Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Oct. '16. --- Nö. 2053
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: ,ConfettC'.
Een kranig stukje dokterswerk:
Gisteravond is in het ziekenhuis
te Nijmegen overleden de 18-jarige V. B.
uit V., die bij het smokkelen door een
kommies was doodgeschoten.
Blijkbaar moet men naar een ziekenhuis
gaan om na zijn dood te kunnen overlijden...
*
Uit de Avondpost:
In de Fransche opera gisteravond de
reprise van La fille du Regiment",
gevolgd door de ballet-pantomime Les
Amours de Colombine", hier reeds eer
der als première gegeven.
We vernemen dat de directie van de
Fransche opera voornemens is deze ballet
pantomime nog menigmaal te geven als
première, met extra vermelding wanneer
de 25ste, 50ste en 100ste première wordt
opgevoerd.
Uit Vrij België:
Inschrijving voor het zesde kwartaal.
Zou dit het laatste kwartaal zijn ?
Uit de Haagsche brief in het (U. D.):
Bij een vraag behoort een antwoord,
gelijk appelmoes bij kaas.
Misschien een nieuw Haagsch gerecht
appelmoes met kaas, maar de bewering
dat ze onafscheidelijk zijn komt ons wat
gewaagd voor.
Bij den ingang van een der bloeiendste
dorpen in Utrecht hebben Burgermeester en
Wethouders het volgende waarschuwings
bord laten zetten:
Langzaam r ij den:
Gevaarlijke punten :
Kerken. Scholen. Het Gemeentebestuur.
Men schijnt daar de politiek zeer netjes
en met zelfkennis te weten samen te vatten!
*
Boven een advertentie betreffende het:
leveren naar maat van
damesmantelcostumes in prima stoffen met zijde
gevoerd volgens laatste modellen"
schrijft de N. R. Ct.:
buiten verantwoordelijkheid van de
Redactie".
Als een mantel dus niet past, heeft niemand
verhaal op de N. R. Ct.
*
De H. P. over neuzen:
... en even natuurlijk komt men
neuzen tegen, die... enz."
Wandelende neuzen?
getoond door de heeren J. Boelen J.Rzn.,
joan Muller en mr. T. M. C. Asser en waarbij
werd verklaard dat de zaak geen voortgang
zou hebben wanneer niet voor minstens
5 millioen kapitaal was geteekend. Een en
ander had de gewenschte uitwerking en
binnen een paar dagen was het gevorderde
bedrag volteekend.
Bij acte van 28 November 1863 werd voor
notaris Claassen de acte van oprichting der
Naanvlooze Vennootschap Amsterdamsche
Kanaalmaatschappij verleden, waarbij als
oprichters en voorloopig bestuur compa
reerden de heeren J. G. Jager, W. F.
Heshuijzen, S. W. Josephus Jitta en C. A. E.
van den Honert.
Bij de Wet van 11 Juni 1864 werd de
Maatschappij gemachtigd tot uitgifte van
10 millioen gulden Obligatiën, terwijl de
Gemeente Amsterdam eene bijdrage van
3 millioen gulden aan de Maatschappij
verleende.
Waren hiermede voorloopig de financieele
zaken geregeld, de moeilijkheden waren nog
niet ten einde.
Een Engelsche aannemers-firma, die de
uitvoering der werken had aangenomen,
onder bepaling dat zij op rekening der aan
nemingssom 10 millioen gulden in volgestorte
aandeelen in de Maatschappij zou ontvangen,
geraakte reeds in financieele moeilijkheden
vórdat zij aan het werk was begonnen.
Een nieuw contract op dezelfde
voorwaarDE KEIZER EN HET MEISJE
door BERNARD SHAW
Nadruk verboden
Alle rechten voorbehouden
Vert. naar het manuscript.
Dit verhaal werd door Shaw geschre
ven, en aan De Amsterdammer" ter
den werd aangegaan met de Engelsche firma
Henry Lee & Son.
Nieuwe moelelijkheden. Verschillende in
schrijvers in het kapitaal der maatschappij
voldoen niet aan hunne verplichting tot
storting; groote verdeeldheid over de keuze
van bestuurders; de heerjager trekt zich terug.
Ten slotre werden in buitengewone ver
gaderingen van aandeelhouders definitief
benoemd tot directeuren: de heeren
Heshuijzen, Josephus Jitta, van den Honert,
H. A. Ihsinger en J. Boelen J.Rzn tot
secretaris de heer jh. mr. J. W. Hs Rutgers
van Rozenburg en tot commissarissen de
heeren C. P. van Eeghen, Paul C, v
Vlissingen, W. H. de Heus, Joan Muller, Joh.
C. Zimmerman, A. F. InsingerenF. C.Jaski,
Z. K. H. de Prins van Oranje aanvaardde
het eerevoorzitterschap.
Eindelijk kon dan het werk aanvangen en
op den 8n Maart 1865 werd door den heer
J. Boelen J.Rzn, na een toespraak van den
heer Jitta, de eerste spade in den grond
gestoken en werd met de doorgraving in
de Breesaap begonnen.
De uittevoeren werken bestonden uit het
aanleggen van een buitenhaven, met twee
hoofden ter lengte van 1500 meter in de
Noordzee te bouwen, met een havenmond
van 260 meter en een havenkom van 650
meter wijdte, het graven van een kanaal
door de duinen ter lengte van ongeveer 6
kilometer, het bouwen van de
noordzeesluizen, het indijken van het IJ, tusschen
Velsen en Amsterdam, met een vaargeul
ter breedte van pj.m. 60 meter en een diepte
van 7.50 meter onder A. P. en het afsluiten
met dijk en sluizen van de Zuiderzee ter
hoogte van Schelllngwoude. De aan nee
msom bedroeg 27 millioen gulden, waarbij
gerekend werd een millioen gulden voo-i
kosten van administratie, toezicht enz.
Als eerstaanwezend ingenieur werd be
noemd de heer J. Dirks, als eerste sectie
ingenieurs voor de werken bewesten Amster
dam de heer K. van Rijn en voor die beoosten
Amsterdam de heer J. G. van Gendt Jr.
Maar de maatschappij scheen onder geen
gelukkig gesternte geboren, want al ras
deden zich weder allerlei moeilijkheden voor,
zoowel van technischen als financieelen aard.
Ik zou te uitvoerig moeten worden om die
allen te vermelden; in het kort zij mede
gedeeld dat spoedig bleek dat de hoofden
in zee, ontworpen naar dien te Dover be
staande, van veel zwaardere costructie moes
ten worden dan in de bestekken was opge
nomen, dat de sluizen te Schellingwoude
veel grooter capaciteit moesten verkrijgen
dan primitief was aangenomen.
De aannemers kwamen in financieele
moeilijkheden daar de aandeelen der maat
schappij, dooi hen in betaling ontvangen,
hoe langer hoe moeilijker te verkoopen waren
en de koers tengevolge van het voortdurend
aanbod aanzienlijk gedaald was (40 pCt.).
Het bestuur, in welks samenstelling eenige
wijziging was gekomen en hetwelk thans
bestond uit de heeren S. W. Josephus Jitta
voorzitter, Aug. M. J. Hendrichs
vice-voorzitter J. Boelen J.Rzn en S. W. de Clercq Wzn
hield intusschen manmoedig stand en trachtte
eene nieuwe financieele regeling te treffen
met behulp van den Staat; het uitgegeven
kapitaal, zooals hiervoren gezegd, bepaald
op 15 millioen werd teruggebracht tot het
tptdusverre uitgegeven bedrag van 8ty»mil
lioen, terwijl voor de resteerende 61/»mil
lioen obligatiën werden uitgegeven, voor
4 pCt. renteen voor aflossing door den Staat
gewaarborgd.
Op advies van een commissie van inge
nieurs werd voor de hoofden eene versterking
ontworpen van betonblokken ter zwaarte
van 20 tons, die langs de hoofden in zee
zouden worden gestort, eene beveiliging die
proefondervindelijk deugdelijk is gebleken,
doch waardoor de kosten van aanleg met
niet minder dan 6 millioen gulden werden
verhoogd.
Immiddels had de Gemeenteraad van Am
sterdam, ontevreden over den gang van zaken,
in hare zitting van 20 December 1867 besloten
zich tot de Regeering te wenden met het
verzoek zelf de voltooing van het werk op
zich te nemen, onder aanbod van eene tweede
bijdrage van drie millioen, mits kanaal en
haven uiterlijk op l Augustus 1876 voor de
scheepvaart zouden worden geopend.
De Regeering meende evenwel op dit
voorstel niet te kunnen ingaan. De Gemeente
raad besloot alstoen in hare zitting van
26 Februari 1868, op aandrang van de
Regeepublicatie afgestaan, met het doel, eene
vereeniging te steunen die voedsel en
Meeren verstrekt aan de ongelukkige
kleine Belgische kinderen in de streken
in Vlaanderen, vlak achter het front
Wij verbinden aan de publicatie den
wensch, dat onze lezers, die voor dit doel
gevoelen en getroffen worden door deze
geschiedenis, bijdragen voor de
Kinderzorg" (of Vestiaire) Marie-José" zoo
als de vereeniging heet zullen inzenden
bij de administratie van het weekblad
Keizersgracht 333. ,
Zij, die een bedrag inzenden, zullen
een afdrukje van het verhaal in boek
vorm ontvangen.
De Kinderzorg Marie-José" staat on
der leiding van Mevrouw Hymans,
echtgenoote van den Belgischen gezant Ie
Londen, die ons de volgende bijzonder
heden mededeelde:
De vereeniging zendt melk, voedsel en
kleeren naar St. Idebald, La Panne. Van
daar worden de zendingen verdeeld over
de dorpen vlak achter het front, zooals:
La Panne, Furnes, Ronsbrugge, Coxyde,
Hoogstaat, Outan, Wulveringham,
Adenkirke. De kleine kinderen worden
door doktoren en leden van den gezond
heidsdienst verpleegd en verzorgd, en
krijgen ook zeep, kleeren, versnaperin
gen enz.
leder zal begrijpen, in welke beklagens
waardige omstandigheden vele kleintjes
in dit meest geteisterde deel van Vlaan
deren verkeeren.
Het was in een dier nachten, waarin men
zich zenuwachtig gevoelt, en menschelijke
gestalten in de schaduwen meent te zien,
of zelfs geesten, doordat, hoewel er een
maan is, deze telkens weer schuil gaat ach
ter de wolken; en vele wolken jaagden langs
ROBBERT KALFF&G
AMSTERDAM.
Filiaal DEN HAAG: Noordeinde 160.
ring, onder de bovengenoemde voorwaarde
aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij
de subsidie van 3 millioen toetezeggen.
De grootste moeielijkheden schenen nu
overwonnen en gingen de werkzaamheden
vrijwel geregeld voort.
Intusschen was de put voor de
Zuiderzeesluizen gereed gekomen en op den 29sten
April 1870 werd door Z. M. Koning Willem III
de eerste steen voor de sluizen, die voortaan
Oranjesluizen zouden heeten, gelegd. Den
18den Maart 1872 werd het eerste vaartuig
door deze sluizen geschut.
Ook de brug over het Kanaal te Velzen
kwam gereed en werd 21 Maart 1872 voor
het verkeer opengesteld, terwijl den 27sten
Juli d,a.v. door het Rijkstoezicht de
Noordzeesluizen werden goedgekeurd.
De voltooiing van het werk naderde
evenwel meer en meer; pp 4 Januari 1876
was de Zuiderpier op zijn volle lengte en
daarmede de haveningang voltooid en op
3 October 1876 passeerde het Nederlandsch
ramtorenschip Koning der Nederlanden het
Kanaal en vertrok door de Noordzeeslulizen
naar zee.
Het;Kanaal werd op l November 1876
geopend, althans voor schepen met niet
meer dan 5 M. diepgang, welke diepgang
al spoedig in 1877 op 6.50 M. werd gebracht.
Het was slecht weder op dien eersten
November. Er stond een stijven bries" en
allen die met mij te IJmuiden waren zagen
met bezorgdheid naar de hooge zee welke
buiten stond en brokken water" over de
pieren wierp.
Z. M. de Koning zou persoonlijk het
kanaal en de haven openen en kwam daar
toe per spoor te Velzen, waar Z. M. met
de ministers en vele autoriteiten aan boord
ging van het raderstoomschip Stad Breda.
van de stoomvaart-maatschappij Zeeland,
hetwelk vervolgens, Z. M. naast den
kommandant op de brug, door het kanaal en de
Noordzeesluizen naar zee stoomde, gevolgd
door een aantal stoombooten met
genoodigden.
Na het gat te zijn uitgestoomd wendde
de Stad Breda spoedig weder den steven
en kwam weder te IJmuiden binnen. Velen
hadden geen aangenaam zeetochtje gemaakt
en menig galacostuum was door Neptunus
gedoopt!
De stoomschepen Rembrandt van Bordeaux
en Pallas van deMiddellandsche zee komende,
beiden stoomers van de Koninklijke Nederl.
Stoomboot-Maatschappij, waren 's morgens
reeds voorgaats en kruisten voor het gat,
om na de officieele opening, achter de
Koninklijke stoet binnen te stoomen.
De rechtstreeksche verbinding van de
Zuiderzee met de Noordzee, gedurende
den hemel, sommige zóblank, dat men het
maanlicht er doorheen kon zien, andere weer
als bruine veeren, die haar even bevlekten, en
ook groote, donkere, waarvan ge zeker wist
dat, indien zij de maan te pakken zouden
krijgen, zij haar zeker heelemaal verduisteren
zouden. Er zijn menschen, die in zulke nach
ten bang zijn, en binnenshuis blijven, bij
licht en warmte, waar zij niet alleen zijn,
en zij sluiten met hunne gordijnen den nacht
buiten; maar anderen worden rusteloos, en
moeten naar buiten, om rond te dwalen, en
de maan te zien... Zij houden van het
donker, omdat zij zich daarin allerlei dingen
kunnen voorstellen omtrent plekken die zij
niet zien kunnen, of dat er wonderlijke
menschen uit het duister zullen komen, met
wie zij vreemde avonturen zullen beleven.
Op dezen specialen nacht was het niet
half zoo gevaarlijk om buiten, in het duister
te zijn, als het dien middag bij daglicht
buiten geweest wast want het was in een dier
streken, waar de Engelschen en Franschen
tegen de Duitschers vechten. Overdag moest
iedereen zich verborgen houden in de
loopgraven. Indien zij maar even hun hoofd
lieten kijken, dan werden ze: pang! dood
geschoten. Er waren gordijnen opgehangen
om u te beletten zekere velden over te ste
ken; maar deze gordijnen waren niet als
die welke voor vensters hangen: zij waren
werkelijke stortregens van granaten, die uit
eenbarstten en diepe kuilen in den grond
groeven, die menschen en vee en boomen
in splinters sloegen; daarom noemde men
ze vuurgprdijnen. Des nachts waren er geen
vuurgordijnen; en de soldaten, die den heelen
nacht op de loer lagen om je dood te schieten,
konden je niet zoo gemakkelijk zien. Toch
was de toestand gevaarlijk genoeg, om je te
beletten aan geesten en roovers te denken. In
plaats daarvan kon je niet anders dan denken
aan granaatscherven en kogels, en aan alle
doode en gewonde menschen, die nog altijd
daar lagen, waar ze neergeschoten werden.
Het valt niet te verwonderen, dat er niemand
rondwandelde om van het maanlicht te ge
nieten en het vuurwerk te zien, want er was
vuurwerk. Van tijd tot tijd zonden de
man****>? .., -,
meer dan een eeuw besproken en behandeld
was een feit geworden; Amsterdam kon
met vertrouwen op herleving harer scheep
vaart hopen.
Al spoedig bleek dat IJmuiden een goede
en veilige haven was en het aantal binnen
komende schepen nam geleidelijk toe.
De scheepvaart op Amsterdam, alhoewel
na de vestiging van het Koninkrijk weder
opgeleefd, was, om de genoemde redenen
kwijnende gebleven.
In 1865 kwamen alhier aan 1669 schepen
met een inhoud van 407.319 tonnen.
Tien jaren later in 1875 was weinig voor
uitgang te bespeuren; er kwamen hier bin
nen 1054 schepen met een inhoud van 415.034
tonnen.
Maar reeds in het eerste jaar na de
opening van het Kanaal, in 1877 kon Am
sterdam den goeden invloed van hare betere
verbinding met de zee constateeren. Er
kwamen in dat jaar binnen 1533 schepen
met 624.900 tonneninhoud.
Amsterdam zelf was weinig voorbereid
voor den nieuwen toestand. In Juli 1875
moest de Kamer van Koophandel bij het
Gemeentebestuur nog aandringen op de
spoedige ten uitvoerlegging van het plan
tot aanbouw van de Handelskade en bij de
opening van het Noordzeekanaal was die
kade dan ook nog lang niet gereed, laat
staan dat er van eenige behoorlijke outil
lage sprake was.
Zooals ik in dien tijd schreef, was Am
sterdam gelijk aan een gastheer, welke
uitnoodigingen zond aan tal van gasten, doch
geene maatregelen nam om hen behoorlijk
te kunnen ontvangen, zelfs niet om hen een
behoorlijke zitplaats te kunnen aanwijzen!
Gelukkig is daarin spoedig verandering
gekomen!
Maar ook de Regeering toonde groote
belangstelling.
De Kanaalmaatschappij was volgens hare
concessie gerechtigd tot het heffen van
haven- en kanaalgelden, doch de opbrengst
daarvan was niet toereikend tot dekking van
de groote kosten van onderhoud van
de werken; bovendien gingen erin Amster
dam krachtige stemmen op tot verkrijging
van de vrije vaart op het Kanaal.
jftEen en ander had tengevolge dat tusschen
de Kanaalmaatschappij en de Regeering
overleg plaats had omjrent de overname
door den Staat van alle werken aan de
Maatschappij toebehoorende.
Na bijna twee jaar onderhandelen, kwam
men tot overeenstemming en diende de
Regeering een Wetsvoorstel in tot overname
van de bezittingen en lasten der Amster
damsche Kanaalmaatschappij,tegen uitkeering
aan de Maatschappij van de bruto opbrengst
der op het Kanaal geheven rechten, tot een
gewaarborgd minimum van twee tot
's jaars, totdat de uitkeering het bedrag van
/ 6 039.898.79 zal hebben bereikt.
Dit wetsontwerp werd door de Tweede
Kamer op 17 October 1882 en door de Eerste
Kamer op 14 December 1882 met algemeene
stemmen aangenomen.
In eene Buitengewone Algemeene Verga
dering van aandeelhouders op 20 April 1883
werd besloten tot likwidatie der Amsterd.
Kanaalmaatschappij en in eene vergadering
van 30 Mei d.a.v. tot likwidateur benoemd
de Secretaris der maatschappij mr. M. F. de
Monchy. De aandeelhouders hebben iets
meer dan 50 pCt, terug ontvangen.
Intusschen namen allengs de afmetingen
der zeeschepen aanzienlijk toe en bleek het
noodig de afmetingen van het Kanaal en
van de kunstwerken te vergrooten. Vooral
de afmetingen van de Noordzeesluizen waren
niet meer in verhouding tot die van allengs
in de vaart gebrachte stoomschepen.
Bij de Wet van 31 Mei 1887 werd beslo
ten tot het bouwen van een nieuwe sluis,
benoorden de bestaande sluizen, met een
schutlengte van 225 M. een wijdte van 25 M.
N. A. P.; terwijl de afmetingen van kanaal
en haven daarmede in overeenstemming
zouden worden gebracht.
Op den 15n Juni 1888 wendde de Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam
zich per adres tot de Ministers van Waterstaat
en van Financien om het kanaal vrij te stellen
van kanaal- en havengelden. Dit verzoek
werd door B. en W. van Amsterdam gesteund.
De Regeering wenschte daartegen eenige
vergoeding van Amsterdam, welke werd
verleend in den vorm van overname aan
het Rijks-entrepot, voor de som van een
millioen.
nen, die met het geweer op de loer lagen,
bommen in de lucht, die, als sterren zoo
schitterend aan den hemel waren, en heel
duidelijk alles en iedereen verlichtten die
op den grond te zien was. Wanneer dat ge
beurde, dan vielen alle mannen die rond
slopen om den vijand te bespionneeren, of
die naar gewonden zochten, of die prikkel
draadversperringen oprichtten om hunne
loopgraven te beschermen, plat op hun buik,
en wendden voor dood te zijn, totdat het
licht uitdoofde.
Eventjes over half twaalf kwam ergens
waar geen mannen rondslopen, en waar de
lichtende sterre-bommen te ver af waren om
den grond duidelijk te doen zien, iemand
aanstappen op een vreemde manier; want
hij zocht niet naar gewonden, spionneerde
evenmin, en deed ook geen van de dingen
die soldaten doen: hij dwaalde alleen maar
rond, nu en dan stilstaande en weer
voortloopende, maar nooit wachtend om iets op
rapen. Soms, wanneer een sterrebom z
dicht bij kwam, dat je hem vrij duidelijk
kon zien, dan stond hij stil; en bleef heel
stijf rechtop staan, met gekruiste armen. En
wanneer het weer donker werd, ging hij
weer voort met een vreemden grooten stap,
zooals die van een zér trotschen man; en
toch moest hij langzaam en voorzichtig
loopen, want de grond was geheel verscheurd
in groote gaten en putten door de granaten;
en daarenboven zou hij over een dooden
soldaat kunnen struikelen. Dereden, waarom
hij zich zoo stijf en hooghartig gedroeg was,
dat hij de Duitsche keizer was. Wanneer
hij zich in een zekeren hoek bevond tusschen
de maan of een sterrebom en u, dan kpndt
ge de einden zien van zijn opgedraaiden
knevel, precies zooals ge het op de plaatjes
ziet. Maar meestal kondt ge hem in het
geheel niet zien; want met die wolken, en
doordat de sterrebom men zoover weg waren,
zag men zelden iets, vórdat de oogen aan
het duister gewend waren geraakt, en dan
nog niet voordat ge er vlak bij gekomen
waart.
Het was zódonker, dat, hoewel de keizer
zeer voorzichtig liep, hij struikelde aan den
DE IJZEREN WEG
Ziet ginds komt de Spoortrein
Uit Groningen aan.
De reizigers knorren
Ik zie ze weer staan.
Ze hangen aan knoppen
Van raam en portier.
Ze reizen waarachtig
Niet voor hun plezier.
De Chefs zijn humeurig
Ze maken zich kwaad.
De trein is, als gister,
Weer twee uur te laat.
De seinen staan veilig,
De wis-sels zijn klaar.
Een wagenrangeerder
Bromt: Had-je 'm maar!"
Een Kamerlid maakt met
Zijn vrijbiljet praats.
De trein-conducteur zoekt
Gedienstig een plaats.
Hij loert en hij snuffelt
Met heilig geduld
En krijgt nog ten slotte
Van alles de schuld.
Een boer van de markt met
Een derdeklas-kaart,
Met groen aan zijn klompen
En groen in zijn baard,
Stopt nog eens zijn pijpje
En glimlacht tevree,
En ploft in een eerste
Klas Dames coupée.
Een heer staat te razen
Hij vloekt op zijn Land
Hij roept: Ik zet morgen"
Een stuk in de krant!"
En als dan zijn stuk in de
Dagbladen staat
Komt toch nog de trein
Een paar uren te laat. . . .
De rechten werden met ingang van l Juli
1890 afgeschaft.
De scheepvaart ging aanzienlijk vooruit;
kwamen in 1886 te Amsterdam aan 1576
schepen met een inhoud van 951.300 tonnen,
in 1896 was dit cijfer gestegen tot 1848
schepen met een inhoud van 1.970.700 ton
nen; uit dit laatste cijfer, het dubbele van
tien jaren geleden, blijkt fioe belangrijk de
grootte der binnenvallende schepen was
toegenomen.
Het bleek meer en meer dat op nieuw
vergrooting van de afmetingen van hét
Kanaal dringend noodig was; vooral de
twee spoorwegbruggen te Velzen en aan de
Hem en de Straatwegbrug te Velzen waren
belangrijke belemmeringen voor het ver
keer; de twee eersten doordien de doorvaart
openingen niet meer van voldoende wijdte
waren, de laatste doordien deze, gelegen in
een bocht van het Kanaal gevaarlijk voor
de scheepvaart lag en herhaaldelijk tot aan
varingen aanleiding gaf.
De toenmalige Minister van Waterstaat,
de heer C. Lely, toonde een open oog te
hebben voor de eischen der scheepvaart en
diende bij de Tweede Kamer een ontwerp
van wet in, waarbij werd bepaald dat het
Kanaal geschikt zou worden gemaakt voor
de grootste schepen, die door de nieuwe
sluis te IJmuiden kunnen worden geschut;
Dit ontwerp bracht heel iwat beroering
teweeg. Er ontstond hevige oppositie onder
de bewoners van Kennemerland tegen de
daarbij] voorgestelde vervanging van de
iilljimMimmiiMiiMiiiiuMlMHiiiinmiiimiiHMiiiiimiMtMMMiiiiiimiii
rand van een grooten kuil, krater genaamd,
en gevormd door een mijn dien men had
laten springen, en bijna viel hij hals over
kop in het diepe gat. Maar hij redde zich,
door zich aan iets vast te grijpen. Hij dacht
dat het een bosje gras was, maar het was
de baard van een Franschman; en de Fransch
man was dood. Toen kwam de maan voor
een oogenblik te voorschijn: en de keizer
zag dat een heele massa soldaten, eenige
Fransch en eenige Duitsch, door die mijn
waren opgeblazen, en nu in den krater ver
spreid lagen. Het was hem, alsof ze hem
allen aanstaarden.
De keizer voelde zich vreeselijk geschokt.
Nog vór dat hij kon bedenken wat hij deed,
zeide hij tot den doode de Duitsche woor
den : Ich habe es nicht gewollt", hetgeen
zooveel zeggen wil als: het is niet door
mijn toedoen" of ik bedoelde het niet zoo",
of, soms, ik was het niet"; dus precies
wat ge zegt wanneer men u een standje
maakt voor iets kwaads dat ge gedaan hebt.
Toen scharrelde hij naar boven uit de put,
en liep weg, in een andere richting. Maar
inwendig gevoelde hij zich zoo akelig, dat
hij al moest gaan zitten, toen hij nog pas
een klein eindje geloopen had.
Hij zou wel hebben kunnen doorloopen,
indien hij dat gepoogd had'; maar een
munitiekist, die op zijn weg lag, was zulk een ge
makkelijke zitplaats, dat hij besloot te blijven
rusten, totdat hij zich beter zou gevoelen. Wat
nu geschiedde was zeer verrassend; want er
kwam iets bruins uit het duister; en hij zou
het voor een hond gehouden hebben, indien
het niet gerammeld en gepiept had, zoowel
als voetstappen gemaakt.
Toen het nader kwam zag hij dat het een
klein meisje was; en zij was veel te jong,
om midden in den nacht, om kwart vór
twaalf nog op te zijn. Het rammelen en
piepen kwam van een tinnen kan dien zij
droeg.
En zij huilde, niet hardop, maar zoo hél
zachtjes mfiar.
Toen zij den keizer zag, was zij in het
geheel niet verschrikt of verrast; alleen hield
zij op met huilen met een diepen, snuivenden