De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 28 oktober pagina 2

28 oktober 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Oct. '16. --- Nö. 2053 Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: ,ConfettC'. Een kranig stukje dokterswerk: Gisteravond is in het ziekenhuis te Nijmegen overleden de 18-jarige V. B. uit V., die bij het smokkelen door een kommies was doodgeschoten. Blijkbaar moet men naar een ziekenhuis gaan om na zijn dood te kunnen overlijden... * Uit de Avondpost: In de Fransche opera gisteravond de reprise van La fille du Regiment", gevolgd door de ballet-pantomime Les Amours de Colombine", hier reeds eer der als première gegeven. We vernemen dat de directie van de Fransche opera voornemens is deze ballet pantomime nog menigmaal te geven als première, met extra vermelding wanneer de 25ste, 50ste en 100ste première wordt opgevoerd. Uit Vrij België: Inschrijving voor het zesde kwartaal. Zou dit het laatste kwartaal zijn ? Uit de Haagsche brief in het (U. D.): Bij een vraag behoort een antwoord, gelijk appelmoes bij kaas. Misschien een nieuw Haagsch gerecht appelmoes met kaas, maar de bewering dat ze onafscheidelijk zijn komt ons wat gewaagd voor. Bij den ingang van een der bloeiendste dorpen in Utrecht hebben Burgermeester en Wethouders het volgende waarschuwings bord laten zetten: Langzaam r ij den: Gevaarlijke punten : Kerken. Scholen. Het Gemeentebestuur. Men schijnt daar de politiek zeer netjes en met zelfkennis te weten samen te vatten! * Boven een advertentie betreffende het: leveren naar maat van damesmantelcostumes in prima stoffen met zijde gevoerd volgens laatste modellen" schrijft de N. R. Ct.: buiten verantwoordelijkheid van de Redactie". Als een mantel dus niet past, heeft niemand verhaal op de N. R. Ct. * De H. P. over neuzen: ... en even natuurlijk komt men neuzen tegen, die... enz." Wandelende neuzen? getoond door de heeren J. Boelen J.Rzn., joan Muller en mr. T. M. C. Asser en waarbij werd verklaard dat de zaak geen voortgang zou hebben wanneer niet voor minstens 5 millioen kapitaal was geteekend. Een en ander had de gewenschte uitwerking en binnen een paar dagen was het gevorderde bedrag volteekend. Bij acte van 28 November 1863 werd voor notaris Claassen de acte van oprichting der Naanvlooze Vennootschap Amsterdamsche Kanaalmaatschappij verleden, waarbij als oprichters en voorloopig bestuur compa reerden de heeren J. G. Jager, W. F. Heshuijzen, S. W. Josephus Jitta en C. A. E. van den Honert. Bij de Wet van 11 Juni 1864 werd de Maatschappij gemachtigd tot uitgifte van 10 millioen gulden Obligatiën, terwijl de Gemeente Amsterdam eene bijdrage van 3 millioen gulden aan de Maatschappij verleende. Waren hiermede voorloopig de financieele zaken geregeld, de moeilijkheden waren nog niet ten einde. Een Engelsche aannemers-firma, die de uitvoering der werken had aangenomen, onder bepaling dat zij op rekening der aan nemingssom 10 millioen gulden in volgestorte aandeelen in de Maatschappij zou ontvangen, geraakte reeds in financieele moeilijkheden vórdat zij aan het werk was begonnen. Een nieuw contract op dezelfde voorwaarDE KEIZER EN HET MEISJE door BERNARD SHAW Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden Vert. naar het manuscript. Dit verhaal werd door Shaw geschre ven, en aan De Amsterdammer" ter den werd aangegaan met de Engelsche firma Henry Lee & Son. Nieuwe moelelijkheden. Verschillende in schrijvers in het kapitaal der maatschappij voldoen niet aan hunne verplichting tot storting; groote verdeeldheid over de keuze van bestuurders; de heerjager trekt zich terug. Ten slotre werden in buitengewone ver gaderingen van aandeelhouders definitief benoemd tot directeuren: de heeren Heshuijzen, Josephus Jitta, van den Honert, H. A. Ihsinger en J. Boelen J.Rzn tot secretaris de heer jh. mr. J. W. Hs Rutgers van Rozenburg en tot commissarissen de heeren C. P. van Eeghen, Paul C, v Vlissingen, W. H. de Heus, Joan Muller, Joh. C. Zimmerman, A. F. InsingerenF. C.Jaski, Z. K. H. de Prins van Oranje aanvaardde het eerevoorzitterschap. Eindelijk kon dan het werk aanvangen en op den 8n Maart 1865 werd door den heer J. Boelen J.Rzn, na een toespraak van den heer Jitta, de eerste spade in den grond gestoken en werd met de doorgraving in de Breesaap begonnen. De uittevoeren werken bestonden uit het aanleggen van een buitenhaven, met twee hoofden ter lengte van 1500 meter in de Noordzee te bouwen, met een havenmond van 260 meter en een havenkom van 650 meter wijdte, het graven van een kanaal door de duinen ter lengte van ongeveer 6 kilometer, het bouwen van de noordzeesluizen, het indijken van het IJ, tusschen Velsen en Amsterdam, met een vaargeul ter breedte van pj.m. 60 meter en een diepte van 7.50 meter onder A. P. en het afsluiten met dijk en sluizen van de Zuiderzee ter hoogte van Schelllngwoude. De aan nee msom bedroeg 27 millioen gulden, waarbij gerekend werd een millioen gulden voo-i kosten van administratie, toezicht enz. Als eerstaanwezend ingenieur werd be noemd de heer J. Dirks, als eerste sectie ingenieurs voor de werken bewesten Amster dam de heer K. van Rijn en voor die beoosten Amsterdam de heer J. G. van Gendt Jr. Maar de maatschappij scheen onder geen gelukkig gesternte geboren, want al ras deden zich weder allerlei moeilijkheden voor, zoowel van technischen als financieelen aard. Ik zou te uitvoerig moeten worden om die allen te vermelden; in het kort zij mede gedeeld dat spoedig bleek dat de hoofden in zee, ontworpen naar dien te Dover be staande, van veel zwaardere costructie moes ten worden dan in de bestekken was opge nomen, dat de sluizen te Schellingwoude veel grooter capaciteit moesten verkrijgen dan primitief was aangenomen. De aannemers kwamen in financieele moeilijkheden daar de aandeelen der maat schappij, dooi hen in betaling ontvangen, hoe langer hoe moeilijker te verkoopen waren en de koers tengevolge van het voortdurend aanbod aanzienlijk gedaald was (40 pCt.). Het bestuur, in welks samenstelling eenige wijziging was gekomen en hetwelk thans bestond uit de heeren S. W. Josephus Jitta voorzitter, Aug. M. J. Hendrichs vice-voorzitter J. Boelen J.Rzn en S. W. de Clercq Wzn hield intusschen manmoedig stand en trachtte eene nieuwe financieele regeling te treffen met behulp van den Staat; het uitgegeven kapitaal, zooals hiervoren gezegd, bepaald op 15 millioen werd teruggebracht tot het tptdusverre uitgegeven bedrag van 8ty»mil lioen, terwijl voor de resteerende 61/»mil lioen obligatiën werden uitgegeven, voor 4 pCt. renteen voor aflossing door den Staat gewaarborgd. Op advies van een commissie van inge nieurs werd voor de hoofden eene versterking ontworpen van betonblokken ter zwaarte van 20 tons, die langs de hoofden in zee zouden worden gestort, eene beveiliging die proefondervindelijk deugdelijk is gebleken, doch waardoor de kosten van aanleg met niet minder dan 6 millioen gulden werden verhoogd. Immiddels had de Gemeenteraad van Am sterdam, ontevreden over den gang van zaken, in hare zitting van 20 December 1867 besloten zich tot de Regeering te wenden met het verzoek zelf de voltooing van het werk op zich te nemen, onder aanbod van eene tweede bijdrage van drie millioen, mits kanaal en haven uiterlijk op l Augustus 1876 voor de scheepvaart zouden worden geopend. De Regeering meende evenwel op dit voorstel niet te kunnen ingaan. De Gemeente raad besloot alstoen in hare zitting van 26 Februari 1868, op aandrang van de Regeepublicatie afgestaan, met het doel, eene vereeniging te steunen die voedsel en Meeren verstrekt aan de ongelukkige kleine Belgische kinderen in de streken in Vlaanderen, vlak achter het front Wij verbinden aan de publicatie den wensch, dat onze lezers, die voor dit doel gevoelen en getroffen worden door deze geschiedenis, bijdragen voor de Kinderzorg" (of Vestiaire) Marie-José" zoo als de vereeniging heet zullen inzenden bij de administratie van het weekblad Keizersgracht 333. , Zij, die een bedrag inzenden, zullen een afdrukje van het verhaal in boek vorm ontvangen. De Kinderzorg Marie-José" staat on der leiding van Mevrouw Hymans, echtgenoote van den Belgischen gezant Ie Londen, die ons de volgende bijzonder heden mededeelde: De vereeniging zendt melk, voedsel en kleeren naar St. Idebald, La Panne. Van daar worden de zendingen verdeeld over de dorpen vlak achter het front, zooals: La Panne, Furnes, Ronsbrugge, Coxyde, Hoogstaat, Outan, Wulveringham, Adenkirke. De kleine kinderen worden door doktoren en leden van den gezond heidsdienst verpleegd en verzorgd, en krijgen ook zeep, kleeren, versnaperin gen enz. leder zal begrijpen, in welke beklagens waardige omstandigheden vele kleintjes in dit meest geteisterde deel van Vlaan deren verkeeren. Het was in een dier nachten, waarin men zich zenuwachtig gevoelt, en menschelijke gestalten in de schaduwen meent te zien, of zelfs geesten, doordat, hoewel er een maan is, deze telkens weer schuil gaat ach ter de wolken; en vele wolken jaagden langs ROBBERT KALFF&G AMSTERDAM. Filiaal DEN HAAG: Noordeinde 160. ring, onder de bovengenoemde voorwaarde aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij de subsidie van 3 millioen toetezeggen. De grootste moeielijkheden schenen nu overwonnen en gingen de werkzaamheden vrijwel geregeld voort. Intusschen was de put voor de Zuiderzeesluizen gereed gekomen en op den 29sten April 1870 werd door Z. M. Koning Willem III de eerste steen voor de sluizen, die voortaan Oranjesluizen zouden heeten, gelegd. Den 18den Maart 1872 werd het eerste vaartuig door deze sluizen geschut. Ook de brug over het Kanaal te Velzen kwam gereed en werd 21 Maart 1872 voor het verkeer opengesteld, terwijl den 27sten Juli d,a.v. door het Rijkstoezicht de Noordzeesluizen werden goedgekeurd. De voltooiing van het werk naderde evenwel meer en meer; pp 4 Januari 1876 was de Zuiderpier op zijn volle lengte en daarmede de haveningang voltooid en op 3 October 1876 passeerde het Nederlandsch ramtorenschip Koning der Nederlanden het Kanaal en vertrok door de Noordzeeslulizen naar zee. Het;Kanaal werd op l November 1876 geopend, althans voor schepen met niet meer dan 5 M. diepgang, welke diepgang al spoedig in 1877 op 6.50 M. werd gebracht. Het was slecht weder op dien eersten November. Er stond een stijven bries" en allen die met mij te IJmuiden waren zagen met bezorgdheid naar de hooge zee welke buiten stond en brokken water" over de pieren wierp. Z. M. de Koning zou persoonlijk het kanaal en de haven openen en kwam daar toe per spoor te Velzen, waar Z. M. met de ministers en vele autoriteiten aan boord ging van het raderstoomschip Stad Breda. van de stoomvaart-maatschappij Zeeland, hetwelk vervolgens, Z. M. naast den kommandant op de brug, door het kanaal en de Noordzeesluizen naar zee stoomde, gevolgd door een aantal stoombooten met genoodigden. Na het gat te zijn uitgestoomd wendde de Stad Breda spoedig weder den steven en kwam weder te IJmuiden binnen. Velen hadden geen aangenaam zeetochtje gemaakt en menig galacostuum was door Neptunus gedoopt! De stoomschepen Rembrandt van Bordeaux en Pallas van deMiddellandsche zee komende, beiden stoomers van de Koninklijke Nederl. Stoomboot-Maatschappij, waren 's morgens reeds voorgaats en kruisten voor het gat, om na de officieele opening, achter de Koninklijke stoet binnen te stoomen. De rechtstreeksche verbinding van de Zuiderzee met de Noordzee, gedurende den hemel, sommige zóblank, dat men het maanlicht er doorheen kon zien, andere weer als bruine veeren, die haar even bevlekten, en ook groote, donkere, waarvan ge zeker wist dat, indien zij de maan te pakken zouden krijgen, zij haar zeker heelemaal verduisteren zouden. Er zijn menschen, die in zulke nach ten bang zijn, en binnenshuis blijven, bij licht en warmte, waar zij niet alleen zijn, en zij sluiten met hunne gordijnen den nacht buiten; maar anderen worden rusteloos, en moeten naar buiten, om rond te dwalen, en de maan te zien... Zij houden van het donker, omdat zij zich daarin allerlei dingen kunnen voorstellen omtrent plekken die zij niet zien kunnen, of dat er wonderlijke menschen uit het duister zullen komen, met wie zij vreemde avonturen zullen beleven. Op dezen specialen nacht was het niet half zoo gevaarlijk om buiten, in het duister te zijn, als het dien middag bij daglicht buiten geweest wast want het was in een dier streken, waar de Engelschen en Franschen tegen de Duitschers vechten. Overdag moest iedereen zich verborgen houden in de loopgraven. Indien zij maar even hun hoofd lieten kijken, dan werden ze: pang! dood geschoten. Er waren gordijnen opgehangen om u te beletten zekere velden over te ste ken; maar deze gordijnen waren niet als die welke voor vensters hangen: zij waren werkelijke stortregens van granaten, die uit eenbarstten en diepe kuilen in den grond groeven, die menschen en vee en boomen in splinters sloegen; daarom noemde men ze vuurgprdijnen. Des nachts waren er geen vuurgordijnen; en de soldaten, die den heelen nacht op de loer lagen om je dood te schieten, konden je niet zoo gemakkelijk zien. Toch was de toestand gevaarlijk genoeg, om je te beletten aan geesten en roovers te denken. In plaats daarvan kon je niet anders dan denken aan granaatscherven en kogels, en aan alle doode en gewonde menschen, die nog altijd daar lagen, waar ze neergeschoten werden. Het valt niet te verwonderen, dat er niemand rondwandelde om van het maanlicht te ge nieten en het vuurwerk te zien, want er was vuurwerk. Van tijd tot tijd zonden de man****>? .., -, meer dan een eeuw besproken en behandeld was een feit geworden; Amsterdam kon met vertrouwen op herleving harer scheep vaart hopen. Al spoedig bleek dat IJmuiden een goede en veilige haven was en het aantal binnen komende schepen nam geleidelijk toe. De scheepvaart op Amsterdam, alhoewel na de vestiging van het Koninkrijk weder opgeleefd, was, om de genoemde redenen kwijnende gebleven. In 1865 kwamen alhier aan 1669 schepen met een inhoud van 407.319 tonnen. Tien jaren later in 1875 was weinig voor uitgang te bespeuren; er kwamen hier bin nen 1054 schepen met een inhoud van 415.034 tonnen. Maar reeds in het eerste jaar na de opening van het Kanaal, in 1877 kon Am sterdam den goeden invloed van hare betere verbinding met de zee constateeren. Er kwamen in dat jaar binnen 1533 schepen met 624.900 tonneninhoud. Amsterdam zelf was weinig voorbereid voor den nieuwen toestand. In Juli 1875 moest de Kamer van Koophandel bij het Gemeentebestuur nog aandringen op de spoedige ten uitvoerlegging van het plan tot aanbouw van de Handelskade en bij de opening van het Noordzeekanaal was die kade dan ook nog lang niet gereed, laat staan dat er van eenige behoorlijke outil lage sprake was. Zooals ik in dien tijd schreef, was Am sterdam gelijk aan een gastheer, welke uitnoodigingen zond aan tal van gasten, doch geene maatregelen nam om hen behoorlijk te kunnen ontvangen, zelfs niet om hen een behoorlijke zitplaats te kunnen aanwijzen! Gelukkig is daarin spoedig verandering gekomen! Maar ook de Regeering toonde groote belangstelling. De Kanaalmaatschappij was volgens hare concessie gerechtigd tot het heffen van haven- en kanaalgelden, doch de opbrengst daarvan was niet toereikend tot dekking van de groote kosten van onderhoud van de werken; bovendien gingen erin Amster dam krachtige stemmen op tot verkrijging van de vrije vaart op het Kanaal. jftEen en ander had tengevolge dat tusschen de Kanaalmaatschappij en de Regeering overleg plaats had omjrent de overname door den Staat van alle werken aan de Maatschappij toebehoorende. Na bijna twee jaar onderhandelen, kwam men tot overeenstemming en diende de Regeering een Wetsvoorstel in tot overname van de bezittingen en lasten der Amster damsche Kanaalmaatschappij,tegen uitkeering aan de Maatschappij van de bruto opbrengst der op het Kanaal geheven rechten, tot een gewaarborgd minimum van twee tot 's jaars, totdat de uitkeering het bedrag van / 6 039.898.79 zal hebben bereikt. Dit wetsontwerp werd door de Tweede Kamer op 17 October 1882 en door de Eerste Kamer op 14 December 1882 met algemeene stemmen aangenomen. In eene Buitengewone Algemeene Verga dering van aandeelhouders op 20 April 1883 werd besloten tot likwidatie der Amsterd. Kanaalmaatschappij en in eene vergadering van 30 Mei d.a.v. tot likwidateur benoemd de Secretaris der maatschappij mr. M. F. de Monchy. De aandeelhouders hebben iets meer dan 50 pCt, terug ontvangen. Intusschen namen allengs de afmetingen der zeeschepen aanzienlijk toe en bleek het noodig de afmetingen van het Kanaal en van de kunstwerken te vergrooten. Vooral de afmetingen van de Noordzeesluizen waren niet meer in verhouding tot die van allengs in de vaart gebrachte stoomschepen. Bij de Wet van 31 Mei 1887 werd beslo ten tot het bouwen van een nieuwe sluis, benoorden de bestaande sluizen, met een schutlengte van 225 M. een wijdte van 25 M. N. A. P.; terwijl de afmetingen van kanaal en haven daarmede in overeenstemming zouden worden gebracht. Op den 15n Juni 1888 wendde de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam zich per adres tot de Ministers van Waterstaat en van Financien om het kanaal vrij te stellen van kanaal- en havengelden. Dit verzoek werd door B. en W. van Amsterdam gesteund. De Regeering wenschte daartegen eenige vergoeding van Amsterdam, welke werd verleend in den vorm van overname aan het Rijks-entrepot, voor de som van een millioen. nen, die met het geweer op de loer lagen, bommen in de lucht, die, als sterren zoo schitterend aan den hemel waren, en heel duidelijk alles en iedereen verlichtten die op den grond te zien was. Wanneer dat ge beurde, dan vielen alle mannen die rond slopen om den vijand te bespionneeren, of die naar gewonden zochten, of die prikkel draadversperringen oprichtten om hunne loopgraven te beschermen, plat op hun buik, en wendden voor dood te zijn, totdat het licht uitdoofde. Eventjes over half twaalf kwam ergens waar geen mannen rondslopen, en waar de lichtende sterre-bommen te ver af waren om den grond duidelijk te doen zien, iemand aanstappen op een vreemde manier; want hij zocht niet naar gewonden, spionneerde evenmin, en deed ook geen van de dingen die soldaten doen: hij dwaalde alleen maar rond, nu en dan stilstaande en weer voortloopende, maar nooit wachtend om iets op rapen. Soms, wanneer een sterrebom z dicht bij kwam, dat je hem vrij duidelijk kon zien, dan stond hij stil; en bleef heel stijf rechtop staan, met gekruiste armen. En wanneer het weer donker werd, ging hij weer voort met een vreemden grooten stap, zooals die van een zér trotschen man; en toch moest hij langzaam en voorzichtig loopen, want de grond was geheel verscheurd in groote gaten en putten door de granaten; en daarenboven zou hij over een dooden soldaat kunnen struikelen. Dereden, waarom hij zich zoo stijf en hooghartig gedroeg was, dat hij de Duitsche keizer was. Wanneer hij zich in een zekeren hoek bevond tusschen de maan of een sterrebom en u, dan kpndt ge de einden zien van zijn opgedraaiden knevel, precies zooals ge het op de plaatjes ziet. Maar meestal kondt ge hem in het geheel niet zien; want met die wolken, en doordat de sterrebom men zoover weg waren, zag men zelden iets, vórdat de oogen aan het duister gewend waren geraakt, en dan nog niet voordat ge er vlak bij gekomen waart. Het was zódonker, dat, hoewel de keizer zeer voorzichtig liep, hij struikelde aan den DE IJZEREN WEG Ziet ginds komt de Spoortrein Uit Groningen aan. De reizigers knorren Ik zie ze weer staan. Ze hangen aan knoppen Van raam en portier. Ze reizen waarachtig Niet voor hun plezier. De Chefs zijn humeurig Ze maken zich kwaad. De trein is, als gister, Weer twee uur te laat. De seinen staan veilig, De wis-sels zijn klaar. Een wagenrangeerder Bromt: Had-je 'm maar!" Een Kamerlid maakt met Zijn vrijbiljet praats. De trein-conducteur zoekt Gedienstig een plaats. Hij loert en hij snuffelt Met heilig geduld En krijgt nog ten slotte Van alles de schuld. Een boer van de markt met Een derdeklas-kaart, Met groen aan zijn klompen En groen in zijn baard, Stopt nog eens zijn pijpje En glimlacht tevree, En ploft in een eerste Klas Dames coupée. Een heer staat te razen Hij vloekt op zijn Land Hij roept: Ik zet morgen" Een stuk in de krant!" En als dan zijn stuk in de Dagbladen staat Komt toch nog de trein Een paar uren te laat. . . . De rechten werden met ingang van l Juli 1890 afgeschaft. De scheepvaart ging aanzienlijk vooruit; kwamen in 1886 te Amsterdam aan 1576 schepen met een inhoud van 951.300 tonnen, in 1896 was dit cijfer gestegen tot 1848 schepen met een inhoud van 1.970.700 ton nen; uit dit laatste cijfer, het dubbele van tien jaren geleden, blijkt fioe belangrijk de grootte der binnenvallende schepen was toegenomen. Het bleek meer en meer dat op nieuw vergrooting van de afmetingen van hét Kanaal dringend noodig was; vooral de twee spoorwegbruggen te Velzen en aan de Hem en de Straatwegbrug te Velzen waren belangrijke belemmeringen voor het ver keer; de twee eersten doordien de doorvaart openingen niet meer van voldoende wijdte waren, de laatste doordien deze, gelegen in een bocht van het Kanaal gevaarlijk voor de scheepvaart lag en herhaaldelijk tot aan varingen aanleiding gaf. De toenmalige Minister van Waterstaat, de heer C. Lely, toonde een open oog te hebben voor de eischen der scheepvaart en diende bij de Tweede Kamer een ontwerp van wet in, waarbij werd bepaald dat het Kanaal geschikt zou worden gemaakt voor de grootste schepen, die door de nieuwe sluis te IJmuiden kunnen worden geschut; Dit ontwerp bracht heel iwat beroering teweeg. Er ontstond hevige oppositie onder de bewoners van Kennemerland tegen de daarbij] voorgestelde vervanging van de iilljimMimmiiMiiMiiiiuMlMHiiiinmiiimiiHMiiiiimiMtMMMiiiiiimiii rand van een grooten kuil, krater genaamd, en gevormd door een mijn dien men had laten springen, en bijna viel hij hals over kop in het diepe gat. Maar hij redde zich, door zich aan iets vast te grijpen. Hij dacht dat het een bosje gras was, maar het was de baard van een Franschman; en de Fransch man was dood. Toen kwam de maan voor een oogenblik te voorschijn: en de keizer zag dat een heele massa soldaten, eenige Fransch en eenige Duitsch, door die mijn waren opgeblazen, en nu in den krater ver spreid lagen. Het was hem, alsof ze hem allen aanstaarden. De keizer voelde zich vreeselijk geschokt. Nog vór dat hij kon bedenken wat hij deed, zeide hij tot den doode de Duitsche woor den : Ich habe es nicht gewollt", hetgeen zooveel zeggen wil als: het is niet door mijn toedoen" of ik bedoelde het niet zoo", of, soms, ik was het niet"; dus precies wat ge zegt wanneer men u een standje maakt voor iets kwaads dat ge gedaan hebt. Toen scharrelde hij naar boven uit de put, en liep weg, in een andere richting. Maar inwendig gevoelde hij zich zoo akelig, dat hij al moest gaan zitten, toen hij nog pas een klein eindje geloopen had. Hij zou wel hebben kunnen doorloopen, indien hij dat gepoogd had'; maar een munitiekist, die op zijn weg lag, was zulk een ge makkelijke zitplaats, dat hij besloot te blijven rusten, totdat hij zich beter zou gevoelen. Wat nu geschiedde was zeer verrassend; want er kwam iets bruins uit het duister; en hij zou het voor een hond gehouden hebben, indien het niet gerammeld en gepiept had, zoowel als voetstappen gemaakt. Toen het nader kwam zag hij dat het een klein meisje was; en zij was veel te jong, om midden in den nacht, om kwart vór twaalf nog op te zijn. Het rammelen en piepen kwam van een tinnen kan dien zij droeg. En zij huilde, niet hardop, maar zoo hél zachtjes mfiar. Toen zij den keizer zag, was zij in het geheel niet verschrikt of verrast; alleen hield zij op met huilen met een diepen, snuivenden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl