Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Nov. '16. No. 2054
DAVID TENIERS: Intocht der Aartshertogin Isabella in Brussel. (Museum te Cassel)
Een Gezicht op Brussel
door HERCULES SEGHERS
De schilderijen van Hercules Seghers, die
tragische figuur uit den vór-Rembrandtieken
tijd, zijn uitermate zeldzaam. Seghers, die
vermoedelijk vór 1640 stierf, was een
van de meest geniale etsers en landschap
schilders, die de kunstgeschiedenis weet
aan te wijzen. Hij heeft vooral op
het gebied van het berg- en heuvelachtig
vergezicht wonderen geschapen. Het meest
bekende onder zijn berglandschappen is het
groote doek in de Uffizi te Florence. In
openbare verzamelingen hier te lande treft
men zijn schilderijen niet aan. Maar merk
waardiger wijze zijn er in ons land drie
landschappen, en wel alle drie in n stad:
den Haag. Een ervan, dat wij afbeelden met
welwillende goedkeuring van den eigenaar,
die het clichéervoor afstond.is in het gelukkig
bezit van Z.Exc. R. v. Kühlmann, tot voor kor
ten tijd Duitsch gezant bij ons hof. Het 24Vs X
39 c.M. groote stukje stelt, gelijk Dr. Hofstede
de Groot het eerst opmerkte, een gezicht
op Brussel voor en is vermoedelijk identiek
met een schilderij, in 1680 verkocht met de
nalatenschap van den schilder Jan van de
Cappelle.
Het schilderijtje maakt op het eerste ge
zicht den indruk van een modern werk. De
lucht is heel licht grijs, met wit. De St.
Gudule-kerk, duidelijk kenbaar aan de langs
het langschip naar de zijde van het koor
uitgebouwde kapel van het Sacrament van
het Mirakel, is zilvergrijs van kleur; de
lichten in de boomen en op den voorgrond
zijn geel, de door de zon beschenen daken
vooraan roze, de middelste daken
groenigbruingrijs, de achterste in gelige tinten ge^
houden. Enkele witte schaapjes, hier en
daar rechts op de heuvelen, en eenige witte
vogels in de lucht, verhoogen met het
prachtig verschiet rechts met zachte blau
wen en geelen, door zilver grijzen nevel
gezien, het wondermooi, schier tooverach'ig
licht-effect, dat een diepen indruk van
grootschheid maakt.
Aldus vertoonde Brussel zich in de 17e
eeuw in het oostelijk licht van den vroe
gen morgen aan den reiziger, die uit het
Noorden de stad naderde en het verwondert
ons niet, dat een impressionabele geest als
die van Hercules Seghers het tijdstip, waarop
de nevelen beginnen op te trekken in het
Zuid-Westen achter de stad, heeft willen
vereeuwigen.
te Het punt, vanwaar de schilder Brussel
zoo zag, is, gelijk dr. Hofstede de Groot
terecht vermoedt, ongeveer het tegenwoordige
kruispunt der rue Royale en rue de la
Sablonnière. Links ziet men de oude Porte
Ste Gudule, dan het Hof van Nassau; ver
volgens rechts van de kerk de
Magdalenakerk, het Dominikanenklooster en den spitsen
toren van het stadhuis.
Ter vergelijking beelden wij een ander
gezicht op Brussel uit dien tijd af, nl. Teniers'
voorstelling van den intocht der aartshertogin
Isabella. Dit schilderij, thans in het Museum
te Cassel, is geheel als historiestuk opgevat
en zijn exacte uitvoering staat in groote
tegenstelling tot het visionaire van den
Seghers. Bij de plaatsbepaling helpt ons
deze Teniers prachtig. Hoewel van iets meer
westelijk standpunt genomen dan dat, waarop
Seghers stond, vertoont de schilderij loch
tal van gebouwen, die de Seghers eveneens
te zien geeft. Op den Teniers zijn zij dui
delijker, b.v. de Porte Ste Gudule, de oude
vestingmuur met de torens, enz. Aldus ver
gelijkende, wordt het oude Brussel voor ons
ook op den Seghers levendiger maar, vooral
door het scherpe contrast met het zakelijke
van den Teniers, komt het visionaire element
in den Seghers des te sterker uit en gevoelen
wij des te meer, dat het bovenal de artis
tieke inhoud van dit stuk is, die ons boeit.
W. MARTIN
Illlf' IMUIIIIIIIIIIIIIIII1MIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII
Chineesche Poëzie en Muziek
Door de opvoering van Mahler's Lied
von der Erde" is in de laatste jaren de aan
dacht gevestigd op de Chineesche poëzie, die
totnutoe bij het groote publiek in het Westen
vrij wel onbekend was.
Zooals men weet is dit Lied van Mahler
geïnspireerd door liederen van Chineesche
dichters, die hij las in Hans Bethge's Die
Chinesische Flöte" (Leipzig, Insel-Verlag).
De muziek-redacteur van De Telegraaf",
schreef in een artikel over de opvoering
van Mahlers Lied von der Erde" dat
hij niet kan gelooven, dat deze liederen
werkelijk van authentieke" Chineezen kun
nen zijn! Als reden hiervan geeft hij dan
op, dat... de origineelen zoo ver af zijn,
en dat een der verzen hem niet doet denken
aan Chineezen, zooals ze zich zelf ge
schilderd hebben en gelijk we ze terugvin
den (let wel!!) in onze thee en koffie
winkels, op onze tentoonstellingen"!!!
Van iemand, die de Chineezen alleen kent
uit theewinkels (Chineesche koffiewinkels
bestaan niet, koffie is geen Chineesch pro
duct en wordt in China geïmporteerd
tusschen 2 haakjes) kan men geen kennis van
Chineesche cultuur verwachten, maar helaas!
ook het groote publiek, zelfs dat van kunste
naars en intellectueelen, weet nog zoo goed
als niets van Chineesche poëzie af, en dat
is voor een groot deel de schuld der
sinologen, die dikke boeken over bijgeloof en
hocus-pocus publiceerden, maar de
chineesche poëzie, die zij trouwens niet konden
aanvoelen, onbehandeld lieten.
Hans Bethge, die geen sinoloog is, en de
Chineesche taal niet kent, heeft zijn
verduitschte verzen niet direct uit het chineesch
kunnen vertalen, maar heeft ze in dichtvorm
gegoten na lezing van vertalingen van den
franschen sinoloog den Marquis d'Hervey
de St. Denis, van een werk van Judith
Gauthier, en van duitsche en engelsche
proza vertalingen.
Vandaar dat, hoewel de dichterlijke beel
den en gedachten over het algemeen wel
bewaard zijn gebleven, het eigenlijke mu
zikale, rythmische wezen der oorspronkelijke
Chineesche verzen zoo goed als geheel ver
loren is gegaan. Vandaar tevens, dat Bethge's
verzen zoo duitsch, en zoo ganschelijk niet
chineesch klinken. Trouwens, een chineesch
vers in een europeesche taal zóvertalen
dat het wezen er van behouden blijft is
volstrekt onmogelijk Ik verwijs hierbij naar
mijn hoofdstuk De Taal van China" in mijn
onlangs verschenen boek De Geest van
China". Een mystificatie" is Haus Bethge's
werk echter niet, en wel degelijk stammen
de verzen van Die Chinesische Flöte", zij
het uit de verte, van oorspronkelijke
chineesche af.
Zonder het te weten heeft Gustav Mahler
een echt chineeschen drang gevolgd, toen
hij behoefte gevoelde, de Chineesche verzen
in muziek te uiten.
Een der vijf Heilige Schriften King
genaamd van de Chineezen, is de
ShiKing, het Boek der Odes. De oudste liederen
daaruit zijn van 25?30 eeuwen oud. Zooals
Ampère eens terecht heeft gezegd schijnen
de Chineezen van alle volken de grootste
liefde te hebben voor poëzie. Alle
welopgegevoede menschen in China kunnen verzen
schrijven. Van de oudste tijden af was poëzie
onafscheidelijk van muziek in China. De
Odes uit de Shi King hebben zoowel een
muzikaal als een literair karakter. De woor
den er van worden verondersteld onaf
scheidelijk te zijn geweest van melodieën
uit hun verschillende landen en tijden. Vele
er van zijn zulke eenvoudige refreinen, dat
zij duidelijk hun afkomst verraden van te
zijn geboren uit een impuls om woorden
te adopteeren aan een geliefkoosd air. An
dere weer zijn klaarblijkelijk bedoeld om
belichaming en positieve associaties te ge
ven aan specifieke nationale stijlen van mu
ziek. De eenvoud van die oude muziek is
te herkennen aan de regelmatige metrische
.structuur van de regels, waarvan de (mono)
syllaben over 't algemeen gelijk in getal zijn.
De kunstwaarde van de Shi King, volgens
een chineeschen kunststandaard, bestaat uit
het geestelijke en ethische effect, dat het
gevolg is van de combinatie van de muzieA:
en de beteekenis der rythmische woord
reeksen. Poëzie wordt in China beschouwd
als een levend element in de groote kosmi
sche Orde der dingen, zósterk, dat zij
Hemel en Aarde en de onzichtbare geesten
V -;.., ;«?-? ' .-,??"~^4i»',; v.x?i.. ' ? -~
" '
HERCULES SEGHERS: Gezicht op Brussel. (Co//, von Kühlmann, den Haag)
kan beïnvloeden, en de wijsgeer Choe Hsi
kende haar zelfs de gave toe der profetie.
Confucius hechtte zulk een gewicht aan de
Shi King dat hij eens tot zijn discipelen
zeide: Waarom bestudeert gij de Odes
niet? Zij dienen om den geest aan te zetten
tot zelf-cultivatie. Hij, die ze niet kent is
als iemand, die met zijn gezicht tegen den
muur staat". En aan zijn zoon zeide hij
eens, dat als hij de Odes niet kende, hij
nooit geschikt zou zijn voor conversatie.
Even hoog in aanzien stond in China, van
de oudste tijden af de muziek. De standaard
voor de waardebepaling van muziek was
niet een enkel muzikale", maar kan blijken uit
een tekst uit de heilige King'de Li Ki",
waarin gezegd wordt, dat alleen de Wijzen
muziek kunuen begrijpen. De innerlijke,
mystieke kracht vond de chinees er de
hoogste waarde van, niet de enkele streeling
van het oor. Dezelfde Li Ki" zegt van
muziek: De onophoudelijke wederzijdsche
beweging van Hemel en Aarde geeft ge
boorte aan alle dingen: daaruit ontspringt
de Muziek". Muziek vormt, voor den chi
nees, op mystieke wijze die harmonie in
de menschelijke gevoelens en gewaarwor
dingen, die voor hem het hoogste goed is.
Zóstaat ook in de Li Ki": De Ouden
waren beschaamd over de wanordelijke
uiting van vreugde; daarom werden gezan
gen gemaakt om haar te regelen, opdat zij
op verschillende wijzen het menschelijk hart
goed zouden maken."
De componeerende deelen van muziek
werden in de chineesche oudheid vier in
getal genomen, namelijk: muziekinstrumen
ten, poëzie, zang en dans. In de Li Ki"
staat hierover: Poëzie geeft uiting aan de
gedachte, zang verlengt de tonen van de
stem, dans brengt het lichaam in actie, in
harmonie met de gevoelens. Deze drie din
gen hebben hun oorsprong in den geest, en
de muziekinstrumenten begeleiden hen."
Die muziek en ook die poëzie werd
alleen hoog geschat, die den menschelijken
geest in harmonie bracht met de goddelijke
krachten en machten. De mensch, en mu
ziek en poëzie reageeren op elkaar, Daarom
moet hij zeer voorzichtig zijn met muziek
en poëzie. Muziek en poëzie die enkel
mooi" luidend zijn, maar niet in ethischen
zin goed', zijn uit den Booze volgens dezen
standaard.
In de Li Ki" staat dan ook: De (mu
zikale) wijzen van een eeuw van goede
Orde zijn vredig en liefelijk, zij geven de
harmonie der regeering aan. De wijzen van
een eeuw van wanorde zijn ontevreden en
toornig, zij duiden op wanorde in de re
geering. De wijzen van een stad, die ten
ondergang gaat, zijn smartelijk en dof, zij
geven het lijden van het volk aan; de geest
van de wijzen staat in verband met de re
geering.
De geest van het volk weerspiegelt zich
ook in den geest van de muziek. Als de
muziek zuiver, oprecht, streng, correct en
ernstig was, werd het volk geacht sober en
vol eerbipd te zijn, als zij ongecontroleerd,
pervers, immoreel, en onregelmatig was,
moest het volk ook noodzakelijk losbandig
en wanordelijk zijn. Terecht zegt ook de
Li Ki": Als iemand volkomen de princi
pes van muziek meester is en zijn hart en
geest daarnaar geregeld heeft, wordt het
(van oorsprong goede) natuurlijke, eerlijke,
liefhebbende en ernstige hart gemakkelijk
ontwikkeld, en daarmede komt een groote
vreugde Als het hart ook maar een
oogenblik zonder het gevoel van harmonie
en vreugde is, komen laagheid en
bedriegelijkheid er binnen."
Muziek werd dan ook in de chineesche
oudheid niet beschouwd als een soort aan
genaam amusement, maar als een groote
ethische en moreele kracht, en werd on
ontbeerlijk geacht voor de opvoeding der
kinderen, en zelfs voor de studie van ambte
naren en geleerden. Zij had haar geweldigen
invloed op den geest der maatschappij, en had
sociale,politieke en zelfs economische waarde.
Muziek was een zeer gewichtige
factor van de politieke economie,
en poëzie evenzeer. Een gezegde
van Confucius luidt: Om den in
vloed van het volk en zijn gewoon
ten en gebruiken te veranderen is
er niets beter dan muziek". Har
monie en geluk waren, volgens
Confucius, de essentieele effecten,
die zij op den mensch moet hebben.
Alle hooge ambtenaren in de oud
heid en alle groote geleerden waren
muzikaal en beoefenden muziek
en poëzie, meestal ook schilder
kunst.
In het Westen is geheel en al
vergeten den veredelenden invloed,
die de schoone kunsten kunnen en
moeten hebben op de regeering van
het land. In de verfoeilijk leelijke
tijden, waarin wij op het oogenblik
in Europa leven, is het Intellect,
en dat allén, het eerste vereischte
voor een regeerder, en zelfs voor
een geleerde.
Van de niet alleen aesthetische,
maar ook more ele en ethische waarde
van ware kunst en den ontzachlijken
invloed, die zij op de regeering en
het volk kan hebben, heeft men
in Europa zelfs geen vaag voorge
voel. Als het intellect maar sluw
genoeg is, is alles in orde. Het
treurige resultaat er van beleven
wij thans met dezen demonisch
afschuwelijken oorlog.
Onze geleerde professoren en
knappe staatslieden zouden zeker
heel vreemd op kijken als men hun
eens kwam vertellen, dat muziek
en poëzie even noodig zijn voor het
vormen van een nieuwe, sterke
maatschappij als wetenschap en
economie, en dat een staatsman, die
een dor, on-musisch mensch is, geen
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIimilHIIIIIIHIIItimi
bevoegdheid kan hebben om regeerder te
zijn.
De heilige roeping van muziek zoowel
als van poëzie wordt niet meer beseft. Zij
zijn beiden voor de meeste menschen
amusement" evenals tooneel dat voor
hun is maar niet. de brengers van har
monie in gedachten en gevoelens, in geest
en hart, en van hun mystieken invloed op
de ontwikkeling van volk en maatschappij
is men zich niet bewust.
Kunst is geen Regeeringszaak", ziehier
een der droevigste getuigenissen, die een
regeerings-man van eigen onkunde en on
macht ooit heeft kunnen afleggen.
Kunst is zózeer regeeringszaak, dat
iedere regeering, die de kunst niet als
machtige factor aanwendt, onbevoegd is en
ooit blijvende orde en harmonie in den
staat zal bereiken.
De bekende literaire examens", waar de
europeanen zoo om gelachen hebben, en
die thans in modern China zijn afgeschaft,
hadden, ondanks alle latere verwording,
een zeer ernstig principe ten grondslag,
namelijk dit, dat een staats-ambtenaar, die
geen literair, filosofisch en musisch mensch
is, niet bevoegd kan zijn om mede te wer
ken in het besturen van het rijk. Om te
regeeren behoort men niet enkel intellect
te bezitten, maar ook die algemeene cultuur
van filosofie, poëzie en muziek, die de
goddelijke harmonie brengt in den mensch
en in de maatschappij.
Dit wisten niet alleen de Chineezen van
de thee- en koffiewinkels", maar ook Plato
wist dit. En dat wij, Westerlingen, het niet
weten of vergeten hebben, is de vloek, die
onze hedendaagsche zoogenaamde bescha
ming" ten doode heeft opgeschreven.
Het mag al onwaarschijnlijk klinken, maar
als er meer muziek ik bedoel hiermede
muziek in den heiligsten zin, gén opera-airs
of Tango's wel te verstaan in het leven
en in den geest der europeesche volken en
hun staatslieden ware geweest, zou het er
thans niet zoo ellendig in het Westen uit
zien. Immers die muziek, die ik bedoel, is
de mystieke macht, die Orde en Harmonie
brengt in den kosmos en ook in de
menschenmaatschappij.
HENRI BOREL
Terschellinger Liedjes
Het zestiende deel van de
Driemaandelijksche bladen uitgegeven door de Vereeniging
tot onderzoek van taal en volksleven, vooral
in het Oosten van Nederland onlangs ver
schenen, is geheel gewijd aan het Terschel
linger volksleven en een belangrijk deel
daarvan wordt weer ingenomen door 76 ter
plaatse verzamelde liedjes, woorden en wij
zen Jaap Kunst, een jong Groningsch musicus
heeft dat gedaan ; ongeveer gelijktijdig deed
hij een bloemlezing van 22 melodieën
en dansen voor klavier en zang,
respectivelijk voor zang alleen verschijnen. Daar
mede is een belangrijk iets verricht. Want
terwijl in het buitenland, met name in
België en Engeland het opteekenen van
dergelijke gewestelijke en plaatselijke zangen
reeds sedert betrekkelijk lang ter hand was
genomen, hadden hier te lande slechts heel
weinigen zich daartoe geroepen gevoeld.
Met Marius A. Brandts Buys, die in 1874
de melodieën bij Van Vloten's Baker- en
kinderrijmen (1871) > af en in een Zutfensch
blad later nog enkele locale gegevens liet
drukken, en met J. H. Garms Jr., die in 1909
een collectie Amsterdamsche straatroepen
publiceerde, zijn, voor zoo ver mij bekend,
de eenigen genoemd, die tot dus ver zich
ingelaten hebben met de muzikale zijde van
het onder het volk in zijn breede laag le
vende, gezongen volksaardige lied.
De reden, dat zoo weinigen zich tot deze
studie van het folklore voelen aangetrokken,
ligt natuurlijk in haar buitengewone
moeielijkheid. Niet ieder, die een melodie naar
het gehoor in tonen kan opschrijven, heeft
bovendien de bijzondere eigenschappen, hier
noodig. De pen kan de zang niet bijhouden;
dikwijls zijn sommige tonen zoo weinig
begrensd, dat de opschrijver in beraad
staat hoe te noteeren; heeft hij iets niet
goed gehoord of begrepen, dan zal de een
voudige burgermans-zanger, niet in staat zijn
om die onduidelijke tonen te herhalen, maar
zal hij de melodie in haar geheel weer moe
ten opzingen ; burgerluidjes vinden het vaak
mal om voor zoo'n vreemden heer te gaan
zingen, ze willen niet, maken zich zenuw
achtig en het kost dan vrij wat overleg en
moeite, kortom tact hen daartoe te krijgen.
Dus naast muzikaliteit, practische
muziekkennis, liefde voor folklore, geduld,
menschenkennis en tact en nog eens tact.
't Is hier natuurlijk niet de plaats een
uitvoerige beschouwing te geven over het
geen het gepubliceerde leert ten opzichte
van muziek, historie, traditie, volkskunde
en andere zaken. Alleen dit. De wijzen zijn
over het algemeen niet oud. Zij, die zouden
meenen, dat onder deze eilandbewoners nog
veel muziek-overblijfselen van lang vervlo
gen dagen te vinden zijn, vergissen zich.
't Spreekt als van zelf, dat hier en daar wel
motieven van oudere datum zijn genoteerd,
maar meestal is het begin der vorige eeuw
al een vroeg tijdstip. Vreemd is dit niet;
de ervaring elders heeft evenzoo geleerd,
dat ook zij, die niet staan onder den directen
invloed der hoogere muziek-cultuur, niette
min, al is het in verwijderd verband, dezen
invloed ondergaan en in hun
muziek-opvattingen over de woorden spreek ik hier
niet met het nieuwe medegaan en het
oude als verouderd laten schieten.
Of dat proces op Terschelling sneller of
langzamer, hetzelfde of anders gegaan is,
is niet vast te stellen, omdat, zooals gezegd,
de levende volkszang elders niet
opgeteekend is. Daarom is het heuglijk dat het alvast
voor n begrensd gebied van ons land ge
schied is.
J. W. ENSCHED