo heel erg is, en van jeugdig krijgsmansstandpunt zelfs nog eenigszins een blijk van verschoonbare militaire belangstelling moet worden geacht. Het lijkt niet zooveel te verschillen van wat indertijd verschillende onzer flinkste Ne derlandsche officieren in den Transvaaloorlog hebben gedaan: in stilte verlof genomen en met de Boeren medegestreden. Er kan evenwel niet genoeg op 't verschil gewezen worden. Dat laatste was echte, op wellende Nederlandsche krijgsmansgeest. Zij, die nu wegloopen, plegen niets dan verachtelijk plichtsverzuim en verliezen hun eer. Nederland wordt thans geacht, eiken sol daat en eiken officier bij voortduring en elk oogenblik op hun postnoodig te hebben. Ware dit niet zoo, dan konden wij meteen de mobilisatie beëindigen. En de krijgsman die zich daartoe niet weet te bedwingen; die de misschien soms ver velende taak niet aan kan, van te doen, wat ons heele vaderland moet doen: te wachten met het geweer aan den voet, die krijgsman doet niets aardigs", of begrijpelijks" of sportiefs", maar hij bewijst zich den naam en het vertrouwen van ons land onwaardig. Hij kan slechts bezien en behandeld worden als een gewone gedroste, een in-den-steeklater. v. H. DUITSCHE VRIJHEID Dat een oorlog voerend volk alles wat zijn weerbaarheid kan verzwakken teegengaat, ook door pers-censuur, dat laat zich hooren. Maar het geeft een wonderlijk denkbeeld van het duitsche Evangelium der Freiheit" zooals Fichte het noemde, wanneer de op voering van een tooneelstuk, dat de eensuur heeft goedgekeurd, eenvoudig door de mili taire ooverheid wordt verbooden zonder eenig militair belang alleen omdat de schrijver andere politieke meeningen heeft dan zij. De hier volgende correspondentie, door mij in 't Hollandsch vertaald, geeft een merkwaardig staaltje van wat men in Duitschland onder vrijheid" verstaat. Dr. Georg Plotke aan Frederik v. Eedén Zeer geachte Doktor! Naar ik hoop hebt ge mijn laatste berichten ontvangen. Gisteren deelde men mij het volgende meede: De opvoering van de Heks van Haarlem" werd door de censuur toegestaan.Van weege het Generalkommando is echter een verbod uitgevaardigd. Dit is geschied, naar men zegt, omdat gij, waarde doctor, voor het boek, waarin de Belgen hun aanklacht tegen Duitschland uitten het draagt, geloof ik den titel .J'accuse" een voorwoord moet hebben geschreeven, dat zich krachtig teegen Duitschland rigt. Er bestaan nu twee moogelijkheeden; gij hebt deze inleiding niet geschreeven en ge kunt mij dit eeven doen weeten, (ik zal uw médedeeling dan aan de politie ter hand stellen) f gij hebt ze wél geschreeven, (ik zou uw scherpte tegen Duitschland zeer goed kunnen verklaren als gevolg van n zijdige oriënteering), maar dan zult ge thans toch ook uw meening moeten hebben oover de wijze van oorlogvoeren van onze teegen standers en hun optreeden teegenoover Grie kenland en de andere neutralen, waarover ge nu wel voldoende zult zijn ingelicht. Als ge dan tot de concluzie kunt koomen dat wij weliswaar tegenover België misdaan hebben, wat ook door onze ooverheid onrecht" werd genoemd, doch dat onze teegenstanders nog veel erger dingen hebben gedaan, dan zou ik met deze verklaring een middel in de hand hebben de opvoering van de Heks van Haarlem" nog tijdens den oorlog moogelijk te maken. De derde moogelijkheid, die ik nog niet noemde, is natuurlijk dat de bedoelde voor rede ook van ons standpunt beschouwd, geen aanstoot geeft. Om dit te kunnen uit maken, zou <k gaarne een exemplaar van het boek aangeteekend van u ontvangen. De zaak is van groot gewigt en dringend. Het is in zeekeren zin een duitsche cultuurvraag u voor ons te winnen. Ik ben reeds nu overtuigd dat ge er geen waarde aan zoudt hechten u een lezerskring in Duitsch land te scheppen, wanneer ge anti-duitsch gezind waart. En het kan slechts hierom gaan, het misverstand, dat bij de ooverheid ontstaan is, ten gevolge van een spontane uiting uwerzijds, op te heffen. Ik vraag u met allen aandrang, door een dergelijke ver klaring van uw kant, mijn gebonden handeu weeder los te maken, om te kunnen werken voor wat ik, in voorbereiding voor den koomenden vreede, als mijn schoonste plicht beschouw. Ik verzoek u spoedig te willen antwoorden, opdat ik mij met de bedoelde ooverheidspersoon, die het theater het verbod deed toekoomen, in verbinding kan stellen. Gaarne zoo ik uw antwoord aangeteekend ontvangen. Met oprechte vereering, Uw GEORG PLOTKE, Dramaturg des Neuen Theaters. Frankfurt a/ Main, 14.9.'16 * * * Frederik v. Eeden aan dr. Georg Plotke Zeer geachte doktor Plotke, Met verbazing heb ik uw aangeteekende expresse-brief, die ik heden ontving, gelee zen. Daar uit blijkt hoe onweetend men in Duitschland wordt [gehouden van alles wat in de waereld gebeurt. Wat ge mij schrijft geeft werkelijk blijk van een geheel complex van misverstanden. Vooreerst is het boek J'accusse", dat in honderdduizenden exemplaren oover de ge heele waereld verspreid en in veele talen vertaald is, geen belgisch, maar een duitsch boek, dooreen echten Duitscher geschreeven en in het Duitsch uitgegeeven. Ik schreef er een voorwoord voor, omdat ik het duitsche volk voor zoover dit een eenheid kan genoemd worden liefheb en hoogacht, eeven als de schrijver. Slechts de duitsche Regeering en met name de militaire ooverheid werd in het boek aangeklaagd en tot nog toe zonder eenige ernstige weer legging. Ik schreef ook een voorwoord en vond een hollandschen uitgeever voor een ander boek van een anderen duitscher, Hermann Fernau uit Breslau, dat den titel voert Juist omdat ik Duitscher ben", waarin wordt aangetoond dat het boek J'accuse" tot nog toe helaas zonder antwoord is gebleeven, en de aanklacht dus nog steeds niet is weerlegd. Ten slotte is er nog een duitsche brochure verscheenen: Der springende Punkt" van Germanicus, die onweerlegbaar aantoont dat de hoofdaanklacht van J'ac cuse" onbeantwoord is gebleeven en wel altijd blijven zal. Wat ik in mijn voorreede zeide kan ik onmoogelijk terugneemen, Het is |door de gebeurtenissen bevestigd geworden. Dat de teegenstanders van Duitschland veel erger onrecht" begaan hebben dan Duitschland, kan alleen een zeer gebrekkig ingelicht beoor deelaar volhouden. Het zou trouwens moei lijk zijn daden als de uitmoording en brand schatting van België of de Lusitania-moord te overtreffen. Gruuwelen worden natuurlijk door alle strijdende leegers begaan, doch de duitsche militaire ooverheid werkt vol gens een systeem van schrik-aanjagen en vrees-inboezeming, dat juist tot gruwelen aanspoort en dat door gén van Duitschlands teegenstanders zoo onbarmhartig aan gewend is. Mijn meening oover den oorlog is in geen enkel opzicht veranderd. Ik ben echter oovertuigd dat elke ware Duitscher, die het weefsel van leugens, waarin hij zit omspon nen, heeft verbrooken, mijn meening deelen zal. Mijn gezindheid komt oovereen met die Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confettt'. De zetter van de N. R. Ct. laat den Rijkskanselier spreken van: a ... bewondering voor de heidendaden van de Duitsche soldaten..." Weg met dien zetter! De Haagsche Post wijdt een artikel aan de wetenschap van den neus, en meldt: Heel logisch was het dan ook, dat de gelaatskundigen zich vór alles met volle borst wierpen op den neus. Resultaat: een bloedneus. * Het klinisch Genootschap te Rotterdam schrijft aan de leden: Op dagen, dat de Vergadering samen valt met een Concert van Toonkunst, wordt zij den volgenden dag (Zaterdag) gehouden. Dat worden dan drukke dagen! iimiiiimiiiiimiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiii der beste Duitschers, van Schiller, Fichte, Heine, Spitteler. Het was voor mij een geluk te verneemen dat er nog vrije, moedige mannen zijn, als Liebknecht en Fernau en de schrijver van J'accuse" en veelen die thands moeten zwijgen, maar dezelfde meening hebben als ik, juist omdat zij Duitschland en het duit sche volk liefhebben. Ik zou u gaarne de bedoelde boeken zenden, maar ik weet dat ze niet in Duitsch land het vrije Duitschland worden toe gelaten. Als het u gelukt mijn zaak met succes te verdedigen, zult ge mij groot genoegen doen. Kan men het werkelijk vrijheid noemen als een stuk, dat de censuur heeft toege laten, verbooden wordt, enkel omdat de schrijver een meening is toegedaan, die der militaire ooverheid niet bevalt? Geloof mij intusschen met de meeste hoogachting, F. VAN EEDEN Walden, Bussum, 16 Sept. '16 Deeze brief op 16 September 1916 aan geteekend als expresse verzonden is tot nu toe niet aangekomen. F. v. E. De AanstaandePresidentsverkiezing in de Vereenigde Staten door Johan W. PRINS, A. B., L. L. B. De belangstelling voor buitenlandsche politiek, welke in de Vereenigde Staten met het uitbreken van den Europeeschen oorlog belangrijk toenam, slinkt de laatste maanden weer aanmerkelijk, nu de groote vierjaarlijksche verkiezingen voor de deur staan. Niet alleen moet een president gekozen worden, maar ook talrijke congresleden, gou verneurs, leden voor de wetgevende licha men der staten, staatssecretarissen, provincie klerken, ja, zelfs sheriffs" en lijkschouwers. Voor al deze baantjes, jobs" zooals men hier zegt zijn natuurlijk talrijke lief hebbers. Sommige, beter, vele Amerikanen doen hun heele leven niet veel anders als baantjesjagen (to run for office.) Is het een wonder, dat vele der kiezers straks een stembiljet hebben in te vullen, waarop meer dan honderd namen zullen gedrukt staan ! *) In belangrijkheid wint de presidentsver kiezing het natuurlijk verre van alle andere. Zooals bekend is, gaat het hier tusschen Wilson en Hughes, respectievelijk de candidaten der Democraten en Republikeinen. Wel zijn er nog andere candidaten, die der Socialisten en de Dry" candidaat (antialcoholist), maar iedereen weet, dat ze hoege naamd geen kans hebben. Vooral niet omdat de president en de vice-president niet recht streeks gekozen worden, maar door een kiescollege. In lke staat worden in begin November een aantal presidential electors" gekozen, welke als leden in dit college plaats nemen. Het aantal, dat iedere staat afvaardigt, hangt af van het aantal inwoners der Staat, zooats ook het aantal leden, dat ze naar de Tweede Kamer in Washington, D. C. (House of Representations) afvaardigt, daarvan afhangt. Het aantal presidential electors" is steeds twee gropter dan het aantal afgevaar digden. Bijvoorbeeld, de staat Washington heeft vijf afgevaardigden in de Tweede Kamer en daarom recht op zeven presidents kiezers. De kiezers van n staat zijn f alle republikeinsch, of alle democratisch. Worden er bijv. 100,000 stemmen uitge bracht en hebben 50,001 kiezers republi keinsch gestemd, dan vaardigt deze staat alleen republikeinsche afgevaardigden naar het kiescollege af. De minderheid wordt verwaarloosd. Deze wijze is er dan ook schuld aan, dat kleine partijen, zooals de socialistische, waarschijnlijk niet in het kiescollege vertegenwoordigd zullen zijn, hoe wel er toch verscheidene honderdduizenden *) Zie het hierbij gereproduceerde propagandabiljet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl