De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 21 oktober pagina 7

21 oktober 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

21 Oct '18. - No. 3052 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oude Schilderijen in Pulchri De firma Goudstikker uit Amsterdam stelt wederom oude schilderijen ten toon in de groote bovenlichtzaal van Pulchri Studio te 's Gravenhage. Het is, meer nog dan verleden jaar, een mooie ten toonstelling, waar de goede kwaliteit overheerschend is en waar bovendien de ver scheidenheid van het gebodene genot ver schaft. Zoowel het magistrale als het precieuse valt er te genieten: de zeer groote doeken van Jan Davidz. de Heem, Fijt en Jordaens vindt men er tegenover kleine kabinetstukjes van Steen, Brouwer, De Keyser of Van Goyen. Wij willen niet alles opsommen, doch alleen wijzen op een deel van het voornaamste. Van de Heem is vooral het groote gemerkte stil leven met den kreeft, de guitaar, de schel pen en de vruchten een weelde voor de oogen. Links ervan boeit o.m. een groot landschap van Salomon Ruysdael, een van die rustige stuk ken, waarvór men telkens weer in stille bewondering mijme rend stilstaat en waarvan een macht uitgaat, die zich steeds opnieuw doet JAN gelden. Van onze andere landschapschilders uit dien tijd zijn | o.m. vertegenwoordigd Aert van de Neer met een bijzonder mooi landschap bij maan licht, Jan van Goyen met een vroeg, nog wat bont stukje (1628), en met een stemmig bruingoud landschap van 1635; voorts Jacob Ruisdael met een poëtischen boschrand met water. Uit de Ruisdael-groep vindt men er voorts werk van Dubois (bijzonder goed in den toon), Decker, Van Vries. Stillevens zijn er, behalve de beide kapitale De Heem's, nog van Cornelis de Heem, van Aelst (een zeer goed schilderij, dat een weinig ver borgen hangt, rechts van den ingang), Jan Weenix enz.' Onder de figuurstukjes spant o.i. de hierbij afgebeelde Jan Steen de kroon: een man, met een zak vol dukaten over een onderdeur leunend. Eén van die geldstukken houdt hij in de hand als wilde hij zeggen STEEN : Dat hebie niet hetgeen op een blad papierachter hem ge schilderd staat: dat hebie niet! Dat heb je niet". - Het is n van die uitnemend getypeerde voorstellingen van vrekken, die niemand beter wist te scheppen dan Jan Steen. Van denzelfden meester is er nog een rederijkersgezelschapje bij kaarslicht,een vlot stukje; voor hen, die indertijd de veiling Maurice Kann te Parijs bezochten, een oude bekende. Wij herinneren ons nog, dat er DIRCK HALS: Gezelschap Wagner-Vereeniging Was glanzt ist für den Augenblick geboren, Das echte bleibt der Nachwelt unverloren". Dit motto uit Faust willen wij hun toe roepen, die meenen, dat de kunst van Bayreuth haren tijd gehad heeft. Moge zij voor de verdere ontwikkelings gang der muzikale cultuur ten deele niet bruikbaar meer zijn, gelijk ook de zuiver instrumentale kunst, door Beethoven tot het toppunt gebracht, zulks niet meer kan zijn, echt is deze kunst in de hoogste mate, om de strenge doorvoering en groei van hare eerste beginselen, uit de romantiek van Weber geboren, tot de allerhoogste volma king, die wij hier aantreffen. Moge men in de vroegere werken van den meester nog wel eens iets van Absicht" bemerken, die verstimmt", in Tristan zijn handeling, plastiek en muziek zoo tot n geheel ge voegd, dat wij het werk als vanzelf ontstaan gevoelen. Woord, gebaar en muziek dekken elkaar volkomen. Nergens gevoelen wij zulks sterker dan in de beide tooneelen vór de catastrophe in het tweede bedrijf. Er is een tijd geweest, dat wij dit bedrijf, gegeven de weinige handeling, langdradig vonden. Wij vermoed den niet, dat wat zich hier afspeelt, als het opgaan is in n reusachtigen klankenstroom, waarin de motieven zich geheel met de personen en hunne gewaarwordingen ver eenigen. Dit is juist het rasechte in deze kunst, dat wij hier niet meer aan technische pro blemen denken. Is het het zuiver menschelijke, dat ons in dit heldenepos zoo treft, dat het ook den meester hoog uitgedreven heeft boven al het min of meer cerebrale, wat wij nog bij het aanhooren van de Nibelungen" gevoelen? Waarschijnlijk wel. Op de middaghoogte van zijn leven, een onafgebroken stroom van rusteloos gejaagd heen en weer trekken van de eene stad naar de andere, was de banneling gekomen aan het bekoorlijke landschap, dat het meer van Zürich omsluit. De verstandhouding met Minna Planer, zijne eerste vrouw, wordt steeds slechter. Nu leert hij de goede fee van zijn Tristan kennen in de persoon van Mathilde Wesendonck, die eene zoo belang rijke rol in zijn verder leven zou vervullen. De ideale verhouding van deze beiden, die elkander niet konden behooren en door aanleg en zieleverwantschap voor elkander bestemd waren, moest wel haren invloed doen gelden bij de conceptie van de stof, belichaamd in Gotfried van Straatsburg's heldendicht. Daarom ook heeft de meester, bovendien onder den invloed van Schopenhauer, ons niet in dezen vorm de stof herschapen, maar deze geheel verinnerlijkt en tot de fijnste intuïtie van menschelijk gevoel opgevoerd. Niet het leven is het, wat beide gelieven zich droomen, want niets is schuldig aan deze beide, door de hoogere alomvattende liefdesmacht voor elkander bestemden; slechts in den dood begrijpen zij, vereenigd het geluk te kunnen smaken. Tristan's Ehre, höchste Treu"! Maar de natuur is sterker dan de begrippen van menschelijke deugd en ondeugd en voor deze gelukzaligen, over wie de wetten der menschen het schuldig moeten uitspreken, is de dood slechts verlos sing en bevrijding. Daarom verwazen dood en nacht tot n beeld en zijn leven en dag de schaduw, die het beeld verduisteren. Wel mag onze held uitroepen: dem tückischem Tage, dem hartesten Feinde Hasz und Klage." Ontzettend is dan zijn zielestrijd, wanneer hij zwaar gewond nedertfgt en de angst doorbreekt, in den dood niet met de geliefde vereenigd te knnnen worden; dat is de beteekenis van het noch im Tode mich zu sehnen." Is er wel nauwelijks n werk aan te wijzen, dat zulk eene geweldige tragiek bevat, als wij hier doorleven ? Een werk, dat door zijne uiterst subliele klank- en gevoelsschakeeringen, uitingen van eene zeldzaam fijn besnaarde kunste naarsziel, van de vertolkers verlangt, dal zij zijn kunstenaars in den werkelijken, waarachtigen zin des woords, niet te ver warren met mooizingende of acteerende menschen. Al ligt nu over de uitvoering ook thans toen ijverig op geboden werd, maar wisten niet, waar het was beland. Een klein ovaal Brouwertje, rechts aan den wand, is ons om zijn koloriet: geel oker, Kuin, en roze grijs, bijgebleven. Nog een tweede, completer stuk, in den catalogus afgebeeld en A.B. gemerkt, staat op Brouwer's naam, terwijl eindelijk een boerenvechtpartij, lors catalogue, aan Brouwer en Craesbeeck is gegeven. Het wil mij voorkomen, dat Craesbeeck en Brouwer" juister ware. De neest linksche figuren toch, en een deel van het /bijwerk, zijn zeer karakteristiek werk van den eerste, en alleen de 2 figuren rechts wijken technisch dusdanig af, dat men sterk aan Brouwer denkt. Van de beide gebroeders Ostade zijn mooie schilderijtjes aanwezig en tevens een van den iets kleuriger na volger van Adriaen: Victoryns. Onder de portretten trekken de aandacht :en gemerkt damesportretje van Thomas de {eyser, een Rubenesk vroeg portret van Anton van Dijck, twee goede portretten in grijs door Van de Venne, een Moreelseachtig, bijzonder innemend damesportret, een goede Verspronck (vrouw) en een late Nicolaes Maes (dame in 't rood). Zoo zouden wij kunnen doorgaan: van de 54 schilderijen zouden dan nog de werken van Both, Wijnants, De Wit enz. genoemd moeten worden. Wij willen echter niet eindigen alvorens nog te hebben gewezen op een pittig gezelschap j e van Dirck Hals, en op een klein allerliefst landschapje met vee door Adriaen van de Velde. De catalogus is, evenals verleden jaar, goed verzorgd en de toeschrijvingen zijn, op zeer enkele na, naar onze meening juist. De David Teniers schijnt mij eerder het werk van den Vlaming Jan Thomas van Kessel of daaromtrent; en het zeer De Vlieger-achtige havengezicht met schepen komt mij voor, niet van De Vlieger te zijn maar van Porcellis, te meer daar ik op het schuitje rechts diens monogram meen te lezen, op dezelfde manier als op een derge lijke schilderij in het Museum Boymans. Doch dit zijn zaken, die met het esthetisch genot niet te maken hebben. Dit laatste is, gelukkigerwijze, in Pulchri ruimschoots te vinden en wij verheugen ons, dat de firma Goudstikker ook dit jaar weer in den Haag ten toon stelt. W. MARTIN iiiiiiiiiiiiiMmimiiiiiiiiiiiiii Rutgers" 1766-1916 Te New-Brunswick, in de staat New-Jersey, viert men dezer dagen 't 150-jarig bestaan van de daar gevestigde hoogeschool: Rutgers College". Ter gelegenheid hiervan is het eeredoctoraat aangeboden aan onzen Nederlandschen Gezant te Washington. Er is reden voor deze verstandhouding met Nederland, en voor belangstelling ten onzent in deze Amerikaansche instelling. De hoogeschool te Nieuw-Brunswijk is eene schepping van den Hollandschen geest. Zij is opgericht op verzoek van de in de NieuweWereld gevestigde Nederlanders, die aan de Gereformeerde Kerk uit het moederland vast hielden, en zich niet bij de Engelsche of de Schotsche kerk wilden aansluiten. Tot in de 18e eeuw bleven zij behooren tot de Amsterdqmsche classis en betrokken van daaruit hunne predikanten. De stichting van Rutgers College in 1766 kwam voort uit de behoefte, om in hun eigen land hunne dominé's te vormen, en de geest van de Nederlandsche Calvinisten, ook de taal van den Statenbijbel, zijn daar nog lang in eere gehandhaafd. De theologische facul teiten in Nederland werden tot in de 19e eeuw geraadpleegd. De namen der oprichters en eerste leeraren spreken voor zich: Freylinghuyzen, Bogaert, Hardenberg, waren de professoren, en onder de stichtingsoorkonde treft men handteekeningen aan van: Hazebroek, Van Meteren, Kuypers, enz. Ook de naam der stichting, naar een lateren burger van New- York, heeft een btkenden klank. De traditie leeft nog steeds voort in'een iiiiiiiiiiiHiiiiiiiitiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuitiiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiii weer een cachet van voornaamheid, toch heeft er een en ander ontbroken, om tot dat geheel te geraken, wat wij als recht matige eisch aan de Wagner-Vereeniging mogen stellen. Haar oorspronkelijk doel, het publiek ver trouwd te maken met het werk van den meester, mag als bereikt gelden. Thans moeten de opvoeringen meer dan ooit model-opvoeringen zijn. Juist naast de groote kunst van eene Walker en een Urlus is het noodig, dat ook van de kleinere partijen iets bizonders uit gaat. Noch de Brangane noch de Kurwenal vonden in Othilie Metzger en Latterman bizondere vertolkers. Vooral de eerste gaf eene vrij kleurlooze vertolking, die bovendien niet jeugdig ge noeg was. Ook het timbre van het wel is waar zeer schoon orgaan, is voor deze partij te donker. Beter voldeed Friedrich Plasscke als Marke. Vooral met zijn slot inII Denunerforschlich furchtbar tief geheimnisvollen Grund, wer macht der Welt ihn kund" wist hij ons te treflen. Hoog boven alles stond de fuitbeelding der Isolde, al willen we terstond erkennen, dat Urlus van den Tristan, zoowel in spel als zang, eene zeer goede vertolking heefl gegeven. Maar in plastiek en mimiek is Edyth Walker dezen Helden ohne gleichen" nog de baas. Hare geheele vertolking wist eene snaar in ons gemoed te doen trillen en meer dan koele bewondering te wekken. Het debuut van het Residentieorkest in deze omgeving mag zeer gelukkig geslaagd heeten. Al kon het ensemble der strijkers nog niet altijd schoone herinneringen doen vergeten, de blazers hebben bij hunne Amsterdamsche collega's zeer zeker niet ten achter gestaan, wat klankgehalte betreft. De koren klonken wel wat ruw. Een stre ven naar een bewegelijk realisme mag niel te zeer ten koste der klankschoonheid ge schieden. Wat de aankleeding betreft, mogen we niet verzwijgen, dat een decoratief in meer modernen geest gewenscht voorkomt en dat bovendien de kleuren der costuums niet altijd van goeden smaak getuigden. Het rood van Tristan's mantel past nie bij de rossige haardos van Isolde. Alles tezamen genomen, zijn we geschei den onder den Indruk van eene zeer goede gevoel van verwantschap. Bijzonder natuur'ijk met onze Gereformeerde kringen; en Dr. Abr. Kuyper was er, bedriegen wij ons niet, een gerieve gast. Toen ondergeteekende voor eenige jaren de hoogeschool bezocht, werd hij in de biblloteek verrast daor een voortreffelijke verzameling >an de klassieke en moderne Nederlandsche litteratuur- en historieschrijvers van de 17e eeuw tot op heden. Dr. van Dyke, de Gezant der Vereenigde Staten in Den Haag, was zoo vriendelijk, voor De Amsterdammer" een bijdrage te schrijven bij het feest van Rutgers College. v. H. Jhr. Mr. VAN RAPPARD, Nederl. Gezant te Washington; de nieuw benoemde doctor honoris causa van het Rutgers College. RUTGERS COLLEGE door HENRY VAN DIJKE Gezant der Vereenigde Staten in Nederland Rutgers College, dat juist zijn honderdvijftigjarig bestaansfeest gevierd heeft, is een van de kleinere Amerikaansche onderwijs-inrichtingen, maar het behoort tot de kleine groep dier inrichtingen, waarvan de oprichting in Amerika plaats gehad heeft vór de Revolutie. Het kreeg zijne brieven van erkenning van Koning George III, die ze aan Hollan ders gaf te New York en New Jersey, in 1766, twintig jaar nadat hij den grooteren nabuur, Princeton University, stichtte. In de stichting en het eerste bestaan van beide deze instituten, speelden Amerikanen van Hollandschen afkomst een groote rol. RutgersTCollege ligt in de oude stad oud voor fAmerika, bedoel ik natuurlijk New Brunswick, die ongeveer op vijfendertig mijlen afstand ten westen van New York ligt, en vijftien mijlen ten oosten van de Princetown Universiteit. De stad is prachtig gelegen aan de oevers van de Raritan, en de Universiteit heeft een aantal schilderachtige gebouwen in een Campus" dat vol fraaie boomen is. Mijn geslacht woonde in New Brunswick, vele generaties lang, en bezat groote land goederen in de omgeving. Rutgers college, dat oorspronkelijk Queens" college heette, had jarenlang aan zijn instituut verbonden een theologisch seminarium van de (Hollandsche) hervormde gemeente. In den vroegeren bestaanstijd was de universiteit bijna volkomen gewijd aan de ouderwetsche klassieke opvoeding; maar, eenigen tijd geleden, laten wij zeggen dertig of veertig jaar, is de landbouwkundige uni versiteit van de staat New Yersey er aan verbonden, en ik ben geneigd tot de meening, dat tegenwoordig het meerendeel der studen ten meer wetenschappelijke cursussen volgen dan klassieke of philosofische. Ik herinner mij niet, en heb hier ook niet de gelegenheid om deze inlichting te verkrijgen, hoeveel studenten er precies aan de Rutgers Hooge school studeeren. De naburige Princeton Universiteit heeft zestien honderd studenten. In 1771 kwam de Rev. John. H. Livingstone, die aan de Utrechtsche Hoogeschool zijne studiëen voltooid had, naar Amerika, en waarschijnlijk is het door zijn toedoen geweest dat Rutgers het motto aannam, dat luidt: Sol justitiae et occidentem illustra, en dat zeer verwant is aan het Utrechtsche devies: Sol justitiae nos Illustra. Voor eenige maanden schreef ik, naar aanleiding van een brief van den President van Rutgers, aan den Rector van de Utrechtsche Hoogeschool, om hem opmerkzaam te maken op dit merk waardig feit, en ik merkte daarbij op, dat hij misschien eenig bericht zou willen zen den aan Rutgers College, op den dag van het verjaringsfeest van dat instituut. Helaas heeft hij mij niet met eenig ant woord vereerd, en ik weet dus niet, of deze boodschap al of niet verzonden werd. De oude Hollanders, die onder de eerste settlers" van Amerika behoorden, hebben veel bijgedragen tot de welvaart en het leven der Vereenigde Staten. In geen opzicht is hun aandeel belangrijker geweest, dan in de opvoeding. Hun grootste gift was ongetwijfeld hun stoot tot het Amerikaansche vrije school systeem, dat zijn oorsprong vond in de Hollandsche nederzetting Nieuw Amsterdam. Rutgers College opvoering over 't algemeen, met enkele hoogtepunten in 'tbizonder, in hoofdzaak te danken aan de voorname priesteresse der kunst: Edyth Walker. Mr. H. M. VAN LEEUWEN "** Sonaten-avond Gunning?Franco Mendes We zouden de prestaties van beide con certgevers niet duidelijker kunnen karakteriseeren, dan door de verklaring, dat deze avond stond in het teeken der degelijkheid. Degelijk bleek in 't algemeen de voorbe reiding, inzonderheid van Reger's sonate. Degelijk ook de keuze der werken. Intusschen moeten we toch, pp gevaar af, bovengenoemd niet geheel bij elkaar pas send tweetal frivool te schijnen, verklaren, dat ons juist de Sonate van Méhul (toevallig bekend in eene bewerking van den Russischen-pianist Meyrowitsch) niet het minste van den avond geweest is, dank den geestigen, luchtigen tint, dien de pianist wist aan te brengen. Het tempo klonk wat te gejaagd, wat de duidelijkheid schaadde. Een andere, meer beduidende Franschman, Rameau, voerde de pianist ten tooneele in het pom peuze gewaad, dat Godowsky diens Sara bande heeft aangetrokken. De uitvoering was zeer goed, maar toch zouden we Franco Mendes hier willen wijzen op de voortref felijke meer stijlvolle bundels, die de bewer kingen van Diémer bevatten. Hij kan dan op eene volgende uitvoering eens ten gehoore brengen, wat zijne collega's te zeer verzuimen. De namen Bach, Biber en Reger, die het programma voltooiden, zouden, n'en déplaise de degelijkheid, ons misschien minder stroef en ernstig hebben aangedaan, wanneer de violiste bij die eigenschappen, die in hooge mate paedagogisch te waardeeren zijn, eene soepele, meer elastische toongeving bezat. Daardoor mist het spel rijkdom aan nuances. al is mej. Gunning muzikaal genoeg, om ons wel te overtuigen, vau dieper artistiek begripsvermogen. Maar het is juist de hoogere aesthetische techniek, het geheim van op het instrument te kunnen zingen, die deze kunstenaresse vooralsnog ontbreekt. Meer zin voor gevoelige schakeering be zit, naast voldoende degelijke kennis, Franco Mendes. De breede plastiek in de reeds genoemde Rameau-bewerking bracht hij evengoed te recht als de luchtig vloeiende passages en de gracieuze contouren van Mehul's sonate. Ten slotte mogen we beide artisten onze waardeering niet onthouden voor de ken nismaking met Reger's op. 139. Al bevat ook dit werk veel van wat wij de zwakke zijde van den componist achten t.w. het schabloneachtige element, al te zeer op contrapuntische kennis steunend, het Largo en in nog sterker mate het thema met variaties zijn stukken, waarover de Muze van dezen thans afgestorvene zegenend de handen heeft gespreid. De concertgevers gaven ons een zeer zorgvuldig voorbereide vertolking te hooren en het licht zeer zeker voor het grootste ?deel aan den componist, die hier het klavier een al te zeer de vioolillustreerende taak heeft toebedacht, dat de uitvoering ons een indruk van monotonie gaf. Het meest kleurrijke vioolspel zal, dunkt ons, niet het bezwaar opheffen, dat aan den strijker hier een te uitsluitend lyrisch element is toebedeeld. Reeds bij Beethoven vinden we in dit opzicht grootere afwisseling. Onze indrukken resumeerende, was deze avond er een, die, zooal geene diepe emoties wekkend, ons toch in menig opzicht goed artistiek werk te hooren heeft gegeven. VAN LEEUWEN TENTOONSTELLING HERfSIMODES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl