De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 4 november pagina 2

4 november 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Nov. '16. .Ho/2054 ' OUDE BEKENDEN VAN DE EERSTE HOOGERE BURGERSCHOOL MET 5-JARIOEN CURSUS Bovenste rij de Directeuren der school vanaf het tijdstip der opening tot heden: Dr. v. Lankeren Matthes, Dr. J. Campert, Dr. J. C. Costerus, Dr. H. Hemmes Onderste rij: Van Rossum, amanuensis; Schoolgebouw Keizersgracht 177; Favié, conciërge OylllllllMltlllltlllUIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIMIIllMllllllllllltllllllllHIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIKIMIIIIIIIIHIIIIIIMIIMIIIIIIIlnll IMMUlmillMMIII regeering andere tegenwerping, die gemétaki wordt verbiedt aan de Duitsche dütkboöten ? ook dingen, die volgens het volkenrecht geen schending van de onzijdig heid "iijn. Aangenomen, dat dit zoo is het -wwdt niet alleen aan Duitsche duikbootervnWttr ook aan die van andere oorlogvoereftdtf volken verboden. Waarom komt dan jiüftt Duitschland tegen het verbod op ? Toert niet, omdat het de Kampioen is der rtchtert van oorlogvoerende mogendheden? iMea geeft zich in Duitschland den schijn, een recht te -Verdedigen, terwijl men in werkelijtoheid voor een belang opkomt. Het i* een -belang voor Duitschland, dat zijne duikbooten zich in Noorsche wateren mogen ophouden. De enkele doorvaart van een oorlogsschip door de kustwateren van een onzijdlgen staat kan niet als schending der onzijdigheid worden beschouwd. Die enkele doorvaart" zou de Noorsche regeering dan ook vermoedelijk niet verboden hebben, wanneer de ervaring haar niet had geleerd, dat de duikbooten van de enkele doorvaart" misbruik maakten om zich geruimen tijd aan- de Noorsche kust schuil te houden en zich daar van voorraden te laten voorzien. ' De groote meerderheid van de Zweedsche couranten, ook van, diegene, welke Duitsch land goed gezind zijn, neemt het op voor Noorwegen in het tusschen dezen staat en Duitschland hangende geschil. Men kan dan ook in Zweden kwalijk aan Noorwegen het recht betwisten, een maatregel te nemen, die geheel overeenkomt met iets, wat Zwe den voor eenige maanden heeft bepaald. Overigens is het' waarschijnlijk, dat Noor wegen tevoren overleg heeft gepleegd met de, regeeringen der beide andere Skandinavlsche rijken. Van'de resultaten der samenkomsten van de. Skandinavische koningen en ministers is tot dusverre weinig uitgelekt. Indien Duitschtatd al te:kras tegen Noorwegen optreedt, zal> het van die resultaten wel iets gewaar wórden. -. l Novk 1916. G. W. KERNKAMP IMttllll.lllltjIlflIllllllilllll'lllirlllMIIIIMIIIIIIIHtlllMIIIIIIIIIIIMIIIIIHIIItlll Het Verraderlijk aangevallen Volk 'De Duitsche Regeerders plukken de wrange vruchten van hun angstvallig gekweekte censuur. Een gezag dat het volk den mond snoert geelt -voet aan niet te controleeren llfliniqillllllllllMIHIIIIIIlMIIMHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIItllllllllllflIIIIII ?j--- Voor twee jaar... *), : Den 2en Augustus 1914 overhandigde de gezant van' het Duitsche Rijk het ultimatum aan België. . Het eerste nieuws daarvan, door de extrauitgaven der bladen gebracht, veroorzaakte bij het volk .een versteldheid die aan ont zetting grensde. Het was de versteldheid van eerlijke menschen, in het diepst van hun ziel geschokt door een daad, waarvan het karakter buiten het bereik van hun bevattingsver mogen! ligt. Men wilde het - niet gelooven, men kon er zich niet indenken, en toch moest men het wel als vaststaand aannemen, want het stond daar zwart op wit gedrukt. Langzaam aan drong de geheele draagwijdte van r deze deloyale daad tot de menschen door. Een gevoel van verontwaardiging en woede, doch vooral van verachting maakte zich; van hen meester. Zoo diep wortelde dit gevoel, dat zelfs geen oogenblik bij iemand het--denkbeeld opkwam, dat een ander ant woord, op het ultimatum mogelijk zou zijn, dan. een afwijzend. Deze eenheid in de op vatting' van het volk nopens België's eenig juiste gedragslijn had voor den buitenstaandei iets bijzonder hoogstaands. Dit volk, zoa verdeeld door tas en politieke strijdvragen, was plots geëlectriseerd tot grootste geestdrift, de scherpste tegenstanders waren van een ontroerende eensgezindheid waar het-gold :? de handhaving van de eer der natie' Men kent het antwoord dat België op het ujttmatum gaf, de nobele woorden: De aan-. slag op zijn onafhankelijkheid, waarmede de Duitsche .regeering België dreigt, zou een rechtstreeksche schending zijn van het vol kerenrecht. Geen strategisch belang recht vaardigt; de schending van het recht. De Belgische regeering zou, door de voorstellen, welke te harer kennis gebracht zijn, aan te nemen, de eer van de natie opofferen en twzelfdertijd hare verplichtingen tigenover Europa ontrouw worden." ? Hier. wil ik slechts herhalen wat de chef van het militaire kabinet van den minister van oorlog mij mededeelde op mijn vraag kletspraat. Admiraal von Tirpitz heeft het dezer dagen moeten ervaren. Dank zij de ruzie tusschen professor Valentin en zijn vroegeren leermeester Coszmann weet nu heel de wereld wat praatjes over hem in eigen land de ronde doen. Opzettelijke verzinsels, even ongegrond en doorzichtig van bedoeling als de verdachtmakingen van zekere zijde tegen von Bethmann?Hollweg geuit, meent de Frankfurter Zeitung. Wat is er," schrijft ze, al niet van den Rijkskanselier beweerd! Hij zou zijn flauwgevallen in het bijzijn van den Britschen Ge zant, hij had zich met hand en tand tegen déjongste uitbreiding van het Duitsche leger verzet, hij had ae tijdige mobilisatie verhinderd. Hij heeft zich moeten verweren tegen dingen die erstunken und erlogen" zijn, zooals hij zich uitdrukte. Doel van al deze aanvallen tegen den Rijkskanselier zijn echter bekend." Het blad zal in hoofdzaak wel ge lijk hebben, maar de keuze der aangehaalde gevallen is niet bijster gelukkig. Dat de Kanselier de tijdige mobilisatie verhinderd heeft" kan bezwaarlijk tot die stinkende leugens" worden gerekend. Want von Bethmann-Hollweg zelf heeft die beschuldiging, als ze zoo heeten moet en niet eer een lofspraak is, in zijn rede van April 1916 toegegeven: Er wordt beweerd dat ik de mobilisatie drie dagen uitgesteld heb. Weet dan de man *) die mij ten laste legt dat ik stroomen bloeds van ons volk door mijn uitstel verspild heb, weet hij dan niet dat wij in die drie dagen koortsachtig bezig waren om een vergelijk tusschen Oostenrijk?Hongarije en Rusland tot stand te brengen, en dat het juist de Keizer was die voor zijn volk den vrede zocht te bewaren en met den Czaar in die dagen voortdurend telegrammen wisselde ? En ziet hij dan niet, wat voor iedereen toch klaar; als de dag moet wezen, dat zoo wij de mobilisatie drie dagen vroeger hadden bevolen, wij zelf ons hadden bezondigd aan die misdaad die Rusland beging, toen het, met verbreking van zijn plechtigste beloften aan ons, begon te mobiliseeren, terwijl de onderhandelingen nog aan den gang waren en een gunstig verloop hadden ?" *) Die ongenoemde schrijver van een heimelijk rondgestrooid pamflet verbergt zich achter den schuilnaam Junius Alter. hoe het antwoord van België zou luiden: Zegt U dat België zijn plicht zal doen, geheel zijn plicht!" Korter kon het niet gezegd, maar hoe klaar, en hoe juist, en welk een bevestiging hebben de latere omstandigheden hieraan gegeven! Wanneer wij terugdenken aan de eerste Augustusdagen van 1914, laten wij dan vooral, niet vergeten de geestdriftige eens gezindheid waarmede het Belgische volk de houding, door de Regeering in die dagen aangenomen, onderschreef, toen de waar digheid van de natie op het spel stond. Het is deze mentaliteit die een volk tot een groot volk maakt! De mentaliteit van het Belgische volk... Als deze ter sprake komt, moet ik steeds terugdenken aan dien sergeant die in mijn compartiment stapte toen ik, op een van de eerste oorlogsdagen, per trein van Luik naar Brussel terugkeerde. Hij was huisvader, en vertrok naar zijn troep. Zijn vrouw had hem met zijne twee kinderen tot naar het station vergezeld om hem uitgeleide te doen. Hij schold niet op zijne vijanden, en bralde niet op de heldendaden die hij zou ver richten. Het moet," zei hij tot zijn vrouw die hem snikkend omhelsde, en toen hij zijne kinderen tot zich ophief om hun een laatste, kus op de lipjes te drukken, waren zijne oogen vochtig en zijne handen trilden. Toen de trein zich in beweging zette, en hij hun nog een laatsten groet wilde toe roepen, stokten de woorden in zijn keel. Het scheen alsof de sterke man in tranen zou uitbarsten. Maar opeens, als stond hem plotseling klaar voor oogen waaróm dit afscheid van de zijnen, voor wie weet hoe lang, vermande hij zich en, terwijl hij zich wijd uit het portierraampje wrong en met woesten greep zich de kwartiermuts van het hoofd rukte, riep hij met gesmoorde stem, toch juichend: Vive la Belgique!" En, alsof deze kreet hem al zijn veerkracht had weer gegeven, riep hij nogmaals, maar nu uitda gend: Vive la Belgique!" Het was gek, maar met zijn geroep bracht hij ons allen Als beschuldiger en beschuldigde het eens zijg over de schuld is er veel voor te zeggen dat zij samen meer geloof verdienen dan een derde die ze loochent. Men zou kunnen tegenwerpen dat de Frankfurter Zeitung desondanks gelijk kan hebben met Junius Alters bewering een leugen te noemen. De laatst aangehaalde zinsnede toch van den Rijkskanselier bevat de reden waarom hij wel niet anders kón dan de beschuldiging toegeven. Indien hij verklaard had de plan nen van den Generalen Staf niet te hebben gedwarsboomd, indien hij in den te Potsdam gehouden krijgsraad, op Woensdag avond 29Juli, met den Generalen Staf vór de mobilisatie had gestemd, zou hij, zou de Duitsche Regeering, schuldig staan aan de misdaad die zij Rusland wilden aanwrijven. Dat het militair oppergezag die misdaad liever bedreven had dan zich het voordeel van een spoediger aanval te laten ontgaan wordt in de aangehaalde woorden van den Kanselier erkend en viel ook wel niet meer te loochenen.-Junius Alter had uit de school geklapt, en de aangevallene verdedigt zich met het hem ten laste gelegde tot zijn ver dienste te rekenen en zijn tegenpartij dat als misdaad aan te wrijven wat hij, volgens haar, moedwillig had verzuimd. Als de kok met den bottelier kijft In dien Potsdammer krijgsraad van 29 Juli stonden dus de militairen en de Kan selier tegenover elkaar. Wat argumenten heeft de laatste gebruikt om het uitstel dat hij eischte door te drijven ? Nog dienzelfden avond, onmiddellijk na zijn terugkeer uit Potsdam, liet hij den Britschen Ambassadeur ontbieden om hem een bod te doen voor Engelands neutraliteit (Zie de Nederlandsche vertaling van het Engelsche Wetboek no. 85.) Maar zou de Generale Staf de onzekerheid omtrent Engelands houding voldoende reden tot opschorting der mobilisatie hebben ge acht? Indien Engelands onzijdigheid een voorwaarde was voor de uitvoering van het oorlogsplan, zou het zaak zijn geweest zich daarvan eerder te vergewissen. Zwaarwe gender motieven moeten te Potsdam op dien bewusten avond hebben gegolden. J. W. Headlam, de schrijver der beroemde History of Tivelve Days, heeft in een reeks artikelen in de Westminster Gazette een poging gedaan om licht te brengen in in den trein de tranen in de oogen. Een geheele wereld leefde in dien kreet van den naar het front vertrekkenden huisvader. Het was als legde hij in die paar woorden het gansche drama van zijn land: vreedzame natie gedwongen tot zelfweer met rouw in het hart, maar als het dan moest, zich werende voor zijn vrijheid en onafhankelijk heid met ontembare taaiheid en volharding. Het was alsof hij zijne woorden in het ge zicht slingerde van den overmachtigen vijand, toen hij, met een fier en tartend, alles-zeggend gebaar, met vonkelende oogen, nogmaals uitriep, terwijl de figuren van zijn vrouw en kinderen op het verlaten perron steeds kleiner werden: Vive la Belgique!" Dinsdag 4 Augustus, 's Morgens half tien. De Belgische Kamer is bijeengekomen om de buitengewone regeeringsmaatregelen te bekrachtigen. Er heerscht een stemming van opborrelende geestdrift in de vergaderzaal, die dra tot uiting komt bij het binnentreden van de Koningin, de twee Prinsen en het Prinsesje. Alle leden staan op en wuiven haar toe. De Koning treedt binnen, en, terwijl hij naar zijn zetel schrijdt, is het op alle banken een geestdriftig geroep van: Leve de Koning!" Lang duurt het eer de stilte is weergekeerd. Dan, slechts af en toe on derbroken door de niet te beteugelen toejuigingen, spreekt Koning Albert zijn historische rede uit. Hij wijst op het goed recht van België. Hij hoopt dat het dreigend gevaar nog afgewend zal kunnen worden. Doch zoo onze hoop mocht falen, indien wij weer stand moeten bieden aan de overweldiging van onzen grond en onze bedreigde haard steden verdedigen moeten, dan zal die plicht, hij weze nog zoo hard, ons gewapend vinden en tot de grootste offers bereid... Alom in Vlaanderen en Walenland, in de steden en te lande, doet slechts n gevoel nog de harten popelen: de vaderlandsliefde; n enkel beeld vervult aller geest: onze be dreigde onafhankelijkheid; n enkele plicht dringt zich aan ons op: hardnekkige tegen stand." Na gewezen te hebben op de opoffedeze zaak. Hij vermoedt dat de doorslag is gegeven door den inhoud van het telegram dat in den loop van dien avond van den Duitschen Ambassadeur te Petersburg in kwam. Graaf Pourtalès seinde: De Heer Sazonoff, die mij daareven bij zich ontboden heeft, deelde mij mede dat het kabinet te Weenen volstrekt geweigerd heeft te voldoen aan zijn herhaaldelijk uitgedrukten wensch om rechtstreeksche be sprekingen te openen. Hij zag derhalve geen anderen weg meer open dan terug te komen op Sir Edward Grey's voorstel tot een be spreking a quatre." Dit bericht kwam hoogst ongelegen. Want de Duitsche Regeering had zelf die door Sazonoff voorgestelde besprekingen met Weenen gebruikt als een reden om het Engelsche bemiddelingsvoorstel af te slaan (zie de Nederlandsche Vertaling van het Engelsche Wetboek NOS. 43 en 67). Ruslands gedeeltelijke mobilisatie tegen Oos tenrijk, waarvan de Kanselier den krijgsraad te Potsdam dienzelfden avond mededeeling deed, zou door dezen onwil van Weenen gerechtvaardigd zijn in de oogen der ge heele wereld. Sazonoff zou kunnen verklaren: Wij boden aan met Oostenrij k te onderhan delen ; Duitschland gebruikte dat aanbod om Engelands bemiddelingsvoorstel tegen te houden, maar terwijl het dat doet ver klaart zijn bondgenoot aan Servië den oorlog en breekt de onderhandelingen af. Wat kon den wij toen anders doen dan onze krijgstoerustingen verhaasten en mobiliseeren ?" Hoe zou de Duitsche Regeering zich bij het eigen volk kunnen rechtvaardigen, hoe zou zij de natie eensgezind ten oorlog kunnen voeren, als de Russische diplomatie met de stukken kon aantoonen dat de Oostenrijksche bond genoot de aanstichter was van den brand? Dan zou er geen verraderlijk in den rug gevallen" Duitschland zijn, en een aanval lend Duitschland zou innerlijk verdeeld ten strijde trekken. Dat onheil moest worden voorkomen. De hervatting der besprekingen tusschen Weenen en Petersburg moest on voorwaardelijk voorafgaan aan de oorlogs verklaring. Zoo ging dan in den vroegen morgen van Donderdag 30 Juli een telegram naar den Duitschen Ambassadeur te Weenen, terwijl op de drukkerij van den Berliner Lokal ringszin van de bevolking, vervolgt c'e Koning: Mijne heeren, ik vraag U: zijt gij onwrikbaar besloten om het erfdeel onzer vaderen ongeschonden te handhaven?" En met diepe overgave antwoorden allen : Ja" ! Welk een moment! Het duurde slechts een ondeelbaar oogenblik; dan vervolgde de Koning zijn rede. Doch degenen die dit meemaakten, doorleefden eenige seconden van uiterste vervoering bij deze plechtige beaming van de woorden van den vorst. '/A] klonk als een eed, als een heilige belofte, nooit meer te verbreken. Het is deze belofte die nog voortleeft in de harten van alle Belgen. Zij hebben het getoond bij Haelen en aan den Yser; zij zullen het straks toonen, wanneer het uur der uiterste krachtsinspan ning zal zijn aangebroken, en zij de woorden, waarmede Koning Albert zijne historische rede besloot, zullen waar maken : Een land, dat zijn bestaan verdedigt, kan niet ten onder gaan!" Intusschen heeft de Duitsche invasie reeds een aanvang genomen. Generaal Leman ver dedigt met zijne troepen Luik op heroïeke wijze. En de eerste gewonden komen binnen stroomen, te Luik, te Brussel... Voor de Noorder-statie, op de Place Rogier, wacht een zwijgende menigte. Men verwacht de aankomst van gewonden, de eersten. Voor den uitgang staan eenige roode-kruis auto's en ambulance-wagens gereed voor hun ontvangst. Talrijk worden de wachtenden, die steeds naar de deuren staren. Een siddering vaart door de menigte. De deuren gingen open, en eenige hos pitaalsoldaten verschenen in den ingang. De armen om hun hals geslagen, steunend op hunne handen die zich onder zijne beenen vastgrepen, een gewonde. Hij ziet bleek en schijnt erg te lijden. Zijne oogen staan mat, maar als hij de vlaggen ziet die van alle huizen zijn uitgestoken, verheldert even zijn blik en hij glimlacht flauwtjes. Een tweede verschijnt in de deuropening, de arm rustende in een verband. Een derde Het Kamerlid van Bommelhuizen Het Kamerlid van Bommelhuizen Was vele weken reeds absent, Hij was een zaak in rijst begonnen Geholpen door zijn traktement. Hij reisde op zijn vrijbiljetje Van Roodeschool naar Killand-Bath, En kwam alleen maar in de Kamer Als hij in 't Haagje handel had. Eens ging hij op een vroege morgen van Noord-Scharwoude naar Roermond*) Toen hij in een der ochtendbladen De Kamer-handelingen vond. Hij las van die twee extra-riksjes, Hij vond^ het voorstel prachtig mooi, Hij stapte uit in 's-Gravenhage En stemde voor de vijf pop fooi. Hij telde nu zijn Kamergage Eens lachend in zijn eigen op, Ik heb dan eerst mijn traktementje Dat is al vast drie duizend pop, Dan heb ik van ons extra zakgeld Er nog twee duizend bij te doen En als ik er wordt uitge-Kamerd Dan krijg ik nog een lief pensioen. Geestdriftig ging hij ergens lunchen ? En nam een halve flesch Clignot. Hij dronk eens op Gort v. d. Linden En op het vaderland of zoo. Nu wipt hij voortaan naar de Kamer Hij teekent de presentielijst Hij smeert 'm na 'n paar minuten En gaat weer cito in de rijst. En als men hem zoo wel tevreden De Tweede Kamer in ziet gaan, Dan lacht hij om de Kiesrechtvrouwen Die daar voor hun belangen staan. Belasting mogen ze betalen voor loon waar hij niets voor verricht. Het Kamerlid van Bommelhuizen Doet voor een fooitje pas zijn plicht. *) Alleen voor de rijm deze stadsnaam. Recht van opvoering voorbehouden. Anzeiger de middageditie ter perse ging die voorbarig het bericht zou brengen van de mobilisatie, door den krijgsraad gewenscht, maar door de Kanselier geketst. De bood schap luidde: Het verslag van graaf Pourtalès is in strijd met de voorstelling die Uw Excel lentie heeft gegeven van de houding der Oostenrijksch-Hongaarsche Regee ring. Er is blijkbaar een misverstand Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. wordt naar buiten gedragen, het hoofd ge heel in windsels gewikkeld. En anderen komen achter hen, zich steunende op een paar sterke armen, of wel, heel omzichtig, gedragen, de jas slechts losjes over hen heen geworpen: dat zijn de zwaar-gewonden. Een beklemming omvat het wachtende publiek bij het aanschouwen van dien droevigen stoet. De oorlog beteekent dus bloed? Zij wisten het; maar nu ze het voor zich zien, grijpt het hun aan als een verschrik kelijke obsessie. Het bloed van hunne zonen zal dus vloeien, zij zullen verminkt worden, zij zullen sterven? En meer nog dan na de aanbieding van Duitschland's ultimatum,. maakt zich thans een machtelooze woede van het volk meester tegen hen die hun, land in dezen oorlog sleepten. O! de ellen delingen ; de vermaledijden! Steeds nog komen meer gewonden hef station uit; jonge kerels, tot voor eenige uren nog krachtig en flink. Het zijn slechts de eerste slachtoffers uit een lange rij van die nog volgen zullen. Een eenvoudig manneke, vooraan onder de menschen die stil maar staan te kijken, vindt het gebaar dat past bij dit aangrijpend schouwspel. Hij tast naar zijn hoed, en ont bloot het hoofd. Allen volgen zijn voorbeeld,. en niets is meer ontroerend dan deze stille groet, dit zwijgend eerbewijs, voor hen, die hun bloed voor het vaderland stortten. De auto's zetten zich in beweging; langzaam rijden ze door de opgepakte menschenmenigte, die blootshoofds den treurigen stoet passeeren laat, de keel toegeklemd, starend naar de gewonden met blikken vol deernis, doch tevens vol waarachtige be wondering. ARNOLD VAS DIAS *) Zie ook het nummer van 5 Aug. 1.1. * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl