De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 28 oktober pagina 6

28 oktober 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Oct. '16. No, 2053 Tentoonstelling in het Prenten kabinet CANALETTO EN PIRANESI De directie van het Prentenkabinet heeft ieder die belang stelt in de graveerkunst met deze tentoonstelling aan zich verplicht. Zij geeft een voor n hunner volledigen kijk op het werk van de twee grootste Italiaansche graveurs uit de 18e eeuw. Antonio Canal, genaamd Canaletto en Qiovanni Battista Piranesi waren tijd- en stadgenooten. Canaletto, een twintigtal jaren de oudere, bleef zijn geboorteplaats trouw. Met den rijkeren Quardi heeft hij het uit zicht van het toenmalig Venetië in een reeks van dikwijls uitmuntende schilderijen be waard. Omstreeks 1740 maakte hij de 31 landschapsetsen die, deels aan de natuur om Venetië ontleend, deels gephantaseerd, aan den Engelschen consul Smith werden opge dragen en tegen 1745 gezamentlijk uitgege ven. Dit geheele werk is in exemplaren van eene hoedanigheid als men zelden ziet, geëxposeerd. Piranesi had aan Venetië niet genoeg. Zijn phantastische geest zocht een roman tischer oord. In de overblijfselen van het antieke Rome vond hij zijn gading. Hij vestigde zich in de eeuwige stad en bleef er tot zijn dood. Een schilder bleek hij niet, wel een etser-graveur van ontzagwekkende gaven en ongelooflijke vruchtbaarheid. Het is opvallend hoe weinig punten van overeenkomst deze stadgenooten, wier roem als graphische kunstenaars daarenboven bij beide vooral op hun vedute" berust, vertoonen. Piranesi is het meest Italiaan. Hij heeft sommige typische eigenschappen van zijn stam in exuberante mate. Een gewel dig temperament, een alles aandurvende maar toch bijna kinderlijke verbeelding, een, onverwoestbaren ijver, een ingeboren zucht naar effect, naar tegenstellingen, naar het melodramatische. Daarnaast herinnert hij door zijn veelzijdigheid aan groote voor gangers uit den tijd der renaissance. Cana letto is vooral Venetiaan. Een fijner en inniger, schoon tammer geest. Een zoeker naar tinten en schakeeringen, aan wien geen der werkingen van licht en atmospheer ontgaat. Getemperd is het zonlicht op zijn etsen maar het dringt tot in de diepste schaduwen door. Daardoor zijn bij hem de tegenstellingen verzacht. Hij ziet het licht, het land, de lucht, de menschen als een samenhoorigheid. Zijn onderwerpen zijn Italiaansch, maar naar den aard is hij ons Hollanders verwant. Daardoor juist loopen wij gevaar Piranesi te onderschatten. Hij is niet sympathiek, niet lief, niet intiem. Hij heeft weinig van dat waarmee wij plegen weg te loopen. Maar men beoordeele hem niet naar n blad. Eerst het zien van een deel van zijn oeuvre geeft een denkbeeld van de kracht van dezen man. Hij overbluft op het eerste gezicht, maar zijn bravour is niet leeg. Etsen van Canaletto. Hij gloeit van een misschien overdreven maar onvervalschten geestdrift. Zijnkunstenaarsvuur wordt nog aangewakkerd door zijn historisch-archaeologische aspiraties. Hij zou ons de schoonheid en de beteekenis van het oude Rome wel willen opdringen. Daarom plaatst hij zijn monumenten vlak voor ons. Wij zien er tegen op. De menschjes staan er voor als dwergen voor een kolos en paleizen worden er naast als huurkazernes. Zómoeten wij aan de grootheid van zijn Pantheon wel gelooven (no. 42) en geen der vele afbeeldingen van dit gebouw komt het zijne ook maar nabij in suggestieve kracht. Een mooi voorbeeld van zijn manier is ook het Isola Tiberina (no. 38). Enorm rijst in het midden op de rots, donker, hoog met huizen en een kerk bekroond, door den tooi van een rijken plantengroei als gero mantiseerd; lichter op het tweede plan de beide bruggen met de prachtig gedane weer spiegeling en eindelijk in een verre verte in een samenstel van heel fijne en teere lijntjes waarvan er niet n te veel en niet n vergeten schijnt, een gansche stad door den koepel van St. Pieter beheerscht. Deze uiterste gevoeligheid waarmee Piranesi zijn verschieten en dikwijls ook zijn luchten behandelt verzacht het heroïsche en gewel dige van zijne monumenten-visie en is mis schien de meest eigen charme van zijn prenten. Heel anders is Canaletto. Oneindig minder luidruchtig, bescheidener, meer genaakbaar en daardoor beminnelijker. Een kalm aan schouwer zonder tendenzen, noch hoogdra vend, noch opdringerig,een innig natuur vriend en een geboren teekenaar. Bij een lantaarn tiitiiumtimitnuimiiiHiimmitnuMmiiiiiittmiitmimmmiiitumiiimimiimimmummiimimiiimmm N. V. Het Rotterdamsch Tooneel Vasantasena: Een Oud-Indisch tooneelspel. ... De oogen van Qiva den Blauwhalzige, de Stem van de stilte, de Geur van moeder's haarwrong, Het leemen wagentje... zijn het niet allemaal woorden voor n geheim, voor een atmospheer, die wij met onze zin tuigen niet benaderen... ? Tegenover Vasan tasena", een droom van vreugde, goedheid en gerechtigheid, die in Brahma begin en einde vindt, het eeuwige omvat in een vreemd spel van, met goud beschilderde, kalken poppen, staan we als tegenover den naar binnen gekeerden blik van den ivoren huis god, die met kruislings geknoopte beenen" onze schrijftafel bewaakt Wij gevoelen alleen sterk, dat dit werk, dat door twaalf eeuwen heen als een fonkelend relequie op de handen der geleerden is omgedragen, een kern moet bevatten van hoogere wijs heid, dat de zachte glimlach van het bovenalle-tijden-verhevene en meer-dan-menschelijke moet schuilen onder het masker van goud, kalk en karmijn. En dat het zoeken naar deze bron n naar dit waas van god delijke genade de eenige voorwaarde is om in onzen tijd de opvoering van een dergelijk werk te rechtvaardigen. Professor Kern, aan wien wij zooveel inlichtingen omtrent het Indisch tooneel in het algemeen danken, heeft met opof fering zijner hooggeleerdheid aan de lezers van de Nieuwe Rott. Courant" de ge schiedenis van Vasantasena" zoo eenvoudig als gold het een opera-libretto verteld. En dit libretto, de geschiedenis der voorname hetaere, die na een avontuur, dat haar bijna om hals bracht, de gade werd van een arm, maar edel en alom-geacht koopman (Tsja roedatta) is ons, in vol ornaat, met schier verblindende pracht op het Rotterdamsch tooneel vertoond. Doch van Het leemen wagentje" (De Mrrchakatika," gelijk toch de oorspronkelijke titel luidt) van het geheim zinnige leemen wagentje, waarvan prof. Kern in zijn feuilleton, wellicht om ons niet te bezwaren, in het geheel niet rept, hebben wij niet meer gezien, niet meer begrepen, dan het ding", gelijk het aan een touwtje, door Tsjaroedatta's zoontje voortgetrokken, waggelde voorbij onzen gretigen blik En toch stel ik mij voor, dat dit, het nederig wagentje tegenover de weelde van Vasantasena's omgeving, het tooneel, waarin de courtisane haar op oneervolle wijze ver kregen parelsnoer aflegt in het onaanzienlijk speelgoed (symbool van het verarmd huis Tsjaroedatta) om zich den moeder-naam waardig te maken bij het kind wiens vader zij bemint, zelfs van een oppervlakkige, grootendeels op het uiterlijke gebaseerde vertooning, de poëzie had kunnen zijn. Aldus staat het in den, door Dr. Vogel, uit het oorspronkelijk Sanskriet vertaalden tekst: Het kind (tot zijn geleidster, wijst op Vasantasena). Radanika, wie is zij ? Vasantasena. De slavin van uw vader, door zijn deugden gewonnen. Radanika. Kind, de Jonkvrouw is uw moeder. Het kind. Radanika, onwaarheid spreekt ge; als de jonkvrouw onze moeder is hoe komt ze dan aan die sieraden? Vasantasena. Kind, met naïeven mond zegt ge dingen, die al te droevig zijn (legt haar sieraden in , het wagentje, weenend). Zie, zoo ben ik uw moeder. Neem deze sieraden, laat u een gouden wagentje maken (dit was zijn kinderverlanzen). Het kind. Ga heen, ik wil ze niet nemen; gij weent. Vasantasena (haar tranen afwisschend). Kind, ik zal niet weenen Dit tooneel lijkt mij het uitganspunt voor elke tooneelbewerking en tooneelopvoering en geen plaats in de handeling had m. i. gereleveerd mogen worden boven deze dramatiek-van-alle-tijden. De dichter Leopold heeft zich bij zijn be werking grootendeels gehouden aan de Duitsche tooneelbewerking van Feuchtwanger, hier en daar voegde hij naar de vertaling van Dr. Vogel eenige verzen daaraan toe, doch van hoeveel tooneelwaarde het stuk in dezen vorm mag zijn geworden, de hoop, dat eens een Nederlandsch dichter, Leopold, of een ander, dit werk nog eenmaal zal bewerken voor ons tooneel, maar dan naar den geest, aan de hand der wetenschappelijke ver talingen, die ons nader tot de ziel van het Oosten brengen dan deze Duitsche adoptatie, blijft ons vervullen. Dat daarbij een ver tooning a grand spectacle vanzelf uitge sloten zal zijn, dat in den dan gevonden en gehandhaafden stijl" alles zal worden ver meden wat de aandacht afleidt van de hoofd zaak: de ceest aan het goddelijke (Brahma) tegenover het stoffelijke (Maya), de poëzie van Vantasena's lente-liefl ijken naam en den geur van Tsjaroedatta's van jasmijn door trokken mantel", lijdt geen twijfel. En de tooneelleider zal dan kunnen volstaan met den achtergrond van het Grieksch gordijn, gelijk het in den tekst staat aangegeven, en costumes laten ontwerpen van naïever schoon heid, dan die welke wij thans hebben gezien. Al kennen wij de atmosfeer waarin een stuk als dit gepeeld zou moeten zijn, niet, al voelen wij die waarschijnlijk allen verschillend aan, vast staat, dat er n bepaalde atmosfeer" moet zijn, die alle schijnbaar strijdige ele menten verbindt, en dat deze voor elk stuk, op elk tooneel te scheppen is, mits de tooneelleiding daarvan uitgaat. Een diepere toon, die de innerlijke harmonie be waart en den humor overstemt, opdat deze niet, uit het kader, op den voorgrond, ver worde tot grove boert. Dof in de twijgen, op de palmen helder Hard op de steenen, in het water hevig Als werd een luit bij samenzang getokkeld, Vallen op maat de regendrop'len neder. Met deze regels sluit het bedrijf, waarin de gelieven (Vasantasena en Tsjaroedatta) elkander vonden. Zij geven de melodie aan, de zilveren stemming van regendruppelen op dorstige blaren. Na een onweer Indra's boog gespannen in de lucht breekt de malsche regen los, het is zwoel, het lucht ruim geeuwt..." Doch : Honderd jaar", juicht Tsjaroedatta met onverpoosde vlagen woede 't onweer flikkere de bliksem! Zij, die moeilijk voor ons te winnen was, sloot mij in haar armen!" Zij, de geliefde, Vasan tasena, is tot zijn huis gekomen". Al het overige voegt zich daarnaar... De gansche natuur begeleidt hen... En op deze muziek trekken zij zich, hun lichamen omstrengeld, in Tsjaroedatta's woning terug. Het is of de spelers en het waren toch de eerste spelers van het gezelschap, Alida Tartaud en haar man, die dit tooneel te maken hadden zich zelfs van deze, ons toch niet zoo ver afliggende poëzie nauwe lijks rekenschap hadden gegeven, of nergens een hoogtepunt in den tekst was aangegre pen en uitgewerkt, en de zorg voor al het uiterlijke (prachtige gewaden droeg mevrouw Tartaud en de regen knetterde met hevige echtheid achter de coulissen) hoe langer hoe verder van het doel: de schoonheid van dit oude werk op te halen, ons het universeele daarin te doen gevoelen als een eeuwige ontroering, had afgevoerd. Het door de eeuwen geadelde kan nooit in zijn wezen banaal zijn. En de opvoering van Vasantasena" door het Rotterdamsch Tooneel was, helaas, n banaliteit. En hoe veel moeite had men zich nochtans daarvoor gegeven! Om met een nieuw-geconstrueerd gezelschap bij een eerste voorstelling juist met dit stuk uit zijn artistieken slof te springen! Hoeveel navorsching, hoeveel zorg en toewijding aan détails. Wat dat voor een opgave moet zijn geweest voor een regisseur, die tot op dezen dag een literator was, voor tooneelspelers meeren deels bij het modern Fransch repertoire opgevoed! Om daarin voor 't minst wat spel-eenheid te krijgen, zoodat niet ieder op zijn eigen houtje?Gelukt is ook dit den heer Fabricius bij zijn debuut nog niet. Het hield niet samen, de menigte" stond leven loos te prijk. Het zoo kernig, beeldrijk vers, dat in een vertaling door dr. Leopold eer gewonnen dan verloren kan hebben, werd doorgaans vlak en glansloos gezegd en onder al die kleine gebaren was er zelden een dat ons herinnerde aan het strenge tempelland, waar men zijn schoenen uit trekt om het Heilige te naderen... Een zeer knappe, van vreemden hartstocht doorhuiverde uitbeelding van den perversen en zwakhoofdigen prins Samstanaka gaf ons Chrispijn Jr. Hij herinnerde aan Moïssi. Zijn werk was de triomf van en de nekslag voor de vertooning, want door hem werden wij eerst recht gewaar wat er aan deze oer beeldjes voor den tooneelspeler intuïtief te raden en te hoetseeren was, wat spel-fantasie in dit stuk vermocht. En doordat zijn spel, het kansspel van den Booze, dusdanig boeide, het stuk allengs geheel beheerschte, raakte het, in Brahma verzekerd en derhalve be langrijker spel van ? Liefde en Goedheid (Tsjaroedatta) dat in de uitbeelding van den heer Tartaud minder relief kreeg, geheel op den achtergrond en de voorstelling uit haar voegen. Tegenover den ijdelen knaap, een sprookjes-prins, had een edel man moeten staan, een Brahmaan, aan wiens levenshou ding alle pose vreemd is. De heer Tartaud legde den nadruk op het martelaarschap van Tsaroedatta, doch ik geloof niet dat een Oosterling, voor wien het leven slechts een doorgang is, de wijze minnaar Tsjaradatta, zoo'n zaak zou hebben gemaakt van een eenvoudige onthoofding. Hij haalde zich dit vonnis immers op den hals omdat het hem de moeite niet waard was zich verder te verdedigen. Mevrouw Tartaud leek onder haar sieraden mooi droeg zij den rozenrooden mantel de zilveren sjaal, het paars en groen sche merend sluiergewaad, gebukt te gaan. Haar spel bleef in de eerste bedrijven mat, en deze matheid was toch ook weer niet de ingetogenheid van een hooghartige hetaere, die zich niet in de kaart wil laten zien, van een wezen, dat, in rust, meer pop dan mensen gelijkt en zich maar op enkele oogenblikken als een vlinder ontplooit. Aan het slot toonde zij zich de actrice die een groot tooneel dramatisch beheerscht, en zeide ze, machtig, met warm altgeluid, de dichterlijke moraal. In de kleine rollen muntten nog uit: Jules Verstraete als hoofdman van de stads wacht en Victor Paassen, die soepel en marquant in een slavenrolletje, de nage dachtenis van zijn vader Rosier voor ons verlevendigde. Vervoorn, wat grauw van toon, bracht stijl in het begin. Matreya, de vriend van Tsjarodeatta, werd door Nico de Jong als een soort major domus opgevat. Ik geloof, dat de rol belangrijker is. Aan veel te zwakke handen toevertrouwd was de groote van den Hoveling", de geleider van prins Bernard Canter las te Amsterdam zijn jongste drama voor: Het Geheim van Polichinelle". Teekening voor de Amsterdammer" van Henri van de Velde. IIIIIMIIIIIIIIMIIIIHMIIIIIIIIIImilllllMlllllllllimillllllllllllllllllllHIIIHIMIIHHIIIIMIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIimillll in een portiek, een vervallen brug, een oud Christusbeeld, een verlaten toren verwijlt hij. Als hij ze teekent zijn ze hem aanleiding, geen doel. Hij ziet ze als een rustpunt in de omringende natuur. Om het diffuse licht, de fijn-doorschijnende atmosfeer is het hem te doen. Hij heeft een geheel aparte methode van meest evenwijdige, lichtere of zwaardere, dichter of opener gegroefde lijnen, die mis schien zijn grootere etsen hoe mooi ook wel eens doet schijnen op het droge af en aan de hoedanigheid van den afdruk grooter iiimiiiiiiiiiiiiiniiiiiinliiimntmiiitmntttttiiiitiiiiMiiiittmittimtitiiii Samstanaka. En van Bart Kreeft, de badknecht (masseur is de bedoeling) kregen wij een grappig, zich veel te sterk naar voren dringend type. We verwachten op een oogen blik van hem haast... coupletten. De heer Van Eysden heeft de heeren: Huib Luns, voor zijn op-zich-zelf veelal schit terende costuums ontwerpen, Poutsma voor zijn monumentale decors, aan het einde der voorstelling hulde en dank gebracht. Wij kunnen daar niet veel aan toevoegen. De kleurgroepeering vond ik niet zeer geluk kig, en het voorzeker knap werk van den deco rateur valt eigenlijk onder architectuur". Aan het stuk zelf kwam noch het solide paleis van Tsaroedatta (de tekst geeft aan: de bouwvallige woning van een verarmd koopman) noch de enorme hal, waarin Vasantasena, als op een eiland, op haar divan zat, noch het bonte park dat een panopticum van Buddha-beelden geleek, ten goede. En de belichting was bij de première, .. .onbarmhartig. Wij keken onze oogen uit op alle détails, als wandelden we door een museum van oudheden, maar die Seele des fernen Ostens" beroerde ons niet, en de geest van Bernard Shaw grijnsde ons aan uit de oogen der geëtaleerde goden... TOP NAEFF Mevrouw Coelingh?Vorderman beteekenis verleent. Maar sommige van zijn kleinere bladen zijn volmaakt en niet door Whistler of wie ook overtroffen.zoo aarzelloos zijn zij neergezet, zoo vast en besloten van bouw, zoo speelsch en meesterlijk in de teekening der figuurtjes, zoo weergaloos fijn in de weergave van het stille, gelijkmatige, heldere en toch niet koele licht. Voor n zoo'n etsje zou een Hollander den heelen Piranesi willen geven.Ten onrechte natuurlijk. Tot slot eene opmerking. Het genieten van prentkunst is als het luisteren naar kamerAl onze lieve oude tantes verlaten het tooneel. Verleden jaar ging mevr. Christine Poolman, thans is het mevrouw Coelingh, die afscheid neemt voor goed. Er blijven er nog wel: mevrouw Sablairolles, prima donna van het grootmoederlijk ballet, en er worden ook weer nieuwe geboren : mevr. Royaards aan den derden mijlpaal, en Mien Schmidt Craus. Maar die gaan, laten toch wel waarlijk leegte, zooals ook in onze naaste omgeving het verlies van een grootmoeder, of van de aardige oude buurdame, die altijd in haar hoekje voor het raam zat, leegte laat, een vage weemoedigheid, alsof met deze ne een geheele generatie uitgestorven waar'. Het lijkt aangenaam als wit-moeseline ingénue op het tooneel te debuteeren en daar in dezen ongerepten staat tot en met het gouden jubileum te mogen vieren, maar het moet toch ook zijn goede zijden hebben het tooneel te verlaten met de stille waardigheid van een vrouw, die het verstond den ouderdom te eeren in haar beminnelijke persoon. Mevrouw Coelingh?V orderman droeg een klein fijn talent rustig door de rijpe jaren, het was geen openbaring, maar stelde ook nimmer teleur. En nu zij op bijna 70-jarigen leeftijd op haar lauweren rusten gaat, vinden we dat toch eigenlijk te vroeg, nog in de kracht van haar kunnen, dat van waarde bleek voor haar-zelve en voor ons. Le rói est mort, vive Ie roi... voor den tooneelspeler geldt dit vonnis niet. Wie daar voor onze verbeelding geleefd hebben op het eerste, tweede of derde plan wie daar maar een enkele maal de vervulling van een illusie voor de menigte vermocht te zijn, behoudt in genegen herinnering zijn troon. Bij elk afscheid" voelen wij dit, wel eenig, privilegde voor den kunstenaar, dat het beste van zijn beroep met hem leeft en sterft, dat tot in lengte van dagen geen Willem de Tweede van Zuylen, en geen mevrouw Coelingh?Vorderman de gevierde meer op zal staan. In de Ahnengalerie onzer tooneelverbeelding draagt elk portret zijn eigen signature. Gelijk mijn oude vriendin voor het raam in haar meubeltjes, zat mevrouw Coelingh in haar crinoline, gansch n was ze met de dingen die haar omringden, met haar waaier en haar papillotjes, haar face a main, haar reticule, haar breikousen haarfrivolité, een wereldje in zichzelf. Vast kon men op haar rekenen, deze, haar, atmospheer bracht ze op het tooneel, en ze was altijd iemand. Zelden zagen we haar in een hoofdrol dat lag zoomin in den aard van haar emplooi als van haar gaven maar naast elke hoofd rol handhaafde zij zich, kreeg, ongevraagd, een deel onzer aandacht. Van menige saaie vertooning is haar prompt, puntig, voldra gen spel, een kleine vreugde geweest en in onze herinnering leeft haar nuffig figuurtje of het voor onze oogen in de porcelein-kast stond. Hoe innig en secuur Miss Abbey" een gevallen steek van haar breikous weer op de naald wist te wippen, weet ieder die dit dramatisch oogenblik, in Miss Hobss", met haar beleven mocht. Het was geen wereld gebeurtenis, maar toch, in zijn soort, een ont roering, iets van poëzie, misschien zelfs van mystiek... En haar eigenaardige toegespitste stem, alsof het geluid doorjeen mirliton blies, paste zoo wel bij haar zilveren haar-rolletjes en preciese gebaartjes, als de versleten slag bij mijn verguld penduletje, dat juist zoo'n klein fijn dametje als zij kon zijn, tot voet stuk dient. Het was mijn bedoeling eigenlijk niet over mevrouw Coelingh-Vorderman alreeds te schrijven, in den verleden tijd. Zij is er namelijk nog. Als De Nicht", een familie lid moest het zijn maakt zij haar afscheidstournee. En ditmaal zal zij, ook voor ons gevoel, de hoofdrol spelen. Daarna gaat zij naar Indië, niet om er te werken, maar om er te wonen. Een Bakker-Korffje, dat ons ontvalt. TOP NAEFF ADLER", OAKLAND", WHIÏE"-Automobielen uit voorraad leverbaar. Garage NEFKENS Jacob Obrechistraat 26 - AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl