Historisch Archief 1877-1940
"V
Jf
H Nov. '16. No, 2055
DE AMSTERDAMMER, W'EEKBLAD VOOR NEDERLAND
J.S. MEUWSEN
HoleTerancler
Httdin n
ItÉi-Hagaziji».
AMSTERDAM.
Leidschestraat 4, '
B.paèaage h. D.rak,
Damstraat h. Nea,
Doelenstr. h Ach
terburgwal.
ROTTERDAM.
Mosseltrap 3,
Boymanastraat 3.
OOSTER5EEK
MEUBLEERttWEN
B.V.D.HEIDE
'8-Gravel.weg. Tel. 1150
ARTISTIEKE
MEUBILEERINB
SPECIALE ONTWERPEN
BOUWT
TE NUNSPEET
MOOIE BOSCHRIJKE TERREINEN
SPOOR, TRAM, ELECTRISCH
LICHT, TELEPHOON
INLICHTINGEN Mij. DE VELUWE"
EENIGE SPECIALITEIT
8 KRIMPVRIJE IS
m
GEZONDHEIDSONDERGOEDEREN
|«
Nederlandsch Fabrikaat
TRicoTHUlS
REG.BREESTRAAT.35
TEL. 50 6 G N.
Kg
i
w
KF
XXXXXXXXXXXIXIXXXXXXXXXXX
HE.NRI
BEUGEL
COIFFEUR DEDAME3
49RCQULIER5GRACHT
towTEN HUIS) AM5TERDAT1
HENNÉTEINTUDE
GEGARANDEERD OnSCUAECUJ^
NATUUI5I.IJKE KUUKEN
TAMINIAÜ'S
? JAM ?
Fabrikanten.
GEBR.F. & L.DE RIDDER,
??^* VhóopMapïeiii.
IIJJ l Illl JIJIIIJ J l IJIJI1II111111II l
i niiliiliiiiiliiuiiiiiiiilliiiiililiiniiiiiiiiii iiiuiiiuiiiiiiiiiiii imiini uu iiiiiiiiiiiini
XXXXXXXXXXXIXIXXXXXXXXXXX
Abonneert U op
Groot-Nederland^
Letterkundig Maandschrift voor
den Nederlandschen stam, onder
Redactie van CYRIEL BÜYSSE,
FRANS COENEN en LOUIS
COUPERUS.
Prijs per jaargang f 15.
Uitgevers VAN HOLKEMA &
WARENDORF, Amsterdam.
iiiiiiiiiiiiiiiimuii
ClichéHet Leven"
HUGHES
naast Wilson de candidaat voor den presidentszetel in
Amerika
liiiiliiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiimii
voor den Nederlandschen leeraar de
grootsche taak weggelegd den Wereldoorlog; te
moeten beëindigen. Onze regeering is zich
daarvan bewust, zooals het best daaruit
blijkt, dat niet het geringste of het minste
omtrent de rijksscholen wordt besloten of
het leeraarcorps wordt daarin gekend: eerst
wordt de zaak natuurlijk aan de inspecteurs
van het Middelbaar Onderwijs voorgelegd,
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirtiiiiiiiiiuiiiMiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiii
VRIJ?
DOOR
BENSKI
In een mooi voorjaar had het twee maanden
aan n stuk geregend, en nu werd het
gisteren op eens zomer. Voor het eerst heb
ik weer buiten gezeten, den heelen middag,
tegen een berg gemaaid en vandaag reeds
droog hooi. Ik zat met de beenen in de zon,
het bovenlijf schuin achterover tegen den
geurigen berg aangeleund, in de schaduw
ervan. Ik had het wonderdadige en tegelijk
geweldige, het machtige zomerboek van
Walt Whitman, zijn Leaves of Grass mee
genomen, en bladerde er wat in.
Ik las:
I love you?O you entirely possess me,
O I wish that you and I escape from the
rest, and go utterly off
O free and lawless,
Two hawles in the air?two fishes
swimming in the sea not more lawless than we...
en 't machtig poëem Frompent-up aching
rivers had wederom niet nagelaten een ge
waarwording van overmoed en vrijheid, en
toch ook van blijde ontroering in mij wak
ker te roepen. De almachtige zon broeide
op plant en boom en vervluchtigde de geuren
uit het gestapelde hooi, tot de lucht er vol
van was.
Het boek zakte op mijn knieën. Mijn blik
ontspande zich. Ik dacht na, vagelijk en
onbestemd. Ik droomde. In mijn verbeelding
' zag ik de vlucht van valken en haviken en
arenden; van velerlei groote vogels, sterk
en prachtig. Zij vlogen vlug, pijlsnel, en
ook weer statig, drijvend op breede wieken,
machtig en hoog in het luchtruim, scherp
afgeteekend tegen het azuur van den hemel...
ik zag visschen, spartelen en springen,
vroolijk voortschietend in het heldere water, op
spattende, en onverwachts weer wegdui
kend, in pijlsnelle vaart de onbekende diepte
in. En gewiegeld op het slaapverwekkend
gedein der Julimiddagwarmte gleden mijn
gedachten, onbeheerscht, zonder vaste rich
ting voort... voort... en zoo kwam het,
dat ik op eens dacht aan een krokodil en
aan twee arenden, die ik lang geleden ge
zien heb, en die een spijtige gedachte in
mij achter lieten. Nu zag ik ze wér, in mijn
verbeelding. De warmte en de hooilucht
hadden mij droomerig gemaakt en de
gedachtebeelden van haviken en visschen waren
daarna aan de
Vereeniging van Directeuren
en vervolgens aan de
Vereeniging van Leeraren met
haar pi m. 1800 leden. En
eerst nadat al deze des
kundigen hun oordeel heb
ben uitgesproken, krijgt de
zaak haar beslag, zooals ook
moeilijk anders kan. Op
deze wijze is nog onlangs
het onvolprezen
NormaalProgramma" tot stand ge
komen, waarmede alle leer
aren zonder uitzondering
hoogelijk ingenomen zijn.
Voortreffelijk geregeld is
de opleiding der leeraren
nadat de Vereeniging van
Leeraren jarenlang daarop
heeft aangedrongen. De
regeering, die beter dan
iemand anders beseft hoe
moeilijk en vol verant
woordelijkheid hun werk
kring is, heeft natuurlijk
voorgelicht door de leera
ren niet alleen aan elke
hoogeschool een leerstoel
voor paedagogisch met
daaraan verbonden semi
narium opgericht, maar ook
nog in verschillende
paeda
gogisch-paedologisch-psychologische instituten op
gericht,' enkel en alleen ten
behoeve van het Middel
baar Onderwijs.
Wat de betrekking van
leeraar in rijksdienst bij
zonder aantrekkelijk maakt,
is vooreerst de korte werktijd en in de tweede
plaats de financieele positie. Bij een volledige
betrekking heeft de leeraar slechts 24-26
lesuren per week. Om 4 uur 's namiddags
is zijn dagtaak afgeloopen en heeft hij alleen
nog eenige avonduren te besteden aan cor
rectie, aan voorbereiding van zijn lessen en
aan het bijhouden van zijn vak, velen ook
aan privaatlessen om hun inkomsten in
ongemerkt vervaagd, om plaats te maken
voor een oude herinnering.
Het was n dier vreugdelooze Zondagen,
zooals men er in de binnenlanden van Indië
een enkele maal in jaren tijds beleeft,
vreugdeloos doordat de een of andere onprettige
gebeurtenis de stemming bedorven, en de
lust om te lezen, of te werken benomen heeft.
Onverwachts kwam mijn buurman mij
vragen of ik een zijner vrienden, een ver
woed jager, wilde vergezellen op een kleine
kaaimannenjacht. Alles was voor dezen tocht
in gereedheid gebracht en nu was hij, mijn
buurman, op eens verhinderd mee te gaan.
Ik stemde toe, omdat ik meende, ten onrechte
wellicht, niet te kunnen weigeren. Ik deed
het met tegenzin, omdat ik niet van de
jacht hield, en omdat krokodillenschieten
mij de meest béte van alle jachten leek. Het
was al niet vroeg meer, tien uur in den
morgen, te laat, te warm, om nog een jacht
te beginnen. Maar de mandoer had gezegd,
dat het nu juist eb was in de Kali Manjar,
een rivier-arm, die ten noorden van Soera
baja in de Java-Zee uitmondt. Het getij was
dus bijzonder gunstig voor deze speciale
jacht, en ook dit bezwaar verviel.
In een karretje" met twee kleine, sterke
paarden ervoor vertrokken we van Soera
baja, de jager en ik achterin, de mandoer
met de koetsier voorop, en zoo reden wij
de oude stad door en in de brandende hitte
den weg naar Grisee op, niets dan
eindelooze, half droogstaande, onaangenaam rie
kende vischvijvers links en rechts van den
weg, Grisee voorbij, Roomövoorbij, een
eindweegs den door Daendels aangelegden
grooten postweg, met zijn oude
tamarindeboomen, langs, Manjar voorbij, totdat we
eindelijk aan de groote brug over genoemde
rivier kwamen, bij de dessa
Gagak-Tambangan. Een prauw met vier roeiers lag voor
ons aan de brug gereed. We hadden slechts
in te stappen om ons de, om zijn vele kaai
mannen bekende en in zekeren zin beruchte,
Kali Manjar te laten afroeien, nu eens den
eenen, dan weer den anderen oever houdende,
onder scherp uitkijken of niet hier of daar
tusschen het riet, onder het kreupelhout of
achter laag struikgewas een krokodil lag.
Het duurde slechts korten tijd, toen wij
den roerganger hoorden zeggen:
Poenikö..." daar! Hij wees rechts. Ik
zag niets. De jager zei dat hij k niets zag.
Doch de roeiers hadden het onder elkaar
druk over een formidabel beest, dat op het
strand te slapen lag, een knaap, zooals zij
er in hun heele leven nog geen aanschouwd
hadden... Na eenige oogenblikken hoorde ik
den jager zeggen:
Verdorie ja, 't is 'n kanjer!" We waren
den oever tot op een dertig meter genaderd
en toen zag ik rechts van ons, op een klein
stuk geel strand, dat in de zon te blakeren
MHiimiiiiiiii iiiiiHittiiiiimiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiii
iiiiiiiiiiiiiniiiiii
overeenstemming te brengen met de nood
zakelijke uitgaven. Dit werk zou ook in de
vacantie kunnen geschieden, voorzoover de
regeering daarop geen beslag legt door be
noeming in een der vele nu eenmaal onmis
bare examencommissies. Daarenboven ont
vangt hij nog als verblijfkosten voor elk
uur, buiten de plaats zijner inwoning door
gebracht, een kwartje met het recht boter
hammen en een flesch koude thee op reis
mee te mogen nemen. Wel heeft dit jaar de
examencommissie voor de Engelsche taai
akte A het werk gestaakt wegens misnoegen
met de pas ingevoerde kwartjesregeling,
maar ontevredenen, oproerkraaiers, komen
nu eenmaal in elk corps van ambtenaren voor.
Op de schitterende jaarwedde werd reeds
gewezen. Volgens het officieele
regeeringsverslag genieten van de 351 rijksleeraren
niet minder dan 79 een traktement van 2500
gulden of hooger en 48 zelfs van bijna 3000
gulden. Een nauwkeurige berekening geeft
als gemiddeld salaris der leeraren de kapitale
som van 1941,90 gulden. Hiervan behoeft
gedurende de eerste 4 jaren slechts 17^ pCt.
gestort te worden, daarna gedurende den
geheelen verderen diensttijd slechts 5 pCt.
Het eindcijfer was op l October 1916 ge
stegen tot 201 en de prijs der meest nood
zakelijke levensmiddelen, volgens gegevens
verstrekt door het Centraal-Bureau voor
Statistiek sedert 1901, het jaar waarin de
tractementsregelinK werd vastgesteld, met
slechts 70 pCt.! Wat zulk tractement voor
jongelui uit den beschaafden stand met veel
aanleg en werklust nog aantrekkelijker maakt,
is dat het maximumsalaris van 2940 gulden
bij 24 lesuren reeds na 18 jaren bereikt wordt
en dat de Staat bij eventueel overlijden uit
stekend voor de nagelaten betrekkingen
zorgt, daar het eventueele weduwepensioen
een maximum van 690 gulden per jaar kan
bereiken. Een leeraar R. H. B. S.
llllllllllillllllllllllllllllllllllllllllilllllliiiilliiilliliiiiiillliililiiililllillllli
H. BERSSEMBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
Verhuisd naar:
ZEESTRAAT 65, DEN HAAG.
lag, een krokodil liggen, een geweldig beest
van naar schatting vier meter lengte. Ik
onderging een geweldige emotie. Plotseling
voelde ik mij jager, en ik verbaasde mij niet
eens over die verandering. Ik spande de haan.
Niet te vlug!" zei de jager, zonder den
blik van het gevaarte af te wenden, en
hij maande mij door een ongeduldig hand
gebaar tot kalmte aan. Ik ontspande de
haan weer, en het verwondert mij dat het
schot daarbij niet afging. De roeiers
pagaaiden rustig door, langzaam, doch zonder
ophouden. Wij naderden het beest op den
oever. Nu zag ik beter en onderscheidde
duidelijk iedere bult op het harde dek, iedere
groef in de rimpelige huid van het gevaarte.
Heel stil lag de kaaiman daar. Geen spier
bewoog hij, de oogen dicht, de voor- en
achterpooten met de groote nagels plat en
slap op het heete zand uitgestrekt, de ge
spierde staart met de scherpe, puntige uit
steeksels half in het water, de bek dicht,
de kaken met de venijnige haaktanden op
elkaar. Hij sliep. Met krommen rug lag hij
op zijn vervaarlijk dikke buik, die achter
de voorpooten gespannen zijwaarts uitpuilde:
het was een zware slaap na kostelijke prooi.
Zou de knul dood zijn? vroeg, in zich
zelf, de jager.
Boten, neen, zei de mandoer, die
hollandsch verstond. We naderden nog steeds.
Gelajen? vroeg de jager; even om
ziende, met een blik op mijn karabijn. Ik
zei: ja. We leggen te gelijk aan, zei hij
weer, neen, niet nu, straks, en als ik dan
vuur, trekt u ook dadelijk af... maar eerst
mikken, achter zijn oog, dan blijft-ie liggen.,..
Ik was buiten mijzelf van opwinding. Ik
had me een kaaiman anders voorgesteld,
niet kleiner maar..., enfin, anders. Dat was
de jacht!
De jager legde aan. Ik k. Het duurde
tamelijk lang, en hij vuurde niet. Hij bleef
richten, en onderwijl kwamen we steeds
dichter bij het gevaarte, bij den slapenden
kolos. Ik dacht: vuurde hij nu maar, straks
komen we zódichtbij, dat die vriend ons
nog in de boot vliegt Het schot knalde.
Bijna op hetzelfde oogenblik schoot ik ook.
't Kon niet mis zijn, we zaten zoo ongeveer
boven pp den kaaiman. Het dier sperde zijn
bek wijd open en hief toen het logge voorste
gedeelte van zijn lichaam omhoog. Het was,
als stond hij een kort oogenblik op zijn
achterbeenen en staart. Daarna plofte hij
op zij, met kletsend geweld neervallende
in de modder en in het water. Even volgde
op dezen smak een geweldige sparteling,
rumoerig en wild, en metén was de kaai
man in het bruine water ondergedoken. De
jager had nog een schot gelost. Ik had
daaraan niet meer gedacht.
Ik heb 'm nou maar in z'n pens ge
paft, zei hij nijdig, nou doet-ie tenminste
geen kwaad meer... ja, als ze-n-'m
smeeSalarieering R. H. B, S.
Een andere stem, hetzelfde motief
De oorlog heeft in twee jaar tijd onze
maatschappij een heel ander aanzien gege
ven. Landbouw, indrustrie en handel ver
dienen schatten, maar de lieden met vast
inkomen lijden dikwijls gebrek door de
duurte. Waar alle artikelen van 25 pCt.
100 pCt. in prijs zijn gestegen, zou de een
voudige opmerking gemaakt kunnen worden,
dat de vaste salarissen dientengevolge met
minstens 25 pCt. moesten worden verhoogd,
daar toch zeker 3A van het inkomen wordt
uitgegeven voor artikelen die enorm in prijs
zijn gestegen.
Werkelijk zijn sommige lagere traktemen
ten eenigszins verbeterd door een
duurtetoeslag. De Staat is voorzichtig, want na
den oorlog kon de toestand weer eens ver
anderen, 't Is niet veel, maar ze kregen
toch iets.
Uit de laatste begrooting blijkt, dat ook
rijksambtenaren, die hooger salaris genieten,
zich mogen verheugen in verbetering hunner
financieele positie. Eén categorie van rijks
ambtenaren echter werd uitgeschakeld:
de leeraren der Rijks hoogere burger scholen
bleven met leege handen staan. En toch
moeten die lieden als heer" gekleed gaan,
een flink huis huren enz. Veel geld hebben
ze verstudeerd, ontzaglijk veel moeite heeft
het hun gekost, eer ze een betrekking van
?1500 a ?2000 konden bemachtigen. Ze
moesten dan toch zoover zijn, dat ze rustig
de toekomst tegemoet konden zien! De toe
stand is anders.
Verreweg de meeste leeraren der R. H. B. S.
hebben reeds jaren geworsteld met de duurte,
die na 1901 successievelijk is ingetreden op
elk gebied om zich in de laatste beide jaren
nog heviger te doen gevoelen. Sedert 1901
zonden deze ambtenaren dan ook adres op
adres aan den Min. van Binnenl. Zaken om
salarisverhooging, zoodat Z.Exc. 't was
voor den oorlog eindelijk verklaarde, dat
verbetering der salarissen urgent was en
aanstaande thans, in 1916, schijnt de zaak
niet meer urgent te zijn in de oogen van
ren moet je ze dwars door d'r ribbenkast
blazen. Daar bekomt-ie niet van, daar be
neden
We roeiden verder. We keken uit naar
nog meer kaaimannen. We zagen er geen
meer. Af en toe meende de jager iets te
ontdekken, maar 't lakonieke boten" van
den mandoer benam hem iederen keer op
nieuw zijn illuzie. 't Bleek dan weer een
boomstam te zijn, of enkel een strook strand,
of een schaduw. Mij kon 't niet schelen. De
spanning was geweken. De lust verdwenen.
Ik had er genoeg van. Als die kaaiman nog
morsdood was blijven liggen ... maar z
We zakten steeds verder de rivier af. We
dronken bier uit kleine halve-fleschjes en
aten er boterhammen met tong of kaas bij.
Nu was 't smoorheet geworden. De zon
brandde door de tent heen op ons gezicht
en op onze handen. Waar we keken, overal
het helle, scherp-felle licht; uit de lucht
straalde het, in het water weerkaatste het.
En om ons heen de grijze vlakte, en aan
beide oevers steeds de eentoonige
nipahpalmen, die laag en stug, zonder beweging
in den windstillen hitte-middag stonden, met
hun voet in de stank-uitwazemende mod
der. Geen boot kwamen we tegen, een heel
enkele prauw slechts. Ander verkeer was er
niet op dezen dooden rivierarm. Nu en dan
roeiden we een drijvenden boomstam voorbij,
die den jager weer eenige oogenblikken hoop
gaf. Een bocht. In de verte zagen we de
zee. De Java-Zee. We besloten door te roeien.
Dat was korter dan tegen den stroom terug.
We zouden, den Trechter door, langs de
Straat van Madoera naar Grisee roeien. Zei
len ging niet, we hadden wind tegen. Stroom
ook. De roerganger rekende, onverschillig,
uit dat we om zeven uur te Grisee konden
zijn... Dan in een karretje, terug naar
Soerabaja.
De jager, die in den beginne bijzonder
welbespraakt was, werd nu zwijgzaam. Hij
was ontstemd, want gaandeweg, legde de
roerganger uit, werd de kans op kaaiman
nen nihil. Af en toe spraken we nog wat.
We spraken over de kaaimannen, en over
de kali, dat 't hier diep was, dat 't inlndië
lam zwemmen was, in dat bruine water
altijd, dat je 't wel uit je hoofd zou laten,
hier te gaan zwemmen, om de kaaimannen ...
Die er niet zijn! zeide de jager spijtig.
We spraken verder over onze geweren. Een
geweer als 't mijne, daar had je niks an,
zei mijn jachtgenoot. Hij snapte niet wat al
die lui toch in die ellendige Winchester
carabijnen zagen. Hij had een keurig
Mausertje. Een pracht-spuit, zei hij. Ik bekeek
het geweer, 't Was werkelijk een mooi wapen.
En zuiver schieten! Een kind kon er mee
raken wat het wilde. Of ik veel gejaagd
had, vroeg hij, Een keer of drie maar ant
woordde ik, en nooit iets geraakt. Nou maar,
met zijn spuit zou ik meer succes gehad
het Ministerie, maar, ondanks voortdurend
aandringen, mondeling en schriftelijk, op
lotsverbetering, waarop deze verongelijkte
ambtenaren recht hebben, is er op de huidige
begrooting geen cent uitgetrokken voor de
verhooging hunner salarissen. Wel worden
de uitgaven M. O. verhoogd met ? 165.000
voor stichting van school-gebouwen. Ja, de
schoolpaleizen staan er en als een school
geen ?100.000 kost, is 'teen prul, maar de
heeren" die dag in, dag uit zich mogen
amuseeren met de opvoeding onzer spes
patriffi" en wien dus een uiterst moeilijk
en gewichtig werk op de schouders is ge
legd, zij mogen, als zij het huiswerk hebben
gecorrigeerd, tête reposée er over naden
ken, hoe ze 't met hun armzalig traktement in
dezen beroerelijken tijd" kunnen klaarspelen.
Hoe het zij: wij protesteeren! Wij protes
teeren tegen die negeerende behandeling,
waarbij ons eenvoudig wordt toegevoegd:
jullie krijgt niets, anderen wel. Wij protes
teeren, omdat we volkomen recht hebben
op verhooging, wijl ze ons is toegezegd en
ten tweede omdat elke verhooging in den
tegenwoordigen tijd dubbel gewenscht is.
Wij protesteeren en het begin van dit protest
is de vergadering van leeraren der R. H. B. S.
Zondag 8 pet. j.l. te Utrecht gehouden,
waar alle Rijks Hoogere Burgerscholen wa
ren vertegenwoordigd. Is het wonder, dat
daar een bittere stemming heerschte? Daar
is besloten een beroep te doen op het recht
vaardigheidsgevoel van onze volksvertegen
woordiging, in de hoop, dat deze het nog
bij de aanstaande* begrooting moge opnemen
voor de leeraren.
Dat die hoop niet beschaamd worde l
Veendam.
A. H. SMITH
E. G. HARTLIEF
Correspondentie
Leopold uwe verzen zijn, op n na, voor
plaatsing geschikt.
* *
hebben. Of ik wel gelooven wilde, dat ik
die vogel daar, op dien bamboe, van hier
uit gemakkelijk raken kon ? In de verte, iets
voorbij den mond der kali Manjar, staken
eenige bamboes uit zee. Daar zaten de
staketsels, waar de Madoereezen hun netten
en fuiken aan bevestigen. Op den top van
n dier staken zat, rustig, heel klein, maar
duidelijk, scherp afgeteekend tegen een
boven het eiland Madoera hangende, lood
grijze onweerslucht, een roodbruine wit
koparend.
Onmogelijk! zei ik beslist. En ik hoopte
dat hij het nu niet doen zou.
Probeer het, drong de jager aan. Ik
deed het. Waarlijk, het was een onschuldige
grap, op zoo grooten afstand eens op een
vogel te schieten. Ik hoopte dat het dier
daardoor weg zou vliegen. Voor geen geld
zou ik het raken. Ik voelde er niets voor
een oneetbaren arend te schieten. Vlug dus,
anders kwamen we te dichtbij. Ik legde aan.
Ik mikte vrij lang. Het was een mooi vizier,
dat merkte ik wel, en een heel fijne korrel.
Het schot knalde. De witkoparend vloog
van zijn rustplaats omhoog, langzaam, met
bedaard air van zich door niets in de war
te laten brengen, Met statigen, breeden
vleugelslag ging hij omhoog. Toen strekte
hij breed en vlak de vleugels uit en bleef
drijven op zijn sterke, lange pennen. Van
uit de hoogte leek hij nu wel op ons neer te
zien, overmoedig, zelfbewust, rustig. Hij
dreef omlaag en omcirkelde blijkbaar weer
zijn bamboe. Ja, hij wilde daar weer op neer
strijken.
Vervloekt brutaal! nijdigde de jager,
en greep alweer naar het geweer, waaruit
zoo juist het schot geknald had.
Sampoen kenè... hij is al geraakt, zei
de mandoer, die altijd béter zag.
Onmogelijk! Maar zie, op eens trok de
vogel zijn vleugels in, even, een kramp
achtige beweging, en sloeg ze toen weer uit,
maar nu haastig, onregelmatig, onrustig.
Hij hield den kop omlaag. Toen helde hij
op zij. Hij sloeg weer uit. Toen schoot hij
omlaag, het water in. Wij zagen hem drijven,
om zich heen pikkende, slaande met de
vleugels op het water. Toen bemerkten wij
een tweeden witkoparend. Hoog in de lucht
cirkelde hij omlaag en terwijl hij om den
zieltogenden vogel heen vloog stiet hij voort
durend een angstig geluid uit
Om negen uur waren wij weer thuis. De
jager zonder buit... Ik bracht een druipnat,
pezig-gespierd, mager arendslijk mee. Ik
was ontstemd. Een nijdige wrevel hield mij
bevangen, wrevel, om dat onnoozel geschiet.
En spijt om dat gelukkige, dat ongelukkige
raakschot.
't Is waar, zulke dingen zijn spoedig ver
geten
Maar vanmiddag ben ik er plotseling weer
aan herinnerd.