Historisch Archief 1877-1940
11 Nov. '16. No. 2055
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
Liederenavond
VAN SANTEN-B. VAN DEN
SlGTENHORST MEIJER
Een avond van zeer gemengde indrukken.
Bij beiden een merkbaar loffelijk streven,
?eens te breken met velerlei fouten, die door
sleur en conventie onze concertzaal onge
merkt zijn binnen geslopen. Een historisch
goed geordend programma, met eene be
hoorlijke vertaling van den Italiaanschen
tekst en tevens eene keuze, die buiten de
platgetreden banen bleef.
Eene goede gedachte zeker, om uit de
Löwe-schat eens eene andere greep te doen,
dan de altijd weer opduikende Archibald
Douglas, die Uhr (wier
Gartenlaube-sentimentaliteit ons niet-Duitgchers wel wat wee
aandoet), of de wel is waar belangrijker
schoonheid bevattende Nöck."
Is het niet beschamend voor de h.h. con
certzangers te moeten erkennen, dat die
Olocken zu Speyer" voor ons eene novi
teit was'. "
Eene noviteit, die misschien nog wel eens
zal gezongen worden, als het zestal liede
ren, die we van den pianist-componist ten
gehoore kregen, deze eer vermoedelijk niet
meer te beurt zal vallen. Schrik, na deze
profetie, nu niet, jong componist, voor
hetgeen volgen zal.
Want ik heb groote bewondering voor
het feit, dat ge op deze louter
natuurheschrijvende teksten zooveel stemmingsvolle,
zeer coloristische muziek hebt geschreven.
Maar ge miskent m. i. toch wel al te zeer
het wezen der echte zangkunst, die zonder
lyriek zich gevoelt als een visch zonder
water. Het wil mij voorkomen, alsof ge hier
en daar een geforceerd melos in de zang
stem hebt willen brengen, om eene door
den vorm van uwe kunst noodzakelijk ge
boden monotonie te ontgaan?
Waarom dan niet deze gedichten slechts
gedeclameerd door dea dichter van Santen
met begeleiding van de zeer zeker interes
sante klavierpartij, omgewerkt naar de be
hoeften van den nieuwen vorm?
Ik vermoed, dat onder den invloed der
jong-Fransche school, waarvan deze liederen
al te zeer de sporen dragen, onze componist
te zeer instrumentaal gevoelt en denkt, dan
?dat hier den zanger meer dan eene secun
daire rol kon worden toebedeeld. In de ver
houding, waarin deze beide kunstenaars tot
?elkander staan, wat hunne artistieke ont
wikkeling betreft, is dit geenszins onjuist.
'Oe pianist heeft getoond technisch en
muzi;kaal ten volle zijne taak te kunnen omvatten,
?wat van den zanger niet kan gezegd worden.
Is deze het slachtoffer van slecht onderwijs
of zijn ook hier te vele leermeesters des
hazen dood" geweest? Het aanzetten van
-den toon is vooral bij stemuitzetting'-zeer
weifelend en al geeft v. S. zich alle moeite
1ot duidelijke uitspraak en breede
mondplooiing, er blijft zooveel geluid in de keel
zitten, dat men van de stemcapaclteit geen
grooten indruk krijgt. Wanneer deze zanger
zich eens onder degelijke technische leiding
zou stellen, kon hij misschien, als zeldzame
muzikale en artistieke vogel" onder zijne
collega's, een gaarne geziene figuur in onze
concertzaal worden. Thans is hij geenszins
concert rijp."
Mr. H. M. v. LEEUWEN
De Moffen" van vroeger
Mof, Mof", de straatjongens van het jaar
1660 konden het ook al roepen, Hee, hee,
Hanneke de meijer (maaier), honichlicker,
Mof, Mof!"
Isaac Vos, onze kluchtspeldichter, kende
het Amsterdamsche volkje op een haartje,
en hij wist, hoe men onzen dèftigen vaderen
de milt moest kittelen. Lachen, ook de waar
digste en plechtstatigste onder hen deed het
gaarne en van ganscher harte. Geen van hen
zou zich schamen, het tijdens 't aanschou
wen eener zielschokkende tragedie gefronste
voorhoofd straks te ontrimpelen, en te scha
teren door de schouwburgzaal om grappen,
die een hedendaagsch publiek met een blos
op de kaken naar huis zouden jagen. Stond
het den schrijver dan ook niet vrij, naar
hartelust te putten, uit die bodemlooze bron
van leut en dwaasheid: de Hollandsche volks
ziel ? Mochten dan niet al onze uitdragers,
loopknechten, straatjongens en meisjes van
de vlakte vrijelijk ten tooneele geroepen
worden, om in kleurige taal hun weder
waardigheden te vertellen, om in onbehou
wen maar dwaas beweeg hun guitenstreken
uit te halen ??
Isaac Vos bracht in 1660 den Mof op de
planken en behaalde met zijn creatie stellig
succes, want na hem bleef deze figuur als
een vast type in onze kluchten en blijspelen
bestaan. Hoe durfde hij?" zal men vragen.
Maakte hij zich daarmee niet schuldig aan
het in gevaar brengen der onzijdigheid, of
althans aan beleediging? Aan het eerste
stellig niet, en met het tweede nam men
het toen niet zoo nauw. Wie zou het in
die dagen opgenomen hebben voor den
Westfaalschen boerenkinkel, die in den
zomer de GeüHiëerde Provinciën opzocht,
om met landwerk wat te verdienen, arm en
berooid als hij aankwam, slechts gewapend
met een knapzak (waetsack) en een zeis? Tegen
zulke lieden mochten de straatjongens gerust
Mof" roepen, en Vos gunt den oolijken
snaken in zijn klucht dat genoegen dan ook
ruimschoots. En voor andere lieden, deftige
kooplieden of stemmige geleerden uit het
Oosten, die kennismaking met Hollandschen
handel of Hollandsche beschaving zochten,
was het scheldwoord mof toen nog niet in
gebruik. Mogen we onze kluchtspeldichters
gelooven, dan.werden de ongelukkige Moffen
al heel dikwijls het mikpunt van den volks
humor ; en ter verdediging onzer vaderen
kunnen we alleen zeggen; ze maakten het
er ook naar. Want al waren ze in den regel
niet slecht, ze waren bijna altijd van een
ongelooflijke botheid,en dat is voor de meesten
nog ergerlijker en althans belachelijker.
Jochim, de Mof, de Hannekenmaaier, stapte
te Amsterdam van het Zwolsche veerschip.
De arme landrot had voor 't eerst van zijn
leven met een kwaaie zee kennis gemaakt,
en dat terwijl hij zoo juist gelijk hij het
in zijn Saksisch taaltje noemt soo eyn
hechtken speek gevreten" had! Doodziek
staat hij op den vasten wal, maar de bloem
van Amstel's straatjeugd is al bij de hand:
Hee, hee, heruyt, Mof, Mof!" Gelukkig
ontmoet Jochim op straat twee landslui, die
hun fortuintje voor dat jaar al verdiend
hebben, en dus. . . dronken zijn. Jochim
watertandt ervan: Woor krijgh y dat lustich
beer (bier) ? 'k Wol ook wol voor eyn Seslinck
edder (of) twey koopen!" Maar in Holland
zijn zulke zaken nu eenmaal minderonschuldig
dan in Westfalen: 't Heet geyn bier, d*e
nar, et heet Branjewijn." Ze wijzen Jochim
de kroeg, doch hij komt verkeerd terecht
en krijgt geen brandewijn, doch olie te
drinken. De gevolgen blijven niet uit: onze
l vaderen waren voor geen kleintje vervaard,
! en de grens tusschen platheid en geestigheid
; was voor hen soms moeilijk te trekken. Het
i weeë goed in zijn lijf maakt Jochim
wan', hopig, hij waant zich den dood nabij en
i roept om zijn oude tante, thuis in Westfalen:
Och, mijn arme olde Meum (moei), soo
\ werd (zal) eyn ander kamen (komen) ont
(erf) arven
Mijne Wootsack (knapzak), on dat wol
ik niet rechte geern: nee, bij mijnder trou,
1 Op dusse bedroefde wije welt (wereld)
gun ick se kemant (niemand) leever (liever)
dan jou,
Jou kaamtse (komt ze) oock mit recht
j toe, went y geven my. al den bruy (boel)
' teffens,
Doe 'k wech reysde: als twey hespen,
vier worste, ses stoeten neffens,
Twey nieuwe Hembden mit eyn halve
Rijcxdaller an baer geit."
Liever leven, dan zijn boeltje aan een
vreemde laten! Zijn weg voertJochem langs
een schoenmaker, die hem wel als leerling
nemen wil. Ze sluiten een overeenkomst,
maar intusschen... die olie, die olie! Met
die olie in zijn lijf is Jochim ondereen hoedje
te vangen; hij wil wel alles doen, wat men
hem opdraagt. Toch heeft die olie hem de
gelegenheid gelaten, om te zien, dat Brechje,
de dochter van zijn baas, er lang niet kwaad
uit ziet. En als de olie eenmaal ophoudt hem
te kwellen, is hij op eens een heele branie,
die brutaalweg om het meisje vrijt. En hoe!
j Mijn leeveke (liefje), men deveke (die/je),
mijn wobbeke, mijn slobbeke", zoo smeekt
hij. Ga bij de Rederijkers of nieuwe Hol
landsche Commedianten", lacht Brechje hem
uit. Neen, dat wil Jochim niet, bij hem in
Westfalen speelt men veel beter, hij is zelf
een voortreffelijk acteur, en heeft zelfs eens
voor de Kuische Suzanna gespeeld! En om
Brechje's hart te stelen gaat hij heele stukken
declameeren uit zijn mysteriespel, en we zien
het meisje proesten van den lach, wanneer
de boef" aan Suzanna het hof maakt:
Soesanne leef (lief), dyn borstken rent,
dyn witter vleesch, dyn roode mont,
En hubschen hals, auch schone oogen,
die haben mich, och arm, bedrogen."
Nu wil Brechje dan toch eens een grap
hebben. Laat Jochim maar even wachten,
dan zal zij alles klaarmaken. Intusschen
spreidt ze... haars vaders bed. Daar mag
Jochim in, hij moet nog even geduld
hebDen. Het einde van de klucht ligt voor de
hand: de schoenmaker, die ook diep in de
kan gekeken heeft, wil naar bed en vindt
den Mof. De vrouw en de knecht komen
er ook bij, en met hun allen jagen zij den
botterik het huis uit. Zoo staat deze nu
letterlijk in zijn hemd op straat, waar hij
zijn twee landslui er slechts met moeite
van overtuigt, dat hij geen geest is:
Dusse Hase-koppen (Hollanders) nicht
geloovet, man (maar) neemt eyn exempel
an mijn:
Steekt eerst doe vinger in deerde (de
aarde), ont ruyckt in wat lant y sijn.
Ich mach altoos seggen, dat ick too
Amsterdam weese ((geweest) bin,
't Wert (zat) eerst ont lest wol blijven,
keen duvel krijghter rny wedder hln."
Over dit besluit van Jochim, om niet weer
naar Amsterdam terug te keeren, zal men
daar niet rouwig geweest zijn, want de
Moffen waren er niet gezien. Isaac Vos
vleit ook zijn eigen volk niet, de toon in
het schoenmakersgezin is verre van ideaal,
en in liefde voor den brandewijn geven man
en vrouw elkaar weinig toe. Met bijzondere
voorkeur echter maalt hij de ondeugden
van den Mof af, en men kan zeggen, dat
hij hiermede de typische trekken van den
Mof in onze kluchten vastgelegd heeft. De
dankbaarste daarvan is wel de botte dom
heid, waarmee Jochim eerst een voor een
venster gezeten aap voor een ouden heer
aanziet, zich vervolgens olie voor brande
wijn laat verkoopen, en eindelijk zich door
het heldere Brechje in den muil van den
leeuw -?- in casu haars vaders bed laat
brengen. Bij die domheid hooren drank
zucht en vooral vraatzucht: wij zagen
reeds, dat Jochim vór zijn zeereis een
portie spek verorberd had, en ook den
inhoud van zijn knapzak door zijn oude
Meum" meegegeven, leerden wij kennen.
Vol vuur vertelt hij Brechje van het
Westfaalsche warme bier, van den brij, die kleeft
om de ribben," en van den hubschen
schincken." Jochims pogi"g om de dochter
des huizes te verleiden is zeker niet als
pleidooi voor de Moffen bedoeld, en toont
ons, hoe hij alles durft, zoodra de olie hem
niet meer hindert. De geestelijke achterlijk
heid van den Westfaalschen lomperd zien
wij in de scène, waar hij over de voorstel
ling van het mysteriespel van Suzanna op
snijdt. Al die eigenschappen als domheid,
achterlijkheid, vraatzucht enz. vatten de
Hollanders (hazekoppen noemden de Moffen
hen) samen in de drie letters van het woordje
Mof.En dat alles bedoelden de straatjongens,
toen ze (ochim aan de kaai opwachtten met
hun tergend: Mof, Mof!"
De zin voor het komische, is bij de Haze
koppen" groot, maar ze blijven altijd goed
hartig. Isaac Vos wist wel, dat de Moffen
in den erond stakkerds waren, en dat een
wreede noodzakelijkheiïhen dwong, elders
hun heil te zoeken. De dertigjarige oorlog
was de vloek van hun land geweest. Vroe
ger was het daar vol voorname heerenhuizen,
maar nu zijn die meest verdwenen:
soo asse haspelen
Jegen eyn ander. Wen de Keysersche eyn
plecke in-nemen, alto hant kamen (komen)
de Sweeden ont Hessen, ont joegen se veur
twentigh duvel, ont steecken de bru (boel)
in brant.
Dat moeten wij met goe oogen anseen,
ont duren (mogen) der nicht eyn woort
wedder seggen.
Man (maar) krijgen wij ze dan eyn mooi
(maal) te vatten in stroecken edder (of)
heggen
Soo moeten se wedder anholden (terugbe
talen) : door geyt (daar gaat) het dan taff,
taff!
Door schol y seen (moet je zien) wat veur
balbiers wy sunt, wy scheren hoor on
boort (haar en baard) met eyn streeck af."
Het was ongetwijfeld de oorlogsellende,
die de Moffen tot zoo geregelde bezoekers
van ons land maakte. Hier konden zij altijd
wat te doen vinden, want, zoo als Neel, de
schoenmakersvrouw zegt: In Amsterdam
kanme wel te recht komen, deer isser so
! menich duysent, die der aan de kost raaken,"
zelfs zoo'n besuckte, dick-kopte Mof." En
al lachte men om die dikkoppigheid, al
schimpte men er soms op, ze hadden het
niet slecht. Mits ze zich maar binnen hun
perken hielden, en niet de eerzame burger
dochters zochten te verleiden. Ieder bij
zijn soort," zegt Brechje:
Ja wel, het is om dol te worden, wat of
de Moffen haer voorstaen laten:
Die rechte smeer-flegels willen oock van
vryen praten!
Jawel, 't is een postuertje, een mensen
mach er voor vreesen:
'k Loof seecker, hy beelt hem in, dat hy
een Hanne of een Geese
Of een andere deensejotte, daerse mêafter
de ploegh gaen
Vór het! Daer hadje 't niet; 't isser veer
van daan."
Door schade en schande moest onze
Jochem leeren, dat met Brechje niet te sol
len was. Maar na een duchtig pak rammel
wist hij het toch, en kon hij zijn landslui
den goeden raad meegeven:
Steek eerst doe vingher in deerde, ont
ruyckt in wat lant y sijn!"
FILAK
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiMim
Boekverkooping
De firma Burgersdijk & Niermans, Templum
Salomonis, Leiden, kondigt wederom eene
belangrijke veiling aan, die 20 November
een aanvang zal nemen. De catalogus bevat
ongeveer 6000 werken en tijdschriften op
het gebied van geschiedenis, aardrijkskunde,
rechtsgeleerdheid, godgeleerdheid en wijs
begeerte, oude- en nieuwe taal- en letter
kunde en geïllustreerde werken. Verder
geneeskunde, waarbij de zeer belangrijke
bibliotheek van prof. Hector Treub, voor
namelijk op het gebied der verloskunde en
der vrouwenziekten, en eene hoogst inte
ressante collectie werken over de vrouw.
De andere afdeeling bevat werken over
chemie, pharmacie, natuur- en wiskunde,
! plant- en dierkunde, enz. De kijkdagen zijn
17 en 18 dezer.
* * e
Nieuwe Boeken van deze week
j L. ZWIERS, Bouwkundig Woordenboek.
! onder hoofdredactie van aflevering I, f 0.90.
i Amsterdam, Van Holkema en Warendorf.
j JAN L'ÜTHART Herdacht, schetsen over
i zijn leven en werk bijeen gebracht door R.
! CASIMIR, 228 pag. Zwolle, J. Ploegsma.
W. K. D. LUSTIG, Leerboek der
Nederlandsche taal ten dienste van handelscursussen.
Groningen, J. B. Wolters.
B. E BOUWMAN en TH. N. VERDENIUS,
Deutsche Litteraturgeschichte nebst Lesebuch
j fiir höhere Lehranstalten. Band I?II.
Groi ningen, J. B. Wolters.
j Dr. W. C. RENOERS HORA SICCAMA en
j HERMAN POORT, De bloeiendebongerd. Bloem
lezing, deel 1. Groningen J. B. Wolters.
Dr. A. ALETRINO, Napoleons laatste levens
jaren, 363 pag., f 3.90, geb. f 4.50. Amsterdam,
Van Holkema en Warendorf.
A. VREEKEN, Aalsveensche Jongens, 195
pag. Laren, A. G. Schoonderbeek.
C. W. LEADBEATER, De verborgen Zijde
der Dingen, deel I en II, 527 pag., f5, geb.
f 6. Amsterdam, N. V. Theosofische Uit
gevers Mij.
JOH. W. BROEDELET, Zomergasten, 195
pag. Ams'erdam, L. J. Veen.
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
HOTEL ATLANTA",
gevestigd te AMSTERDAM.
Maatschappelijk Kapitaal f3,000,000.?,
verdeeld in 100 preferente Aandeelen, op naam, elk groot
f 1000.?, alle geplaatst en volgestort en 2900 Gewone
Aandeelen, elk groot f 1000.?, die thans ter
inschrijving worden aangeboden.
RAAD VAN BEHEER:
C. J. K. VAN AALST, President der Nederl. Handel-Maatschappij;
J. F. DE BEAUFORT, Lid der Firma VAN EEGHEN & Co.;
J. A. KALFF, Directeur der Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Mij.;
Jhr. J. A. VAN KRETSCHMAR VAN VEEN, Directeur-Generaal der
Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen;
PAUL MAY, Lid der Firma LIPPMANN, ROSENTHAL & Co.
W. H. J. ODERWALD, Directeur der Stoomvaart-Mij. Nederland";
G. H. DE MAREZ OYENS, Lid der Firma H. OYENS & ZONEN ;
P. SMIDT VAN GELDER, Lid der Firma VAN GELDER ZONEN;
J. WILMINK, Directeur van den Koninklijken Hollandschen Lloyd,
Gedelegeerd Lid.
Uitgifte van f
2,900,000.
GEWONE AANDEELEN
luidende aan toonder.
De inschrijving op bovengenoemde ? 2,900,000 Gewone Aan
deelen is opengesteld tegen den koers van 1OO p?t., op
Woensdag 15 November 1916,
tot des namiddags 4 uur,
te kantoren van ondergeteekenden, alsmede bij de Agentschappen der
Nederlandsche Handel-Maatschappij te Rotterdam en 's Gravenhage.
Prospectussen en Inschrijvingsbiljetten zijn aldaar verkrijgbaar.
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ.
LIPPMANN, ROSENTHAL & Co.
H. OYENS & ZONEN.
AMSTERDAM, 10 November 1916.
Verscheen in de
DEEL XV
GELD JAN
BOONEN.
door
OEBOJNÜE1V .............. fO.OS
Uitgave vanfiVAN |HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam
Stenografie
Riënts
Balt
Zelfonderricht 10e dr. 9O Ct. In den Boekh. en na
toezending van postwissel bij RIËNTS BALT, Den Haag.
Reeds sedert meer dan 4 jaar gebruik ik Uw Stenografie
op Kantoor en heb daarmede steeds de volle tevredenheid
van mijn Patroon verworven." (w. g.} G. v. d. V. te 's-H.
Uitgevers- en Drukkers-Maatschappij van F. VAN ROSSEN - Amsterdam.
Zooeven verscheen: de derde druk van
Oud worden en jong blijven
door I»r. A. L.ORAND, Badarts te Karlsbad.
In het Nederlandsch vertaald onder toezicht van Dr. CH. BLES
en van een voorwoord voorzien door Prof. P. K. PEL.
Prijs: ingenaaid ? 2.ÖO; gebonden ? 3.5O.
Reeds vroeger verscheen de tweede druk van
Hoe moeten wij ons voeden?
Practische wenken over het eten en de voor- en nadeelen van
verschillende voedingsmiddelen door I»r. A. 1^1DHANI>.
Badarts te Karlsbad. In het Nederlandsch vertaald onder toe
zicht van Dr. H. P1NKHOF.
Prijs ingenaaid ? 2.9O; gebonden ? 3.5O.
Het ftenschelijk verstand
en hoe dit te bevorderen door hygiënische en geneeskundige
maatregelen, door I>r. A. I>'»KA]>I>, Badarts te Karlsbad.
In het Nederlandsch vertaald onder toezicht van Dr. H. PINKHOF.
Prijs: ingenaaid ' 2.WU; gebonden / U.."ïO.
Uitvoerig prospectus op aanvraag.
DoorVanStockum's
Antiquariaat zal van
18 November tot
l December a.s.,
eene zeer belangrijke
Boekverkooping
gehouden worden,
waarbij o. a. de Bi
bliotheken nagelaten
door de H.H. Mr.
E. W. VAN DAM
VAN 1SSELT, Oud
Vice-President van
de 2e Kamer der
Staten-Generaal, te
Geldermalsen; Mr.
A. VAN WESSEM,
Advocaat te Tiel;
Mr. L. V. VAN ROSSEM, Advocaat en Procureur te
's-Gravenhage; H. J. KRANTZ, Gep. Generaal Majoor te
's-Gravenhage; E. W. SCHIJFSMA, Oud-Leeraar aan het
Gymnasium te Kampen; Mevrouw Douair. N. VAN WILLES
JANSE VAN ZOUTELANDE EN WERENDijKE, 's-Gravenhage, e.a.
Benevens een groot gedeelte der Bibliotheek van den Hoog
geleerden Heer Dr. P. D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE,
Professor in de Theologie te leiden. Hierbij zeer vele ge
zochte werken uit alle takken van Wetenschap en Kunst,
een Bureau-Ministre en een fraaie eikenhouten Boekenkast.
Volledige bijzonderheden geeft de uitgebreide catalogus
van G'lOO NOS. welke a f 0.40 franco te bekomen is.
VAN STOCKUM's Antiquariaat
(J. B. J. KERLING).
HAKKEhTs Atelier voor Kunstvioolbouw
Diergaardelaan 28, ROTTERDAM, Telefoon 9408
Exposeert o a Violen, Alten en Cello'* vani AÜTOKTIUS
STRAU1VAB1US, JO8EPB ttUABMEKIUS, J. B.
GVADAOJVIJV1, JFBANC1SCUS *TK t IH V VIII! *, A. en H
t TI ATI, JOSEPH OAGLIANO, C O. TESTOBË, J. MOCCA,
J. B. VU1LLAUME. B. CALCAGNIlTS,£.$TOBIONI,fl. J AC O BZ,
J. BE1JMAM, J. < l M FKS e. a- EXPERTISE, TAXATIE.
xxxxxxiixxxxxx
ModernBibliotheek
Ieder deel gebonden
95 cents.
No. 2.
Minca Yerster-Bosch Reitz
De Drie Dames
Cnussewinckel
No. 3.
No. 4.
Louis Couperus
De Zwaluwen
Neergestreken...
Thérèse Hoven
Zuster Linda
No. 5.
S. la Chapelle RooLol
De Gezusters Meienhof
No. 6.
No. 7.
Eline ran Stuwe
Als 't hart jong is
F. de Sinclair
Baron Selderie
No. 8.
Miuca Verster-Bosch Reitz
Een Schat van een Vrouw
No. 9.
Louise B. B.
Janneke de Pionierster
No. 10.
Jean Stapelveld
Het Hoogste Huwelijk
No. 11.
Carry tan Bruggen
Het Joodje
No. 12.
G. T. Hulzen
De Witte Vallei
No. 13.
F. de Sinclair
Het loon der Braven
Uitgave Van Holkema & Waren
dorf, Amsterdam.
XXXXXXilXXXXXX