De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 11 november pagina 6

11 november 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Nov. '16. No. 2055 J. F. L. DE BALBIAN VERSTER Büzijn 25-jarig jubileum als journalist Een jubilaris moet verschillende uitne mende eigenschappen hebben,behalve nat uurlijk deze ne, die hem als zoodanig stempelt, dat hij een zeker aantal jaren in een be paalde functie is werkzaam geweest. Het zou een studie op zich zelf zijn om na te gaan, welke goede gaven men moet bezit ten om een goed jubilaris te zijn. Want waarlijk niet iedereen gaat dat even goed af. Maar er is n bezit, dat ervoor noodig is, noodig boven alles men moet veel hartelijke vrienden hebben, voor wie het een genot is u een genoegen te doen, omdat gij hen zooveel genoegen hebt ge daan, vele jaren lang. Zulk een model-jubilaris is de heer J. F. L. de Balbian Verster, die Zondag receptie hield ter herdenking van zijn zilveren jubi leum als journalist. Die receptie had een grondtoon van gemoedelijke hartelijkheid, die trof. Er waren vele vrienden in de mar meren zaal van het American Hotel. Er was niets van de gewone vormelijkheid van een gewone receptie; geen plechtstatig binnen leiden van den jubilaris en deszelfs gemalin; geen statige redevoeringen van hen, die men vroeger in circulaires vereerders noemde. Hier zou een toespraak met den aanhef Hooggeschatte heer" uit den toon zijn ge vallen ; men sprak den jubilaris familiaar en hartelijk aan met Jan. Wie zou niet Jan willen heeten om op zoo prettige wijze te worden toegesproken? Het was hartelijk, het was gemoedelijk, het was goed. Het was juist, zooals het bij Verster zijn moest. Niemand kan meer vrienden hebben, maar ook niemand kan zijn vrienden zoo prettig van dienst zijn als hij. Hij heeft het altijd druk, vooral in dezen tijd, nu er zoo veel kopie in de wereldgebeurtenissen zit. Maar hij heeft als veel menschen, die veel te doen hebben, altijd nog tijd voor andere dingen. Hij weet u altijd wat nieuws te vertellen over de een of andere episode uit de geschiedenis van ons zeewezen. Hij heeft altijd weer wat nieuws gevonden over een vergeten hoekje van Amsterdam, oud en nieuw. Hij is mededeelzaam met dezen rijkdom als alleen goede menschen kunnen zijn. Zoo is hij welkom in iederen kring; zoo heeft hij veel vrienden, die hem altijd gaarne zien, omdat zijn onverstoorbare opgewekt heid hen het leven verlicht en ten slotte ook verrijkt. -Een knap journalist, zooals wij er nog altijd te weinig hebben, maar bovenal een braaf man, een goed mensen. H. BRUGMANS Een Liefde-Vertelling, door ELLEN. (Amsterdam.- Scheltema&Holkema's Boekhandel). Toen ik de eerste bladzijden van dit boek gelezen had, wist ik niet zeker of ik den moed zou nebben het uit te lezen. Het begint in zóconventioneelen stijl, en met zulke rare dingen, dat men het moeilijk au sérieux" kan nemen. Wat dunkt u, literaire lezer, van deze mededeeling op de eerste bladzijde: Laatste afstammeling uit een verarmd maar oud-adellijk geslacht, begeerde hij niets zoozeer als een stamhouder en verwachtte hij bij ieder vooruitzicht op gezinsvermeerdering, dat zijn vrouw met dezen billijken eisch rekening zou houden". De vrouw hield wél rekening, maar zonder veel succes, en toen er achtereenvolgens 5, zegge vijf meisjes waren geboren en de adellijke mevrouw weer in positie" was, keek ze telkens, als zij de breede, gebeeld houwde trap p- of afging, niet naar de vrouwelijke Ahnen" die daar langs hingen, maar alleen naar de mannelijke, daar dit allicht wat men nnemt iets geven" zou. De edele voorvaderen op de portretten die, naar de auteur ons verzekert en naar we van zulke deftige hoogen" ook moeilijk anders verwachten konden, op haar neer zagen, met de hand aan het gevest van hun degen", schenen, zoo staat er, te be seffen" dat het nu ménens werd en deze kloeke jonge vrouw den lang verwachten stamhouder zou baren". Het moet een niet geringe deceptie voor de gedegende heeren geweest zijn, maar de schrijfster vertelt ons dat er toen juist twee meisjes tegelijk" kwamen. Tableau! Geen wonder dat de mama van zooveel meisjes het dan ook niet overleefde. En geen wonder, als de argelooze lezer hierbij in de meening geraakt, aan een of andere humoreske" te zijn begonnen. Gelukkig heb ik dezen roman niet ter zijde gelegd, maar heb ik dapper doorge lezen, want ondanks al te veel literaire ge breken, ondanks een atmosfeer hier en daar van kwalijk in te ademen rang- en standsPruislsche Legertoestanden in 1806 Ter overdenking aan moderne ontevredenen Vór de debacle van het Pruisische leger bij Jena en Auerstadt op 14 October 1806 bestonden de korpsen daarvan uit zeer he terogene bestanddeelen. Aangaande toestan den in dat leger zijn we in'staat aan de Mémoires van generaal baron de Marbot eenige interessante bijzonderheden te ontleenen. Deze generaal toch vertoefde voor het uitbreken van den krijg, geruimen tijd met een opdracht te Berlijn en was hierdoor in de gelegenheid veel te kunnen waarnemen. Hij zegt o.a.: Een dienstplicht bestond toen in Pruisen nog niet. Bij recruteering werden eerst de noodige Pruisen tegen een handgeld geworven, vervolgens kwam een minder gehalte uit de naburige staten door ronselaars aangebracht, aan de beurt. In zulk een uit allerlei elementen saamgesteld leger moest noodwendig een ijzeren discipline gehandhaafd worden. Het minste vergrijp werd met stokslagen gestraft. Een groot aantal onderofficieren, allen Pruisen, waren steeds met een stok gewapend, waarvan zij zich dikwijls bedienden en volgens het toen malige spraakgebruik was er n stok op de zeven man. Gedurende hun diensttijd vormden de vreemde soldaten geen compagniën op zich zelf, maar waren zij onder de Pruisen geëncadreerd, ten einde hierdoor ongeregeldheden te voorkomen. Pleegde een vreemde soldaat desertie dan wachtte hem zonder genade, den kogel. Hemelsbreed ver schilde de verpleging met thans, ook de soldij was onvoldoende voor die menschen om in hun behoeften te voorzien. Zoowel te Potsdam als te Berlijn ontzagen zelfs de grenadiers die voor 'skonings paleis op wacht stonden zich niet, wanneer zij buiten het bereik van hun meerderen waren, om de hand uit te strekken voor een aalmoes. Waren nu die vreemde militairen niet meer geschikt voor den dienst dan werden zij met een consent om te bedelen ontslagen, want Pruisen bezat niet de middelen om zijn invaliden een pensioen te verleenen. Zooals we reeds elders mededeelden stelde Frankrijk daarentegen zijn oud-strijders voor de keuze, in het Hotel des Invalides te wor den opgenomen of met een pensioen hun verdere levensdagen in hun familiekring door te brengen. In Engeland, waar het leger alleen uit huurlingen bestond, werden deze met een klein handgeld ontslagen*). De Pruisische officieren waren over het algemeen goed onderlegd en verrichtten flink hun dienst. Maar de helft van hen was buiten het koninkrijk geboren; het waren arme edellieden uit alle deelen van Europa, die slechts dienst genomen hadden om een eervol bestaan te hebben. Vader landsliefde bezaten zij niet en na de tegen slagen van Pruisen trokken zij zich uit het leger terug. Wat het dienen niet kon op wekken, was dat de bevordering ging naar ancienneteit, zoodat een groot aantal offi cieren te oud en ongeschikt was om de vermoeienissen van een veldtocht te door staan. De regeering zag echter geen bezwaar in dat promotiestelsel. Een eigenaardigen kijk op dat leger in die dagen geeft ons van Pruisische zijde de generaal Freiherr von Müffling in zijn Aus meinem Leben". In 1805 is von Müffling bij een afdeeling onder generaal Blücher te Bayreuth. Daar ziet hij Fransche troepen op hun doormarsch naar Oostenrijk, wier groote beweegbaarheid hem treft. Bij de Fransche infanterie is alles te voet. Alle officieren, zelfs de bataljonscommandant en adjudant dragen den ransel op den rug, terwijl daar entegen ieder Pruisisch bataljon een vijftig tal onnoodige paarden meevoert. Hierover schrijft von Müffling aan den generaal von Rüchel een memorie en deze antwoordt hem : Mein Freund ! Ein preuszischer Edelmann gefit nicht zu Fusz." Nadat von Müffling een sterkte- en indeelingstaat van het Fransche leger had vervaardigd, iets dat bij het Pruisische hoofdkwartier nog niet was conventies, die ons de schrijfster doen ver moeden als te zijn eenigszins van adel", of althans van goede familie" (dingen, waar we met haar welnemen in de literatuur maling aan hebben) en ondanks heel wat andere narigheden, heeft Een Liefde-Ver telling" mij op vele plaatsen ontroerd. Om het maar eens precies te zeggen: al kent de schrijfster de Literatuur niet al te best, de Liefde kent zij, en overal, waar ze zich laat gaan en dan uit haar volle hart over Liefde schrijft, wordt haar boek zómooi dat het, op die plaatsen, vanzelf Literatuur wordt. Een van de zeven meisjes van de over leden adellijke dame van zooeven, Claire heet zij, is de heldin van dezen roman. Zij is wat men noemt een ongewoon kind," en op de 7e en 8e bladzijde van haar boek reeds liet Ellen (van wie ik nooit een ander werk las) mij zien, dat zij nog heel iets anders in haar mars heeft dan Ahnen met degens en mevrouwen, die maar geen man nelijke babies kunnen krijgen. Zij beschrijft daarin, hoe het ongewone meisje op een heeten Juni-avond stil, aan haar kamerkozijn den tuin in stond te droomen'1, en klare klokketonen in dien avond hoorde vallen, en zij eindigt dit met: Allengs verstierf het geluid. De stilte woog. En het was Claire alsof zij de dingen om zich heen voor de eerste maal aan schouwde. Ze zag de kamerdingen staan, alle op zich zelf, en voelde ze aan als de stomme getuigen van haar vreemd verdriet." Het wordt al spoedig weer mis, en we lezen weer zinnen als: Wie zou het een armen edelman als Claire's vader euvel duiden dat hij zich, toen de drie oudste dochters volwassen waren, haastte zich van een deel der overtollige dochters te ontdoen?" Ja, wie inderdaad? Laat hij zijn gang maar gaan! Als er maar geen roman van komt, alzoo denkt de lezer, en dan denkt hij verkeerd, want als hij nog maar wat geduld heeft, komt er zooveel ontroerends, dat hij er al dezen nonsens gaarne om ver geeft. Claire wordt door een ouden, rijken baron getrouwd, die eigenlijk was gekomen om de andere zusters te keuren" naar de schrijfster ons verzekert, en wat in zulke deftige kringen dan ook wel rei;u" zal zijn. Zij geeft daarop het leven aan twee zoon tjes". Humor van het noodlot, na al die meisjes van haar moeder, maar het leven is nu eenmaal wreed, ook als het erg vruchtbaar is! Het niet zeer gelukkige huwelijk eindigt Moeilijke Vredesarbeid (Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck) De Vrede tot de koppige beesten: Zie je hem dan niet aankomen ? IHItlllimmMMMtMMHIIIII opgekomen, wordt hij bij den staf van den hertog van Brunswijk te Hall, geplaatst. Aan het hoofd van dien staf stond von Scharnhorst, de schepper van de Pruisische algemeene dienstplicht. Voor dezen practischen verstandigen man had de hertog wel achting, maar toch eenige schuwheid om met hem over militaire aangelegenheden te beraadslagen. Scharnhorst zei dan ook eens op zekeren morgen tot von Müffling dat hij moeilijk kon opschieten met dien w nderlijken man vol vooroordeelen. Van den Pruisischen opperbevelhebber geeft von Müffling deze schets: De hertog van Brunswijk be zat op 72-jarigen leeftijd nog een merk waardige sterkte van lichaam en geest. Hij was wat wantrouwend en voorzichtig van aard geworden, terwijl hem tevens de gave ontbrak, om de zaken snel en handig af te doen. De gebeurtenissen waren hem boven het hoofd gegroeid, zoodat wel verre van ze te kunnen beheerschen, hij er door be stuurd werd. Het opperbevel had hij aan vaard, om den oorlog te voorkomen, het geen von Müffling meermalen uit zijn mond vernam, wanneer zijn onderbevelhebbers hem in het commando moeilijk maakten. Wanneer von Müffling dan met gesloten deuren den hertog de middelen aanwees om zijn bevelen te doen eerbiedigen, dan klom zijn misnoegen tot zulk een hoogte, dat hij zich over die heeren in bittere be woordingen uitliet. Hij noemde den vorst von Hohenlohe een zwak en ijdel mensch, die zich door zijn chef van den staf, kolonel von Massenbach liet regeeren, den generaal von Rüchel een grootspreker, den veldmaar schalk Möllendorff een suffe grijsaard, den generaal von Kalkreuth, een lastige intri gant en de mindere generaals, menschen met routine maar geen talent. Hij eindigde dan steeds met deze woorden : en met zulke menschen zal men oorlog voeren, oorlog tegen Napoleon, neen, de grootste dienst door den onverwachten dood van den baron, en Claire blijft dus als douairière-baronesse met twee kleine jonkertjes, een zeer groot fortuin, en een luxueus buiten met herten parken en auto's bij Wassenaar over. Waar moet dit naar toe, denkt de lezer, want hij is dan pas op de drie en dertigste bladzijde, en de roman begint pas. Het moet toe naar een Liefde-Vertelling", en zoodra de Liefde in dit boek verschijnt, | wordt het van ietwat belachelijk gezanik belangrijk, en op vele plaatsen van een ontroerende schoonheid. Zou het dan toch waar zijn, dat vrouwen allén maar over liefde moesten schrijven? Claire, die in haar conventioneel huwelijk met den ouden baron nooit de echte liefde heeft gekend, besluit, om haar zeer goede stem beter te ontwikkelen, zangles te nemen, en kiest als meester een bekenden baryton, Waltcr K[ose, leeraar aan het Conservato rium. Dit lijkt nu wel wat vieux jeu", de eenigszins geroutineerde lezer voelt direct, waar de roman nu heen moet, maar de be handeling van het geval is allesbehalve ge woon, integendeel, de schrijfster, die zich tot hier toe bijna uitsluitend van goede familie" of wellicht van adel" getoond had, laat zich, vanaf het oogenblik dat Claire en Walter elkaar voor het eerst ontmoeten, als een zeer fijn voelende vrouw kennen, die, al weet ze blijkbaar niet altijd wat litera tuur is, zér voornaam en diep vrouwelijk voelt wat de Liefde is. Het begint al direct met fijne dingen, het beschrijven bijvoorbeeld, van het aanvoelen door die vrouw van de bekoring, die van dien man uitgaat, van zijn stem, van zijn gebaren, van den bouw van zijn handen iets waar een vrouw, die fijn observeert, altijd op let en, als een der eerste teeke nen, haar verlangen, om hém, die ais leeraar in 't begin een zekeren afstand moet bewaren, haar vórnaam te hooren uitspreken. Zij ziet ook, hetgeen vrouwen die lief gaan hebben altijd zien, hoe een groote man ook een grooten, lieven jongen voor haar kan zijn. En als eindelijk, na lange dagen van span ning het zoete geheim openbreekt, en hij haar durft kussen was het haar alsof het leven haar voor de eerste maal aanzag." Nu kon Ellen gerust doorschrijven, want nu kwam ze op bekend terrein, waarop schrijfsters, die echt vrouw zijn, altijd thuis zijn. Hoort maar eens naar het volgende, en let op het cursieve zinnetje. Het is wat Claire antwoordt als Walter haar vraagt: Waarom zeg je nu niets, kind?": Ik kan niet... ik ben te gelukkig ... die ik den koning kan bewijzen is, als het mij gelukt, den vrede te bewaren. Die oorlog was niet meer te voorkomen. De koningin, prins Lodewijk, de adel en het grootste deel van het volk, was door oorlog koorts bevangen, ten gevolge van de steeds meer om zich heen grijpende Fransche overheersching. De koning echter weifelde nog. Het ultimatum, den l sten October 1806 te Parijs door den Pruisischen gezant gene raal von Knobelsdorff overhandigd, waarop den Ssten d.a.v. antwoord gevorderd werd, maakte de breuk onvermijdelijk. C. F. GlJSBERTI HODENPIJL *) Nieuwe Qids, Februari 1916. Au BomJ ALLEEN VERKOOP in NEDERLAND van HANDSCHOENEN IEDER PAAR ^GEGARANDEERD DENT's W-andee Ry en Auto ^ $ HANDSCHOENEN OPGERICH-T J 18/ ik, ik kan niet denken... ik weet niets dan jou Laat me .zoo stilletjes met m'n hoofd aan je schouder van je staan houden Kijken naar jou Luisteren naar jou Het is haast te-mooi en te heerlijk om waar te zijn. Ik ben bang dat het een droom is en als ik wakker word, dat ik je dan zal hebben verloren." Welk een verschil met den verschrikkelijken zin, die ik uit de eerste pagina van dit boek aanhaalde, niet waar? Ja, 't is zoo. Laat vrouwen in Godsnaam maar allén over liefde schrijven, zou men haast zeggen. Het boek wordt van hier af aan direct beter. Van Claire zegt de schrijfster dat ze, alleen in haar kamer, nadat Klose bij haar geweest is, de armen opensloeg, vleugelwijd. De stijl van de auteur zelve gaat k vleu gelwijd open, zoodra de liefde haar roman is binnen gekomen. Jammer, dat ze nu ook liefdes-brieven van Claire aan Walter, en van Walter aan Claire, gaat geven. Want deze brieven hebben niet het accent, of althans de illuzie van echtheid, die brieven moeten hebben. Ze hebben beiden denzelfden stijl, die van de schrijfster, en die van Claire lijken veel waarder dan die van Walter. Omdat, als een vrouw in een roman brieven van twee gelieven geeft, meestal die van de vrouwelijke geliefde het diepste van gevoel zijn. Zij voelt wél hoe een vrouw, maar zelden hoe een man liefheeft. Claire, dertig jaar oud, moeder van twee kinderen, was in Walters armen als een bruid." Want Ellen weet, hetgeen iedere (ik zou bijna schrijven:) deskundige in de liefde weet, dat elke vrouw maagd is, die nog nooit echt heeft liefgehad, k al is zij ge trouwd. Voor haar is het of een gordijn is weggeschoven" voor haar oogen, of een nevel is weggetrokken" en zij ziet alles met verhelderende oogen" aan. En is het niet cht, wat ze aan hem schrijft: Ah! que ton amour est féroce et tendre, mon ami!" Féroce et tendre! Welke vrouw, die lief heeft, voelt niet wat dit zeggen wil? En weet niet, wat Ellen de pijnigende, zalige bezetenheid" noemt? Welke man heeft niet met Walter, als hij van Claire hoort dat zij zich, tegenover haar kinderen even beschaamd heeft gevoeld, uitgeroepen: O! de schaamte voor de daad, hoe zit die jullie vrouwen in het bloed!" En welke vrouw voelt niet hoe fijn bedoeld het is, als Claire een diner moet geven op haar verjaardag, een diner zonder hém, voor haar familie, dat ze dan een boeketje van hem op haar corsage steekt, om althans iets dicht bij zich te voelen, dat van hém is? l" llllllltlllllltlllllMUMIIHMIIMIIIIHIIIlm III En hoe mooi eenvoudig zegt de schrijfster het, als hij een concert geeft, en zij zit in een loge onder het publiek te luisteren: Ik dronk je in met de oogen en zat zoo maar stilletjes van je te houden". Het boek gaat nu door, vol van die teederheden en dierbaarheden en intieme, fijne trekjes, die van de schrijfster wat ik zou willen noemen een artieste in de liefde" maken, en waarom men haar allerlei be nepen stand- en conventie-beschouwingen gaarne vergeeft. Zij kent ook het jagende, hijgende van hetgeen een liaison" heet en dat zoo blijven moet, omdat Walter getrouwd is, en zijn vrouw in een gesticht, en zij drukt dit zeer eigenaardig uit: Het werd een jagend, hij gend geluk, een geluk dat altijd haast had. Het was alsof zij beiden in een trein zaten en nauwelijks in vaart gekomen weer moesten overstappen." Met veel talent beschrijft Ellen ook het einde van deze liaison en het oud worden" van al het lieve en teedere, dat ns ge weest was, als Walter, wiens vrouw beter is geworden, naar Amerika is gegaan, waar heen Claire niet in haar plaats met hem is willen vluchten om haar kinderen. Be jaren gaan, langzaam en triestig, voorbij, Claire ziet hem nog enkele keeren terug, de laatste maal als zijn stem al versleten en heesch is, en dan, na weer jarenlang elkaar niet zien, vindt ze hem in Munchen, aan lager wal, ellendig, in een derderangs caf met concert terug. Zij neemt hem mede, een ouden man, zooals zij een oude vrouw is geworden, en dan: Voorzichtig tasten ze zich naar el kaar terug door de duisternis der on zekere jaren, die lagen tusschen afscheid en weerzien. De hartstocht was van hun liefde af gegleden als een versleten gewaad; maar ieder gebaar, ieder woord was vol van een wondere zielsbewogenheid". Enkele weken later stierf hij in haar armen. Er is heel wat rhetorica, heel wat con ventie, en nu en dan ook wat sentimenta liteit in dit boek, en een groote fout er in is, dat niet genoeg den nadruk is gelegd op het moederlijk gevoel voor Claire's kinde ren, dat haar Walter doet opgeven. Maar dat het toch op vele plaatsen ontroert, is omdat de schrijfster de Liefde kent, zooals alleen een echte vrouw haar kennen kan. HENRI BOREL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl