Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Nov. '16. No. 2054
NVLAANDEREN
Over Felix Timmermans'Pallieter *)
i
Wij hebben in Vlaanderen genoeg gedaan
aan boeren-literatuur. Streuvels, met grootsch
talent, zijne talrijke navolgers en napraters,
minder begaafd, enger van visie, hebben
ons bezongen en geschilderd het leven van
ten lande en de eenvoudige doening der
Vlaamsche boeren en boerinnen. Wij weten
nu heel precies wanneer de tarwe gezaaid
wordt en wanneer het koren; wij hebben
ons verheugd in een goeden oogst en
rondgewandeld op de bloeiende akkers. Ook met
de stallen en het heele gedoe zijn wij ver
trouwd; de geurende mestvaalt, de kippen en
de eenden, zij hebben geen geheimen meer
voor ons. En nu mag d'Annunzio eens gezegd
hebben, dat in een mesthoop meer wonderen
zijn dan in een kerk vol heiligen; ook van
het goede geve men ons niet te veel...
Allengs heeft echter het Vlaamsche wezen
zich losgewrocht uit de benauwende
dorpslucht, het is gegroeid in innerlijke verfijning
en rijkere zieleschoonheid. Het forsche,
ruwe, geweldige is getemperd tot een meer
beschaafde aanvoeling van het leven. Uit
het gezonde natuurkind, levend in de opene
landen bij de simpele werkers, bij zon, licht,
bloemen en boomen, verre einders en wijde
landouwen, eenvoudig en goed, vroom en
gelukkig, werd de moderne cultuur-mensch,
ontwikkeld, beschaafd, zoekend, denkend,
analyseerend, verfijnd, veel-eischend in keus
en smaak, ontevreden met de dagelijksche
levensdingen, zwakker van lichamelijke
structuur, maar edeler van lijn, breeder van
geest, voller van schoonheid. Leefde de boer
in de frissche winden en de guldene
zonneregens, zwoegend en slovend, tevreden met
wat God hem schonk aan vreugde en misère,
sterk en krachtig in den harden strijd tegen
de elementen, maar innerlijk arm, ongevoelig
voor de bloeiende Lente-dagen of den gouden
brand van Zomer, levend zonder ontroering
naast al de prachten en de wonderen van
kleur en licht en zon; daar kiemde stilaan,
in jonge harten, het vage verlangen naar
teere ontroeringen en harmonische levens
vreugd. Weelde en pracht veredelden en
louterden hun geest, ongedroomde schoon
heden ontloken in hun zoekende zielen.
Langzaam bloeiden zij open, als bloemen,
die ontvouwen blad voor blad en
bloesemstralen, n voor n, duizendvoudig heerlijk.
Zij werden vatbaar voor de vele schakee
ringen der emotie, genoten de schoonheid
van heel broze dingen. Hun zintuigen ver
scherpten, voelden, proefden, zagen, tastten
en hoorden scherper en duidelijker. Zij om
ringden zich met weelderige voorwerpen,
kunstig bewerkt en gesneden, zij zochten
joveral de sensatie, sponnen en ragden ze uit
tot velerlei stemmingen en nuancen. Het
innerlijke leven verbreedde en verdiepte,
groeide tot een wereld van eigen beelding
en boetseering. Zij ontgroeiden het
natuurleven, de zuivere en directe aanvoeling der
dingen verdween, zij zochten overal de
teedere zachtheid en de ongekende emotie.
De schoonheid van een fulpen schemering,
de tinten van een herfstblad, de geur van
exotische parfums, de ontroering van een
nobele vrouwenlijn, het weemoedig verlangen
der herinnering, het kleurenspel van schit
terend edelgesteent, het genot van muziek
en de streeling van zijde of fluweel; al het
fijne en verfijnde werd hun het geluk en de
blijheid. Sommigen noemen het decadentie,
gewagen van perversiteit waar de liefde
meer is dan 't uitleven der hartstochten of
het verwekken van kinderen. Waar is het
decadente of perverse echter in beschaafde
manieren, los en hoffelijk zich te bewegen
in salons, smaakvol gekleed te zijn, het ge
nieten van al de sensaties en nuancen van
emotie door middel van verfijnde zintuigen
en verscherpte ontroering ? Zij voelden, mo
derne menschen, met moderne zielen het
hedendaagsche leve»in al zijne rijke har
monieën, waar de anderen toefden in de
Middeneeuwen, vergeten door den tijd, on
wetend van het leven, dat voortschrijdt en
nieuwe schoonheid baart.
Zóis het gegaan met onze Vlaamsche
kunstenaars. Onder den invloed der Fransche
literatuur zijn zij langzamerhand het leven
van ten lande ontgroeid, hebben zij geleerd
te voelen en te denken als kinderen der
?) Uitgegeven te Amsterdam bij P. N.
van Kampen & Zoon.
UlIlltllllllllllllllllllllllUllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
DR. TH. ISCHER, Die Gesandtschaft der
protestantischen Schweiz bei Cromwell
and den General Staaten der
Niederlande 1652/54. Bern. Buchdruckerei
Gustav Grunau 1916, 8°.
Wij vestigen op dit boek, dat ons wel
willend werd toegezonden, gaarne de aan
dacht, omdat een onzer geschiedvorschers
wel niet spoedig op de gedachte zou komen
om in Zwitsersche archieven onze geschie
denis te bestudeeren. Wij doen dat ook,
omdat het resultaat, dat dr. Ischer heeft
gewonnen, van beteekenis is. Betrekkingen
tusschen Nederland en Zwitserland zijn er
niet veel in de zeventiende eeuw en die er
zijn, betreffen uit den aard der zaak alleen
de Protestantsche kantons. Eng is de band
toch niet. Men gevoelt natuurlijk wederzijds
den band van het gemeenschappelijk geloof,
maar tot een politieke toenadering komt het
niet, laat staan dan een nauw verbond. Er
spreken in zulke omstandigheden andere dan
religieuse en kerkelijke argumenten. Maar
toch werd het in het Protestantsche Zwit
serland smartelijk ondervonden, dat de gods
dienstig zoo verwante Staten Engeland en
Nederland, de beide zuster-republieken, zoo
als men gaarne zeide, in 1652 met elkander
in oorlog kwamen en elkander met felle
verbittering bestreden; niettegenstaande ge
loof en kerk was het een echte volksoorlog,
twintigste eeuw, waar in Vlaanderen het
bewustzijn der meerderheid, ten gevolge
van verdrukking, taalvervreamding, achter
lijkheid enz., beperkt bleef tot de enge
grenzen van een dorp of van een provinciestad.
Waar wij leven in eene eeuw van vooruit
gang en snelle evolutie, daar bleven zij
onbewust voorttieren op het verleden. De
schoonheid van Streuvels is schoonheid
die ons nauwelijks nog ontroert, schoonheid
uit vroegere dagen, die wortelt in het pri
mitieve kader van het landleven. De nieuwe
tijd is aan hem voorbijgegaan, de realiteit
van het moderne leven hebben noch hij
noch zijne epigonen begrepen. En is kunst
niet eerst en vooral schoonheid van den
eigen tijd, het naar voren brengen der
moderne ziel ? Leeft de kunst niet geheel en
al met de sappen van het vruchtbare leven,
dat groeit en van geen stilstaan weet ?
Eerst nu leeren wij het moderne leven
begrijpen, eerst nu worden wij ontvankelijk
voor zijne schoonheid en zijne verfijnde
levensaanvoeling.
Schrijvers als Teirlinck met zijn Ivoren
Aapje, Vermeylen met zijn Wandelende Jood,
Van de Woestyne in zijn proza en verzen;
jongeren als Toussalnt van Boelare (Landelijk
Minnespel en De bloeiende Verwachting)
Andréde Ridder in zijne verfijnde kunst
(De koude Erpos, Gesprekken met den wijzen
Jongeling, Filiep Dingemans' Liefdeleven,
De Gelukkige echt van Mijnheer Dingemans,
Schouwspelen, enz.), Wlllem Elsschot (Villa
des Roses), Paal Kenis (De Roman van een
Jeugd) e. a. hebben de traditie van zich
afgeschud en het leven gevoeld en gezien
met de open oogen en de ontroerde emotie
van den nieuwen tijd. Hier begint eindelijk
de Vlaamsche letterkunde te leven, hier gaat
zij eene glansrijke toekomst tegemoet.
II
In deze wereld van verfijning en veredelde
kuituur is Pallieter, levensblij en
levensgelukkig, getreden.
Het is of ineens de vensters van de salons
en de boudoirs wijd worden geopend en
wij, na een langen, moeën nacht van heel
subtiel en heel ijdel spel, de zonne aan
schouwen, die heerlijk over de wereld rijst.
Daar ligt alles grootsch en wonderlijk schoon
in de lente. En wat -wij lang vergeten
waanden, wat ons verre leek en voorbij, slaat
ons op die stonde met een diepe ontroering.
Weer is dit het leven van het land, maar
hoe anders toch, hoe oneindig voller en
intenser van menschelijkheid, dan toen wij
het, voor teêrer vreugd, verzaakten. En wij
weten plots weer dat wij het zeer liefhebben,
dat wij het altijd hebben liefgehad, omdat
het zoo bovenmatig schoon is; omdat het
hart der wereld daar klopt met feilen,
driftigen slag en de uitgeputte, zenuwzieke
kracht in die milde heerlijkheid hare ge
nezing vindt. Het is of wij in een kring
hebben geloopen en 't weervinden der voorbije
schoonheid is oneindig zoet.
Pallieter, jong en sterk en forsch, een
voudig en natuurlijk als een boom vol
begeerig leven, treedt ons zingend tegemoet
en met hem zullen wij, blij en gelukkig,
de wegen gaan, die alomme, vol bloemen
en vol zonne, naar de oneindigheid reiken...
Met Pallieter staan we ineens voor 't
wijde, breede land. Groot en overweldigend
ligt de Natuur open. Menschen en dingen,
dieren en gewassen, planten en bloemen; 't
is alles n en hetzelfde leven; alles een har
monie van zuivere schoonheid. Daarvan is
de mensch Pallieter een klank, een geluid.
Sterk en schoon als een boom, gezond en
forsch, open voor elke ontroering, die direct
op hem inwerkt door 't gedurige contact
met het natuurlijke leven, blijft niets hem
vreemd van wat des levens is, kan hij zich
door zijne gave levensvolheid heelemaal
geven en tot een volledige ontplooiing van
zijne persoonlijkheid komen. Hij groeit, als
het koren op het veld; zon en regen, lente
en herfst, alles is hem een onuitputtelijke
bron van kracht, en daarin wordt hij al
grooter en schooner; daarin vindt hij al
meer zijn heerlijk mensch-zijn en de glorie
ervan.
De groote verdienste van Timmermans
ligt hierin dat hij dit gegeven heeft aange
durfd, bij elke gelegenheid, hoe en waar hij
Pallieter ook voelen, handelen, spreken, in
n woord leven laat; steeds even oprecht
is gebleven, altijd heel zuiver in de weer
gave van Pallieter's reageeren op de dingen
van het leven, zoodat men nergens getrof
fen wordt door eene onwaarschijnlijkheid
en nimmer de overtuiging krijgt van een al
te literaire en storende gewildheid. Het
boek is natuurlijk en gaaf, volgehouden
met een uiterste beheersching, sappig en
smakelijk als een vrucht, zoodat men, om
die als zoodanig sterk werd gevoeld. De Pro
testantsche kantons trachtten eerst door ge
moedelijke brieven den vrede te redden, wat
toen evenmin als ooit is gelukt. M^ar zij lieten
zich niet ontmoedigen en poogden den vrede te
bemiddelen, zcodra daartoe een kans bestond.
In Februari 1653 zonden zij den stadssec
retaris van Schaffhausen, Johann Jacob Stokar,
met een uitvoerige instructie om te bemid
delen naar Engeland en Nederland. Zoowel
in Engeland als in de Republiek werd hij
zeer hoffelijk ontvangen. In Cromwell klopte
de ader van de Calvinistische geloofsge
meenschap wel degelijk en de Staten Generaal
hebben altijd veel voor de Zwitsersche
geloofsgenooten gevoeld. Maar van de eigenlijke
bemiddeling is weinig of niets gekomen:
Cromwell zag meer heil in een
rechtstreeksche onderhandeling met de Nederlandsche
gezanten. Intusschen is de arbeid van Stokar
volstrekt niet nutteloos geweest. Dit is het
nieuwe, dat wij uit het boek van dr. Ischer
leeren, dat de Zwitsersche gezant bij de
moeilijke onderhandelingen van 1653 en 1654
meer dan eens de tusschenpersoon is geweest
tusschen de Engelsche regeering en de Ne
derlandsche ambassadeurs. Hij kon dat zijn,
omdat hij door beide partijen werd vertrouwd;
inderdaad kon Stokar als vertegenwoor
diger van een volstrekt neutralen staat,
wiens eenig doel was den vrede tusschen
de geloofsgenooten te herstellen, op
wederzijdsch vertrouwen aanspraak maken. Daar
door is zijn invloed op de vredesonderhan
delingen van beteekenis geweest. Van Maart
1653 tot einde Januari 1654 is Stokar te
Londen gebleven. Toen hij meende, dat hij
in de Republiek meer diensten kon bewijzen,
is hij naar Holland overgestoken. Ook hier
werd hij zeer welwillend ontvangen, een
met Pallieter te spreken, onder de lezing
een onbedaarlijke goesting krijgt naar een
zonne-geurenden appel of een malsche
peer. Zoo echt en waar voelt men het werk,
dat telkens de ontroering tot ons bewustzijn
doordringt als een geur van de aarde en
wij, als 't ware, fisiek, haar proeven en
rieken en voelen.
Hier hebben wij eindelijk de moderne
mensch in directe aanvoeling met het leven.
Waar bij Streuvels de epiek lag in de dingen
van de natuur en in de grootsche beschrijving
van het leven der aarde; daar is bij Timmer
mans de mensch de kern van het bestaan,
waaromheen het andere gebeurt, terwijl hij
het wereldgebeuren beheerscht. De aandacht
gaat naar hem, in de eerste plaats; hij ont
wikkelt omdat hij in de natuur zijne
groeikracht vindt, terwijl deze toch altijd blijft
het decor, waarin hij acteert. De wissel
werking tusschen mensch en leven bestaat
in beide gevallen, maar in omgekeerde orde.
Hoofdzaak blijft bij Streuvels de natuur;
de mensch treedt er slechts op in de tweede
plaats, als zijnde iets van dat leven, wat er
als een boom of een plant vanzelf bijbehoort.
Bij Timmermans bestaat vór alles de mensch,
om hem heen leeft het alles, maar niet opdat
hij er in verdwijnen zou, nietig en klein als
hij is, wel opdat hij er feller en intenser in
zou bestaan. Het machtige gebeuren, op
aarde en in den hemel, al die groote en
immense schoonheid, verplettert niet het
individu; zij draagt hem hooger, zij doet
hem een voet grooter worden".
Pallieter is de type van den
gezondlevenden mensch. Verfijnde, weeke of ver
teederde emoties zoeke men niet in dit boek.
Alles van hem en in hem bestaat eender ge
weldig en hartstochtelijk. Hij leeft in een
aanhoudenden toestand van begeesterde lyriek.
Elke emotie werkt op hem als een glans
van gouden licht over de wereld. Er is
niets dat hem geene vreugde geeft en zelfs
daar, waar de weemoed en de ingetogen
ontroering onwillekeurig over den mensch
een vaag en onbestemd verdriet doen komen,
daar kent hij slechts een gevoelen van in
tense blijheid, zoo fel en dringend soms, dat
hij zich uiten moet en de stilte hem luid
ruchtig maakt. Dit treft ons telkens en 'het
lijkt of Pallieter door een of andere daad
zich die stilte bewust moet maken. En hoe
prachtig heeft Timmermans deze bewust
wording van het diepere in het leven weer
gegeven. Zoo, waar hij vertelt van den avond,
als Pallieter zich op de Nethe in zijn boot
laat drijven: Toen liep Pallieter zijn hert
over. Het was te schoon om te zwijgen, hij
moest den diepen vrede, het zuute
avondgevoel met woorden tot zijn eigen kunnen
zeggen. En hij zei: 't Pardoent, en op de
klokke slaat, enz." Ook waar hij in den
bijbel leest en dit hem den lust geeft in
honing op een beschuitje! Alsof hij tast- en
voelbaar de sensatie tot zijn bewustzijn moet
brengen.
Tegenover het leven staat hij haast met
een primitief gevoel. Daarom kan hij zoo
zuiver en 700 intens van alles genieten, daar
alles hem schoon en gelukkig is en hij door
geene pijnlijke analyse den gaven indruk be
derft. Hij geeft zich over aan het leven, gaat
er heelemaal in op, laat niets voorbij gaan
zonder er het zijne van te nemen en zoo zien
wij hem genieten van een overdadige zwelg
partij, wier Breugheliaansche smeiïgheid
zijn herte en vooral zijne maag verheugt,
terwijl toch dezelfde mensch hevig wordt
ontroerd door de superieure indrukken van
schoonheid. Een boer is hij allerminst; zelfs
bezit hij een zekere ontwikkeling, hetgeen
o. m. blijkt uit zijne kennis van literatuur en
muziek, alhoewel toch deze cultuur zijne ziel
niet vervormde en hem trouw deed blijven
aan zichzelf Zooals een boom, die de voe
dende stoffen van de aarde tot een edel sap
verwerkt, en daarom niet in zijn wezen ver
andert en altijd bloeien zal met denzelfden
luister; ja, al rijker bloeien gaat en al sap
piger vrucht draagt, al naar mate de bodem
door een verstandige cultuur verbetert. De
levenswijsheid van Pallieter is daardoor
superieur, omdat zij waarlijk eene
levenspractijk in zich sluit en niet bepaald blijft
tot eene dorre theorie van bloedarme
philosophie. Het keert tot de natuur terug", is
de waarheid van Pallieter's bestaan of beter
blijft de natuur trouw", want nooit heeft
hij er zich van afgekeerd.
Pallieter is een boek van geluk en van
vreugde, en het maakt ook gelukkig en blij
Zelden hebben wij zulke oogenblikken van
gave schoonheid beleefd. Na de lezing er
van voelt men zich rijker en breeder. Het
werkt als een verruiming, En heel dankbaar
moeten wij Timmermans zijn, omdat hij dit
vermocht, omdat hij ons eenigszins gebla
seerd gemoed heeft weten te ontroeren en
te doen voelen de heerlijkheid van 't goede
leven, dat wij altijd toch zullen beminnen,
en immer meer nog liefhebben moeten.
groot verschil met den Deenschen gezant,
die ook wilde bemiddelen, maar beslist werd
afgewezen. Hij was nog in Den Haag, toen
einde April het bericht van den vrede van
Westminister kwam. Toen was zijn taak
afgeloopen. Hij nam den 4en Juni hartelijk
afscheid van de Staten-Generaal, bracht een
officieel bezoek aan Amsterdam en was op
het einde van die maand in zijn vaderland
terug. Hij had een verdienstelijken arbeid
achter den rug, waarover hij uitvoerig ver
slag uitbracht. Dr. Ischer, die deze zending
heeft onderzocht en beschreven, verdient
daarvoor den dank der Nederlanders, die
zich voor hun geschiedenis in een gewichtige
crisis interesseeren H. B.
HET MOEDERSCHAP IN FRANKRIJK
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
LI L I GREEN
In 1914 heb ik Lili Green gezien, toen
haar dansen was een droom van geluksextase,
in 1915 toen zij den fragielen lentedansvan
weleer in het rhytme styleerde, en nu moest
ik tot de vreeselijke ontdekking komen, dat
ook zij reeds bijna een prooi geworden is
van het grootste kwaad van onzen modernen
tijd, de Haagsche geest: het Haagsche Gevaar.
Zooals onder de tientallen Fabricius
de indomanie bevredigen moest en zijn aan
deel leverde in de vraag naar schijntragiek
en schijnblijspel, zooals van der Hem zijn
schilderijen der demi-monde moest
exposeeren opdat ze heimelijk begluurd konden
worden door de oogen van het Haagsche
fatsoen, zooals Verkade zich een tijdlang
tot de risée maak! e van heel Nederland
exceptéLa Haye zoo heeft Lili Green
geofferd aan het snoezig en
doddigheidsverlangen van het Haagsche publiek, van
de Haagsche mevrouw, de caricatuur der
menschheid.
Aan elke moeder van twaalf kinderen wordt het Legioen van Eer uitgereikt
Pallieter zal ons daarin helpen, omdat hij
zoo eerlijk en zoo oprecht zich geven kan
in zijn vurige liefde en wij haar met hem
beleven en meeleven.
Zelden hebben wij zoo'n machtig, zoo'n
pantheïstisch aanvoelen van de natuur aan
getroffen. Het is van een heidensche felheid
en slechts Verhaeren in zijn La Multiple
Spiendeur" en ook Lemonnier in enkele zijner
romans, hebben het zókunnen weergeven,
omdat ook zij de dingen voelen in een tat
lyrique." Een trillende en geweldige heer
lijkheid vlamt door heel het boek en die
bladzijden zijn ongetwijfeld het schoonst en
het warmst, waar Pallieter zijn leven als 't
ware te vereenzelvigen tracht met de sterke
kracht van de natuur. Hij kust den grond,
omhelst in vervoering een boom, loopt in
een veld vol roode papavers, waar hij naar
toe wordt getrokken als naar een groot
geluk." Hij moest die geweldige klanken
rood betasten en bestreelen, en hij sloeg
zijn handen in de bloemen, rukte een tuil
uit, dien hij in de lucht zwierde, al roepend:
Koleuren, koleuren is alles in alles l"
Alles, alles schoonheid; alles gedrenkt in
licht en zonne! Niets kan ooit Pallieter ver
zadigen ; hij werpt zich in die glorierijke
schoonheid, met heel zijn lijf en met al zijne
zinnen, tot het hem wordt een dronkenschap
van geluk. En dit is wel een staat van
hooger menschelijkheid : dronken te worden van
schoonheid, en die schoonheid overal te
weten, zelfs in datgene wat triestig is of
weemoedig, zich nooit te laten breken door
het leven, maar zelfs in de droefheid een
zeldzaam geluk (e beleven.
Wij ete zon".. En nooit heeft men het
zoo zeker geweten, dat dit een geluk moet
zijn van ongekende zaligheid, dan na de
lezing van Pallieter". Zichzelf deel te weten
van een koninklijk bestaan; zichzelf n te
voelen met al het geschapene, met de zon
en de sterren en de boomen; te groeien in
de lente en overal te beleven een grootsch
gevoel van heilige verrukking, is dit geen
ware verlossing voor de zoekende ziel ? Van
vreugde tot vreugde te gaan, de claritate
in claritatem, en daardoor tot de zaligheid
te genaken, wie weet of dit niet hooger is
en moeilijker in de verwezenlijking dan van
uit de droefenis tot klaarder blijheid op te
stijgen. Open te staan voor alles wat het
leven biedt, is dit dan niet ten slotte, de
Zelfs min of meer als clou" van den
avond de gesproken pantomime, de Ver
liefden," een sprookje van Andersen, be
werkt door Lili Green, op muziek van
Hendrik van den Berg naar motieven van
Schuhmann. Decors von Rie Cramer, en het
getuigt van de bijzonder groote hoffelijkheid
van onze dagbladpers dat zij de kostelijke
gelegenheid ongebruikt heeft gelaten om de
heele danskunst van Lili Green met een breed
gebaar wég Ie lachen en belachelijk te maken.
Ik schrijf dit artikel met veel sympathie
voor haar streven en zal zeker ook al het
goede waarrieeren. Maar, al druk ik mij
zoo welwillend mogelijk uit, al nemen wij
het belangrijke feit in aanmerking, dat dit
stuk twee dagen voor de opvoering op
nieuwe muziek moest ingestudeerd worden...
de Verliefden," deze gesproken pantomime,
Groote God, wat een krankzinnige ver
tooning.
En wat had het kunnen zijn!
Decors van Rie Cramer" doet dit niet
verwachten een vreemd-oostersch sprookje,
een kleurenmengeling van Dulac, een lijnen
spel van Rackham ?
Maar helaas, het scherm ging omhoog
voor een ondenkbare rommel. Een stukje
spiegeldecor met het eeuwige beriylapje,
een kist, nog een kist, en een merelvormige
imitatienachtegaal die
koekkoekklokbewegingen maakte. In de kisten twee, als
bromtol verkleede danseressen. Een knaap met
een verfpot. Een onbegrijpelijke tekst.
Nee, wij laten ons hier in Amsterdam
niet nemen !
Verkade heeft het net op tijd ingezien,
blijkens zijn veelbelovende winterprogram.
Zal hij dus zijn talent, zijn fijne smaak niet
meer verkoopen aan de schijnverfijndheid
beste weg om het leven te begrijpen en het
daarom heel lief te hebben ?
Heilig leeft het leven in zijne natuurlijk
heid. Dan is elke daad een daad van wijding;
dan heeft het simpele breken van het brood
waarlijk iets van godsdienstige plecht. Dit
heilige gevoelen treffen wij overal in Pal
lieter" aan. Het natuurlijke, en daarin het
heilige, verloochent zich nooit bij Timmer
mans. Het is in de weergave der sensatie,
in de manier waarop de dingen op Pallieter
inwerken, in de vergelijkingen, in het ge
beuren zelf, zoodat Pallieter, heel het boek
door, steeds Pallieter blijft. Enkel een paar
voorbeelden willen wij er van geven. Marieke,
zijn verloofde, lijkt hem alsof zij de buiten
was in persoon." Bij 't besef dat zij hem lief
heeft is 't Pallieter alsof men hem een poort
opendeed vol zoete riekende appelen." Een
druppel regen op zijn hand is goed gelak
(gelijk) gesmolte boter." Ze stond daar,
zoo natuurlijk als water en haar gezicht was
lijk een open boek. 't Was melk en brood."
Een laatste voorbeeld nog van de felheid
waarmede Timmermans de levensweelde en
de levensvruchtbaarheid weergeeft: zoo laat
hij in de lente het zaad zaaien door een
zeer zwangere vrouw."
En als een heilig gebeuren, zoo vroom en
zoo kuisch in de hevige bewogenheid van
driftige en bioedrijke passie, is de liefde van
Pallieter voor Marieke. Natuurlijk en oprecht
komen deze twee menschen tot elkaar en
beleven de hoogste zaligheid der liefde, in
de volkomen overgave, waaraan lijf en ziel
deelhebben in dezelfde glanzende verruk
king. Wonderlijk mooi, in hun wijde draagte
en bewogen lyriek, zijn deze bladzijden, die
trillen van geluk, die waarlijk leven in een
jubelende kracht. Het is heel groot en heel
immens. En ons is het, lijk het geschiedde
met Pallieter, toen het hem was alsof zijn
lijf open ging, en hij met zijn hert bloot
stond tegenover het inwezen van de wereld:
iets van de ziel der aarde voelde. Hij scheen
zich zelf een reus te zijn en even groot
gelijk de wereld .. "
.Pallieter" is een heerlijk boek. Het is een
boek dat ademt de goede, sterke geur van
Vlaanderen. En daarom hebben wij het dub
bel lief....
GABRIËL OPDEBEEK
Laren (N.-H.)
daarginds, die niet eens de vreemde bekoring
heeft van het pathologische der decadentie ?
Misschien kan Lili Green er aan ont
komen, misschien verdwijnt dit gezwel, deze
pestbuil van den modernen tijd.
Et Si non zij, met Cyrano, onze leus
Et si non, Ie bistouri.'... In casu: de pen.'"
Er waren momenten van eenige ontroering
er was soms even een droomstemming.een
huivering als in een verhaal van Maeterlinck,
maar niet zoo echt, zoo diep als in vorige
jaren. Nu was de Mot" een kil ornament
van gestyleerde hartstocht.
Een motief als dit moet gedanst worden
door Meina Irwen, die het geweldige ver
langen uitbeeldt in een krampachtige sid
dering van haar heerlijk lichaam. Maar
eindelijk, in L'Automne Bacchanale," was er
een uitbarsting van vreugde. Eindelijk, ein
delijk was het eens even cht, een
dyonisische vreugde, als een lichttinteling in
schuimende champagne en bij het ronddan
sen in rijen van twee en drie even de
houding gemarkeerd, prachtig-monumentaal.
Dit maakte alles goed en stemt hoopvol.
Eenmaal, als alle Haagsche jongemeisjes
voorzien zijn van een rhytmischen en
zwevenden gang," dan zullen wij Lili Green
terugzien als de danseres van het gouden
zonlicht, in wuivend lentegroen
dooreengesprankeld.
F. H. VAN H.
iiimiiiiiimiiiiimiiiiitim iiiimiiiiiiiMiiiimmiiiiiiiiiuiiHiiniHiiit
H. BERSSEÏ1BRUGGE,
PORTKETFOTO<;KAAF
Verhuisd naar:
ZEESTRAAT 65, DEN HAAG.