Historisch Archief 1877-1940
. Sft.
- J'
N°. 2054
Zaterdag 4 November
A°. 1916
DE AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O D E C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K V A N E E D E N
Atwnnement per 3 maanden / 1.90
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar ;l 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/1.50, elke regel meer , . .... ?0.30
Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.35
Reclames, per regel 0.50
DU/ZEND GULDEN UITGELOOFD
VOOR EEN
OORSPRONKELIJK NEDERLANDSCH OPERAWERK
De hernieuwde belangstelling voor oorspronkelijke Nederlandsche muziek en
opera-kunst heeft De Amsterdammer" er toe geleid, in samenwerking met eenige
kunstvrienden, bovengenoemd bedrag uit te loven voor een oorspronkelijk, nog niet
gepubliceerd Nederlandsen operawerk (compositie en libretto gezamenlijk), dat aan
de door eene jury te stellen muzikale en dramatische eischen voldoet.
Tot jury om over de toekenning te beslissen zijn door de redactie
uitgenoodigd:
Evert Cornelis, Dr. Frederik van Eeden, Herman Roelvink,
Dr. D. E. Scheurleer en Bernard Zweers.
Het auteursrecht zal aan de kunstenaars blijven.
De bedoeling is, zooveel nopdig en mogelijk later ook de opvoering van
de werken, die daarvoor in aanmerking komen, te bevorderen.
De verdere regels en de uiterste termijn van inzending zullen nader worden
bekend gemaakt.
Moge met deze prijs een vruchtbare aansporing aan onze Neder
landsche toondichtkunst gegeven worden.
De Amsterdammer"
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IRHOCIti Bladz. 1: Absente Kamerleden.
Vijftigjarig Vijfjarig, door T. H. Bnitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. Het
verraderiyk aangevallen Volk, door A. J. Barnoaw.
2: Gouden Jnbileam Ie H. B. 8. m. 5 j. o.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Voor twee
jaar..., door Arnold Tas Dias. Spreekzaal. 3.
tit. Miohael, door H. Salomonson, met teekeningen
van Heori v. d. Velde. 5: Voor Vrouwen: Het
Dienstbodenvraagstnk, door Elis. M. Bogg». Uit
de Nattmr, door dr. H. W. Heiusins. 6: Een
Gezicht op Brnssel, door W. Maltin. Chineesche
Poëzie en Hnziek, door Henri Borel.
Terachellinger Liedjes, door J. W. Enschedé. 7: De Brief,
woorden van J. W. F. Werumeus Baning; mnziek
van J. H. B. v. d. Willigen en teekeningen van
J. A. Pollones. 9: Allerzielen, teekeniug van
Jordaan. Muziek in de Hoofdstad, door mr. H.
M. v. Leeuwen. Tentoonstellingen, door Alb.
Plassohaert. Een aanneemkantoor voor Haven
arbeiders, door H. Spiekman. 10: Van Vlaan
deren: Felix Timmerman's Pallieter, door G.
Opdebeek. Het Moederschap in Frankrijk,
teekening van George van Baemdonpk. Boek
bespreking, door H. Brngmans. Lili Green.
12: Financiën an Economie, door v. d. 8. De
Troonopvolging, teekening van Felix Hess.
Achter de Schermen, door Joan. Een Vlenjje
Haagsche Wind, door Ari. Amerikaansche Humor,
door dr. N. G. van Buffel. 13: De taak van de
Veroeniging Kindervoeding" overgenomen door de
Gemeente Amsterdam, teekening van Joh.
Braakansiek. Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland.
Damrubriek, red, K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: De Blinde en de Lamme, teekening
van Johan Braakensisk.
Absentie van Kamerleden
De regeering wil den kamerleden een
deel van de hun toekomende schadeloos
stelling geven bij wijze van presentiegeld,
wannér zij trouw op hunne banken
komen zitten.
Dit is goed en wel, en heeft menigeen
weer eens aanleiding gegeven om zijn
gal uit te storten over de spijbelende
volksvertegenwoordigers.
Het schijnt ons echter zeer de vraag,
of men daarin wel gelijk heeft.
>Is, met allen eerbied gezegd, de
afwezigheid der volksvertegenwoordigers
niet vaak nuttiger, dan hun aanzijn?
Het wil ons voorkomen, dat 't voor
de Kamerleden vaak de keuze zal zijn
tusschen zich in de Kamer vervelen, of
zich buiten de Kamer nuttiger bezig
te houden. En moeten wij dan van onze
afgevaardigden niet meer het tweede,
dan het eerste op prijs stellen?
De geheele woede tegen de afwezige
Kamerleden wordt wel wat al te zeer
gevoed door de Kamer-verslaggevers,
die trouwens over het algemeen zooveel
kunnen doen om het parlement te maken
of te breken. Wij moeten den geheelen
dag hier op de tribune zitten, denken
die allicht, dan zullen zij 't tenminste
niet beter hebben!
Maar bij verder doordenken is het
duidelijk, dat ook de natie er meer aan
heeft, wanneer de leden harer wetgevende
vergadering wat vrijer worden gelaten
eji zonder verwijt hun tijd mogen ge
bruiken om zich te bemoeien met andere
zaken. In den volksvertegenwoordiger is
voeling met de algemeene zaken en be
langen noodig, en deze is nu eenmaal
meer buiten dan binnen de vergaderzaal
te krijgen. Een Kamerlid-man van
zaken, of bovendien raadslid van Amster
dam, of advocaat, of
vakvereenigingsbestuurder, kan gewenschter zijn, dan
degeen, die zijn tijd enkel tusschen Bin
nenhof en Witte of slaapkamer verdeelt.
In elk geval is men niet 't beste ge
diend met een zich zooveel mogelijk in
den Haag samentrekkend en in steeds
langer wordende zittingen vastklittend
parlement. Aangenomen al, dat men dan
daartoe nog steeds de besten beschik
baar zou vinden.
De boosheid op 't absenteïsme is der
halve zeer eenzijdig.
Hoofdzaak is, dat volksvertegenwoor
diging en volksvertegenwoordigers het
beste de volksbelangen behartigen. Dit
is nog iets anders dan : vergaderen. Zelfs
dan : medestemmen, wanneer men toch
zeker is van den loop, dien de zaken
nemen zullen.
* * *
Natuurlijk is hiermede niet bepleit,
dat 't beste Kamerlid hij is, die de meeste
vergaderingen, ook de belangrijkste, mijdt!
Wij waarschuwen slechts tegen opper
vlakkig drijven in zekere richting.
En zeer zeker mag ook niet de afwezig
heid der parlementsleden den gang van
zaken in de vergaderingen ophouden,
in de war sturen, of in gevallen van
twijfel of verrassing de stemmingen
anders doen uitvallen dan de eigenlijke
meerderheid zou kunnen zijn geweest.
Doch daarvoor is aller voortdurende
aanwezigheid niet per se noodig. Het
Reglement van Orde kan hiervoor nog
andere middelen bieden.
Onze voorschriften zijn in dit opzicht
misschien wat verouderd.
De Grondwet zelve houdt reeds een
lastige spaak in 't wiel, door te bepalen,
dat de Kamervergaderingen niet mogen
beginnen, en moeten worden gesloten,
zoodra maar blijkt, dat niet de helft
der leden tegenwoordig is.
Voor de stemmingen kan men begrij
pen, dat dit aantal wordt vereischt. Maar
eilieve, waarom zou men met de discussie' s
niet door kunnen gaan? Men vindt onze
bepaling dan ook in bijkans geen enkel
ander land terug, en het ware voor den
gang van zaken allicht beter, haar ook
ten onzent te wijzigen. Het is ook in
1912 nog voorgesteld.
't Voor de beraadslagingen vereischte
quorum" zou gevoegelijk kunnen wor
den verlaagd, en men stond niet meer
voor de moeilijkheid van tegenwoordig,
telkens wanneer bij eene toevallige
stemming de 50 niet worden gehaald.
Raadpleegt men overigens de parle
mentaire Reglementen van verschillende
andere parlementen, in de voor eenige
jaren door de heeren Moreau en Delpech
uitgegeven verzameling, dan treft men
nog verschillende verdere .middelen om
't absenteïsme minder lastig te doen
werken.
Voor de in den gang van onze parlemen
taire zaken doorknede deskundigen een
dankbaar onderwerp! Het komt er op
aan, regels te ontwerpen, waardoor de
ongestoorde afdoening der zaken be
vorderd wordt en 't gevaar van
toevalsstemmingen ondervangen, zonder dat
men toch de Kamerleden tot gevangenen
van de vergadering of tot met eenige
rijksdaalders gelokte mienjemannen be
hoeft te maken. v. H.
Vijftigjarig Vijfjarig
Zoo zijn verleden Woensdag een aantal
vroegere leerlingen opgetrokken naar
Amsterdam's oudste en eerste Hoogere
Burgerschool, om haar vijftigjarig
stichtingsfeest te gedenken.
Een sierlijke, hoog opstekende vinger
gelijk, was het alsof wederom de onver
getelijke Westertoren de scholieren van
allerlei kanten wenkte; en de
dagelijksche bedevaarten langs de Keizersgracht
schoten velen weer eensklaps te binnen,
zoodat de ouderen ditmaal de Raad
huisstraat en hare electrische trams bijna
als eene ongepaste nieuwigheid gevoelden!
De oude banken en hoekjes werden
bezochtjNiet-vergeten gestalten doemden
op, en er werd ontzaglijk; veel, ook
officieel, gepraat over kwdjongensleven
en kattekwaad. -Wat dit laatste betreft:
te veel. Het heeft iets onbevredigends,
wanneer de gewijde herinnering aan den
vormingstijd van het vroege
jongelingsleven zoozeer omkranst wordt door die
van grollen of onhebbelijkheid. En wan- ,
neer er iets is, dat de oud-leerlingen
den jongeren zouden willen voorhouden,
dan ware het dit: hunnen schooltijd zoo
door te leven, dat zij er later als naar
een schoone uitvaarthaven op kunnen
terugzien, en niet als op een
klippenreeks van ietwat beschamende
pekelzonden!
De Amsterdamsche burgerij heeft sinds
het middelbare onderwijs op zijn
tegenwoordigen voet werd ingesteld, aan de
onderwijskracht van hare hoogere bur
gerscholen veel te danken. Duizenden
jonge mannen, en met de meisjes loopt
het thans zeker ook reeds achter in de
honderden, zijn daar vooruit gebracht
geworden en in allerlei richting gestuwd.
De hoogere burgerschool is een spring
plank geworden voor den derden stand,
tot in deszelfs achterste gelederen. Voor
den vierden, den arbeidersstand, maar
bij uitzondering. Hier blijft, als eerste
opgave, voor de deur staan: het lager
onderwijs te versterken, het uitgebreide
en het herhalingsonderwijs door te voe
ren, het vakonderwijs te verrijken en de
populaire algemeene ontwikkeling zoowel
als de gelegenheid tot eigen verdere
studie, in de hand te werken.
In de veelheid van vo^rcxamens en
noodwendige leergangen is ons land nog
immer kleingeestig en ondemocratisch.
Het freie Bahn allen Tüchtigen", dat
de Duitschers nu juist als een nieuw
evangelie meenen te hebben ontdekt, al
deden de Franschen reeds 100 jaar ge
leden het la carrière ouverte aux talents"
vernemen, komt bij ons nog te vaak op
een vrije baan voor alle blokkers" neer.
Van de hoogere burgerschool evenwel
is van den aanvang af gevergd, dat zij
den ruimen blik op de natuur en op de
tegenwoordige maatschappij, alsmede de
noodige zelfstandige kracht om daarin
zijn weg te maken, vormen zou.
Dat dit volkomen is uitgekomen, kan
niet worden gezegd. Bij de vijftigjarige
herdenking bleek wel weer eens duide
lijk, hoe weinig ontwerpers tot in
lengte van dagen kunnen bepalen, wat
van hunne scheppingen komen zal.
De H. B. S. is tegenwoordig veeleer
vooropleidingsinstituut tot verdere studie
geworden, dan zelfstandige plaats van
burger-opvoeding. Al te zeer. Meer ge
sneden naar 't snit der Realschale dan
naar 't dieper gedachte en beschaafdere
lycée, tegenwoordig ten onzent zoo
zeer in zwang komend, geeft zij aanleiding
tot hervormingsgedachten, ook afgeschei
den van de eeuwige vraag of men de
natuurwetenschappelijke dan wel de
humanistische opleiding voor zal laten
gaan.
De hoofdzaak in dezen is juist niet de
vraag van een bepaald vak of leerprogram.
Hoofdzaak is, dat onze middelbare
scholen moeten worden begrepen als
plaatsen van opvoeding meer dan van
enkele kennisverzameling; tot plaatsenter
vorming van karakters, van persoonlijk
heden, van aankomende menschen.
Het heeft bij deze viering van 't H. B.
S.feest getroffen, dat toch betrekkelijk
weinig oud-leerlingen zich er toe aan
getrokken hadden gevoeld. Deelneming
en belangstelling waren percentsgewijze
veel te gering. Uit den oudsten tijd, toen
de school allicht het intiemste was, nog
het meest.
Hoe komt dit?
Bewijst het, dat zulk eene school te
weinig indruk nalaat; te weinig inner
lijke banden hecht die ook den
volwasssene van waarde blijven? Dan is dit
een grondgebrek.
Gelijk in den geest van 't ouderlijk
gezin, behoort de mensch zich ook in
dien van zijn school gegroeid te blijven
voelen. Hij ondervindt er dan nog in
lateren tijd de voorbeelden, de bezieling
en de aansporingen tot het hoogere van.
Waar dit ontbreekt, ontbreekt de op
voeding, en treedt de confectie in.
Hierin is de H. B. S. in 't algemeen
te kort geschoten en groote scholen,
gelijk de Amsterdamsche, hebben het
gevaar in bijzondere mate. Ook met den
den besten wil der docenten is daarin
echter onder de bestaande organisatie
niet te voorzien.
Zal op dit veld 't gewas vruchtbaar
der gedijen, dan is nopdig de middelbare
school meer opzettelijk tot het opvoe
dingsideaal, de leeraren meer tot dat
van opvoeder te roepen. Versterking van
den omgang tusschen hen en de leerlin
gen; invoering van Wasse-leeraren;
sc/zo0/-eindexamens, en ruimere geldig
heid van het schooldiploma; afschaffing
van de aAtfe-studie voor de onderwijs
bevoegdheid, en vereischte van acade
mische opleiding, bij wijze van een
hoogere normaalschool; afzonderlijke
leiding ook voor de paedogie, dit
zijn denkbeelden, die daarbij in de eerste
plaats rijzen.
Maar ook van de burgerij is te ver
langen, dat zij meer besef zal toonen
voor de gewichtige taak, die hare
hoogereburgerscholen voor 't jongere geslacht
vervullen.
Vooral in een groote stad als de onze
is het even verkeerd als onbevredigend,
dat de middelbare scholen zoo weinig
als belangrijke instellingen, met eene
eigen individualiteit, naar voren komen;
en dat hare leeraren in 't geestelijke
leven en in de samenleving te zeer ach
teraf staan. En hun taak van leiders
der jeugd, n de persoonlijkheden, welke
voor die taak noodig zijn, n veler weten
schappelijke ontwikkeling, behoorden
immers tot meer aanzien en waardee
ring te leiden. Nu worden uitstekende
krachten gedeprimeerd en veronacht
zaamd. En dit is niet in de eerste plaats
een kwestie van bezoldiging, maar van
erkenning.
Zoo zijn er voor de toekomst vele
wenschen mede te geven. Vooralsnog
is de Ie H. B. S. met 5-jarigen cursus
een nieuwe jarenreëks van nuttigen,
rustigen arbeid ingegaan. Moge het niet
zijn: gevierd, vergeten. Maar: her
dacht, herboren. v. H.
Buitenl. Overzicht
Noorwegen contra Daitschland
In den duikbootoorlog beleyen wij een
nieuwe periode. Het is waar, hij wordt nog
altijd gevoerd op de gematigde" wijze,
waartoe de regeering der Verecnigde Staten
Duitschland in den voorzomer van dit jaar
heeft gedwongen: koopvaardijschepen wor
den niet in den grond geboord zonder waar
schuwing, en het leven der opvarenden
wordt dus gered, tenzij het schip tracht te
vluchten of tegenweer biedt. Maar het aantal
getorpedeerde of op andere wijze vernietigde
schepen is in de laatste maanden schrikbarend
toegenomen. Duitschland beschikt klaarblij
kelijk over meer duikbooten, dan het een
jaar geleden had, en zij kunnen hare tochten
op veel grooter afstand van honk uitstrekken.
Zelfs dicht bij de kust van de Vereenigde
Staten verrichten zij haar luguber bedrijf.
Men behoeft nog niet aan te nemen, dat
de verhoogde werkzaamheid der duikbooten
een gevolg is van het drijven der
Scharfmacher" in Duitschland, een concessie dus
van BethmanH Hollweg aan hen, die ver
langen dat uit het wapen van de duikboot
alles wordt gehaald, wat er in zit. De ver
nietiging van zooveel mogelijk handels
bodems van de tegen Duitschland oorlog
voerende Staten zal ook wel op zijn program
staan; na den oorlog zal de Duitsche koop
vaardij dan een grooten voorsprong hebben
boven hare concurrenten. En ook het
torpedeeren van onzijdige koppvaarders, die
contrabande of voorwaardelijke contrabande
vervoeren, zal door hem niet worden be
perkt, zoolang de commandanten der duik
booten zich houden aan de gematigde"
practijk en aan de Vereenigde Staten dus
geen reden wordt gegeven, zich ermede te
bemoeien.
Tot nog toe is dit laatste ook niet ge
schied. Alleen in de allerlaatste dagen kwam
er een bericht, dat het Engelsche stoomschip
Marina, met een uit Engelschen en Ameri
kanen bestaande bemanning, zonder vooraf
gaande waarschuwing door een Duitsche
duikboot in den grond zou zijn geboord, en
dat onder de omgekomenen ook een aantal
Amerikanen zijn. Indien dit bericht bevestigd
wordt, zal de regeering der Vereenigde Staten
over contractbreuk moeten klagen en kan
hare verhouding tot Duitschland weer ge
spannen" worden.
Intusschen, dit moet nog worden afge
wacht. Voorloopig mag men het er nog voor
houden, dat Duitschland de gematigde"
practijk blijft volgen. Die verzekert het be
houd der vriendschappelijke betrekkingen
met de Vereenigde Staten. Maar niet met
Noorwegen.
Van de Skandinavische landen heeft Noor
wegen verreweg het meest geleden van den
duikbootoorlog. Het bestaat voor een groot
deel van de Koopvaardij en de Noorsche
reeders hebben ontzaglijke oorlogswinst ge
maakt met het vervoeren van absolute en
conditioneele contrabande. Maar in de laatste
maanden wordt de risico van dit bedrijf
grooter en grooter. Niet alleen in de Noord
zee en den Atlantischen Oceaan, maar ook
in de Noordelijke Ijszee op de route naar
Archangel en andere noordelijke Russische
havens zijn een groot aantal Noorsche
schepen door Duitsche duikbooten getor
pedeerd.
Evenals de Nederlaadsche regeering ont
leent ook die van Noorwegen, dat Duitsch
land het recht zou hebben, onzijdige sche
pen te vernietigen, ook al zijn deze met
contrabande geladen, Zij ontkent althans, dat
dit de regel mag zijn; wat uitzondering
moest blijven, is echter in den duikboot
oorlog regel geworden. En het volgen van
dezen regel berokkent aan Noorwegen enorme
schade, nu de duikbooten in den laatsten
tijd hoe langer hoe meer koopvaarders in
den grond boren.
De stemming van het Noorsche volk was
toch al niet gunstig voor Duitschland; spijt
de jaarlij ksche reizen van den Keizer naar
Noorwegen, spijt het drukke bezoek aan
Noorwegen door Duitsche touristen, heeft
men daar nooit veel voor Duitschland ge
voeld; van alle onzijdige landen is Noor
wegen het jegens de Entente best gezinde.
Daarbij kwam, dat een aantal Noorsche
zeelieden het slachtoffer van den
duikbootoorlog zijn geworden. Hun werd wel de
gelegenheid gegeven om het lijf te bergen,
maar bij het in de open sloepen rondzwer
ven in de Noordelijke Ijszee zijn verschei
dene mannen dpodgevroren. Zoo begon de
openbare meening hoe langer hoe meer te
morren tegen Duitschland. Zij verlangde
dat aan de Duitsche duikbooten het verblijf
in de Noorsche wateren zou worden ont
zegd; dat deze niet langer een schuilplaats
zouden kunnen zoeken in de tallooze fjorden
en eilanden van de Noorsche kust, waar
zij door hulpschepen van proviand en an
dere benoodigdheden werden voorzien.
Op den 13den October 1,1. verbood de
Noorsche regeering aan oorlogsduikbooten
van de oorlogvoerende landen den toegang
tot de Noorsche wateren, onder bedreiging
dat zij zonder voorafgaande waarschuwing
zouden worden aangevallen, indien zij het
verbod overtraden. Alleen voor gevallen
van averij en stormweer werd een uitzon
dering gemaakt. Ook de vaart van
handelsduikbooten in Noorsche wateren werd door
eenige bepalingen belemmerd; dit laatste
blijve hier echter buiten beschouwing.
In Duitschland heeft men zich hevig ver
ontwaardigd getoond over het besluit der
Noorsche regeering. De pers beschuldigde
Noorwegen ervan, dat het aan den leiband
der Entente liep: de Duitsche regeering
diende een nog al scherp protest in; het
aantal getorpedeerde Noorsche schepen is
sedert sterk vermeerderd.
Van Duitsche zijde werd o.a. ontkend, dat
Duitsche duikbooten herhaaldelijk zich in
Noorsche wateren ophielden. Indien dit juist
ware, mag het bevreemdend heeten, dat men
in Duitschland zich zoo druk maakt over
den maatregel. Waarom trekt men zich daar
het harnas aan over een bepaling, die voor
alle oorlogvoerende mogendheden gelijkelijk
geldt? Niet alleen aan Duitsche, maar ook
aan Engelsche duikbooten is het verblijf in
de Noorsche wateren ontzegd; waarom ter
wereld zou Duitschland zooveel bezwaar
hebben tegen dit verbod, indien de toepas
sing daarvan niet juist Duitschland trof,
omdat alleen Duitsche duikbooten de Noor
sche wateren opzoeken? Niemand zal toch
meenen, dat hè) protest van de Duitsche
regeering alleen een theoretische quaestie
betreft!
Tijdens een oorlog mag een onzijdige
Staat geen verandering brengen in zijne
onzijdigheidsmaatregelen, verkondigt men
in Duitschland. Maar toen Zweden in Juli 11.
gelijk verbod uitvaardigde, als Noorwegen
thans heeft gedaan, vond dat in Duitschland
algemeenen bijval. Want door den Zweed
se hen martregel werd de Entente getroffen,
met name Rusland.
Toen in den zomer van 1915 de juiste
datum is nog altijd onbekend, want het
voorlaatste Oranjeboek vermeldt dien niet
de Nederlandsche regeering het bevel uit
vaardigde, dat berichten omtrent de bewe
gingen van buiten het Nederlandsch gebied
waargenomen belligerente oorlogsschepen en
vliegtuigen alleen met zes uren vertraging
mochten worden overgebracht, was dit een
verandering in de onzijdigheidsmaatregelen
van Nederland,
Op het oogenblik, toen die bepaling werd
uitgevaardigd, profiteerde Duitschland ervan,
omdat destijds juist een begin was gemaakt
met de Zeppelin-tochten naar Engeland.
Voor zoover ons bekend is, heeft geen der
oorlogvoerende mogendheden zich over dien
maatregel bij de onze beklaagd, en Duitsch
land zeker niet. Toch had Duitschland zoo
wel tegen den Nederlandschen als tegen
den bovengenoemden maatregel van Zweden
moeten protesteeren, wanneer het de theorie
wilde verdedigen, dat een onzijdige staat
tijdens een oorlog geen verandering mag
brengen in zijne onzijdigheidsbepalingen.
Alleen onder den druk van de Entente
heeft Noorwegen besloten tot het weren
van duikbooten uit zijn wateren, leest men
in betooeen van Duitsche zijde. Indien dit
zoo ware, zou daaruit blijken, [dat althans
de duikbooten van de Entente geen gebruik
van die wateren maken; volgens de bewe
ring van Duitsche zijde doen de Duitsche
duikbooten dit ook niet; er komen dus
heeleraaal geen duikbooten in de Noorsche
wateren maar waarom meent men dan,
dat de Noorsche regeering het noodig heeft
gevonden den maatregel te nemen ?
Het nieuwe voorschrift van de Noorsche