De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 4 november pagina 1

4 november 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. Sft. - J' N°. 2054 Zaterdag 4 November A°. 1916 DE AMSTERDAMME WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O D E C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K V A N E E D E N Atwnnement per 3 maanden / 1.90 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar ;l 0.15 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.50, elke regel meer , . .... ?0.30 Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.35 Reclames, per regel 0.50 DU/ZEND GULDEN UITGELOOFD VOOR EEN OORSPRONKELIJK NEDERLANDSCH OPERAWERK De hernieuwde belangstelling voor oorspronkelijke Nederlandsche muziek en opera-kunst heeft De Amsterdammer" er toe geleid, in samenwerking met eenige kunstvrienden, bovengenoemd bedrag uit te loven voor een oorspronkelijk, nog niet gepubliceerd Nederlandsen operawerk (compositie en libretto gezamenlijk), dat aan de door eene jury te stellen muzikale en dramatische eischen voldoet. Tot jury om over de toekenning te beslissen zijn door de redactie uitgenoodigd: Evert Cornelis, Dr. Frederik van Eeden, Herman Roelvink, Dr. D. E. Scheurleer en Bernard Zweers. Het auteursrecht zal aan de kunstenaars blijven. De bedoeling is, zooveel nopdig en mogelijk later ook de opvoering van de werken, die daarvoor in aanmerking komen, te bevorderen. De verdere regels en de uiterste termijn van inzending zullen nader worden bekend gemaakt. Moge met deze prijs een vruchtbare aansporing aan onze Neder landsche toondichtkunst gegeven worden. De Amsterdammer" WEEKBLAD VOOR NEDERLAND IRHOCIti Bladz. 1: Absente Kamerleden. Vijftigjarig Vijfjarig, door T. H. Bnitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. Het verraderiyk aangevallen Volk, door A. J. Barnoaw. 2: Gouden Jnbileam Ie H. B. 8. m. 5 j. o. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Voor twee jaar..., door Arnold Tas Dias. Spreekzaal. 3. tit. Miohael, door H. Salomonson, met teekeningen van Heori v. d. Velde. 5: Voor Vrouwen: Het Dienstbodenvraagstnk, door Elis. M. Bogg». Uit de Nattmr, door dr. H. W. Heiusins. 6: Een Gezicht op Brnssel, door W. Maltin. Chineesche Poëzie en Hnziek, door Henri Borel. Terachellinger Liedjes, door J. W. Enschedé. 7: De Brief, woorden van J. W. F. Werumeus Baning; mnziek van J. H. B. v. d. Willigen en teekeningen van J. A. Pollones. 9: Allerzielen, teekeniug van Jordaan. Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. v. Leeuwen. Tentoonstellingen, door Alb. Plassohaert. Een aanneemkantoor voor Haven arbeiders, door H. Spiekman. 10: Van Vlaan deren: Felix Timmerman's Pallieter, door G. Opdebeek. Het Moederschap in Frankrijk, teekening van George van Baemdonpk. Boek bespreking, door H. Brngmans. Lili Green. 12: Financiën an Economie, door v. d. 8. De Troonopvolging, teekening van Felix Hess. Achter de Schermen, door Joan. Een Vlenjje Haagsche Wind, door Ari. Amerikaansche Humor, door dr. N. G. van Buffel. 13: De taak van de Veroeniging Kindervoeding" overgenomen door de Gemeente Amsterdam, teekening van Joh. Braakansiek. Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red, K. O. de Jonge. Bijvoegsel: De Blinde en de Lamme, teekening van Johan Braakensisk. Absentie van Kamerleden De regeering wil den kamerleden een deel van de hun toekomende schadeloos stelling geven bij wijze van presentiegeld, wannér zij trouw op hunne banken komen zitten. Dit is goed en wel, en heeft menigeen weer eens aanleiding gegeven om zijn gal uit te storten over de spijbelende volksvertegenwoordigers. Het schijnt ons echter zeer de vraag, of men daarin wel gelijk heeft. >Is, met allen eerbied gezegd, de afwezigheid der volksvertegenwoordigers niet vaak nuttiger, dan hun aanzijn? Het wil ons voorkomen, dat 't voor de Kamerleden vaak de keuze zal zijn tusschen zich in de Kamer vervelen, of zich buiten de Kamer nuttiger bezig te houden. En moeten wij dan van onze afgevaardigden niet meer het tweede, dan het eerste op prijs stellen? De geheele woede tegen de afwezige Kamerleden wordt wel wat al te zeer gevoed door de Kamer-verslaggevers, die trouwens over het algemeen zooveel kunnen doen om het parlement te maken of te breken. Wij moeten den geheelen dag hier op de tribune zitten, denken die allicht, dan zullen zij 't tenminste niet beter hebben! Maar bij verder doordenken is het duidelijk, dat ook de natie er meer aan heeft, wanneer de leden harer wetgevende vergadering wat vrijer worden gelaten eji zonder verwijt hun tijd mogen ge bruiken om zich te bemoeien met andere zaken. In den volksvertegenwoordiger is voeling met de algemeene zaken en be langen noodig, en deze is nu eenmaal meer buiten dan binnen de vergaderzaal te krijgen. Een Kamerlid-man van zaken, of bovendien raadslid van Amster dam, of advocaat, of vakvereenigingsbestuurder, kan gewenschter zijn, dan degeen, die zijn tijd enkel tusschen Bin nenhof en Witte of slaapkamer verdeelt. In elk geval is men niet 't beste ge diend met een zich zooveel mogelijk in den Haag samentrekkend en in steeds langer wordende zittingen vastklittend parlement. Aangenomen al, dat men dan daartoe nog steeds de besten beschik baar zou vinden. De boosheid op 't absenteïsme is der halve zeer eenzijdig. Hoofdzaak is, dat volksvertegenwoor diging en volksvertegenwoordigers het beste de volksbelangen behartigen. Dit is nog iets anders dan : vergaderen. Zelfs dan : medestemmen, wanneer men toch zeker is van den loop, dien de zaken nemen zullen. * * * Natuurlijk is hiermede niet bepleit, dat 't beste Kamerlid hij is, die de meeste vergaderingen, ook de belangrijkste, mijdt! Wij waarschuwen slechts tegen opper vlakkig drijven in zekere richting. En zeer zeker mag ook niet de afwezig heid der parlementsleden den gang van zaken in de vergaderingen ophouden, in de war sturen, of in gevallen van twijfel of verrassing de stemmingen anders doen uitvallen dan de eigenlijke meerderheid zou kunnen zijn geweest. Doch daarvoor is aller voortdurende aanwezigheid niet per se noodig. Het Reglement van Orde kan hiervoor nog andere middelen bieden. Onze voorschriften zijn in dit opzicht misschien wat verouderd. De Grondwet zelve houdt reeds een lastige spaak in 't wiel, door te bepalen, dat de Kamervergaderingen niet mogen beginnen, en moeten worden gesloten, zoodra maar blijkt, dat niet de helft der leden tegenwoordig is. Voor de stemmingen kan men begrij pen, dat dit aantal wordt vereischt. Maar eilieve, waarom zou men met de discussie' s niet door kunnen gaan? Men vindt onze bepaling dan ook in bijkans geen enkel ander land terug, en het ware voor den gang van zaken allicht beter, haar ook ten onzent te wijzigen. Het is ook in 1912 nog voorgesteld. 't Voor de beraadslagingen vereischte quorum" zou gevoegelijk kunnen wor den verlaagd, en men stond niet meer voor de moeilijkheid van tegenwoordig, telkens wanneer bij eene toevallige stemming de 50 niet worden gehaald. Raadpleegt men overigens de parle mentaire Reglementen van verschillende andere parlementen, in de voor eenige jaren door de heeren Moreau en Delpech uitgegeven verzameling, dan treft men nog verschillende verdere .middelen om 't absenteïsme minder lastig te doen werken. Voor de in den gang van onze parlemen taire zaken doorknede deskundigen een dankbaar onderwerp! Het komt er op aan, regels te ontwerpen, waardoor de ongestoorde afdoening der zaken be vorderd wordt en 't gevaar van toevalsstemmingen ondervangen, zonder dat men toch de Kamerleden tot gevangenen van de vergadering of tot met eenige rijksdaalders gelokte mienjemannen be hoeft te maken. v. H. Vijftigjarig Vijfjarig Zoo zijn verleden Woensdag een aantal vroegere leerlingen opgetrokken naar Amsterdam's oudste en eerste Hoogere Burgerschool, om haar vijftigjarig stichtingsfeest te gedenken. Een sierlijke, hoog opstekende vinger gelijk, was het alsof wederom de onver getelijke Westertoren de scholieren van allerlei kanten wenkte; en de dagelijksche bedevaarten langs de Keizersgracht schoten velen weer eensklaps te binnen, zoodat de ouderen ditmaal de Raad huisstraat en hare electrische trams bijna als eene ongepaste nieuwigheid gevoelden! De oude banken en hoekjes werden bezochtjNiet-vergeten gestalten doemden op, en er werd ontzaglijk; veel, ook officieel, gepraat over kwdjongensleven en kattekwaad. -Wat dit laatste betreft: te veel. Het heeft iets onbevredigends, wanneer de gewijde herinnering aan den vormingstijd van het vroege jongelingsleven zoozeer omkranst wordt door die van grollen of onhebbelijkheid. En wan- , neer er iets is, dat de oud-leerlingen den jongeren zouden willen voorhouden, dan ware het dit: hunnen schooltijd zoo door te leven, dat zij er later als naar een schoone uitvaarthaven op kunnen terugzien, en niet als op een klippenreeks van ietwat beschamende pekelzonden! De Amsterdamsche burgerij heeft sinds het middelbare onderwijs op zijn tegenwoordigen voet werd ingesteld, aan de onderwijskracht van hare hoogere bur gerscholen veel te danken. Duizenden jonge mannen, en met de meisjes loopt het thans zeker ook reeds achter in de honderden, zijn daar vooruit gebracht geworden en in allerlei richting gestuwd. De hoogere burgerschool is een spring plank geworden voor den derden stand, tot in deszelfs achterste gelederen. Voor den vierden, den arbeidersstand, maar bij uitzondering. Hier blijft, als eerste opgave, voor de deur staan: het lager onderwijs te versterken, het uitgebreide en het herhalingsonderwijs door te voe ren, het vakonderwijs te verrijken en de populaire algemeene ontwikkeling zoowel als de gelegenheid tot eigen verdere studie, in de hand te werken. In de veelheid van vo^rcxamens en noodwendige leergangen is ons land nog immer kleingeestig en ondemocratisch. Het freie Bahn allen Tüchtigen", dat de Duitschers nu juist als een nieuw evangelie meenen te hebben ontdekt, al deden de Franschen reeds 100 jaar ge leden het la carrière ouverte aux talents" vernemen, komt bij ons nog te vaak op een vrije baan voor alle blokkers" neer. Van de hoogere burgerschool evenwel is van den aanvang af gevergd, dat zij den ruimen blik op de natuur en op de tegenwoordige maatschappij, alsmede de noodige zelfstandige kracht om daarin zijn weg te maken, vormen zou. Dat dit volkomen is uitgekomen, kan niet worden gezegd. Bij de vijftigjarige herdenking bleek wel weer eens duide lijk, hoe weinig ontwerpers tot in lengte van dagen kunnen bepalen, wat van hunne scheppingen komen zal. De H. B. S. is tegenwoordig veeleer vooropleidingsinstituut tot verdere studie geworden, dan zelfstandige plaats van burger-opvoeding. Al te zeer. Meer ge sneden naar 't snit der Realschale dan naar 't dieper gedachte en beschaafdere lycée, tegenwoordig ten onzent zoo zeer in zwang komend, geeft zij aanleiding tot hervormingsgedachten, ook afgeschei den van de eeuwige vraag of men de natuurwetenschappelijke dan wel de humanistische opleiding voor zal laten gaan. De hoofdzaak in dezen is juist niet de vraag van een bepaald vak of leerprogram. Hoofdzaak is, dat onze middelbare scholen moeten worden begrepen als plaatsen van opvoeding meer dan van enkele kennisverzameling; tot plaatsenter vorming van karakters, van persoonlijk heden, van aankomende menschen. Het heeft bij deze viering van 't H. B. S.feest getroffen, dat toch betrekkelijk weinig oud-leerlingen zich er toe aan getrokken hadden gevoeld. Deelneming en belangstelling waren percentsgewijze veel te gering. Uit den oudsten tijd, toen de school allicht het intiemste was, nog het meest. Hoe komt dit? Bewijst het, dat zulk eene school te weinig indruk nalaat; te weinig inner lijke banden hecht die ook den volwasssene van waarde blijven? Dan is dit een grondgebrek. Gelijk in den geest van 't ouderlijk gezin, behoort de mensch zich ook in dien van zijn school gegroeid te blijven voelen. Hij ondervindt er dan nog in lateren tijd de voorbeelden, de bezieling en de aansporingen tot het hoogere van. Waar dit ontbreekt, ontbreekt de op voeding, en treedt de confectie in. Hierin is de H. B. S. in 't algemeen te kort geschoten en groote scholen, gelijk de Amsterdamsche, hebben het gevaar in bijzondere mate. Ook met den den besten wil der docenten is daarin echter onder de bestaande organisatie niet te voorzien. Zal op dit veld 't gewas vruchtbaar der gedijen, dan is nopdig de middelbare school meer opzettelijk tot het opvoe dingsideaal, de leeraren meer tot dat van opvoeder te roepen. Versterking van den omgang tusschen hen en de leerlin gen; invoering van Wasse-leeraren; sc/zo0/-eindexamens, en ruimere geldig heid van het schooldiploma; afschaffing van de aAtfe-studie voor de onderwijs bevoegdheid, en vereischte van acade mische opleiding, bij wijze van een hoogere normaalschool; afzonderlijke leiding ook voor de paedogie, dit zijn denkbeelden, die daarbij in de eerste plaats rijzen. Maar ook van de burgerij is te ver langen, dat zij meer besef zal toonen voor de gewichtige taak, die hare hoogereburgerscholen voor 't jongere geslacht vervullen. Vooral in een groote stad als de onze is het even verkeerd als onbevredigend, dat de middelbare scholen zoo weinig als belangrijke instellingen, met eene eigen individualiteit, naar voren komen; en dat hare leeraren in 't geestelijke leven en in de samenleving te zeer ach teraf staan. En hun taak van leiders der jeugd, n de persoonlijkheden, welke voor die taak noodig zijn, n veler weten schappelijke ontwikkeling, behoorden immers tot meer aanzien en waardee ring te leiden. Nu worden uitstekende krachten gedeprimeerd en veronacht zaamd. En dit is niet in de eerste plaats een kwestie van bezoldiging, maar van erkenning. Zoo zijn er voor de toekomst vele wenschen mede te geven. Vooralsnog is de Ie H. B. S. met 5-jarigen cursus een nieuwe jarenreëks van nuttigen, rustigen arbeid ingegaan. Moge het niet zijn: gevierd, vergeten. Maar: her dacht, herboren. v. H. Buitenl. Overzicht Noorwegen contra Daitschland In den duikbootoorlog beleyen wij een nieuwe periode. Het is waar, hij wordt nog altijd gevoerd op de gematigde" wijze, waartoe de regeering der Verecnigde Staten Duitschland in den voorzomer van dit jaar heeft gedwongen: koopvaardijschepen wor den niet in den grond geboord zonder waar schuwing, en het leven der opvarenden wordt dus gered, tenzij het schip tracht te vluchten of tegenweer biedt. Maar het aantal getorpedeerde of op andere wijze vernietigde schepen is in de laatste maanden schrikbarend toegenomen. Duitschland beschikt klaarblij kelijk over meer duikbooten, dan het een jaar geleden had, en zij kunnen hare tochten op veel grooter afstand van honk uitstrekken. Zelfs dicht bij de kust van de Vereenigde Staten verrichten zij haar luguber bedrijf. Men behoeft nog niet aan te nemen, dat de verhoogde werkzaamheid der duikbooten een gevolg is van het drijven der Scharfmacher" in Duitschland, een concessie dus van BethmanH Hollweg aan hen, die ver langen dat uit het wapen van de duikboot alles wordt gehaald, wat er in zit. De ver nietiging van zooveel mogelijk handels bodems van de tegen Duitschland oorlog voerende Staten zal ook wel op zijn program staan; na den oorlog zal de Duitsche koop vaardij dan een grooten voorsprong hebben boven hare concurrenten. En ook het torpedeeren van onzijdige koppvaarders, die contrabande of voorwaardelijke contrabande vervoeren, zal door hem niet worden be perkt, zoolang de commandanten der duik booten zich houden aan de gematigde" practijk en aan de Vereenigde Staten dus geen reden wordt gegeven, zich ermede te bemoeien. Tot nog toe is dit laatste ook niet ge schied. Alleen in de allerlaatste dagen kwam er een bericht, dat het Engelsche stoomschip Marina, met een uit Engelschen en Ameri kanen bestaande bemanning, zonder vooraf gaande waarschuwing door een Duitsche duikboot in den grond zou zijn geboord, en dat onder de omgekomenen ook een aantal Amerikanen zijn. Indien dit bericht bevestigd wordt, zal de regeering der Vereenigde Staten over contractbreuk moeten klagen en kan hare verhouding tot Duitschland weer ge spannen" worden. Intusschen, dit moet nog worden afge wacht. Voorloopig mag men het er nog voor houden, dat Duitschland de gematigde" practijk blijft volgen. Die verzekert het be houd der vriendschappelijke betrekkingen met de Vereenigde Staten. Maar niet met Noorwegen. Van de Skandinavische landen heeft Noor wegen verreweg het meest geleden van den duikbootoorlog. Het bestaat voor een groot deel van de Koopvaardij en de Noorsche reeders hebben ontzaglijke oorlogswinst ge maakt met het vervoeren van absolute en conditioneele contrabande. Maar in de laatste maanden wordt de risico van dit bedrijf grooter en grooter. Niet alleen in de Noord zee en den Atlantischen Oceaan, maar ook in de Noordelijke Ijszee op de route naar Archangel en andere noordelijke Russische havens zijn een groot aantal Noorsche schepen door Duitsche duikbooten getor pedeerd. Evenals de Nederlaadsche regeering ont leent ook die van Noorwegen, dat Duitsch land het recht zou hebben, onzijdige sche pen te vernietigen, ook al zijn deze met contrabande geladen, Zij ontkent althans, dat dit de regel mag zijn; wat uitzondering moest blijven, is echter in den duikboot oorlog regel geworden. En het volgen van dezen regel berokkent aan Noorwegen enorme schade, nu de duikbooten in den laatsten tijd hoe langer hoe meer koopvaarders in den grond boren. De stemming van het Noorsche volk was toch al niet gunstig voor Duitschland; spijt de jaarlij ksche reizen van den Keizer naar Noorwegen, spijt het drukke bezoek aan Noorwegen door Duitsche touristen, heeft men daar nooit veel voor Duitschland ge voeld; van alle onzijdige landen is Noor wegen het jegens de Entente best gezinde. Daarbij kwam, dat een aantal Noorsche zeelieden het slachtoffer van den duikbootoorlog zijn geworden. Hun werd wel de gelegenheid gegeven om het lijf te bergen, maar bij het in de open sloepen rondzwer ven in de Noordelijke Ijszee zijn verschei dene mannen dpodgevroren. Zoo begon de openbare meening hoe langer hoe meer te morren tegen Duitschland. Zij verlangde dat aan de Duitsche duikbooten het verblijf in de Noorsche wateren zou worden ont zegd; dat deze niet langer een schuilplaats zouden kunnen zoeken in de tallooze fjorden en eilanden van de Noorsche kust, waar zij door hulpschepen van proviand en an dere benoodigdheden werden voorzien. Op den 13den October 1,1. verbood de Noorsche regeering aan oorlogsduikbooten van de oorlogvoerende landen den toegang tot de Noorsche wateren, onder bedreiging dat zij zonder voorafgaande waarschuwing zouden worden aangevallen, indien zij het verbod overtraden. Alleen voor gevallen van averij en stormweer werd een uitzon dering gemaakt. Ook de vaart van handelsduikbooten in Noorsche wateren werd door eenige bepalingen belemmerd; dit laatste blijve hier echter buiten beschouwing. In Duitschland heeft men zich hevig ver ontwaardigd getoond over het besluit der Noorsche regeering. De pers beschuldigde Noorwegen ervan, dat het aan den leiband der Entente liep: de Duitsche regeering diende een nog al scherp protest in; het aantal getorpedeerde Noorsche schepen is sedert sterk vermeerderd. Van Duitsche zijde werd o.a. ontkend, dat Duitsche duikbooten herhaaldelijk zich in Noorsche wateren ophielden. Indien dit juist ware, mag het bevreemdend heeten, dat men in Duitschland zich zoo druk maakt over den maatregel. Waarom trekt men zich daar het harnas aan over een bepaling, die voor alle oorlogvoerende mogendheden gelijkelijk geldt? Niet alleen aan Duitsche, maar ook aan Engelsche duikbooten is het verblijf in de Noorsche wateren ontzegd; waarom ter wereld zou Duitschland zooveel bezwaar hebben tegen dit verbod, indien de toepas sing daarvan niet juist Duitschland trof, omdat alleen Duitsche duikbooten de Noor sche wateren opzoeken? Niemand zal toch meenen, dat hè) protest van de Duitsche regeering alleen een theoretische quaestie betreft! Tijdens een oorlog mag een onzijdige Staat geen verandering brengen in zijne onzijdigheidsmaatregelen, verkondigt men in Duitschland. Maar toen Zweden in Juli 11. gelijk verbod uitvaardigde, als Noorwegen thans heeft gedaan, vond dat in Duitschland algemeenen bijval. Want door den Zweed se hen martregel werd de Entente getroffen, met name Rusland. Toen in den zomer van 1915 de juiste datum is nog altijd onbekend, want het voorlaatste Oranjeboek vermeldt dien niet de Nederlandsche regeering het bevel uit vaardigde, dat berichten omtrent de bewe gingen van buiten het Nederlandsch gebied waargenomen belligerente oorlogsschepen en vliegtuigen alleen met zes uren vertraging mochten worden overgebracht, was dit een verandering in de onzijdigheidsmaatregelen van Nederland, Op het oogenblik, toen die bepaling werd uitgevaardigd, profiteerde Duitschland ervan, omdat destijds juist een begin was gemaakt met de Zeppelin-tochten naar Engeland. Voor zoover ons bekend is, heeft geen der oorlogvoerende mogendheden zich over dien maatregel bij de onze beklaagd, en Duitsch land zeker niet. Toch had Duitschland zoo wel tegen den Nederlandschen als tegen den bovengenoemden maatregel van Zweden moeten protesteeren, wanneer het de theorie wilde verdedigen, dat een onzijdige staat tijdens een oorlog geen verandering mag brengen in zijne onzijdigheidsbepalingen. Alleen onder den druk van de Entente heeft Noorwegen besloten tot het weren van duikbooten uit zijn wateren, leest men in betooeen van Duitsche zijde. Indien dit zoo ware, zou daaruit blijken, [dat althans de duikbooten van de Entente geen gebruik van die wateren maken; volgens de bewe ring van Duitsche zijde doen de Duitsche duikbooten dit ook niet; er komen dus heeleraaal geen duikbooten in de Noorsche wateren maar waarom meent men dan, dat de Noorsche regeering het noodig heeft gevonden den maatregel te nemen ? Het nieuwe voorschrift van de Noorsche

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl