De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 11 november pagina 9

11 november 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

11 Nov. '16. No. 2055 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND Liederenavond VAN SANTEN-B. VAN DEN SlGTENHORST MEIJER Een avond van zeer gemengde indrukken. Bij beiden een merkbaar loffelijk streven, ?eens te breken met velerlei fouten, die door sleur en conventie onze concertzaal onge merkt zijn binnen geslopen. Een historisch goed geordend programma, met eene be hoorlijke vertaling van den Italiaanschen tekst en tevens eene keuze, die buiten de platgetreden banen bleef. Eene goede gedachte zeker, om uit de Löwe-schat eens eene andere greep te doen, dan de altijd weer opduikende Archibald Douglas, die Uhr (wier Gartenlaube-sentimentaliteit ons niet-Duitgchers wel wat wee aandoet), of de wel is waar belangrijker schoonheid bevattende Nöck." Is het niet beschamend voor de h.h. con certzangers te moeten erkennen, dat die Olocken zu Speyer" voor ons eene novi teit was'. " Eene noviteit, die misschien nog wel eens zal gezongen worden, als het zestal liede ren, die we van den pianist-componist ten gehoore kregen, deze eer vermoedelijk niet meer te beurt zal vallen. Schrik, na deze profetie, nu niet, jong componist, voor hetgeen volgen zal. Want ik heb groote bewondering voor het feit, dat ge op deze louter natuurheschrijvende teksten zooveel stemmingsvolle, zeer coloristische muziek hebt geschreven. Maar ge miskent m. i. toch wel al te zeer het wezen der echte zangkunst, die zonder lyriek zich gevoelt als een visch zonder water. Het wil mij voorkomen, alsof ge hier en daar een geforceerd melos in de zang stem hebt willen brengen, om eene door den vorm van uwe kunst noodzakelijk ge boden monotonie te ontgaan? Waarom dan niet deze gedichten slechts gedeclameerd door dea dichter van Santen met begeleiding van de zeer zeker interes sante klavierpartij, omgewerkt naar de be hoeften van den nieuwen vorm? Ik vermoed, dat onder den invloed der jong-Fransche school, waarvan deze liederen al te zeer de sporen dragen, onze componist te zeer instrumentaal gevoelt en denkt, dan ?dat hier den zanger meer dan eene secun daire rol kon worden toebedeeld. In de ver houding, waarin deze beide kunstenaars tot ?elkander staan, wat hunne artistieke ont wikkeling betreft, is dit geenszins onjuist. 'Oe pianist heeft getoond technisch en muzi;kaal ten volle zijne taak te kunnen omvatten, ?wat van den zanger niet kan gezegd worden. Is deze het slachtoffer van slecht onderwijs of zijn ook hier te vele leermeesters des hazen dood" geweest? Het aanzetten van -den toon is vooral bij stemuitzetting'-zeer weifelend en al geeft v. S. zich alle moeite 1ot duidelijke uitspraak en breede mondplooiing, er blijft zooveel geluid in de keel zitten, dat men van de stemcapaclteit geen grooten indruk krijgt. Wanneer deze zanger zich eens onder degelijke technische leiding zou stellen, kon hij misschien, als zeldzame muzikale en artistieke vogel" onder zijne collega's, een gaarne geziene figuur in onze concertzaal worden. Thans is hij geenszins concert rijp." Mr. H. M. v. LEEUWEN De Moffen" van vroeger Mof, Mof", de straatjongens van het jaar 1660 konden het ook al roepen, Hee, hee, Hanneke de meijer (maaier), honichlicker, Mof, Mof!" Isaac Vos, onze kluchtspeldichter, kende het Amsterdamsche volkje op een haartje, en hij wist, hoe men onzen dèftigen vaderen de milt moest kittelen. Lachen, ook de waar digste en plechtstatigste onder hen deed het gaarne en van ganscher harte. Geen van hen zou zich schamen, het tijdens 't aanschou wen eener zielschokkende tragedie gefronste voorhoofd straks te ontrimpelen, en te scha teren door de schouwburgzaal om grappen, die een hedendaagsch publiek met een blos op de kaken naar huis zouden jagen. Stond het den schrijver dan ook niet vrij, naar hartelust te putten, uit die bodemlooze bron van leut en dwaasheid: de Hollandsche volks ziel ? Mochten dan niet al onze uitdragers, loopknechten, straatjongens en meisjes van de vlakte vrijelijk ten tooneele geroepen worden, om in kleurige taal hun weder waardigheden te vertellen, om in onbehou wen maar dwaas beweeg hun guitenstreken uit te halen ?? Isaac Vos bracht in 1660 den Mof op de planken en behaalde met zijn creatie stellig succes, want na hem bleef deze figuur als een vast type in onze kluchten en blijspelen bestaan. Hoe durfde hij?" zal men vragen. Maakte hij zich daarmee niet schuldig aan het in gevaar brengen der onzijdigheid, of althans aan beleediging? Aan het eerste stellig niet, en met het tweede nam men het toen niet zoo nauw. Wie zou het in die dagen opgenomen hebben voor den Westfaalschen boerenkinkel, die in den zomer de GeüHiëerde Provinciën opzocht, om met landwerk wat te verdienen, arm en berooid als hij aankwam, slechts gewapend met een knapzak (waetsack) en een zeis? Tegen zulke lieden mochten de straatjongens gerust Mof" roepen, en Vos gunt den oolijken snaken in zijn klucht dat genoegen dan ook ruimschoots. En voor andere lieden, deftige kooplieden of stemmige geleerden uit het Oosten, die kennismaking met Hollandschen handel of Hollandsche beschaving zochten, was het scheldwoord mof toen nog niet in gebruik. Mogen we onze kluchtspeldichters gelooven, dan.werden de ongelukkige Moffen al heel dikwijls het mikpunt van den volks humor ; en ter verdediging onzer vaderen kunnen we alleen zeggen; ze maakten het er ook naar. Want al waren ze in den regel niet slecht, ze waren bijna altijd van een ongelooflijke botheid,en dat is voor de meesten nog ergerlijker en althans belachelijker. Jochim, de Mof, de Hannekenmaaier, stapte te Amsterdam van het Zwolsche veerschip. De arme landrot had voor 't eerst van zijn leven met een kwaaie zee kennis gemaakt, en dat terwijl hij zoo juist gelijk hij het in zijn Saksisch taaltje noemt soo eyn hechtken speek gevreten" had! Doodziek staat hij op den vasten wal, maar de bloem van Amstel's straatjeugd is al bij de hand: Hee, hee, heruyt, Mof, Mof!" Gelukkig ontmoet Jochim op straat twee landslui, die hun fortuintje voor dat jaar al verdiend hebben, en dus. . . dronken zijn. Jochim watertandt ervan: Woor krijgh y dat lustich beer (bier) ? 'k Wol ook wol voor eyn Seslinck edder (of) twey koopen!" Maar in Holland zijn zulke zaken nu eenmaal minderonschuldig dan in Westfalen: 't Heet geyn bier, d*e nar, et heet Branjewijn." Ze wijzen Jochim de kroeg, doch hij komt verkeerd terecht en krijgt geen brandewijn, doch olie te drinken. De gevolgen blijven niet uit: onze l vaderen waren voor geen kleintje vervaard, ! en de grens tusschen platheid en geestigheid ; was voor hen soms moeilijk te trekken. Het i weeë goed in zijn lijf maakt Jochim wan', hopig, hij waant zich den dood nabij en i roept om zijn oude tante, thuis in Westfalen: Och, mijn arme olde Meum (moei), soo \ werd (zal) eyn ander kamen (komen) ont (erf) arven Mijne Wootsack (knapzak), on dat wol ik niet rechte geern: nee, bij mijnder trou, 1 Op dusse bedroefde wije welt (wereld) gun ick se kemant (niemand) leever (liever) dan jou, Jou kaamtse (komt ze) oock mit recht j toe, went y geven my. al den bruy (boel) ' teffens, Doe 'k wech reysde: als twey hespen, vier worste, ses stoeten neffens, Twey nieuwe Hembden mit eyn halve Rijcxdaller an baer geit." Liever leven, dan zijn boeltje aan een vreemde laten! Zijn weg voertJochem langs een schoenmaker, die hem wel als leerling nemen wil. Ze sluiten een overeenkomst, maar intusschen... die olie, die olie! Met die olie in zijn lijf is Jochim ondereen hoedje te vangen; hij wil wel alles doen, wat men hem opdraagt. Toch heeft die olie hem de gelegenheid gelaten, om te zien, dat Brechje, de dochter van zijn baas, er lang niet kwaad uit ziet. En als de olie eenmaal ophoudt hem te kwellen, is hij op eens een heele branie, die brutaalweg om het meisje vrijt. En hoe! j Mijn leeveke (liefje), men deveke (die/je), mijn wobbeke, mijn slobbeke", zoo smeekt hij. Ga bij de Rederijkers of nieuwe Hol landsche Commedianten", lacht Brechje hem uit. Neen, dat wil Jochim niet, bij hem in Westfalen speelt men veel beter, hij is zelf een voortreffelijk acteur, en heeft zelfs eens voor de Kuische Suzanna gespeeld! En om Brechje's hart te stelen gaat hij heele stukken declameeren uit zijn mysteriespel, en we zien het meisje proesten van den lach, wanneer de boef" aan Suzanna het hof maakt: Soesanne leef (lief), dyn borstken rent, dyn witter vleesch, dyn roode mont, En hubschen hals, auch schone oogen, die haben mich, och arm, bedrogen." Nu wil Brechje dan toch eens een grap hebben. Laat Jochim maar even wachten, dan zal zij alles klaarmaken. Intusschen spreidt ze... haars vaders bed. Daar mag Jochim in, hij moet nog even geduld hebDen. Het einde van de klucht ligt voor de hand: de schoenmaker, die ook diep in de kan gekeken heeft, wil naar bed en vindt den Mof. De vrouw en de knecht komen er ook bij, en met hun allen jagen zij den botterik het huis uit. Zoo staat deze nu letterlijk in zijn hemd op straat, waar hij zijn twee landslui er slechts met moeite van overtuigt, dat hij geen geest is: Dusse Hase-koppen (Hollanders) nicht geloovet, man (maar) neemt eyn exempel an mijn: Steekt eerst doe vinger in deerde (de aarde), ont ruyckt in wat lant y sijn. Ich mach altoos seggen, dat ick too Amsterdam weese ((geweest) bin, 't Wert (zat) eerst ont lest wol blijven, keen duvel krijghter rny wedder hln." Over dit besluit van Jochim, om niet weer naar Amsterdam terug te keeren, zal men daar niet rouwig geweest zijn, want de Moffen waren er niet gezien. Isaac Vos vleit ook zijn eigen volk niet, de toon in het schoenmakersgezin is verre van ideaal, en in liefde voor den brandewijn geven man en vrouw elkaar weinig toe. Met bijzondere voorkeur echter maalt hij de ondeugden van den Mof af, en men kan zeggen, dat hij hiermede de typische trekken van den Mof in onze kluchten vastgelegd heeft. De dankbaarste daarvan is wel de botte dom heid, waarmee Jochim eerst een voor een venster gezeten aap voor een ouden heer aanziet, zich vervolgens olie voor brande wijn laat verkoopen, en eindelijk zich door het heldere Brechje in den muil van den leeuw -?- in casu haars vaders bed laat brengen. Bij die domheid hooren drank zucht en vooral vraatzucht: wij zagen reeds, dat Jochim vór zijn zeereis een portie spek verorberd had, en ook den inhoud van zijn knapzak door zijn oude Meum" meegegeven, leerden wij kennen. Vol vuur vertelt hij Brechje van het Westfaalsche warme bier, van den brij, die kleeft om de ribben," en van den hubschen schincken." Jochims pogi"g om de dochter des huizes te verleiden is zeker niet als pleidooi voor de Moffen bedoeld, en toont ons, hoe hij alles durft, zoodra de olie hem niet meer hindert. De geestelijke achterlijk heid van den Westfaalschen lomperd zien wij in de scène, waar hij over de voorstel ling van het mysteriespel van Suzanna op snijdt. Al die eigenschappen als domheid, achterlijkheid, vraatzucht enz. vatten de Hollanders (hazekoppen noemden de Moffen hen) samen in de drie letters van het woordje Mof.En dat alles bedoelden de straatjongens, toen ze (ochim aan de kaai opwachtten met hun tergend: Mof, Mof!" De zin voor het komische, is bij de Haze koppen" groot, maar ze blijven altijd goed hartig. Isaac Vos wist wel, dat de Moffen in den erond stakkerds waren, en dat een wreede noodzakelijkheiïhen dwong, elders hun heil te zoeken. De dertigjarige oorlog was de vloek van hun land geweest. Vroe ger was het daar vol voorname heerenhuizen, maar nu zijn die meest verdwenen: soo asse haspelen Jegen eyn ander. Wen de Keysersche eyn plecke in-nemen, alto hant kamen (komen) de Sweeden ont Hessen, ont joegen se veur twentigh duvel, ont steecken de bru (boel) in brant. Dat moeten wij met goe oogen anseen, ont duren (mogen) der nicht eyn woort wedder seggen. Man (maar) krijgen wij ze dan eyn mooi (maal) te vatten in stroecken edder (of) heggen Soo moeten se wedder anholden (terugbe talen) : door geyt (daar gaat) het dan taff, taff! Door schol y seen (moet je zien) wat veur balbiers wy sunt, wy scheren hoor on boort (haar en baard) met eyn streeck af." Het was ongetwijfeld de oorlogsellende, die de Moffen tot zoo geregelde bezoekers van ons land maakte. Hier konden zij altijd wat te doen vinden, want, zoo als Neel, de schoenmakersvrouw zegt: In Amsterdam kanme wel te recht komen, deer isser so ! menich duysent, die der aan de kost raaken," zelfs zoo'n besuckte, dick-kopte Mof." En al lachte men om die dikkoppigheid, al schimpte men er soms op, ze hadden het niet slecht. Mits ze zich maar binnen hun perken hielden, en niet de eerzame burger dochters zochten te verleiden. Ieder bij zijn soort," zegt Brechje: Ja wel, het is om dol te worden, wat of de Moffen haer voorstaen laten: Die rechte smeer-flegels willen oock van vryen praten! Jawel, 't is een postuertje, een mensen mach er voor vreesen: 'k Loof seecker, hy beelt hem in, dat hy een Hanne of een Geese Of een andere deensejotte, daerse mêafter de ploegh gaen Vór het! Daer hadje 't niet; 't isser veer van daan." Door schade en schande moest onze Jochem leeren, dat met Brechje niet te sol len was. Maar na een duchtig pak rammel wist hij het toch, en kon hij zijn landslui den goeden raad meegeven: Steek eerst doe vingher in deerde, ont ruyckt in wat lant y sijn!" FILAK iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiMim Boekverkooping De firma Burgersdijk & Niermans, Templum Salomonis, Leiden, kondigt wederom eene belangrijke veiling aan, die 20 November een aanvang zal nemen. De catalogus bevat ongeveer 6000 werken en tijdschriften op het gebied van geschiedenis, aardrijkskunde, rechtsgeleerdheid, godgeleerdheid en wijs begeerte, oude- en nieuwe taal- en letter kunde en geïllustreerde werken. Verder geneeskunde, waarbij de zeer belangrijke bibliotheek van prof. Hector Treub, voor namelijk op het gebied der verloskunde en der vrouwenziekten, en eene hoogst inte ressante collectie werken over de vrouw. De andere afdeeling bevat werken over chemie, pharmacie, natuur- en wiskunde, ! plant- en dierkunde, enz. De kijkdagen zijn 17 en 18 dezer. * * e Nieuwe Boeken van deze week j L. ZWIERS, Bouwkundig Woordenboek. ! onder hoofdredactie van aflevering I, f 0.90. i Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. j JAN L'ÜTHART Herdacht, schetsen over i zijn leven en werk bijeen gebracht door R. ! CASIMIR, 228 pag. Zwolle, J. Ploegsma. W. K. D. LUSTIG, Leerboek der Nederlandsche taal ten dienste van handelscursussen. Groningen, J. B. Wolters. B. E BOUWMAN en TH. N. VERDENIUS, Deutsche Litteraturgeschichte nebst Lesebuch j fiir höhere Lehranstalten. Band I?II. Groi ningen, J. B. Wolters. j Dr. W. C. RENOERS HORA SICCAMA en j HERMAN POORT, De bloeiendebongerd. Bloem lezing, deel 1. Groningen J. B. Wolters. Dr. A. ALETRINO, Napoleons laatste levens jaren, 363 pag., f 3.90, geb. f 4.50. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. A. VREEKEN, Aalsveensche Jongens, 195 pag. Laren, A. G. Schoonderbeek. C. W. LEADBEATER, De verborgen Zijde der Dingen, deel I en II, 527 pag., f5, geb. f 6. Amsterdam, N. V. Theosofische Uit gevers Mij. JOH. W. BROEDELET, Zomergasten, 195 pag. Ams'erdam, L. J. Veen. NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP HOTEL ATLANTA", gevestigd te AMSTERDAM. Maatschappelijk Kapitaal f3,000,000.?, verdeeld in 100 preferente Aandeelen, op naam, elk groot f 1000.?, alle geplaatst en volgestort en 2900 Gewone Aandeelen, elk groot f 1000.?, die thans ter inschrijving worden aangeboden. RAAD VAN BEHEER: C. J. K. VAN AALST, President der Nederl. Handel-Maatschappij; J. F. DE BEAUFORT, Lid der Firma VAN EEGHEN & Co.; J. A. KALFF, Directeur der Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Mij.; Jhr. J. A. VAN KRETSCHMAR VAN VEEN, Directeur-Generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen; PAUL MAY, Lid der Firma LIPPMANN, ROSENTHAL & Co. W. H. J. ODERWALD, Directeur der Stoomvaart-Mij. Nederland"; G. H. DE MAREZ OYENS, Lid der Firma H. OYENS & ZONEN ; P. SMIDT VAN GELDER, Lid der Firma VAN GELDER ZONEN; J. WILMINK, Directeur van den Koninklijken Hollandschen Lloyd, Gedelegeerd Lid. Uitgifte van f 2,900,000. GEWONE AANDEELEN luidende aan toonder. De inschrijving op bovengenoemde ? 2,900,000 Gewone Aan deelen is opengesteld tegen den koers van 1OO p?t., op Woensdag 15 November 1916, tot des namiddags 4 uur, te kantoren van ondergeteekenden, alsmede bij de Agentschappen der Nederlandsche Handel-Maatschappij te Rotterdam en 's Gravenhage. Prospectussen en Inschrijvingsbiljetten zijn aldaar verkrijgbaar. NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ. LIPPMANN, ROSENTHAL & Co. H. OYENS & ZONEN. AMSTERDAM, 10 November 1916. Verscheen in de DEEL XV GELD JAN BOONEN. door OEBOJNÜE1V .............. fO.OS Uitgave vanfiVAN |HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam Stenografie Riënts Balt Zelfonderricht 10e dr. 9O Ct. In den Boekh. en na toezending van postwissel bij RIËNTS BALT, Den Haag. Reeds sedert meer dan 4 jaar gebruik ik Uw Stenografie op Kantoor en heb daarmede steeds de volle tevredenheid van mijn Patroon verworven." (w. g.} G. v. d. V. te 's-H. Uitgevers- en Drukkers-Maatschappij van F. VAN ROSSEN - Amsterdam. Zooeven verscheen: de derde druk van Oud worden en jong blijven door I»r. A. L.ORAND, Badarts te Karlsbad. In het Nederlandsch vertaald onder toezicht van Dr. CH. BLES en van een voorwoord voorzien door Prof. P. K. PEL. Prijs: ingenaaid ? 2.ÖO; gebonden ? 3.5O. Reeds vroeger verscheen de tweede druk van Hoe moeten wij ons voeden? Practische wenken over het eten en de voor- en nadeelen van verschillende voedingsmiddelen door I»r. A. 1^1DHANI>. Badarts te Karlsbad. In het Nederlandsch vertaald onder toe zicht van Dr. H. P1NKHOF. Prijs ingenaaid ? 2.9O; gebonden ? 3.5O. Het ftenschelijk verstand en hoe dit te bevorderen door hygiënische en geneeskundige maatregelen, door I>r. A. I>'»KA]>I>, Badarts te Karlsbad. In het Nederlandsch vertaald onder toezicht van Dr. H. PINKHOF. Prijs: ingenaaid ' 2.WU; gebonden / U.."ïO. Uitvoerig prospectus op aanvraag. DoorVanStockum's Antiquariaat zal van 18 November tot l December a.s., eene zeer belangrijke Boekverkooping gehouden worden, waarbij o. a. de Bi bliotheken nagelaten door de H.H. Mr. E. W. VAN DAM VAN 1SSELT, Oud Vice-President van de 2e Kamer der Staten-Generaal, te Geldermalsen; Mr. A. VAN WESSEM, Advocaat te Tiel; Mr. L. V. VAN ROSSEM, Advocaat en Procureur te 's-Gravenhage; H. J. KRANTZ, Gep. Generaal Majoor te 's-Gravenhage; E. W. SCHIJFSMA, Oud-Leeraar aan het Gymnasium te Kampen; Mevrouw Douair. N. VAN WILLES JANSE VAN ZOUTELANDE EN WERENDijKE, 's-Gravenhage, e.a. Benevens een groot gedeelte der Bibliotheek van den Hoog geleerden Heer Dr. P. D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE, Professor in de Theologie te leiden. Hierbij zeer vele ge zochte werken uit alle takken van Wetenschap en Kunst, een Bureau-Ministre en een fraaie eikenhouten Boekenkast. Volledige bijzonderheden geeft de uitgebreide catalogus van G'lOO NOS. welke a f 0.40 franco te bekomen is. VAN STOCKUM's Antiquariaat (J. B. J. KERLING). HAKKEhTs Atelier voor Kunstvioolbouw Diergaardelaan 28, ROTTERDAM, Telefoon 9408 Exposeert o a Violen, Alten en Cello'* vani AÜTOKTIUS STRAU1VAB1US, JO8EPB ttUABMEKIUS, J. B. GVADAOJVIJV1, JFBANC1SCUS *TK t IH V VIII! *, A. en H t TI ATI, JOSEPH OAGLIANO, C O. TESTOBË, J. MOCCA, J. B. VU1LLAUME. B. CALCAGNIlTS,£.$TOBIONI,fl. J AC O BZ, J. BE1JMAM, J. < l M FKS e. a- EXPERTISE, TAXATIE. xxxxxxiixxxxxx ModernBibliotheek Ieder deel gebonden 95 cents. No. 2. Minca Yerster-Bosch Reitz De Drie Dames Cnussewinckel No. 3. No. 4. Louis Couperus De Zwaluwen Neergestreken... Thérèse Hoven Zuster Linda No. 5. S. la Chapelle RooLol De Gezusters Meienhof No. 6. No. 7. Eline ran Stuwe Als 't hart jong is F. de Sinclair Baron Selderie No. 8. Miuca Verster-Bosch Reitz Een Schat van een Vrouw No. 9. Louise B. B. Janneke de Pionierster No. 10. Jean Stapelveld Het Hoogste Huwelijk No. 11. Carry tan Bruggen Het Joodje No. 12. G. T. Hulzen De Witte Vallei No. 13. F. de Sinclair Het loon der Braven Uitgave Van Holkema & Waren dorf, Amsterdam. XXXXXXilXXXXXX

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl