De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 11 november pagina 5

11 november 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

,'"f ? 11 Noy. '16. N o. 2055 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND November-sprookje Teekening voor de Amsterdammer" van Jo Daemen Nachtvorst heerscht: de dorre blaren Vriezen van hun takjes vrij, En flottieljes ervan varen In de lucht bij gunstig tij; Kleine blader-elfen suizen Op het laatste blad voorbij; Zoeken warme winter-huizen Elfen ! goede reis ! Tot Mei! Jo DAEMEN llimiMKHlIIMIMIlllllllim Vrouwelijk doen en denken x Is er waarlijk iets weemoedigs in het her denken van den zomer, wanneer de regen langs de ramen gutst en de gouden bladloovers loom naar beneden dwarrelen, als vermoeid van volbrachten taak? Of voelen wij eerder iets van het oude, warme genot ons weer doortintelen wanneer we ons her inneren, hoe we liepen in de zon overstraalde weilanden? Het wordt weer zomer in ons, al sombert buiten de herfst. Gaat het niet zoo met elk geluk, dat voorbij is, maar waarvan de herinnering ons dankbaar stemt en iets van het oude gevoel in ons doet opleven? En zoo denken we terug aan onze vacantie, aan de dagen onzer vrijheid, aan de weken, toen we onze dagelijksche plichten wat hadden afgeschud en even eens deden wat we wilden. Niemand, die ons uit bed riep, vroeger dan ons lief was, of het moest de zon zijn, die door de groene gordijnen trachtte heen te schijnen en alles met zacht, wazig licht overtoog. Niemand, die ander werk van ons eischte, dan we zelf begeerden te doen, niemand, die beslag op onzen tijd legde, niemand die ons opzweepte in het plichtleven, dat iederen dag haastiger scheen voor te, jagen. Wij zaten met elkaar te praten over de toename der nervositeit in onze dagen. Geen wonder," vonden mijne vriendinnen. Het is nog al een tijd om rustig te blijven! Als je werkt voor je brood, moet je zorgen dat een ander je niet van je plaats dringt, en nu met den oorlog, als je alleen hoort van ellende overal, het is om..." te zorgen, dat wij zelf althans normaal blijven," viel ik in, terwijl ik langzaam en rustig de thee bereidde. Wie ernstig wil, kan er zoo veel zelf aan doen, dat de zenuwen niet de baas worden." Hoe bedoel je?" vroeg Hetty, terwijl ze een kopje van me aannam, en weer neerzeeg in de divankussens. Ik meen, dat de meeste vrouwen meestal te veel vergen van haar krachten, ze over schatten, zich ophouden tot ze niet meer HIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItmlIIIIIIIMII - Een Verkenning Ik zal een Bellis perennis als herkenningsteeken in mijn knoopsgat dragen/' had onze leider geschreven, niet wetende dat ik van de partij zou zijn, want ik ken hem sinds jaren. Doch ik gunde hem zijn madeliefje graag, en het was ook wel gepast, om onder die vlag te varen, nu wij een onderzoekingstocht gingen doen in een deel van ons land, waar een interessante flora snel gaat ver dwijnen. En alles overwegend, wat wij in d_e laatste kwarteeuw hebben zien gebeuren, lijkt het ook niet eens onmogelijk, dat, laat ons zeggen over honderd jaar, het made liefje zal zijn uitgeroeid, want het is een plantje zonder nut en dat nog al veel plaats behoeft, om te groeien. Misschien zijn er ?al wel daisy-killers" te koop. Intusschen ging het nu om zeldzamer planten, om de kransbladige karwij, die bij ons alleen groeit op sommige plaatsen in het gebied van Peel en Kempen, en de zomer-schroeforchis, die in Nederland slechts te vinden is op een enkele plek bij Weert. Het was dan ook op het Weerter station dat wij op een mooien Meimorgen onzen vriend met de madelief ontmoetten en van het perron kregen wij eerst nog een schouw spel te zien van groote schoonheid, een praalvertoon van den landbouw. De rogge was aan het stuiven! kunnen, en dan ineenzakken, inplaats van maatregelen te neme», vór het te laat ie. Wie zich nerveus voelt, moet niet voortgaan met zich te overwerken, en denken onmis baar te zijn, maar alles aanwenden om te trachten de zenuwen te beheerschen. Je kunt beginnen met er tegen in te redeneeren; lukt dat niet dan handelen, als je voelt dat je ziek gaat worden, en niet maar op zijn beloop laten," wat de meeste onver standige vrouwen doen." Jij hebt mooi praten," wierp Mies tegen, jij hebt geen zenuwen." Wablief?" vraag ik hoogst verbaasd, Zal ik jullie eens wat vertellen? Ik heb niet willen weten, waar ik mijn vacantie doorbracht. Jij Hetüj hebt je hier moe ge tennist en moe gedanst in Scheveningen, jij Mies hebt al je mooie toiletten geëxpo seerd aan de table d'höte van de een of andere mondaine Sommerfrische. Weet je wat ik gedaan heb? Ik heb met een heel ouden rok aan en nog oudere blouse, met klompen aan m'n voeten gespit en ge graven, gewerkt in den moestuin bij een boer buiten. De twee schaterden het uit. O, wat leuk! Toe, vertel's verder." Ik heb gewerkt met een spade en een griep en onder m'n vingers kwam eelt, en mijn handen met juweelen ringen zaten vol aarde. Stel je voor, mijn witte, welverzorgde handen vol vette, bemeste aarde! En tus schen al die zwartheid schitterden mijn ringen dubbel fel, want ik kon niet besluiten ze af te doen. Het contrast was te aardig. O, je weet niet hoe heerlijk het is, als je elf maanden met je hoofd hebt gewerkt, om de twaafde maand eens alleen met je lichaam te werken, al je spieren te spannen, met je bloote hoofd den heelen morgen op het land te zijn, de geur van de aarde in te snuiven, je voorhoofd te moeten afvegen omdat de zweetdruppeltjes er op paarlen van het zware spitten, je hersens eens volkomen rust te gunnen en je zenuwen te stalen door den rustigen, sterkenden arbeid op het land. Wat een zaligheid om lekker moe naar bed te gaan, dadelijk in te slapen en 's morgens wakker te worden met een hoofd zóleeg, alsof de eerste gedachte nog in je ontstaan moet. Wat een zaligheid te bijten in een appel, zóvan den boom, of een radijs te knabbelen, die je zóuit den grond hebt getrokken. Ik weet nu hoe je een groentenbed aanlegt, hoe je uien moet neerslaan, celeri moet opbinden, witlof moet inkuilen; ik weet, dat Heel die hoek van Limburg is in den voorzomer tien roggezee. Van het hooge perron zagen wij over de uitgestrekte vel den. Er was bijna geen wind, de grijsachtig blauwgroene aren stonden roerloos op hun hooge halmen. En over alles hing een lage, fijne nevel, die goudachtig schemerde in het zonnelicht. Dat welde en kolkte op, nu hier dan daar, als de warme lucht lucht opsteeg boven de bestraalde aarde of wanneer er kleine zomer-wervelwindjes voorttolden over het veld. Dan konden opeens boerderijen en kerktorens verdwijnen in de blinkende stuifmeelwolk, en soms was de horizon in al zijn uitgestrektheid gehuld in 't glinsterend stof, dat oplaaide hoog boven de hoogsie boomen. In deze morgenuren werden millioenen roggebloempjes bevrucht en daar de rogge kruisbestuiving noodig heeft, hangt de oogst af van het al of niet voorkomen van mooie zonnige dagen in Mei en Juni. De rogge bloeit het mooist van alle granen en liefst in den morgen. Weldra rolden wij op onze rijwielen tusschen het koren, de nuchtere hoofdwe gen mijdend, want wij wilden het hart van het land zien. Het rijwielspoor, pad kon men het meestal niet noemen, ging vlak langs het koren, de aren waren ruig van bunge lende meeldraden en pluimige stampertjes. De akkers zagen er goed uit en tusschen de rechte halmen was haast geen onkruid te zien, want in al die nieuw ontgonnen streken wordt zorgvuldig geboerd. Nog niet lang geleden was alles hier heide en broek en weiland en thans reden we tusschen de meer dan manshooge halmen, die geen ander uitzicht gedoogden, dan alleen vooruit op den breeden rug van onzen gebruinden leider. Er zongen ergens leeuwerikken en rietgorzen en de schuchtere ortolaan, maar er meer groenten bestaan, dan de boer da gelijks op zijn kar heeft in de stad. Hebt je ooit gegeten ijskruid, patiencie, snijbiet, winter-postelein; wist je dat je zelfs in den herfst radijs kunt eten, dat je in eiken gewonen stadstuin komkommers kunt kwee ken of eetbare pompoen? En behalve die heerlijke, landelijke wetenschap, die ik nooit meer vergeten kan, omdat ik ze practisch beoefende, heb ik mijn zenuwen, die mij een beetje wilden regeeren, er onder gekre gen; ik heb ze den rust gegeven, die hun toekwam. Ik zou ieder raden, die veel hersenwerk doen moet, wiens werkkring hem of haar vasthoudt in benauwde, soms slecht geluchte vertrekken, wiens bestaan zich voltrekt in af jakkerend voortjagen: ga in je vacantie al is 't maar n week, naar buiten, en werk op 't land, buiten, in de zon. Spreek niet veel, denk niet veel, maar zwijg en werk met je lichaam. Gladstone was nog zoo dwaas niet, die boomen ging hakken in zijn vrijen tijd. O ja, en dan moet ik jullie ook nog ver tellen, dat ik hoog in een boom heb gezeten om appels te plukken. Eerst met behulp van een ladder naar boven, en toen op de takken." De vriendinnen gilden van pret! Dat had den ze wel eens willen zien. Ik wist heusch niet dat ik nog zólenig was, ik ben er zelfs zonder hulp van den boer uitgekomen." Ik was een flinke knecht geweest," prees hij. Maar bij de boerin had ik 't dan ook wat best in de kost. Je kumpt volgend jaor maor weerum," zei ze. En dat doe ik vast." E. C. v. D. M. Vrouwenwerk na den Oorlog De dezer dagen verschenen brochure van mevr. W. van Itallie?Van Embden, Peinzen over de taak van de vrouw na den oorlog", is bij den uitgever Kluwer te Deventer van de pers gekomen, nadat, zooals het Voor bericht vermeldt, de schrijfster in April 1915 het onderwerp had behandeld op de open bare avondvergadering van den Nationalen Vrouwenraad, waar het vraagstuk Vrouwen plichten in tijden van oorlog", werd bespro ken. Inleider was bij die gelegenheid de heer R. Casimir met De opvoedkundige taak der vrouw in oorlogstijd"; inleidster met De taak der vrouw na den oorlog", was mevrouw Van Itallie. Haar rede heeft ze, na die nog wat te hebben uitgewerkt, in Vragen des Tijds" van November j.l. geplaatst gezien, en ze doet haar nu als brochure verschijnen. Na de lezing eerst in het laatst van het vorige jaar en nu weer kan ik mij voorstellen, dat haar woord belangstelling heeft gewekt en velen tot nadenken heeft gebracht. Daar is een frissche durf in haar kritiek van het bestaande en hoopvol wijst ze op mogelijke verbeteringen, als de menschheid zal hebben geleerd, aan andere dingen waarde hechten dan aan die, waar nu haar hart aan hangt. De vorm van het betoog is soms wat al te opvallend, waardoor de aandacht van den inhoud wordt afgeleid. De vele spa' iëeringen, de groote letters, de korte regeltjes, ze ver moeien wel een beetje en houden af van gezette overweging der denkbeelden. En er wordt hier inderdaad heel veel gegeven ter overdenking; breed en stout is de heele opzet, en breed en stout zijn de conclusies, die hervormingen bedoelen van ons heele stelsel van onderwijs en krachtig pleiten voor het medezeggingschap der vrouw in staat en maatschappij, om mogelijk te maken, die algeheele verdieping van ons wezen, die schoone eenheid van het vele verspreide en vage in onze opvattingen, waardoor een wortelen naar de diepte tot stand zal kun nen komen. Het is moeilijk, in korte woorden de wenschen van de schrijfster samen te vatten, en gelukkig behoeft dat ook niet. Ik wil hier enkel de aandacht op het boekje vestigen, omdat het een weerklank is van wat velen in deze droeve en moeilijke tijden voelen en denken. Dat maakt de lectuur zoo boeiend en wekt telkens een instemmend knikje, een dankbaar gevoel om de mooie en korte samenvatting van wat men zelf dikwijls onbestemd heeft gedacht. Die zinspelingen op de gesplitstheid van staatsmoraal en menschmoraal, op dat breed uitgroeien van ons aller belangstelling, zon der dat de wortels in evenredigheid naar de diepte zich ontwikkelen, op de richtingvan ons niet genoeg naar het practisch dadenleven gekeerd onderwijs, wat zijn ze sug gestief ! En dan het lijstje van wat in de school meer naar voren moet worden ge bracht en wat terug moet naar den achterHet Pilvarentje het moeilijk pad hield me zoo in beslag, dat ik niet naar hen kon uitzien. Daar zag ik in de verte een bloeiende bremstruik en toen we dien hoek bereikten, was daar ook een klein onbebouwd plekje, een oase in de roggesteppe. Een smal waterloopje kron kelde er tusschen helder groene drassige oevers en daar bloeiden wollegras, handekenskruiden en de roode gehelmde bloemen van het fijne moeras-kartelblad. Hoogerop was het geel van brembloempjes en tusschen vastland en drasland in zagen we onze eerste krans-karwijplantjes, nog niet in bloei, maar toch gemakkelijk te herkennen. Doch die zouden we verderop nog mooier zien. Dit plekje had voor ons geen onmiddellijk grond, wat straalt er een door helder inzicht geleide, warme overtuiging in door! Het is uw intellect, mevrouw, dat u zoo doet schrijven, dat karakter en gemoed van uw lezers er baat bij vinden. Gij meent het immers niet, dat wij voor den oorlog op gingen in kritieklooze aanbidding van het Intellect, zooals gij zegt, en dat het intel lectualisme zich slaafs heeft gesteld in dienst van vernietigingskrachten? Voor mijn gevoel heeft de wereld nog nooit aan het intellect een fair chance gegeven, en gijzelf zijt dat blijkbaar met mij eens, want zegt u niet op een andere bladzijde van uw brochure, dat het volkskind veel te vroeg de school ver laat en dat de intellecten" groeien uit een klein procent kinderen, die de middelbare en hoogere scholen bezoeken? Dat kleine procent wordt dan nog naar uw eigen woor den naar financiëele en standsdraagkracht gekozen, niet naar natuurlijken aanleg. Vindt u, als het zoo gesteld is, en als de eerste landsplaatsen op letterlijk elk gebied door die kleine minderheid worden bezet, zooals u terecht opmerkt, dat' wij dan het recht hebben {te schrijven over een faillure van het intellect, waaraan immers nog nooit zijn fair trial is gegund ? Uw brochure kan meehelpen, om zijn kan sen te verbeteren, dat is zeker. Daarom wensch ik haar vele lezers, die door u zullen gewonnen worden voor de vrouwenzaak, de zaak van dat deel van het menschmateriaal, dat nog niet tot zijn volle prestatie is gekomen. FREDERIKE J. VAN UILDRIKS Mededeelingen In de zalen van Pulchri Studio in Den Haag wordt 10, 11 en 12 November gehouden een groote liefdadigheids-bazaar, georgani seerd ten voordeele van Het internationaal liefdewerk voor geïnterneerden en krijgs gevangenen." Afdeeling België. Een uitgelezen schaar dames belast zich met den verkoop. Het programma is zér aantrekkelijk. Wij bevelen onze Haagsche lezeressen warm deze Vente de Charité" aan en hopen er onze lezeressen buiten de hofstad in het volgende No. van te kunnen verhalen. De talrijke stukken, ontvangen over het Dienstboden-vraagstuk, kunnen tot ons leed wezen op 't oogenblik geen plaatsje meer vinden, mogelijk later. E. M. R. Ons Kookboek APPELTAART (Auflauf) Men neemt l Liter vol in kwart deelen gesneden appelen en brengt ze aan den kook met 70 Gram boter en wat citroensap. De appelen moeten wit blijven en niet te zacht worden. Het is daarom het beste ze in 3 of 4 gedeelten apart te koken, terwijl men er even bijblijft, Nu roert men 5 a 6 eierdooiers met 125 Gram suiker tot schuim, voegt daar de afgekoelde appelen bij en ten laatste het zeer stijfgeklopte eiwit. Deze massa doet men in een springvorm en laat de taart vrij snel bakken, (ongeveer % uur). Ze smaakt het beste, wanneer ze nog niet geheel koud is. M. S. v. G. VAN ALLES WAT Bladwijzer voor Ons Kookboek" Deze bladwijzer, te gebruiken in kook boeken, is vervaardigd van verschillende kleuren lint, bevestigd aan gordijnringen met wol omgefestonneerd. OMELETTE a LA SAVOYARDE Men heeft noodig: 2 rauwe aardappelen, 40 Gram beter, 60 Gram geraspte Parmezaansche kaas, 4 eieren, peper, zout en 2 lepels room of melk. Men snijdt de geschilde aardappelen in kleine dobbelsteentjes en bakt ze lichtbruin. Terwijl ze bakken klopt men de eieren met peper en zout, voegt er den room, en de geraspte kaas bij, giet dit mengsel in de pan op de aardappelen en bakt de omelette aan 2 kanten lichtbruin. M. S. v. G. RECEPT VOOR SLAQROOM In Duitschland waar de nood vindingrijk maakt, geeft Lebenskunst" het volgende recept in plaats van geslagen room. In n Liter water wordt een kwart pond fijne griesmeel met een half pond suiker opgekookt. Hierbij voegt men het sap van een citroen en slaat dan het mengsel een half uur lang met den schuimklopper. Dan is de geslagen room" gereed. Vegetarische bode. iitiiiiiiiiiiiiMiiiimmiimiimiiMimiMtmiiMiiiMllMililliiiiiiiiiiiiiiiiiiii Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden i Koninginneweg 93, Haarlem. belang, maar het was als een schilderijtje en hield ons langen tijd geboeid. Het groen langs den oever zag er voor gras wat vreemdsoortig uit, wat kort en stug en toen we een'partijtje ervan lospeuterden, bleken we te doen te hebben met een der merkwaar digste plantjes van ons land, het Püvarentje Pilularia, een verwant van de beruchte Azolla. Ik had haast geschreven de bekende Pilularia", maar ofschoon het plantje op de plekken, waar het thuis hoort, vrij algemeen in ons land voorkomt, is het door zijn on aanzienlijkheid niet tot bekendheid geraakt. De scholen houden er zich niet mee bezig, op een enkele H. B. S. of een gunstig gele gen kweekschool komt het misschien wel eens aan de orde, maar overigens is het een plantje voor de wetenschap en voor het aparte groepje van liefhebbers, dat gelukkig met den dag grooter wordt. Ik mag mijn reisverhaal niet afbreken, om hier een botanische beschouwing te leveren over deze Pilularia. Maar ik heb het plantje uitgeteekend. Het krulletje rechts wijst op verwantschap met de varens, die alle hun jonge loten horlogeveer-achtig ontrollen uit de knop. De donkere dingetjes tusschen de wortels, de pilletjes, waar de plant zijn naam aan dankt, bevatten merkwaardige voortplantingsorganen, sporen van tweeërlei aard en de nauwgezette stndie van deze en dergelijke organen heeft het verband aangetoond tusschen de voortplan ting der bloemlooze planten, zooals varens en paardenstaarten en die der hoogere" planten, de coniferen, de lelies, de rozen. De botanische wetenschap zou zouder die watervaren-groep erg verlegen hebben ge zeten en daarom mag de gewone wandelaar ook wel eens naar den Pilvaren (wat een naam toch) uitzien. Dit mooie plekje met zijn omgeving be hoort aan een klein keuterboertje, die eenige jaren geleden niet anders kon doen dan een paar geiten weiden op zijn drassig heistuk. Maar hij is aan het ontginnen gegaan, be scheiden en volhardend. Ieder jaar kruit hij van den hoogen grond wat kubieke meters aarde naar het lagere stuk, met een greppeltje hier en een greppeltje daar en zoo wordt de vallei van het kleine beekje al enger en vlakker. Ook nu zagen wij een paar strooken versch zand ons beekje naderen. Een groote bremstruik was gerooid en lag te verdorren met nog een paar bloempjes aan zijn jongste takken. Nog n, misschien twee jaar en het beekje is bereikt en daar het water toch zijn afloop moet hebben wordt het genormaliseerd tot een greppel. Het sobere Pilvarentje weet zich dan nog wel te redden en handhaaft zich op den greppelrand. Overal in ons land kunt ge in de ontginningen de laatste vluchtelingen van de wilde flora, de kleintjes, bij elkander vinden, verscholen in de greppels. Ze zijn ook reeds bekend onder den naam van greppelplanten. Maar ons boertje durus arator kan nog verder gaan en in plaats van te greppelen een rij kannebuizen leggen naar den naasten hoofdstroom, aarde er over en dan heeft de roggezee zelfs het laatste wilde plantje verzwolgen. En ik wensch den vlijtigen man van harte geluk er mee, mits anderen ons willen helpen toch nog hier en daar het aloude landschap te bewaren. Naar een plekje, dat hiervoor in aanmerking kornt, zou onze leider ons thans voeren. JAC. P. TtujsSE *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl