Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Oct '16. No. 2052
OPGERICHT
1850
e
SERVIEZEN
IN flLLE STIJLEN
ROELOF CITROEN
TIJDELIJK 5 PflLElSSTRAAT
GEB. DE GROQTE CLUB flMSTERDflM
tlllHlllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIINIIIIIIIIirilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHMIIIIIl
Rozen. Het is een schilderij dat een
atmospheer-om zich schept, die verzadigd is van
'i kracht en aanschouwing; het is een werk,
dat zonder eenige duidelijk betoon, meer
intensteit bezit dan wat wij rondom ons
zien, dan 't werk van tegenwoordig, dat niet
zijn spanning op-pot, maar werk is, dat zijn
reeds te kleine kracht uitzwiert in vage
gebaren.
Fantin Latour, tegenover vele der modernen
gezien, was een stille op-potter.
De asters (No. 16) zijn uit 1873. Zij
vertoonen op andere wijze de sterkte van den
schilder. Zij zijn een grooter boeket,
geschakeerder van kleur. Misschien is dit werk
nog van dieper deftigheid dan de rozen.
Het .staat ia ^oo^er lieht."H«t
Tentoonstellingen
n
Fantin Latour (Rotterdamsche Kunstkring)
Dit wil niets dan zijn een zeer korte
beschouwing van de schilderijen der ten
toonstelling. Het zal geen uitleg zijn; het
zal geen optelling zijn. Ik mis het bij-geloof
WHöbTT'Över iïfe^sclïfderkunst ML.. ,
daar zijn succes) maar altijd omgaat met
woorden, die niet van die schilderkunst zijn,
maar van de daaglijksche observatie, en
waarneming.
Het werk hier van Fantin ligt tusschen
de jaren '61 en '97; het is dus in zeekren
zin een overzicht. Natuurlijk ontbreken hier
de groote portretten, en wordt hier de intimi
teit zijner afgebeelde menschen gemist. Even
sober zijn de verbeeldingen, de allegorieën,
de muzikale werken, vertegenwoordigd. Het
is een gemis, dat door de meesten niet als
groot gevoeld zou worden; het is t(och niet
in den algemeenen Hollandschen aard, deze
rijkkleurige, droomerige werken, vlottend
en vlietend, te zoeken. Maar wat gij gaarne
zoekt, vindt ge hier: de stillevens, de bloem
stukken. Daarbij komen twee stukken met
figuur; 't eene een portretje van een kind;
het tweede, venetiaanscher, een moeder met
een kind, voor een landschap.
De twee schoonste schilderijen zijn zeker
de Rozen (uit 1877) en de asters (uit 1873),
nummer 7 en 16 van deze tentoonstelling.
Beide werken hebben de rustige eeuwig
heid van Fantin's aanzicht. Alle drama is hier
ver ge zoudt durven zeggen, dat zij beide
staan in een starend licht. Bovenal doen
de Rozen dat. Hier is de kracht van Fantin
openbaar. Hier is duidelijk, hoe sterk deze
zoeker en vinder van stilten kon zijn. De
rust van deze rozen, het licht, dat, gebonden
aan hun vormen, voortdurend leeft, over
treft te veel rumoerige schilderijen, te veel
haastige schilderijen, na Fantin's dood fin
1904; gemaakt. En het onderwerp is een,
dat alle dagen in haast alle kamers te vin
den is, wanneer de tijd der riekende rozen
er is. Het is een glas, dat wij allen bezitten,
«n het zijn rozen, die wij allen bezitten;
d'eene is donkerrood, er zijn dan drie haast
witte; een is lichter in zijn rood; een knop
is tusschen hen. 't Geheel staat voor een der
achtergronden van Fantin vol schuwe sober
heid. Ge ziet: hij, deze schilder, hoefde niet
ver te gaan om in blad en bloem zelf te
ontluiken. Dit kunnen wij aan hem en in
hem waardeeren. Dit is naar onze
Hollandsche aard. Maar rijker van vastheid dan wij
het zouden kunnen schilderen, misschien;
stellig van vorm en toch muzikaal, onstof
felijk in de toch vol opgezette verf meer
dan wij het nu zeker vermogen zijn deze
IMIHIIIUIIIIMIMIMMIIIIIIlmlMllimi
DIE HAGHESPELERS: Antithese, door
dr. J. Walch
Moet het nu waarlijk daar weer naar toe...
Christine Böckmann (Enny Vrede) in den
vorm van een bevallig Kruis, met uitge
strekte armen tusschen de portières, waar
achter haar kind, haar eenig kind, dat over
reden werd, te sterven ligt! Zou er heusch
iemand in de zaal zijn geweest, die dit, aan
de opera Faust ontleend symbool," dit
nieuwste van het nieuwe, nu weer voor
zoete koek opat, die in deze Liberty-pose
van een dood-bedroefd mpedermensch een
vergeestelijking van uiterlijk gebeuren, de
synthese van een zielsconflict en hoe de
mode-theoriën verder heeten mogen, wilde
zien? Plus que ca change, plus c'est la
même chose... De Ibsen-symboliekerij heb
ben we nog maar net achter den rug. En
truc's deden het, onder diverse benamingen,
op het tooneel altijd wel... Maar zulk een
verzinsel hoe zinnebeeldig en verantwoord
het ook zij wordt belachelijk en weerzin
wekkend, zoodra het de natuurlijke
menscheHjke ontroering ondermijnt. En deze
charadeen-action in het aangezicht van den dood,
was daarvan het onsmakelijk bewijs.
Stellig, in het kader van dr. Walch's stuk
had tooneelspelers-fantaisie hiaten te vul
len... en het is de mystiek" van elk waar
achtig talent, dat het dit doet. Bij de
vertooning van Gespenster" door het Deut
sche Theater, waagde Paul Hartman (Oswald)
het, op het punt het woord-op-leVen-en-dopd
aan zijn moeder te richten, eenige malen in
snelle vaart het geheele tooneel rond te
loopen vór hij geluid gaf. Ook dit was
een effect." Doch op een pogenblik, dat
de innerlijke handeling, waarin wij, publiek,
volledig betrokken waren, tot zulk een
hoogte gestegen was dat ze stokte, en een
nieuwe aanloop ook voor ons gevoel
vereischt werd. Daar kon het, daar spitste het
:ërdè'intfhlsteit
nisteit over zich.
Het is met meer kleuren, Ge vindt er witte;
gelen als zwavelpoeder geel; rooden, waar
van sommige rood zijn als de kleine dahlia's;
andere, die de kleuren van een klaver
vertoonen; een groen schuilt er tusschen, dat
aan Vollon's groen doet denken. Maar het
geheel is geworden tot een rijke dofheid,
waar-aan 'toog zich niet zat kan zien; want
steeds op nieuw openen zich in deze dra
lende duisterte de kleuren, en telkens op
nieuws verheugt zich 't vorm gevoel in de
vormen. Sommige bloemen lijken pluizen
wol in dit licht; een gele erin is als gele
pluizige distel. Het schilderij heeft dit zeld
zame, dat ge het niet op eens doorziet.
Het ontluikt telkens op nieuw bij de be
schouwing. De witte kleuren erin zijn ge
varieerder dan ge meendet te verwachten.
En het geel, deze moeijelijke kleur zooals
Vincent van Gogh haar noemde, is hier
getemd tot een bedachzame innerlijkheid,
die niet minder 't poozend bepeinzen
verzaadt, dan Vincent's klare gelen dat de
zware Hartstocht doen...
Het derde schilderij dat ik met u bespre
ken wil zijn de Druiven, een werk uit 1884;
witte en blauwe op een glazen schaal.
Even zeldzaam als het landschap bij Fan
tin is, even hem gewoon zijn de
vruchtestrikken. Het zijn vruchten alleen, of het
zijn vruchten en bloemen te saam. Ge ziet
hier van beide de te prijzen voorbeelden.
Ge ziet hier het Stilleven met de peren, de
granaatappels, met de citroen, met het mes,
met de teedere lichtrose primula's, die als
wijlende vlinders zijn, en bovenal met het
bewonderenswaarde witte linnen. De peren,
de groote, lijken zelf volle bloemen, maar
het schoonste deel van dit werk is toch,
met het rose der primulace, de
rijkbestorven zuiverheid van het smetloos tafellaken.
Misschien voelt ge als ik het ne bezwaar
in dit werk: de witte vlek maakte, in zijn
afscheiding van den donkeren grond, het
schilderij niet geheel rustig; de bouw van
het geheel is verstrooid, de compositie is
niet in evenwicht (No. 30)
Op een ander werk treffen d'eendre deug
den, en d'eendre fout, hoewel deze anders
is gesitueerd. Het is het stilleven met de
blauwe druiven, rechts beneden, en met de
witte bloemen bovenaan, terwijl de geheele
compositie zich in den S-vorm beweegt. De
fout hier is, dat niettegenstaande de vaste
tooneelspelersinstinct een ontroering toe,
dreef ons de beklemming tot in de keel.
Maar toen mevrouw Enny Vrede in het
eerste bedrijf van Antithese" zóvele malen,
dat we onwillekeurig begonnen te tellen,
vijf passen heen en vijf passen terug naar
het raam deed, om ons te doen deelen in de
onrust van een moeder, wier kind later
thuiskomst dan zij verwacht, toen voelden
we enkel de opzettelijkheid, de moeite die
een mondaine mevrouw zich gaf om ons te
doen gelooven in haar liefhebbend mama
schap. Het onheil, dat aansluipt, zich som
tijds aankondigt in ons onder-bewustzijn
(Maeter-linck's Interieur")... misschien had
den we er iets van begrepen wanneer deze
moeder, in allen eenvoud, doch met de
huiverende ongerustheid, die tot angst groeit,
in haar wezen, in haar rug, voor het raam
was gaan staan. Nu bleven we er koud bij.
Dr. Walch heeft Antithese" al dikwijls
omgewerkt, terecht want het gegeven is
alle zorg waard, en wij mogen hopen, dat
hij het bij deze laatste lezing nog niet laten
zal. Dit oorspronkelijk, doch geheel op
Fransche leest geschoeid stuk, mist voor
een Nederlandsen werk de
huiskamer-innigheid, die aan onze goede romankunst een
eigen bekoring verleent, terwijl het voor
een pièce a these" evenmin de vlotte kracht
en het noodige lan bezit. Wij verdiepen
ons niet met den schrijver in de ontwik
keling van het knapgesteld geval, laten ons
nergens mee-slepen en zitten eigenlijk den
geheelen avond te wachten op de sc
ne-afaire. Wat wij kregen, was enkel aanduiding
in die richting, het vertoon, soms het mis
baar van een behendig voorbereid en dan
te snel losgelaten conflict.
We zouden het volstrekt niet zoo bijzon
der op prijs hebben gesteld indien het den
heer Walch gelukt was zijn Duel" in dezen
gladden vorm tot een pakkend tooneelspel
te maken, veel liever zouden wij het ge
geven desnoods op z'n gebrekkigst
Hollandsch hebben zien uitgediept, overtogen
met het waas van de atmospheer waarin
wij leven, maar nu den schrijver blijkbaar
een ander ideaal voor oogen heeft gestaan,
hadden wij daarnaar dan ook sterker
tooneel" mogen verwachten.
Voor mijn gevoelen ontbreekt altijd nog
aan dit stuk een eerste bedrijf, waarin we
stille rijkdom der witte bloemen, en niet
tegenstaande de (misschien iets te juiste)
weergave der druiven het geheel in den
slingerslang der S. toch niet tot een eenheid
geworden is: Het is niet stoutmoedig te
beweren, dat het bovendeel alleen een ver
rassende Fantin zou zijn, een van die boe
ketten, die in eenvoud en in zekerheid de
schilderkunst verrijkt hebben.
De gebreken van deze twee werken wijzen
op iets, dat in dezen schilder niet altijd
vergeten kan worden. Niet altijd is de
ondoordachtheid van zijn weergave gelukkig,
evenmin, als altijd, zijn bescheiden, ge zoudt
kunnen zeggen, neutrale achtergrond rustig
genoeg blijkt. Ik weet, dat het woord over
weging een gevaarlijk begrip uitduidt, een
begrip, dat in zijn wezen de kleine
spontaniteiten doodt. En niet-volmaakt levend is
altijd beter dan volledig-dood. De schilders,
die d'overweging niet kunnen weerstaan,
doen dus wel haar te mijden, hun werk
wordt anders tot een procédé. Maar het is
nog minder te ontkennen, dat de tijd, de
periode achter ons, bovenal fel op het levende,
zich zelf dikwijls bittere schaêdeed, in haar
angst om te be-denken, om t' overdenken,
om na te denken, en in nadenken te
vereenigen, zoo, dat toch levend, het werk toch
rustig was.
In de Druiven (No. 15) vindt ge niets, dat
stoort. Het kleine werk, dat velen gemaklijk
voorbijgaan, is eigentlijk een zeldzaam
schilderij. Het is dun geschilderd ; de achter
grond is voortreffelijk ; hij is eigentlijk licht,
haast ven-bewegend licht. Er zijn hier, in
dit werk, de smettelooze eigenschappen van
den schilder, een natuurlijkheid die een ge
stadigheid tevens is. De weergave der stoffen
(van het glazen schaaltje, van de witte
druiven, van de -Wauwe, .van d«* wille die
nraar it|; <idt
toch vottedlg ae t erecheldenheid der materie1
«ft1; ' gt ^zoudt^lMitiwen zeggen: de verschil
lende geaardheden der stoffen zijn eenvoudig,
toch droomerig, geinsinueerd.
Andere vruchten die Fantin dikwijls schil
derde zijn de Perziken, op een bord ; in een
mandje ; op een schaaltje. Hij schilderde ze
met hun drie-en, en ge zoudt durven zeggen
soms, als een geheel gezin. Ze zijn altijd
van een schilder, die stof en stilte kon uit
drukken. Voor mij zijn ze nog op een andere
wijze merkwaardig. Fantin is een van de
weinigen, oorspronkelijke, krachtige schilders,
die tevens, door jarenlang copieeren, op de
hoogte was van de techniek zijner vele
voorgangeren. En toch ziet ge in dezen oor
spronkelijke en bij dezen kundige, hoezeer
de zeventiende eeuw verscheiden is van de
oude. Ik weet niet, of ge de stillevens van
Calraet kent, lang toegeschreven aan Cuyp,
en oorzaak van een geleerden-twist, waarin
Bredius tegen Hofstede de grootste kans der
overwinning wel 'heeft verworven. Deze
perziken-stukken, te zien in het Mauritshuis,
ze zijn als stofuitdrukking vollediger, zoo
ge ze objectief beziet, dan die van Fantin.
Het zijn geen meesterwerken, maar ze zijn
voor den tijd kenmerkend. Ze zijn nauw
keurig, en toch eer breed; ze zijn van een
specialist in deze vruchten, en van een
kundig-geschoöld schilder. Ze zijn, en dit is
een verschil, ieder afzonderlijk, al liggen ze
gezamentlijk in een mandje. Het zijn afzon
derlijke voorwerpen, en iedere deuk is er
in, ieder teeken van hun groei. Ze zijn, zoo
ge een verschil met de tegenwoordige woudt
constateeren, niet zoo muzikaal-verbonden
in de kleur. Ze zijn een bewijs van vaster
tijd en van hechter eensgezindheid in de
heerschende ideeën, maar misschien zouden
zij ons op den duur toch bij de beschouwing
storen, gezien tegenover die van Fantin,
zwakker zeker, maar dichterlijker, bewogener,
meer n groep van wezens, mér n licht;
meer een eenzaamheid tegenover een te
nauwkeurig geschakeerde verscheidenheid.
PLASSCHAERT.
Onze Schilders
bij ons bijvoegsel
M. W. VAN DER VALK
XIII
Waarschijnlijk minder bekend bij 't groote
publiek dan de vorigen verdient v. d. Valk
toch zeker gerekend te worden tot 't clubje
jonge schilders, die ongeveer ter zelfder tijd
het huwelijk van den vrijdenkenden socialist
Steven Boekman met de vroom katholieke
Christine als een nheid-desondanks leeren
verstaan. Twee menschen van karakter, die
willen offeren in het groote, die een geestelijk
verschil, een zielsgemis, willen aanvaarden
om het vele dat er tegen opweegt: innige
verwantschap in den drang naar sociale
ethiek, hoogachting en bewondering voor
wederzijdsche geestelijke kracht, te zamen
gegroeid tot de zegevierende liefde, die
alle ongelijkheid effent. Dat dan nog, waar
het twee oer-instincten als liefde en geloof
geldt, de natuur herhaaldelijk boven de leer
gaat, de wrijving tot botsing, de botsing tot
verwijdering voert, we zouden het begrepen
hebben, en het stuk zou dan met het nieuwe
slot: de algeheele triomf van de liefde, die
hartstocht en genegenheid is, over het leed
van misleiding en miskenning, veel ge
wonnen hebben. Het is geen kleinigheid
wat Christine doet: heimelijk hun beider
stervend kind laten doopen door den
priester om, tegen den nadrukkelijker! wensen
van haar man in, voor zichzelve den eenig
mogelijken troost te putten uit datgene wat
haar jeugd heeft gestaald. Hoe doordron
gen hadden wij moeten zijn van de liefde
van den man, die zijn vrouw dit vroom
bedrog volledig kon vergeven, van haar
liefde ook, die den man, zoo anders dan
zij, trouw kan blijven, niet uit plichtsbesef
maar uit vrijen wil. Neef Roselière zou er
nu beter heelemaal uit gebleven zijn, hij
grijpt nergens in de handeling in en met
het optreden van de non was de herleving
van Christine's oude gevoelens door een
aanleiding van buiten-af alreeds voldoende
aangeduid. Juist andersom als in het meer
genoemde tooneelspel Roeping", waar we
perséniet in de zuivere vocatie van de
heldin" gelooven en alle mooie praatjes
terugbrengen op den heer met de bouquet,"
juist andersom gelooven we hier
onomstootelijk aan de extaze van het ingeschapen
Roomsch sentiment, dat in-zich-zelf de
kracht, de macht en de heerlijkheid bezit.
Als zoodanig kwam ons de neef, van wien
we met dat al blij waren dat hij het bij de
bouquet liet en tot geen verdere avances
kans kreeg, geheel overbodig voor. Een
overbodigheid, die wij den schoorvoetenden
vertolker (Verkade) zoozeer aanzagen, dat
De Ton van den Wijsgeer
(Teekening voar De Amsterdammer" van Jordaan) ' l
CONSTANTINUS DiooENES: ,.Alles goed en wel, maar woon daar nu eens in".
iiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiMimiiilMiii
uit verschillende oorden van ons land op
de Amsterdamsche Academie studeerden,
samen kwamen, nadachten, en vol geestdrift
voor de weder opbloei van Hollandsen
schilderkunst zich een plaats daarin veroverd
hebben.
Wel bijzonder, dat op een gegeven
oogenblik jonge krachten uit 's-Hertogenbosch,
Rotterdam, Kampen, Dordrecht, Haarlem
naar de hoofdstad getrokken werden, ieder
voor zich bezield met gedachten. Hoe zij
ook van elkaar veel leerden en een eigen
plaats gingen innemen in 't kunstleven van
dezen tijd.
Van der Valk werd in 1857 te Amsterdam
geboren, zijn medeleerlingen op de Acade
mie van Beeldende Kunsten waren van
Looy en Witsen; ook hij heeft een loge bij
prof. Allebégehad. Daarna zijn eerste atelier
in de Jacob van Campenstraat en maakt er
impressies van 't Amsterdamsche schoon,
tegen den avond en 's nachts.
In 1890 vertrekt hij naar Parijs, vestigt
zich in Auvers-sur Oise waar hij gedurende
twee jaar teekening op teekening maakt van
dat zoo bij uitstek schoone land van Daubigny.
In Amsterdam teruggekeerd woont hij op
de Schinkelkade en hier ontstaan zijn waar
schijnlijk meest bekende krachtige teeke
ningen van grillige knotwilligen, die soms
zijn als groteske reuzen; zijn stillevens,
eenvoudig maar voor alles sterk van tee
kening en kleur. In 1895 of '96 herinner ik
mij een keur van dat werk gezien te hebben
ook als tooneel," het groot bedoeld ge
sprek tusschen de beide mannen, van wien
de een van huis uit Christine nader staat
dan de ander, doel miste. De spanning van
winst of verlies ontbrak aan alle tooneelen,
en de psychologie van liefde en geloof
biedt meer thesen en antithesen, dan
dr. Walch ons ook in deze jongste bewer
king van zijn, immer belangwekkend, tooneel
spel heeft aangetoond.
Zpoals het stuk nu is, zou het vermoe
delijk nog het best in een vertooning naar
den trant van Bernstein's Le secret" tot
een zeker recht zijn gekomen. Door
topneelspelers, die het métier op hun duimpje
kennen. Voor die Haghespel'ers" leende het
zich allerminst en het vertoon van kracht,
het geschreeuw n.l. in de kamer, waar naast
bij open deur, het kind ligt te sterven,
was aangrijpend noch verbluffend, slecht
onpassend en onwelluidend, terwijl we ook
naar de geestelijke beteekenis dezer kreten
te vergeefs hebben gezocht.
Voor zoover mevrouw Enny Vrede zich
niet behoefde op te drijven en geen rekening
had te houden met het haar opgelegd
rethorisch gebaar, gaf zij door levendigheid wat
pit aan de vertooning. Maar het leed, dat
zich in een natten zakdoek en een rooden
neus symboliseert (een realisme" waaraan
ik ook na het experiment met Antithese"
moet blijven hechten) is toch het hare niet,
en haar geloofs-extase was mij te gede
colleteerd.
Van der Lugt toonde ons van Steven
op een tentoonstelling bij van Wisseling,
die veel succes had.
Ook als etser heeft v. d. Valk zich een
uitstekenden naam verworven en vooral de
etsen pogenblikkelijk naar de natuur gemaakt,
zijn bijzonder gezien en oorspronkelijk.
Weer verlaat hij Amsterdam en gaat in
Scherpenzeel wonen, om ten slotte, na ook
te Amersfoort gewerkt te hebben, zich in
Leiden te vestigen. Den laatsten tijd werkt
hij veel in 't Ethnografisch museum en 't
zijn knappe teekeningen, die hij naar wonder
fantastische monsters maakt. Zijn zin voor
't gedrochtelijke, 't wonderbaarlijke, dat de
natuur schept, spreken ook uit zijn gevoelige
teekeningen naar schelpen, die hij, als waren
ze pas uit zee aangespoeld, laat spiegelen.
In tegenstelling met vroeger werk zijn
deze schelpen en ook de landschappen die
hij tegenwoordig maakt van een groote
licht en teerheid. Een vernieuwing dus, die
hopen wij nog veel in zich belooft en ook
weer eens een grootere tentoonstelling van
zijn kunnen. Van der Valk heeft genoeg in
portefeuille en de laatste jaren liet hij ons
niet veel meer dan een enkele schilderij of
teekening zien. F. BOBELDIJK
IMlmMIIMmlIIIIIIIIIMIHIIIIIIIflIIMIIMIIIIMlmilllMlllmlIMIIIIMIIIMIIMI
tf. BERSSEMBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF.
Verhuisd l November:
ZEESTBAAT 65, DEN HAAG.
Böckmann maar n kant, de partijman, en
dien kant gaf hij forsch. De man echter,
die in zijn secretaresse tevens zijn vrouw
heeft, de moeder van zijn kind, onthield hij
ons, en wij begrepen ternauwernood wat
Christine in dezen geagiteerden en
geaffaireerden echtgenoot, die haar toewijding
aannam als zijn recht, en geen blik voor
haar overhad, zoozeer kon hebben aange
trokken, dat zij, ondanks het diepgaand ver
schil in hun beider aspiraties, bij hem blijft,
zich zelfs nog verbeelden kan op den duur
met haar invloed dien man te zullen
bekeeren."
Het best geschreven tooneel, in I, tusschen
Christine en het katholieke
jeugd-vriendinnetje, dat haar komt vertellen van haar
voornemen ,.non" te willen worden, een
tooneel dat, warm en met poëzie gespeeld,
heel mooi zou kunnen zijn, diende mede
tot verklaring van dit ongelijk huwelijk,
doch leed zoozeer schipbreuk pp het spel
dezer laatste, dat zelfs deze feitelijke inhoud
van het gesprek, ons voorbijging. Om van
de geestelijke, die hier inderdaad, als in alle
goede kunst, aanwezig was, en verloren
ging, nu maar niet verder te spreken.
Mijn gaafste herinnering aan de
vertponing is het spel van Coen Hissink in een
bij-rol; hij was, natuurlijk en overtuigend,
van binnen-uit, een mensch, voldoende
typeerend den socialistischen afgevaardigde.
TOP NAEFF
i miiiumiiK iiiiiMimimiiiiiiiiii
Cent»Sigaar
Cents Sigaar