Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Oct. '16. - No. 2053
die de Bank op haar biljetten maakt, in aan
merking moet genomen worden, dat een
belangrijk deel van de daaruit ter harer
beschikking komende gelden renteloos blijf
en dus alleen winst gemaakt wordt op h
in disconteeringen en beleeningen belegd
deel. Bedenkt men bijv. dat bij de
oogenblikkelijke metaaldekking van ca. 75 pCt.
slechts 25 pCt. van het door bankbiljetten
uitgifte en rekeningcourant saldi haar ter
beschikking komend kapitaal rentedragend
belegd is, dan beteekent dit bij een rente
voet van ca. 4% pCt. nauwelijks IVs pCt
over het geheele bedrag. En bedenkt men
dan nog verder, dat van de winsten van de
Bank feitelijk 2/3 naar den Staat gaan, dan
is het aandeel van de Bank in die winst
nauwelijks % pCt. op de geheele bankbil
jetten-circulatie. Waar, zooals mr. Van Ogtrop
er aan herinnert, indertijd de onkosten van
het Rijk op de vroegere rauntbiljetten ca. 2
per mille bedroeg, volgt daaruit, dat de
zuivere winst van de Bank op hare uitgifte
van kleine biljetten al zeer miniem moet zijn,
onder omstandigheden elfs verliesgevend.
In het verder verloop zijner beschouwing
doet Mr. v. Ogtrop nog uitkomen, hoe de
Bank, aanvankelijk door den Koning en de
Regeering met allerlei voordeelen opge
kweekt, allengs een ruime bron van inkomsten
voor den Staat is geworden. Sedert 1889/90,
toen de Staat voor het eerst in de winsten
van déBank begon te deelen, heeft hij in
het geheel f58.907.000.- uit deze bate ge
trokken. Daarbij dient nog in aanmerking
genomen te worden, dat de Bank als Rijks
kassier, als bewaarster van de waarden der
Rijkspostspaarbank en andere Rijksinstellin
gen kosteloos een aantal veelomvattende
diensten aan het Rijk verstrekt.
Lezenswaardig is ook, wat de schrijver
op pag. 10 en 11 van zijn artikel opmerkt
over de disconteeringen en beleeningen bij
de Bank en daarbij opkomt tegen het vrij
algemeen bestaande misverstand, dat de
Bank sommigen discontanten een
discontocrediet" verleent, waaronder dan verstaan
wordt, een maximum bedrag, dat de
discontant steeds bevoegd zou zijn bij
de Bank te mogen disconteeren." Dif is
niet het geval; wel is er een grens, waar
boven de Bank in het algemeen papier
van eenzelfden discontant niet aanneemt,
maar ook binnen die grens behoudt zij zich
de bevoegdheid voor, elke nieuwe aanvrage
op zich zelf te beoordeelen en eventueel te
weigeren. Hetzelfde geldt ten aanzien van
beleeningen. Als algemeene regel sluit de
Bank fondsen en goederen van speculatieven
aard als onderpand van leeningen uit. Dit
beteekent echter niet, dat zij zonder
distriminatie steeds alle andere fondsen en goe
deren tot lk bedrag wel aanneemt.
In dezen gedachtengang kan het voor
komen" schrijft Mr. van Ogtrop dat
de Bank voor den n een soort effecten of
goederen beleent en het aan een ander
weigert, dat zij bezwaar maakt tegen een
onderpand bestaande uit hetzelfde fonds;
dat zij derhalve acht slaat op het doel en
de oorzaak van het gevraagde crediet." In
dit verband herinner ik er aan, dat in een
bankverslag van eenige jaren geleden door
den toenmaligen President er uitdrukkelijk
op gewezen is, dat de Bank niet bereid
was beleeningfaciliteiten te verleenen op
onderpand van niet voldoende
geclasseerde fondsen, zelfs als op de solidüeit
van het fonds niets aan te merken was.
Het artikel van mr. van Ogtrop bevat nog
een aantal belangwekkende bizonderheden
en is bovendie^i versierd met een aantal
afbeeldingen van het gebouw der Hoofdbank,
Bijbank en diverse kantoren van Agent
schappen, terwijl eene afbeelding een beeld
geeft van de crtsisdrukte in de eerste dagen
van den oorlogstoestand, den zoogenaamden
run om zilver.
Voorziet het artikel in Neerlands Wel
varen dus niet aan hetgeen wij verwachten,
dat het Gedenkboek nog eenmaal zal geven,
op zichzelf is het een aangenaam geschreven
beschouwing, waarmede de kennismaking
aanbevolen mag worden.
* *
*
Nog eens de Verdedingsbelasting I*
Een belangstellend lezer maakt mij op
merkzaam op eene vergissing in mijne be
schouwing over deze heffing in het nummer
van 7 dezer.
Art.10al.3der wet luidt:?Percentage voor het
gedeelte van het vermogen, dat bedraagt enz."
O N T M O ET I N;G
DOOR
LEO RIKMENSPDEL
IV (Slot)
Den Zondag daarop waren ze weer bij
elkaar. Bertie was overgekomen en aan het
station stond zij op hem te wachten. Hij
was dol-gelukkig haar weer te zien, maar
Flory lachte niet, toen zij hem had opge
merkt in den menschenslroom, die lang
zaam door den controle-doorgang over
het stationspleintje uitvloeide. En toen hij
haar hand gedrukt en haar een kus had ge
geven, zonder dat zij hem terugzoende, wist
Bertie, dat haar iets hinderde.
Scheelt er wat aan, Flory? vroeg hij
teleurgesteld.
Moet jij dat nog vragen? voer zij bits
uit en dan kortaf: Bertie, je moet niet
denken, dat ik mij laat bedriegen!
Flory, hoe kom je er aan te zeggen,
dat ik je bedrieg ? Wie geeft je het recht
daartoe ? vroeg hij met nadruk. Ik bedrieg
je niet! Ik heb je nooit bedrogen!
Meen je, dat ik niet gehoord heb met
wie je hebt staan praten eergisterenavond,
toen je mij had weggebracht?
God, daar heb je 't. 't Is verschrikkelijk,
dacht Bertie. 't Priemde scherp door z'n
ziel. Toch ben ik niet schuldig. God, wat
is liet leven toch ontzettend, vlogen de
gedachten door z'n hoofd.
Flory, je moet gelooven, wat ik je zal
zeggen. Luister eens.
Het kan mij niet schelen wie je wat ver
teld heeft en wat je verteld is. Die ge
dienstige geest heeft misschien gemeend
zijn plicht te doen, maar ik zal je de waar
heid zeggen.
De gecursiveerde woorden waren door
mij over het hoofd gezien en dientengevolge
ben ik bij mijne becijfering uitgegaan van
de onderstelling, dat bij het bereiken van
elke hoogere klasse van de in de wet op
genomen tabel het hoogere p rcentage over
het geheele bedrag van het vermogen moet
betaald worden.
Dit nu is niet het geval; het hoogere per
centage is alleen verschuldigd over het ge
deelte van het vermogen, dat de in de lagere
klassen genoemde bedragen te boven gaat.
Voor de kleinere en middelmatige vermo
gens maakt dit een nog al aanmerkelijk
verschil; bij groote vermogens legt het minder
gewicht in den schaal.
Zoo moet bijv. van vermogens van f 50.000
tot f 100.000 slechts :!i per mille betaald
worden van hetgeen het vermogen meer dan
f50.000 bedraagt en dus voor een vermogen
van f50000 niets in stede van f37.50, voor
een vermogen van f 100.000 f 37.50, in stede
van f75.?.
Voor een vermogen van f 250.000 moet
niet 3 per mille over het geheele bedrag
betaald worden, maar
over de eerste f 50.000 nihil . . =; f O
tweede 50 000 & p. mille = 37.50
derde 50.0001 fi =
75.vierde 50.000 2 \ =?112.50
vijfde 50.0003 =_
150.:f 375^
Voor een vermogen van f 1.000.000 moet
niet 6 per mille .over het geheele bedrag
betaald worden, maar
over de 1ste f250000 als boven, f 375.
over verdere 50.000 3 p. mille =?175.
. 1000003% n =,
375.100.000 4Vs =
450.250.000 5'/4 -?1312.50
250.000 6 = 1500.
f 4387.50
Voor een vermogen van f 5 millioen moet
niet l percent van het geheele verrrfogen
betaald worden, maar
over het 1ste f 1.000.000 als boven f 4387.50
verdere»500.00064 p. mille 3250.
500.0007
3500.1.000.000 8
8000.1.000000 9 9000.
1.000.000 l pCt. . 10000.
f 38137Ü5
Men ziet dus, dat de berekening inge
wikkelder is dan ik mij dat voorgesteld had,
maar bovendien dat deze heffing voor de
middelmatige vermogens minder drukkend
is dan ik aanvankelijk meende. Dat neemt
echter niet weg, dat het totaal der drie
heffingen (Verdedigingsbelastingen Ia, löen
II) toch nog altijd voor kapitalisten, die geen
ander inkomen hebben dan de rente van
hun vermogen belangrijk blijft.
J. D. SANTILHANO
TJIT HET
Een Vleugje Haagsche Wind
(Teekeningen van Is. v. Mens)
VAN BEAU-MONDE" TOT SOCIETY"
Zaterdags tegen middernacht in het restau
rant van hotel Centraal; tegenover me in
avondkleeding een jonge dame. Ze is schoon
en bekoorlijk. De champagne perelt in de
platte kelken. Zacht ruischt de muziek, de
opwekkende muziek van tziganen. In het
licht baadt de beau-monde aan de feestelijk
gedekte tafeltjes, waar de breede flesschen
in zilveren ijsvaatjes staan. Er is een zacht
gezoem van beschaafde stemmen. Er is
weelde van kleeding, er is vrouwelijke
schoonheid en ijdelheid. De atmospheer
ademt weelde en verfijning. Elegant dan
sende paartjes op het podium, een zanger
lokkende streelende weelde-muziek.
Mijn dame geniet. Ze rookt
haar cigarette zonder schroom,
met mondaine elegance. Haar
lach klatert, haar oogen fonkelen
van genot. We hebben de fijnste
spijzen genuttigd en de duurste
dranken gedronken.
Ze zegt, dat ze zich buiten
Holland waant in een wereldstad
met wereld-weelde, in Parijs.
Neen, we zijn niet in Parijs,"
leg ik haar uit. De elegance die
we thans uitleven wil niet meer
Fransch zijn.
We zijn in
onze residen
tie zoolang
chic en ele
gant geweest,
dat de be
hoefte zich
deed gevoe
len aan iets
nieuws. De
weelde die we
nu beleven, is
geparenteerd
aan den
bottler met een
zilveren pre
senteerblaad
je voor brie
ven. Ze is de
naaste familie
van sweet
peas.hightea,
tea gown,
cosy corner, eye
glass en
dinner jacket,
door het vulgas smocking genoemd. Ze is iets
verder verwijderde familie van cocktail, flip
en fizz, van bar, en mixter.Het is hier een af ter
theater supper", of supper by candle light."
En de hors d'oeuvre varié", de huitres
de Zeelande, en de homard paiche die we ge
geten hebben, de Moet en Chandon" die we
hebben gedronken en de fine champagne'?
Ja, dat zijn nog overblijfselen, we zijn
nog niet geheel met onzen arbeid gereed.
Ze begreep me niet.
Ik was bijna thuis en ik had den heelen
terugweg echt-ge!ukkig aan jou gedacht en
toen hoorde ik ineens een vrouwestem, die
me goeienavond zei en toen ik opkeek,
stond er een vrouw voor me. Ik schrok er
van, en ik moest, of ik wilde of niet blijven
staan ... eenige jaren geleden had ik haar
gekend.
Ia Bertie woelde de angst reeds te veel
te hebben moeten loslaten... Toch stond
het ineens bij hem vast nu alles te zeggen,
maar Flory viel hem opgewonden in de rede:
God, dan is er ook meer geweest tusschen
jullie? ...
Ja, dat is zoo, zei hij kalm.
Toen kwam in Flory het overweldigende
schrik-gevoel, dat haar mooiste illusie als
ineens doofde, met de gedachte, dat er mis
schien v/el een kind was!
Van smartelijke verontwaardiging vloeiden
haar de oogen vol tranen en met weenende
stem zei ze: En daar heb je me nooit iets
van gezegd!
Nu kon Bertie zijn tranen ook niet weer
houden en dat kalmeerde haar een weinig.
Na eenig stilzwijgen zei ze weer: dan
had je nu juist moeten doorloopen!
Och Flory, nee, in werkelijkheid kun
je dat niet, want in zoo'n moment voel je
iets, ja ik weet niet, of je een verplichting
hebt, die je niet begrijpt, maar die je dwingt,
die je beheerscht...
Dat is onzin! voer Flory weer uit, als
je van mij oprecht houdt, heb je aan nie
mand verplichtingen. ..
Ze waren naar de lindenlaan geloopen.
Daar ruischten hun voetstappen door de
dorrende herstblaren op den grond in de
stilte. De maan stond laag en groot aan den
hemel.
Bertie, je begrijpt, ik vind het ver
schrikkelijk wat je mij hebt aangedaan! Ik
maak het af met je, want je hebt me be
drogen !
Flory, zei Bertie kalm, ernstij;, doe
geen onverstandige dingen, denk om ons
geluk!
Geluk? jij, die het zoo vertrapt!
Flory, wees niet zoo wreed. In wer
kelijkheid heb ik voor ons geluk gewaakt.
Als je wist, hoe mijn liefde is rein gebleven
in die oogenblikken, zou je mij niet
veroordeelen. Ik ben niet schuldig. Ik durf je
met open oog aanzien. Geen oogenblik ben
ik je ontrouw geweest! Wat misdeed ik
dan? Was het verkeerd van me, dat ik even
een vrouw aanhoorde, van wie ik vroeger
heb misbruik gemaakt? Mocht ik geen
medelijden hebben met de klacht van een
ongelukkig wezen, dat voor geld vandaag
van deze, morgen van die is en die daarbij
een kind heeft ook, dat alleen om zijn be
staan al wordt verafschuwd? Neen Flory,
je mag me niet veroordeelen, omdat ik een
ongelukkige vrouw heb aangehoord, terwijl
ik machteloos was haar te helpen, ofschoon
ze mijn medelijden toch verdiende.
En dat kind dan, van wie is dat? Hoe
weet je, dat het niet...
Neen Flory, dat kan onmogelijk, want
ik heb haar nu drie jaren geleden het laatst
gezien en haar kind is nog geen twee
jaren oud. Flory, als je wist, hoe ze mij
gesmeekt heeft, met haar mee te gaan en
hoe ik mij, dank zij onze mooie liefde, heb
goed gehouden! O, ik voelde werkelijk diep
medelijden met die vrouw, toen zij mij ver
telde van de armoede, die zij geleden had
en van haar ellendig leven, en dan te den
ken, dat er een tijd is geweest, dat je van
zoo'n wezen hebt geprofiteerd, neen Flory,
ik kon niet anders dan haar aanhooren.
Maar jou ben ik geen oogenblik ontrouw
geweest. Ik zei haar, dat ik niet mocht, dat
ik verloofd was en ons geluk niet mocht
vergooien en toch hield ze aan tesmeeken,
dat ik met haar mee zou gaan. Maar toen
ben ik van haar weggegaan ...
Hij zweeg eenige oogenblikken en dan
begon hij weer: Flory, het is de heilige
waarheid, je moet me gelooven ter wille
van onze liefde. Toe, zeg, dat je me gelooft!
Bertie stonden de tranen in de oogen.
Zij deed nog een beetje onverschillig:
haar eergevoel, haar vrouwelijke waardig
heid waren nog te veel geschokt. Maar na
nog een oogenblik te hebben nagedacht
over Bertie's laatste woorden, zei ze ineens,
als triomfeerend over zich zelf: ja, Bertie,
ik geloof je, ik weet, dat je mij liefhebt.
je mag me weer kussen.
En ze wierp zich aan zijn borst en in
snikken uitbarstend, zei ze:
Bertie, ik zou toch niet buiten je kunnen,
ik wist, dat het niet waar kon zijn. Ik voelde,
dat je mij niet ontrouw was geweest.
Zoo bleef ze eenige oogenblikken weenend
aan zijn zijde, terwijl Bertie haar met z'n
innigste kussen troostte, en dan vroeg ze,
hem gedwee aanziend: Bertie wees nu
vooral goed en zacht voor me, o, ik ben
zoo gelukkig, dat ik je terugheb. Jij zelf
kunt mij de kracht geven, om altijd jouw
liefde te beantwoorden. Door jou alleen
wil ik gelukkig zijn! Jij alleen bent mijn
opperste geluk!
Bertie was machtig aangedaan door die
overgave van haar oprechte liefde; hij vond
geen woorden om uiting te geven aan zijn
geluksemotie.
Hij kuste haar oogen, haar mond, terwijl
hij haar hoofd zacht in zijn handen hield.
Toen keek hij haar diep in de oogen en
sprak ernstig en zacht: Flory, ik dank je
voor het vertrouwen, dat je mij hebt ge
geven, dat je mij hebt willen gelooven,
toen ik zeide, dat ik de waarheid zeggen
zou. Toen ik je mijn liefde gaf, heb ik je
gezegd, dat je mij niet gauw heelemaal zou
leeren kennen, omdat ik van me zelf wist,
dat ik soms heel vreemd kon lijken. Ook, l
dat je mij nooit te gauw moest veroor- j
deelen. Nu ben ik zoo blij, dat je vertrouwen
in mij hebt gehad. Wat nu gebeurd is,
moeten we maar gauw vergeten. Laat het
je vooral niet tot droefheid, eer tot vreugde
strekken, want ik geloof vast, dat het ons
weer nader tot elkaar heeft gebracht.
Ja, dat heeft het, Bertie, dat geloof ik
vast! Ik kan je niet zeggen, hoe blij ik ben,
dat je nu in mijn gedachten weer rein voor
mij staat, want, ik moet het je bekennen,
even had ik aan je getwijfeld. Maar nu lijk
je me weer zoo groot, zoo lief, zoo
diep goed.
O God, mijn lieve, heilige God, ik hou
zoo echt van je! Jij bent de man, zooals
Onze elegance, ging ik verder, is steeds
geïmporteerd en men heeft nu naar nieuwe
gebieden uitgezien. Men was beu van chic"
zijn, het werd vulgair, en nu wordt wie
zich eenigszins respecteert, smart." Onze
onsterfelijke Verkade komt de eer toe den
eersten stoot in deze richting gegeven te
hebben. Van het tooneel af heeft hij het
ons geleerd. De tea gelegenheden en de
tango tea's zijn de eerste stappen geweest
op dezen weg. Het a/ter theater supper"
is het nieuwste. We zijn geen burgerlijk
Zaterdagavond publiek, we zijn week-enders."
In December hangen we holly" in ons huis
en mistletoe."' We geven met Kerstmis en
X mas dinner", met turkey"en
plumpouding." We zegge sorry" als we elkaar op
de teenen trappen. Voor pas de quoi," zegt
men don 't mentionit": voor excusez, bag
your pardon." Ten slotte zijn werniet meer
beau monde", maar society" en high life."
Toch geen struggle for high life?" vroeg
ze ironisch.
Van schrik viel ik uit mijn rol en zei fi
donc1' in plaats van shut up,"
Het werd tijd om heen te gaan. Voor het
restaurant waren een paar jongelieden die
ruzie maakten met n koetsier. Een ander
stel was in een rijtuigje geklommen en
galmde onverdragelijke dronkemans verzen.
Is dat smart", vroeg mijn dame. ;
Neen, Silly", maar nu zijn ze weer op
straat, moet je rekenen. . ARI
ik mij die altijd heb gedroomd, jij met je
heerlijke, diepe gedachten, die mij altijd
vooruit zijn, die mij leeren goed te zijn,
goed te leven. Jij maakt m'n leven zoo vol,
zoo groot...
Flory sloeg bei haar armen om zijn hals
en zoende hem hartstochtelijk.
Bertie, zei ze toen, ik heb aan jou zoo
heel veel te danken, je weet, ik ben nooit
vroom geweest, maar jij hebt mij altijd zoo
innig, zoo diep-gevoeld van een hoogere
macht gesproken, dat ik soms kan zitten pein
zen over eeuwigheid en God. Dikwijls voel ik
mij wonder zwak in het leven, maar dan
komt in me het vaste gelooven in jouw
liefde en dan moet ik ook in een God ge
looven en voel mijn wil vast worden. Ik
zie, dat wij enzelfden weg moeten volgen,
den weg van onze liefde. O, Bertie, we
zijn zoo subliem gelukkig. Ik zou het wel
kunnen uitschallen, dat iedereen het hoorde...
Bertie drukte zijn lippen op haar mond
en kuste haar met gesloten oogen in den
gloed van hun vurigste liefde-begeerte.
Daarna sprak hij uiterlijk heel kalm; Nu
voel ik machtig wat wij voor elkaar zijn
en hoe we elkaar helpen het moeilijk leven
dragen, zó, dat het iets schoons, iets
waardevols wordt.
Als ik je ooit zou hebben moeten ver
liezen, zou mijn grootste smart geweest zijn,
dat je mijn innerlijk niet gekend en mij
daarom veroordeeld zou hebben. Maar nu
ben ik gelukkig, over-gelukkig, want ik heb
je zoo mateloos lief en ik weet, dat ik je
eens heelemaal zal bezitten.
De stilte van den avond was om hen
heen in het zilverig waas, dat van den
sterrenhemel roerloos neerhing.
Mijn jongen, zei Fiory, terwijl ze
zachtlachend hem in de oogen keek: Weet je
wat ik zoo goddelijk vind? Dat groote
verlangen van jou naar mij. Wat zal het
verrukkelijk zijn, als ik een kindje zal heb
ben van jou! Een kindje, dat heelemaal
op jou lijkt...