De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 11 november pagina 2

11 november 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 .Nov. '16, No, 2055 «feu '?de koning van Pruisen is er diep van overtuigd, dat elke vrijheidsbeweging onder de Polen even gevaarlijk is voor Pruisen als voor Rusland." Het gevolg van die zen ding was de conventie van Februari 1863, waarbij werd bepaald, dat Russische en Pruisische troepen elkaar zouden helpen en, zoo noodig, de Russisch-Pruisische grens zouden overschrijden om de rebellen te .vervolgen. Zoomin als de officieuse commentaar op de stichting van Polen, is dit nieuwe Konink rijk zelf compleet. Het ('s een voorloopig Koninkrijk zonder Ko ning; zonder grenzen, zonder staatsre geling. Wanneer het die zal hebben gekregen, dan nog zal het incompleet zijn; de Poolsche provincies van Pruisen en Oostenrijk zullen er niet mede worden vereenigd. i Ook ai mocht het nieuwe Koninkrijk den ; duur van dezen oorlog oveileven, de Pool| sche quaestie zal daardoor niet zijn opgelost. f Het'Poolsche volk heeft de stichting van . dit rijk niet gewenscht. Tijdens dezen oorlog heeft het zich althans wat de groote meerderheid betreft jegens Rusland loyaal gedjagen. De oude nationale beweging was .dan .ook reeds lang in andere banen geleid. .Afscheiding van Rusland was niet langer .bet doel; door de ontwikkeling der Poolsche industrie, die in Rusland haar afzetgebied vindt, had de heerschende klasse er belang bij gekregen, dat de band met Rusland werd verbroken. De bij uitstek gunstige .gelegenheid, door den Russisch-Japanschen oorlog en de daarop gevolgde revolutie geboden om het oude doel der nationale partij te verwezenlijken, bleef dan ook on gebruikt. Een autonoom Polen, maar een Polen onder den scepter der Romanows, een Polen dat eenmaal ook de Pruisische en Oostenrijksche gewesten van het vroegere rijk zou omvatten: zoo luidde het ideaal der naar verzoening met Rusland strevende nieuwe nationale partij. Voorloopig dient het koninkrijk Polen alleen de oorlogvoering der centrale mogend heden ; zij hebben het nu gesticht om hunne legers te vermeerderen met Poolsche legioenen. Kunnen zij ook na den vrede die stich ting doen voortduren, dan zal Polen de .waarborgen van zijn bestaan moeten zoeken in nauwe aansluiting aan Duitschland en Oostenrijk, zoowel in politiek als militair opzicht. .. Zoo sprak de Oostenrijksch-Hongaarsche minister van buitenlandsche zaken tot een deputatie van Poolsche notabelen; ook Bethmann Hollweg legde in zijn toespraak tot diezelfde deputatie den nadruk op de militaire aansluiting. Als aanwijzing van een der middelen, waardoor Duitschland indien de uitslag van den oorlog daartoe gelegenheid biedt zijne .macht In Europa zal vergrooten, zijn zulke verklaringen van belang. Ook wie in een vermeerdering van Dultschland's macht geen gevaar zouden zien, moeten wenschen indien zij althans verlangen, dat deze oorlog door een duurzamen vrede worde beeinU kunt overtuigd zijn bij bestelling van Cerebos Zout het beste en zuiverste te bekomen dat verkrijgbaar is. Cerebos Zout MAG DE DROOGMAKING VAN DE ZUIDERZEE WORDEN UITGESTELD? Op 19 Augustus 1913, toen het ministerie Cort van der Linden in statu nascendi ver keerde, had schrijver dezes de vrijmoedigheid in het Algemeen Handelsblad het verlangen uit te spreken dat het komende kabinet in de eerste plaats zou zijn een Zniderzee-kabinet. Ik voel mij gedrongen", schreef ik destijds, .ihler den wensch te uiten, dat dit kabinet nu eens eindelijk een zaak tot stand brengt, die al sinds vele jaren had behooren te zijn afgedaan; die, al komt zij niet op de partijprogrammen voor, en al is zij nimmer tot verkiezingscry verheven, in het oog van velen minstens evenzeer door 's lands belang geboden wordt als algemeen kiesrecht en staatspensionéering; ik bedoel de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee". Tien dagen later werd de samenstelling van het nieuwe ministerie bekend gemaakt, en zij deed voor de goede zaak het beste hopen. Trad daar niet als Minister van Waterstaat op niemand minder dan Dr. C. Lely, de schepper van het plan der Zuiderzeevereeniging, de man ook die in een vorig ministerieel leven reeds een ontwerp bij de Staten-Generaal had inge diend, dat helaas door zijn opvolger weder werd ingetrokken. Zeker zou het dezen be windsman gelukken ditmaal het schip in veilige haven te sturen en het was met groote voldoening, maar toch niet anders dan met een gevoel van eindelijk bevredigde verwachting, dat de voorstanders der droog making het koninklijk woord vernamen in de eerstvolgende troonrede: ,lk acht den tijd gekomen om de afsluiting en droogmqking van de Zuiderzee te ondernemen", terwijl een wetsontwerp ter uitvoering van dit voornemen in uitzicht werd gesteld. Inderdaad scheen het ministerie-Cort van Dobroedsja-Storm Teektning voor de Amsterdammer" van Jordaan IJllMMIIIMilmlIIMIMIIIMIIIIMlIHIIIIIMIllllllllMMIIIMIIIIIIIIIIIIMIMIIMtllllj digd dat het nieuwe koninkrijk Polen niet langer besta dan deze oorlog zelf. Want een Polen, zooals de centrale mogendheden dat in het leven willen roepen, zou voor dien vrede een duurzaam gevaar opleveren. 7 Nov. 1916 G. W. KERNRAMP Mr. M. TYDEMAN Jr. f door mr. W. H. DE BEAUFORT Lid der Tweede Kamer De ons op den laatsten dag der vorige week zoo plotseling door den dood ont rukte staatsman droeg een naam, die in Nederland reeds in de tweede helft der achttiende en in de eerste der negentiende, door twee hoogleeraren, vader en zoon, beroemdheid heeft verkregen, en die daarna door velen met eere is gedragen. Op aller lei gebied in de wetenschappelijke wereld hebben de Tydeman's zich onderscheiden. De grootvader van het overleden lid der Staten Generaal, beoefenaar der klassieke taal- en letterkunde, was rector van de Latynsche school te Tiel. Zijn zoon werd, na voleinding zijner rechtsgeleerde studiën, man van zaken; hij trad op aan het hoofd eener brandwaarborgmaatschappij die hij der Linden een Zuiderzee-kabinet te zullen worden. Helaas, wij zijn thans veel verder van het doel dan het in 1913 voorkwam. Het eerste parlementaire jaar verliep zonder dat van een wetsontwerp iets viel te be speuren. Bij den aanvang van het tweede jaar was de oorlog uitgebroken en was men er slechts op bedacht de elf provinciën, die men had bijeen te houden, zonder aan het winnen van een twaalfde te durven denken. Bij het verschijnen van het derde jaar was het in wetgeving en politiek weer business as usual" geworden. Zeker zou nu ook de Zuiderzee-kwestie spoedig tot oplossing komen? In het Handelsblad van 16 Januari 1916 kondigde de Voorzitter der ZuiderzeeVereeniging aan dat het wetsontwerp eerst daags zou worden ingediend. Het duurde echter nog tot 9 September j.l. dat eindelijk het ontwerp verscheen, en toen, welk een ontwerp, welk een bittere teleurstelling! Technisch is het nieuwe ontwerp vrijwel geheel gelijk aan het beroemde plan der Zuiderzee-Vereeniging en dat aan het mi nisterie-Goeman Borgesius. Het bevat den zelfden afsluitdijk van Wieringen naar Piaam, dezelfde vier polders ook die al uit zoovele kaarten bekend zijn. Dat de Regeering thans voorstelt eerst alleen de twee Westelijke polders droog te maken. doet principieel aan de zaak niets af en zal slechts bij weinigen tegenstand ontmoeten. Het droevige schuilt echter in art. 6 van het ontwerp, waarbij bepaald wordt dat met de uitvoering niet wordt begonnen voordat een afzonderlijke wet zal zijn tot stand ge komen waarbij de maatregelen en werken zijn vastgesteld, noodig ter voorziening in de belangen van de landsverdediging, in verband met de afsluiting en droogmaking. In de Memorie van Toelichting tot het ontwerp wordt dan nader uiteengezet dat mede in verband met den thans woedenden oorlog waarvan de geschiedenis nog moet llllllllllllMIMUlUJIlUIIMIIIintlMIIUHIItlllMIIIMIIIIinillllllltlllMMIIIIIIIIIMIIIMM tot groote bloei wist te brengen. Aan dezen vader dankte Tydeman ongetwijfeld zijn juisten blik op het Maatschappelijk leven en zijne bedrevenheid in zaken, terwijl hij aan zijne verdere voorzaten zijnen wetenschappelijken aanleg en zijne liefde voor studie ontleende. Deze gelukkige vereeniging van bespiegeling en praktijk vormden hem tot een staatsman van fijn en hoog gehalte. Voor den arbeid in het Parlement had hij de meeste neiging en tevens een zeldzame geschiktheid. Hij haakte meer naar invloed dan naar gezag, een ministerszetel was niet het einddoel van zijn streven, dan nog veeleer de voorzittersstoel der Tweede Kamer. Zoo de omstandigheden het hem tot plicht hadden gemaakt, zoude hij voor zeker niet geweigerd hebben om in een ministerie zitting te nemen, maar hij zoude het hebben gedaan met schroom en weerzin. In de Tweede Kamer voelde hij zich te huis; als leider van de rechterzijde der vrijzinnige partij in deze vergadering, heeft hij er door woord en daad een voorname plaats bekleed. Alles wat hij daar sprak was goed doordacht en welberekend, het werd voorgedragen zonder hartstochtelijk heid maar niet zelden met een lichte tint van ironie. Het boeide de hoorders door inhoud en vorm, het sprak meer tot den geest dan tot het gemoed, het werkte niet zoo zeer geestdrift als wel nadenken. Wat Tydeman buiten de Kamer in de Nederlandsche maatschappij heeft verricht tot verspreiding zijner staatkundige denk beelden en tot vestiging en handhaving der partij aan wier hoofd hij stond is slechts aan den engeren kring zijner staatkundige vrienden volledig bekend. Het is een eer biedwaardige arbeid geweest waarbij een machtige overedingsgave en een fijne blik op menschen en toestanden vereischt wer den. Volhardende ijver en vastheid van overtuiging leidden tot een goeden uitslag; hier bleek de waarheid van het dichter woord : zoodra gij u zelven maar vertrouwt, vertrouwen u ook de andere menschen. Allen die Tydeman gekend hebben als vriend hebben hem hoog gewaardeerd. Zijne gelijkmatigheid van humeur, zijn vro lijke inborst, zijn trouwhartigheid, zijne deelneming in alles wat anderen overkwam, zijn gulheid en onbaatzuchtigheid zullen nimmer vergeten worden door hen, die het voorrecht hebben gehad om meer van nabij met hem in aanraking te komen. Zij die hem hebben lief gehad zullen het voorzeker diep betreuren, dat de dood hem heeft wegge nomen uit den kring zijner vrienden op een leeftijd, die nog tot den vruchtdragenden herfst, niet tot den onvruchtbaren winter worden geschreven en waarvan men zich de lessen nog ten nutte moet kunnen ma ken" de gevolgen aan afsluiting en droog making verbonden, opnieuw in hun vollen omvang en met groote nauwgezetheid dienen te worden onderzocht; doch dat de tegen woordige tijdsomstandigheden niet toelaten een onderzoek als bovenbedoeld thans te doen instellen. Ziedaar dus de droogmaking opgehangen aan de navolgende kapstokken: 1°. de oorlog moet zijn afgeloopen; duur onbekend; 2°. de geschiedenis daarvan moet zijn ge schreven; natuurlijk moet zij goed zijn ge schreven d. w. z. in eenige degelijke dikke Duitsche boeken, wat naar men mag aan nemen, ook ettelijke jaren in beslag zal nemen; 3°. de lessen moeten ten nutte worden gemaakt, d. w. z. hier te lande zijn doorge drongen en bestudeerd: aantal jaren wederom onbekend. 4°. een staatscommissie bestudeert aan de hand der lessen de militaire gevolgen van afsluiting en droogmaking; aantal jaren onbekend, doch zooals de ondervinding leert, zeker niet gering; 5°. deze commissie maakt een ontwerp van wet op de verdediging der afsluiting en droogmaking; 6°. dit ontwerp moet de verschillende kabi netten passeeren; 7°. last but not least, de Staten-Generaal moeten eenige oogenblikken van hun kost baren tijd disponibel stellen om het ontwerp tot wet te verheffen. Waarlijk, de meest optimistische voorstan der van de droogmaking zou er aan gaan twijfelen of het hem ooit zal te beurt vallen de voltooiing van het werk te aanschouwen! Aanstonds vragen wij ons af: is de opvatting der Regeering des levens mag gerekend worden. Toch zullen zij het een benijdbaar voorrecht achten dat hij in zijne volle kracht, zonder lijden, zonder voorafgaande aftakeling van lichaam of geest deze wereld heeft verlaten. In hunne herinnering zal hij blijven voort leven met de on gebogen gestalte, het van levenslust flonkerend oog en den fijnen glimlach op het gelaat, die hun zoo wel bekend waren, en die zij zich nauwelijks als voor goed verdwenen kunnen voorstellen. Een Ideale Werkkring De positie der leeraren aan de RijksHoogere Burgerscholen Het lijkt mij niet ondienstig in dit veel gelezen weekblad de aandacht te vestigen op een schitterenden, men kan gerust zeggen een idealen werkkring, nl. dien van leeraar bij het middelbaar onderwijs, in het bijzonder van een leeraar aan een rijksschool. Welke voordeelen dan wel daaraan verbonden zijn? Het middelbaar onderwijs is het werd reeds zoo dikwijls door mannen van gezag verkondigd van onberekenbaar voordeel voor de intellectueele ontwikkeling van het Nederlandsche volk geweest en is zulks nog, zelfs in toenemende mate, zoodat ook antirevolutionairen en katholieken thans met elkander wedijveren in het oprichten van middelbare scholen. Dit onderwijs heeft zoo vele degelijk onderlegde mannen aan de wetenschap, aan den handel, de nijverheid, het leger, de marine, ja aan eiken tak van staatsdienst en maatschappelijk bedrijf ge schonken, dat, zooals het bij prof. Lexis te Göttingen heet, de werkkring van den leeraar de vergelijking met geen enkele andere beroepsbezigheid heeft te duchten", en bij ons niemand minder dan wijlen dr. Bos van de Hoogere Burgerschool getuigde, dat ze de dankbaarheid en erkentelijkheid van duizenden, arbeidend op allerlei gebied van maatschappelijken arbeid" heeft verworven. juist? Brengt inderdaad het meerdere belang der landsverdediging mede dat het mindere belang der landaanwinning er hier voor onbepaalden tijd voor zal moeten wijken? Wij laten gaarne aan militaire deskundigen de beoordeeling over of ons defensiestelsel, mede bezien in het licht van de ondervinding van den tegenwoordigen oorlog, inderdaad zoo onzeker is geworden dat de vraag op welke wijze de Zuiderzee-provincie zal wor den verdedigd, aan een geheel nieuw onder zoek zal moeten worden onderworpen. Het zij ons echter vergund te wijzen op het zeer merkwaardig feit dat naar het oordeel der Regeering blijkbaar in ieder geval vaststaat dat de Zuiderzeeprovincie, zooals zij in het ontwerp voorkomt, verdedigd zal kunnen worden. Anders immers zou het niet het minste nut hebben thans een wet tot stand te brengen waarin wordt vastgesteld dat die provincie er komen zal en in welken vorm. De Staatscommissie, die de Regeering na afloop van den oorlog zich voorstelt te be noemen, zal niet tot taak hebben te onder zoeken of de afsluiting en droogmaking met het oog op onze defensie kan worden onder nomen; ook niet waar de dijken zullen loppen, wat polder en wat binnenzee zal zijn. Dit alles is voor de Regeering geen vraag meer, immers zij wil het reeds nu bij wet vastleggen. De Staatscommissie krijgt uitsluitend te onderzoeken op welke wijze de thans reeds ontworpen Zuiderzeedroogmaking zal worden verdedigd. Slechts n uitzondering blijkt uit de Memorie van Toelichting: de Staatscom missie zal pok hebben te overwegen welke uitgebreidheid met het oog op de belangen der landsverdediging aan de Zuid-Oostelijke inpoldering zal kunnen worden gegeven. Overigens heeft de Commissie met de uitvoerbaarheid van het werk niets te maken. Nu schijnt het niet voor tegenspraak vatKlacht van dikke Pukkie, een Rotterdamsch hondje Ik ben een vet en mollig Pukkie, Ik ben aan alle kanten rond. Wanneer ik omval blijf ik liggen, Mijn buikje komt haast aan den grond. Ik durf van angst niet meer te eten, Ik ben van overspanning ziek. Ik heb de meid laatst hooren zeggen : Een malsche voor de worstfabriek l" Ik beef als ik word uitgelaten Om met permissie iets te doen, Wat ik daar boven in de kamer Moet laten voor mijn goed fatsoen. Dan komt er zoo een hondenslager . Die mij voor zijn negotie schaakt Die van mijn vette, bolle lijfie Een meter leverbeuling maakt. ; Al is begraven niets plezierig Al is hel dood-gaan ook geen pret In plaats van zure zult te worden Ben ik nog liever opgezet. Al heb ik wel eens kwaad bedreven Al stal ik wel eens hier en daar De straf om runderworst te worden Is voor een Christenhondje, zwaar. Ik snap geen steek meer van 't menschdom Hoe of 't van ons eten kan Want wat wij honden zelfs versmaden Daar smullen zij nog lekker van. Ik dank ze voor zoo'n hondenboutje Al is 't nog zoo fijn bereid Ik lust niet eens een menschenbeefsteak Al is ie van mijn keukenmeid. En als ik toch geslacht moet worden En in een mens'chen-maag moet gaan Dan wil ik dat ze me behand'len Zooals in China wordt gedaan. Daar weten ze wat of ze eten Daar gaat geen hondvoor knakworst door Daar komt een hapje hondenpeper Op ieder fijn hors d oeuvre voor. &,"> 3 Recht van opvoering voorbehouden. iiiiiiiHiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiMiliiiiHiiit Het aantal dezer scholen in ons land be draagt dan ook reeds o ver de 100, het aantal harer leerlingen ongeveer 16,000. Voor jon gelui met ambitie moet het dus wel ver lokkend zijn, na met succes 5 jar. H. B. S. of gymnasium te hebben doorloopen, zich aan de hoogeschool of daarbuiten verder te bekwamen, om in het gilde van hen, die zooveel nuttigen arbeid verrichten, later opgenomen te worden. De voorbereiding duurt niet lang, gemiddeld slechts 6 a 7 jaren, zopdat men doorgaans reeds op 27 tot 28-jarigen leeftijd het beroep van leeraar kan aanvaarden. De waardeering^ der autoriteiten voor den leeraar blijkt b.v. duidelijk uit de talrijke onderschei dingen, welke aa»leeraren ten deel vallen, o.a. bij den periodiek terugkeerenden jaarlijkschen lintjesregen, en uit hun verkiesbaarheid in gemeenteraad en provinciale staten. Daarbij, wordt hun taak als rijksambtenaar in den allerlaatsten tijd vergemakkelijkt doordat hen van den Haag uit alles precies wordt voor geschreven wat zij te doen en te laten heb ben, zooals de verdeeling der leerstof, de cijfers, die toelating en bevordering der leerlingen gedoogen, de leerboeken, welke zij bij hun onderwijs mogen gebruiken en nog zooveel meer, dat zij binnenkort door hun Pruisische collega's er om benijd zullen worden. Waar Bismarck aan den Duitschen onderwijzer de eer toegekend heeft den slag bij Sedan te hebben gewonnen, is wellicht iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimjiiiiiiiiiiiiiit baar dat de defensie-werken pas aanwezig behoeven te z\jn wanneer er werkelijk iets te verdedigen is, m. a. w. wanneer de uit voering der afsluiting en droogmaking zoo ver is gevorderd dat de militaire toestand van ons land zonder die defensie-werken in ons nadeel aou zijn veranderd. Wanneer wij echter in de Memorie van Toelichting lezen dat zelfs het allereerste begin vaa die verandering, de voltooiing van den afuluitdijk, eerst in het negende jaar zal plaats hebben, komt het ons toch wel een weinig al te solide voor ons hier voor ma de geheele zaak uit te stellen ad kalendas Graecas. Zoolang de afsluitdijk er niet is, stroomt het water van de Zui derzee op volmaakt dezelfde wijze als voor heen. En zelfs wanneer die dijk is tot stand gebracht en men is dan in die negen lange jaren (hoeveel jaren van voorbereiding zullen wellicht nog niet moeten voorafgaan?) het nog niet eens geworden over de beste wijze van defensie, welnu, mocht dan de nood aan den man komen, zou het dan werkelijk zoo onmogelijk zijn den dijk te vernielen en den ouden toestand weer in het leven te roepen ? Zekf;r, het zou zeer te betreuren zijii als alle moei te en kosten vergeefsch geweest waren, maar Is de vrees dat ze bij een inval des vijands souden kunnen worden vernield, dan soms ook een reden om geen musea, geen kerken en geen spoorwegbruggen te bouwen ? Als de hemel invalt zijn toch alle musschen dood. Onze concttK ie kan derhalve geen andere zijn dan dat <i e aanleg van den afsluitdijk hangende het onderzoek naar de verdedi ging daarv aa uitstekend kan worden onder nomen. Mr. K. JANSMA * 8 8

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl