De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 18 november pagina 2

18 november 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 18 Nov. '16. No. 2056 De Onbaatzuchtige Wilson's Vredesplannen Teekening voor de Amsterdammer" En zulke dingen ge schieden door het Duitsch Bestuur in België, dat in van Pol Dam October 1914, bij monde van den gouverneur-gene raal baron von der Goltz, had beloofd: de Belgische jongelingen hebben geens zins te vreezen naar Duitschland vervoerd te worden, noch om er in het leger te worden [inge lijfd noch om er dwang arbeid te verrichten". Ja maar, zegt de tegen woordige gouverneur-ge neraal, baron von Bis sing: l o. wat er nu ge beurt, \is heel wat anders, n.l. het bezigen van werkloozen"; 2e. geschiedt dat eerst na twee jaren oor log"; en 3o. houdt de maatregel geen verband met den oorlog, maar be rust op maatschappelijke en staathuishoudkundige gronden". Op welke punten kar dinaal Mercier, in naam der Belgische bisschoppen antwoordt: l o. De belofte van 1914 sloot uitdrukkelijk dwaugarbeid" uit; wat is het bezigen van werkloozen", maar ook van wie wél hun kost ver dienen, voor arbeid boven dien niet in België, maar in Duitschland wat is dat anders dan dwangar beid? 2e. Wat beduiden die woorden, dat gij den maat regel eerst na twee jaren oorlog''hebt genomen. Is het woord van een fat soenlijk man dan na n of twee jaar opzegbaar?" 3o. De maatregel moge, zooals gij zegt, op maat schappelijke en staathuis houdkundige gronden beVaarwel, zoete winsten l Ik ga mij aan het vredeswerk wijden, rusten, verband met den oorlog houdt hii'wél. Want tllMlltllltllllllllllllHIIIIIIIIIIMIIIIMIIMMIIIIHtlMIMIIIIIIIIIIIIIIIIItnlIIIIIIIIIIIIMIIIIIIntlllllllllllllltllllllllll J l , J ... 7 de naakte waarheid is in natura hadt bespaard, die nu reeds ver scheiden milliarden bedragen. En wat uwe zorg voor het behoud van de technische vaardigheid betreft: zoo gij aan de Belgische industrie hare grondstoffen en werktuigen hadt ge laten, zouden de arbeiders de geschikt heid voor hun werk niet verloren hebben. Meent gij bovendien dat zij hunne be- ... .. -- -- een kloek en waardig woord, dat protest van kardinaal Mercier; een stuk, bij het lezen waarvan je warm wordt, uit vreugde, dat er in het overheerschte België moedige mannen zijn, die zoo durven spreken tot grimmige machthebbers; uit vreugde ook, dat zelfs in dezen tijd de geest het toch wint van het geweld. Want al zullen de Belgische bisschoppen aan hunne reeds w ggesleepte en nog weg te sleepen medebur gers de vrijheid niet kunnen hergeven, hunner is toch de overwinning; in zulk een strijd behaalt niet hij de zege, die de macht heeft om onrecht te handhaven, maar hij, die onrecht als onrecht doet blijken. En dat doet het protest der Belgische bisschoppen. Wie het leest, gevoelt dat zij een goede zaak verdedigen. In het vaste vertrouwen daarop, doen zij dan ook een beroep op de open bare meening. Toen kardinaal Lavigerie ten strijde trok tegen de slavernij zoo herinneren zij aan het einde van hun geschrift gaf paus Leo XIII hem den zegen en sprak tot hem: De openbare meening is nu, meer dan ooit, de Koningin der wereld. Op haar moet gij inwerken. Alleen door haar zult gij de overwinning behalen." Zoo uiten dan de Belgische bisschoppen den wensch: Moge de goddelijke Voorroepsvaardigheid zullen herkrijgen, wan neer gij hen zooals gij verklaart te zullen doen te werk stelt in Duitsche steen groeven en kalkovens." Wat spreekt gij ook van werkloozen! Gij recruteert immers ook mannen, die nooit werkloos zijn geweest, die allerlei beroepen uitoefenen: beenhouwers, bakkers, meester-' kleermakers, brouwersknechts, electriciens, landbouwers; gij neemt zelfs knapen, leer lingen van de gymnasia, studenten van de universiteiten. Gij hebt te Nyvel een be kendmaking laten aanplakken, waarbij alle mannelijke personen, ouder dan 17 jaren, werden opgeroepen om op een bepaalden dag en tijd op de Sint Paulusplaats te komen, met een kleine handbagage; alleen geestelijken, geneesheeren, advocaten en onderwijzers mochten wegblijven. Wie zich niet zal aanmelden, zal met geweld naar Duitschland vervoerd worden en kan daaren boven gestraft worden met een groote boete en een langdurige gevangenis": dit zal men aldus hebben op te vatten (de opmerking is er niet eene van de bisschoppen, maar van ondergeteekende), dat wie zich aan meldden, geacht werden als vrijwilligers" naar Duitschland te gaan; alleen wie dat niet deden, zouden er met geweld" heen worden gebracht. iiiiiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiriiiiMMHiiiiiiii De Clandestienen" in het Am sterdamsen Diamantbewerkersbedrijf. Een stuk historie. Nauwelijks heeft de Alg Ned. Diamantbewerkersbond" een gelukkig ten goede opgeloste crisis doorgemaakt, een crisis die de geheele Nederlandsehe Vakbeweging en ook zeer velen in den lande die daartoe niet behooren, eenerzijds met spanning en anderzijds met belangstelling heeft vervuld, opnieuw greep in deze grootste en hechtste der tegenwoordige arbeidersorganisaties iets plaats, waarvan zeker door zeer velen met groote verwondering kennis genomen is. Wij doelpn hier, zooals men zal begrijpen, op het in de eerste dagen van deze maand genomen besluit, om hen die vroeger met den naam ,,clandestienen" werden aangeduid, tot het lidmaatschap van den Bond toe te laten. Het spreekt wel van zelf en voor hen die de geschiedenis van den A.N.D.B. kennen, behoeft dat niet nader te worden gepreci seerd dat een zöbelangrijke beslissing, een zoo plotseling prijsgeven van eenjaren lang gehandhaafd principe, genomen werd, wijl zeer dringende omstandigheden daartoe hebben genoopt. Alvorens de beteekenis van deze beslis sing, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder zij genomen werd, nader te be schouwen, willen wij allereerst eens zien, waaraan het clandestinisme zijn ontstaan te danken heeft. Het was dan omstreeks 1897, dat de A.N.D.B. de noodzakelijkheid begon in te zien, van het in het leven roepen eener leerllngregeling, met het doel den abnormaal grooten toe vloed van leerlingen te beperken, teneinde daardoor te voorkomen, dat door al te groote toename van het aantal beoefenaren der diamantindustrie, het vak n voor zijn bloei noodlottige veralgemeening zou on dergaan, c Dan toch zou, met het oog op de over productie van diamant, als uitvloeisel van het te groote productie-vermogen, de kans op landurige werklooBheld perloden, deze: ieder weggevoerd Belgisch werkman beteekent een soldaat meer voor het Duitsche leger, omdat hij de plaats zal innemen van een Duitsch werkman, die men tot soldaat maakt." Het is Illllltlllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllitlllllllllllllllllllllllllllllfl aanmerkelijk worden vergroot, afgescheiden nog van een lang niet denkbeeldige moge lijkheid, dat door een ruim aanbod van arbeidskrachten, vroeg of laat een loondaling zou intreden, wijl niet in het minst in de diamantindustrie het vele varkens maken de spoeling dun", steeds een factor is geweest, waarmede wel degelijk rekening diende gehouden te worden. Het afsluiten van het vak, leek velen oor spronkelijk niets als een verachtelijk, minderwaardig groepsegoisme, ten nadeele van het algemeen belang. De sluiting en beperking was echter een nood zakelijk gevolg, van het speciaal luxe karak ter, dat het diamantvak in zooveel opzichten van andere beroepen doet verschillen en dan ook een geheel aparte beoordeeling nood zakelijk maakt. In September 1897, werd dan ook op het Internationaal Congrea wan Diamantbewerkers. te Antwerpen gehouden besloten, dat in verband met de beschikbare hoeveelheid diamant en de treurige positie der arbeiders, deze voortaan geen leerlingen meer, in welke branche ook, zouden opleiden. Het vak werd dus gesloten, evenwel onder deze bepaling, dat de jongens, die reeds in de diamantindustrie werkzaam waren, voor zoover zij voldeden aan bepaalde, op dat congres vastgestelde eisenen het vak niet zouden behoeven te verlaten, mits zij den leeftijd van minstens 14 jaar hadden be reikt, blijken van vakbekwaamheid hadden gegeven en door een oogarts was verklaard, dat hun gezichtsvermogen de uitoefening van het vak niet in den weg stond. Dat dit besluit zich over het algemeen wel mocht verheugen in de sympathie van hen, die met het bewerken van diamant hun brood verdienden, kan blijken uit het feit, dat reeds voor dit congres plaats vond, te Amsterdam krachtig werd geagiteerd, om tot de doorvoering van een zoodanige leerlingregeling te komen. Het is dan ook zeker niet misplaatst, als wij beweren, dat deze agitatie haar stempel heeft gedrukt, op de rfoor het Antwerpsche congres genomen beslissing. De volmaakte afsluiting van het vak, die gepaard ging met de toelating van ruim 1000 leerlingen, bleef tot het begin van 1904 gehandhaafd. Gedurende dien tijd was echter het verzienigheld hen allen bezielen, die gezag uit oefenen, het woord voeren, de pen hanteeren om zich te scharen om onze Belgische vlag, tot afschaffing der Europeesche slavernij." Als hanteerder van de pen heb ook ik mij daartoe geroepen gevoeld. Ik behoefde niet anders te doen dan op mijn wijze den inhoud van het protest weer te vertellen voor wie er nog niet of slechts vluchtig van kennis namen, omdat zij geen tijd heb ben, zulke lange stukken te lezen. Een commentaar er bij te schrijven, was over bodig; zulke stukken spreken voor zich zelf Practische uitwerking zal het protest wel niet hebben. Het Amerikaansche ministerie van buitenlandsche zaken zoo meldt van avond een Reuter-telegram heeft aan zijn zaakgelastigde te Berlijn opgedragen, met Bethmann Hollweg over het wegvoeren der Belgen te spreken en hem mede te deelen dat de openbare meening in de Vereenigde Staten daardoor niet vriendelijk tegen Duitschland gestemd wordt. De rijkskanselier zal dit betreuren, maar het zal hem vermoedelijk geen aan leiding geven tot contrabevelen aan Von Bissing. Hij zal aan den Amerikaanschen zaakgelastigde wel betoogen, dat de maat regel evenals indertijd het wegvoeren van de Franschen uit Lille en nabijgelegen plaatsen alleen ge schiedt in het belang van de bevolking zelf! om nuttige bezigheid te geven aan de werk loozen, om hun technische vaardigheid niet verloren te doen gaan enz. Indien hij een bui van openhartigheid heeft, zou hij ook kunnen antwoorden: Not kennt kein Gebot." Not kennt kein Gebot" onder die leus vaart Duitschland nu. Hoe zou men daar dan nog huiveren bij de herinnering aan het machtige woord van den Heilige Ambrosius, waarmede het protest der Belgische bisschoppen besluit: Nihil praeferendum honestati de eer boven alles! 15 Nov. 1916 G. W. KERNKAMP DE BEHANDELING DER KRIJGS GEVANGENEN IN DUITSCHLAND Door een ontvluchten Belgischen krijgsgevangene De Amsterdammer" laat hier onder het vertaald relaas volgen van een jongen Belgischen student, den sergeant Charles met den Anext, die achttien maanden in Duitsche krijgs gevangenschap verkeerd heeft, en er, na drie mislukte pogingen, in geslaagd is, daaruit te ontvluchten. Hij tracht op de meest sobere wijze zijne ondervindingen aan het Nederlandsche publiek mede te deelen, en doet dit in de hoop iets te kunnen ver beteren in het lot zijner in Duitschland achtergebleven kameraden. De Amsterdammer" laat deze gelegenheid, om het oordeel van een beschaafd man over de daar heerschende toestanden, openbaar te maken, niet voorbij gaan. * * * Achttien maanden lang ben ik in de ge legenheid geweest, in een twintigtal Duitsche krijgsgevangenen kampen in Hannover de behandeling mede te maken, en te ondergaan, waaraan de krijgsgevan genen, op moreel en physiek gebied, bloot staan. Ik beschouw het mededeelen daarvan als een plicht tegenover mijn achtergebleven makkers, niet om medelijden te wekken, maar in den hoop dat de neutralen hun invloed op de Unitsche regpering zullen aanwenden om verlichting van het lot dier soldaten te verkrijgen. Want ook zonder dat hij slecht behandeld wordt, is een krijgsgevangene al een ongelukkig mensch. In sommige kampen hebben zij het zwaar te verantwoorden. De neutrale commissies van onderzoek, die de groote kampen bezocht hebben, en de daar bestaande afleidingen van allerlei soort als schouwburg, muziek, lessen, sport enz. mochten zien, die, als zij al eens een klein zet, tegen de leerlingwering, vooral in de kloovers- en snijdersbranche, in zeer sterke mate tot uiting gekomen. Zeer groot was het aantal van hen, die uitgaande van de dwaze veronderstelling, dat alle heil en zaligheid uitsluitend aan het diamantvak vastzat, zich zelve of hunne kinderen, het vak clandestien lieten leeren, waaraan vaak honderden guldens werden ten koste gelegd. Hoewel op 29 December 1903 de Amaterdamsche Juweliersvereeniglng zich tot den A. N. D. B. wendde, met een uitnoodiging tot bespreking van het leerling wezen in de diamantnijverheid welke bespreking op 12 Januari 1904 werd ge houden waardoor na langdurige, door een felle strijd onderbroken onderhandelingen, de leerlingwering werd vervangen door een leer iDgregeliog, welke in November 1909 weder door een nieuwe overeenkomst tusschen de A.N.D.B. en de A. J. V. wijziging onderging, kan toch worden vastgesteld, dat het clandestinisme zijn intrede reeds feitelijk had gedaan, na het op het Antwerpsche congres genomen besluit. Gaan wij de oorzaken na, die speciaal geleid hebben tot de toename van het clan destinisme, zoo hier als elders, dan kan in de eerste plaats het feit worden genoemd, dat het diamantvak, mede door de leerlingregeling, een familievak was geworden. Be houdens de toelating van een aantal door de juweliers g>-protegeerde leerlingen, waren het-uitsluitend kinderen van vaklieden, die tot de industrie werden toegelaten. Het is te begrijpen dat in tijdperken van groote bloei in de diamantnijverheid, waarin gelijk bekend, hoogere loonen worden ver diend dan in welk ander vak ook, velen met leede oogen zagen, dat zij buiten de poort werden gesloten. Aanvankelijk zich beperkend tot sporadische gevallen, legden in deze periode van opbloei zich nu velen op het vak toe, zoodat zij, vooral te Ant werpen, grooten invloed op de loonstandaard gingen uitoefenen en geenszins meer als een quantiténégligeable" konden worden beschouwd. Tegen hen dien dus van af die tijd met de naam Clandestienen" werden aangeduid, wegens overtreding dezer leerlingregelingen, kamp zagen, daar slechts zeer enkele menschen hebben kunnen spreken, die commissiën hebben het volste recht gehad, te verklaren, dat er, > voor zoover zij wisten, geen redenen-Jot ernstige klachten beston den. Maar tachtig percent der krijgsgevan genen is ondergebracht in kleine kampen, ieder van duizend a tweeduizend menschen. Over die meerderheid wil ik u spreken. * ** Nu ik, na groote ontberingen, den Hollandschen grond bereikt heb, ben ik vrij, en heb ik het recht te spreken van wat ik gezien heb. Gedurende mijn gevangenschap ben ik in twintig kampen geweest, en in aanraking gekomen met menschen van allerlei natio naliteit, en uit bijna alle kampen van Duitsch land. Zoo heb ik mij een duidelijk denkbeeld van het geheel kunnen vormen. Alle harde behandeling heeft slechts n doel: den gevangene ie laten werken, werken onder omstandigheden, die hem ongewoon zijn, werken, om de ontbrekende arbeidskrachten te vervangen. In de eerste oorlogsmaanden behoefden zij niet te werken, maar langzaam aan is iedereen bezig gezet, j In Hannover werken de krijgsgevangenen in de moerassen, om die droog te maken, of op het land, in Westfalen meer in fabrieken en mijnen. Het werken in de moerassen eischt vele zieken, door het voortdurende verblijf in en nabij het water. Ookhetlandwerk is zwaar, daar er veel te weinig arbeids krachten zijn, en het eten, het wonen en de kleeding heel slecht zijn. Ten slotte is er het werk in de mijnen en fabrieken, waaronder ook de munitiefabrieken Daar werken nu duizenden gevangenen ran allerlei nationaliteit, en niet uit vrije bewe ging. Hoewel dit volkenrechtelijk niet mag, heeft de Duitsche regeering, door het ge brek aan werkkrachten zich genoodzaakt gezien geen middelen ongebruikt te laten, om dit doel te bereiken. * ** De gewone middelen, die in de kampen gebruikt worden om arbeids-weigeraars tot rede te brengen, zijn, in de volgorde van hun strengheid: a. Het onthouden van een of twee maal tijden, of van brood. b. Het cachot, dat geheel duister is, op water en 500 gr. brood. c. En dan de schandpaal, die, door'den invloed der neutralen, nu ge lukkig is afgeschaft. Die peiniging, want het was werkelijk een peiniging, bestond daar uit, dat men eenige uren lang werd vastgebonden aan een paal, die midden in het kamp stond. Ik zelf heb dien straf ondergaan. Men bond mij aan den schandpaal, na een mislukte poging tot ontvluchting, uit het kamp van Müggenberg, nabij Celle. Het was in Juni 1916, en een gloeiend warmen middag, dat men mij opving en naar het kamp terugbracht. Om mijnen kameraden een voorbeeld te stellen, had men ze opgesteld tegenover den paal, waaraan ik gebonden zou worden. Zij werden, om manifestaties te voorkomen, bewaakt door een groot aantal schildwachten. Men bracht mij geboeid, en met ongedekt hoofd naar den paal, en zette mij met het gezicht naar de brandende zon gekeerd. Het koord lag er reeds. Het was een twintig meter lang, dik touw. Men bond mij vast. Ik spaar mijn lezers de détails van die marteling, maar ik wil wel vertellen, dat de soldaten bij het vasttrekken der windingen hun voet tegen den paal zetten, om meer kracht te kunnen zetten. Zoo stond ik, vastgesnoerd en blootshoofds, in de felle zon, tegenover mijn makkers, die in geen woord of gebaar hun medelijden mochten uiten. Toen ranselde men mij, in tegenwoordigheid der officieren van het kamp, zoolang, tot ik flauw viel. Toen ik bijkwam bond men mij weer aan den paal want ik moest mijn twee uren straf vol maken. iiuiliiiiiimiiiimiiiiiiumiiiiimmimiiiiiii 't zij door als leerlingkweekers op te treden, dan wel door zich zelve of hunne kinderen het diamantvak clandestien te doen leeren werd op de meest scherpe en felle wijze opgetreden. ledere relatie met deze menschen werd door de georganiseerde diamantbewerkers verbroken. In theaters en schouwburgen café's en andere openbare gebouwen deed men de Clandestienen" van zijn minachting blijken; het lidmaatschap van vereenigingen en clubs van allerlei aard werd vaak opge zegd, of wel de Clandestienen werden tot uittreden gedwongen, ja zelfs werden familie betrekkingen om dezelfde reden verbroken, Kortom, meer nog dan de organisatie zelf waren het de bondsleden, die de boycot van Clandestienen" tot in de uiterste con sequenties doorvoerden. Wij maken ons dan ook allerminst aan overdrijving schuldig, als wij beweren dat in den loop der jaren bij de georganiseerde diamantbewerkers jegens de Clandestienen een gevoel van haal is ontstaan, en wel in zoo sterke mate, dal daarvan onder niet n andere groep modern georganiseerde arbeiders de weerga te vinden is. Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat het voorstel van het bondnbestuur om de Clandestienen" thans tot het lidmaatschap van den Bond toe te laten, onder de geor ganiseerde diamantbewerkers allerminst mei geestdrift en onverdeelde instemming werd ontvangen. En dat het voorstel desondanks nog met een vrij groote meerderheid werd aangenomen, moet dan ook uitsluitend wor den toegeschreven aan de omstandigheid, die door den Bondsvoorzitter Henri Polak in een der vergaderingen met de woorden Wij kunnen niet anders, en als we anders hadden gekund, hadden we het niet gedaan", volkomen juist en eerlijk is gequalificeerd Die omstandigheden, wij zeiden het reeds in den aanvang van ons artikel, waren inder daad zeer dringend. Ook hier is het weer de oorlog, die toe standen in het leven roept en tot het nemen van besluiten heeft genoopt, waaraan it normale omstandigheden zelfs niet zou zijn gedacht. Als gevolg van eischen en voorwaarden door de Engelsche autoriteiten gesteld, van welker naleving afhankelijk zou zijn, of er in welke mate, de invoer van ruwe diamant ODE IN DEN WINTER Is winter, 't is winter, de zomer is om, De vrijende katers en katten zijn stom. Malaria-vliegjes, we zijn ze weer kwijt, Al hebben ze netjes hun eitjes gelijd. De straten zijn vochtig, de huizen zijn kil, Wat treft hij 't fijn, die bronchitasbacil. We kuchen en niezen en hoesten ons dol, De linnenkast leeg en de waschmanden vol. We snuiten een vroolijke neuscatahr-wijs Het lied van den winter, van hagel en ijs. 't Is winter, 't is winter, de oogst isvoorbij, De jacht wordt geopend, de jagers zijn blij, Ze gaan er op uit met patroon en geweer, Ze schieten meer drijvers dan eendebout neer. Ze zeuleri en slieren door modder en slik, Ze nemen een neutje en zijn in hun schik. Al zijn ze wat j ichtig, ze voelen geen kou, Ze zijn voor een dagje verlost van hun vrouw. Ze blazen een lied, op de veldflesch er bij, Een lied van den winter en propschieterij. 't Is winter, 't is winter, 't schouwburgpubliek 4 Heeft maling aan Hamlet en Mahlermuziek. En als 't'nkeer'snaarMengelberggaat, Dan is 't omdat 't zoo deftigjes staat. Ze lappen de hoogere kunst aan hun laars, Men wil bioscoop of wat schuins of wat raars. Het Neerlandsch en Roy aards zijn matig bezocht, Revue, operette zijn snel uitverkocht. Ze gaan naar 'n stuk met 'n hemd en in bed, Het stuk van den winter, van mop en van pret. 't Is winter, 't is winter, gezellige tijd, Een rookende kachel bederft je ontbijt. We eten weer groenten uit blik en uit pot Van vijf jaar geleden, o welk een genot; De erwtensoep klotst in de (windrige) maag, De hutspot met klapstuk, we lusten 't graag. Daarna nog een bord bruine boonen met spek, Maar als je ze op hebt, wat doen ze dan gek. Ze zingen het lied van de kluif en de erwt, Het lied van den winter, het lied van de snert. 't Is irinter, 't is winter,'t is weer Nieuw jaar, De menschen die wenschen wat goeds aan elkaar, Dien dag zijn ze broeders en drinken een prop Daarna lichten z' elkander weer broe derlijk op. We nemen de schaatsen en gaan naar de baan, Dan gaat 't weer dooien en is 't gedaan. Een straatjongen [smijt je met sneeuw naar je kop. En doe dan maar niks, want zijn Pa slaat er op, Ze zingen 't liedje van Had je maar, Het liedvan den winterenvan 't Nieuwjaar. zou blijven gewaarborgd en de uitvoer van geslepen niet zou worden onmogelijk ge maakt, was het noodig allen die bij de diamantindustrie betrokken zijn, in n organisatie onder te brengen, teneinde betere controle van het z.g. Ruw-Comité(N. O. T.) mogelijk te maken. Zou men niet geneigd zijn geweest zich aan die controle maatregelen te onderwer pen, dan ware het zeer waarschijnlijk dat de Engelsche regeering zoodanige maatregelen had getroffen, dat een ernstige catastrophe, zooal met de geheele vernietiging der dia mantindustrie daarvan het gevolg was ge weest. Vandaar dat ook de A. J. V. besloten heeft, alle werkgevers tot bet lidmaatschap toe te laten, terwijl de kleine eigenwerkmakers thans een keus zullen moeten doen, tusschen het lidmaatschap van A. J. V. of A. N. D. B. Voortaan zullen dus eenerzijds uitsluitend georganiseerde werkgevers, diamant kunnen laten bearbeiden en daarin handel drijven, terwijl anderzijds uitsluitend georganiseerde arbeiders voor hen werkzaam mogen zijn. Door dit feit en dat is naar onze mee ning de moreele overwinning die in deze voor den A. N. D. B. overigens minder prettige zaak is gelegen is dan tegelij kertijd aan het clandestinisme een einde gemaakt. Doordat toch de clandestiene werkgevers, gedwongen zijn lid te worden van de A. J. V., op straffe van anders geheel te worden uitgeschakeld en geen handel meer te kunnen drijven, hebben zij nu niet alleen de bepa lingen van deze patroonsorganisatie na te komen, maar bovendien zich te onderwer pen aan de overeenkomsten die met de A. N. D' B. getroffen zijn. Daarmede is dus voor altijd voorkomen, dat een nieuw geslacht van Clandestienen" wordt gekweekt. Al heeft dan ook de toelating der clandestienen" tot den A. N. D. B. den leden een gevoelsoffer gekost, het feit dat de kiem van een zeker niet denkbeeldig gevaar, voor het onaangetast blijven van hunne positie daarmede is weggenomen, doet de diamantbewerkers de toekomst ongetwijfeld, met veel grootere gerustheid tegemoet zien. Is. SANTCROOS DLZ.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl