Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
18 Nov. '16. No. 2056
De Onbaatzuchtige
Wilson's Vredesplannen
Teekening voor de Amsterdammer"
En zulke dingen ge
schieden door het Duitsch
Bestuur in België, dat in
van Pol Dam October 1914, bij monde
van den gouverneur-gene
raal baron von der Goltz,
had beloofd: de Belgische
jongelingen hebben geens
zins te vreezen naar
Duitschland vervoerd te
worden, noch om er in
het leger te worden [inge
lijfd noch om er dwang
arbeid te verrichten".
Ja maar, zegt de tegen
woordige gouverneur-ge
neraal, baron von Bis
sing: l o. wat er nu ge
beurt, \is heel wat anders,
n.l. het bezigen van
werkloozen"; 2e. geschiedt dat
eerst na twee jaren oor
log"; en 3o. houdt de
maatregel geen verband
met den oorlog, maar be
rust op maatschappelijke
en staathuishoudkundige
gronden".
Op welke punten kar
dinaal Mercier, in naam
der Belgische bisschoppen
antwoordt:
l o. De belofte van 1914
sloot uitdrukkelijk
dwaugarbeid"
uit; wat is het bezigen
van werkloozen", maar ook
van wie wél hun kost ver
dienen, voor arbeid boven
dien niet in België, maar
in Duitschland wat is
dat anders dan dwangar
beid?
2e. Wat beduiden die
woorden, dat gij den maat
regel eerst na twee jaren
oorlog''hebt genomen. Is
het woord van een fat
soenlijk man dan na n
of twee jaar opzegbaar?"
3o. De maatregel moge,
zooals gij zegt, op maat
schappelijke en staathuis
houdkundige gronden
beVaarwel, zoete winsten l Ik ga mij aan het vredeswerk wijden, rusten, verband met den
oorlog houdt hii'wél. Want
tllMlltllltllllllllllllHIIIIIIIIIIMIIIIMIIMMIIIIHtlMIMIIIIIIIIIIIIIIIIItnlIIIIIIIIIIIIMIIIIIIntlllllllllllllltllllllllll J l , J ... 7
de naakte waarheid is
in natura hadt bespaard, die nu reeds ver
scheiden milliarden bedragen. En wat uwe
zorg voor het behoud van de technische
vaardigheid betreft: zoo gij aan
de Belgische industrie
hare grondstoffen en werktuigen hadt ge
laten, zouden de arbeiders de geschikt
heid voor hun werk niet verloren hebben.
Meent gij bovendien dat zij hunne be- ... ..
-- -- een kloek en waardig woord,
dat protest van kardinaal Mercier; een stuk, bij
het lezen waarvan je warm wordt, uit vreugde,
dat er in het overheerschte België moedige
mannen zijn, die zoo durven spreken tot
grimmige machthebbers; uit vreugde ook,
dat zelfs in dezen tijd de geest het toch
wint van het geweld. Want al zullen de
Belgische bisschoppen aan hunne reeds w
ggesleepte en nog weg te sleepen medebur
gers de vrijheid niet kunnen hergeven,
hunner is toch de overwinning; in zulk een
strijd behaalt niet hij de zege, die de macht
heeft om onrecht te handhaven, maar hij,
die onrecht als onrecht doet blijken.
En dat doet het protest der Belgische
bisschoppen. Wie het leest, gevoelt dat zij
een goede zaak
verdedigen. In het vaste vertrouwen daarop,
doen zij dan ook een beroep op de open
bare meening.
Toen kardinaal Lavigerie ten strijde trok
tegen de slavernij zoo herinneren zij aan
het einde van hun geschrift gaf paus
Leo XIII hem den zegen en sprak tot hem:
De openbare meening is nu, meer dan
ooit, de Koningin der wereld. Op haar moet
gij inwerken. Alleen door haar zult gij de
overwinning behalen."
Zoo uiten dan de Belgische bisschoppen
den wensch: Moge de goddelijke
Voorroepsvaardigheid zullen herkrijgen, wan
neer gij hen zooals gij verklaart te zullen
doen te werk stelt in Duitsche steen
groeven en kalkovens."
Wat spreekt gij ook van werkloozen! Gij
recruteert immers ook mannen, die nooit
werkloos zijn geweest, die allerlei beroepen
uitoefenen: beenhouwers, bakkers, meester-'
kleermakers, brouwersknechts, electriciens,
landbouwers; gij neemt zelfs knapen, leer
lingen van de gymnasia, studenten van de
universiteiten. Gij hebt te Nyvel een be
kendmaking laten aanplakken, waarbij alle
mannelijke personen, ouder dan 17 jaren,
werden opgeroepen om op een bepaalden
dag en tijd op de Sint Paulusplaats te
komen, met een kleine handbagage; alleen
geestelijken, geneesheeren, advocaten en
onderwijzers mochten wegblijven. Wie zich
niet zal aanmelden, zal met geweld naar
Duitschland vervoerd worden en kan daaren
boven gestraft worden met een groote boete
en een langdurige gevangenis": dit zal men
aldus hebben op te vatten (de opmerking
is er niet eene van de bisschoppen, maar
van ondergeteekende), dat wie zich aan
meldden, geacht werden als
vrijwilligers"
naar Duitschland te gaan; alleen wie dat
niet deden, zouden er met geweld" heen
worden gebracht.
iiiiiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiriiiiMMHiiiiiiii
De Clandestienen" in het Am
sterdamsen
Diamantbewerkersbedrijf.
Een stuk historie.
Nauwelijks heeft de Alg Ned.
Diamantbewerkersbond" een gelukkig ten goede
opgeloste crisis doorgemaakt, een crisis die
de geheele
Nederlandsehe Vakbeweging
en ook zeer velen in den lande die daartoe
niet behooren, eenerzijds met spanning en
anderzijds met belangstelling heeft vervuld,
opnieuw greep in deze grootste en hechtste
der tegenwoordige arbeidersorganisaties iets
plaats, waarvan zeker door zeer velen met
groote verwondering kennis genomen is.
Wij doelpn hier, zooals men zal begrijpen,
op het in de eerste dagen van deze maand
genomen besluit, om hen die vroeger met
den naam
,,clandestienen"
werden aangeduid, tot het lidmaatschap van
den Bond toe te laten.
Het spreekt wel van zelf en voor hen
die de geschiedenis van den A.N.D.B. kennen,
behoeft dat niet nader te worden gepreci
seerd dat een zöbelangrijke beslissing,
een zoo plotseling prijsgeven van eenjaren
lang gehandhaafd principe, genomen werd,
wijl zeer dringende omstandigheden daartoe
hebben genoopt.
Alvorens de beteekenis van deze beslis
sing, de wijze waarop en de omstandigheden
waaronder zij genomen werd, nader te be
schouwen, willen wij allereerst eens zien,
waaraan het clandestinisme zijn ontstaan te
danken heeft.
Het was dan omstreeks 1897, dat de
A.N.D.B. de noodzakelijkheid begon in te
zien, van het in het leven roepen eener
leerllngregeling,
met het doel den abnormaal grooten toe
vloed van leerlingen te beperken, teneinde
daardoor te voorkomen, dat door al te groote
toename van het aantal beoefenaren der
diamantindustrie, het vak n voor zijn
bloei noodlottige veralgemeening zou on
dergaan, c
Dan toch zou, met het oog op de over
productie van diamant, als uitvloeisel van
het te groote productie-vermogen, de kans
op landurige
werklooBheld perloden,
deze: ieder weggevoerd Belgisch werkman
beteekent
een soldaat meer voor het Duitsche leger,
omdat hij de plaats zal innemen van een
Duitsch werkman, die men tot soldaat
maakt."
Het is
Illllltlllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllitlllllllllllllllllllllllllllllfl
aanmerkelijk worden vergroot, afgescheiden
nog van een lang niet denkbeeldige moge
lijkheid, dat door een ruim aanbod van
arbeidskrachten, vroeg of laat een loondaling
zou intreden, wijl niet in het minst in de
diamantindustrie het vele varkens maken
de spoeling dun", steeds een factor is
geweest, waarmede wel degelijk rekening
diende gehouden te worden.
Het afsluiten van het vak, leek velen oor
spronkelijk niets als een verachtelijk,
minderwaardig groepsegoisme,
ten nadeele van het algemeen belang. De
sluiting en beperking was echter een nood
zakelijk gevolg, van het speciaal luxe karak
ter, dat het diamantvak in zooveel opzichten
van andere beroepen doet verschillen en dan
ook een geheel aparte beoordeeling nood
zakelijk maakt.
In September 1897, werd dan ook op het
Internationaal Congrea wan
Diamantbewerkers.
te Antwerpen gehouden besloten, dat in
verband met de beschikbare hoeveelheid
diamant en de treurige positie der arbeiders,
deze voortaan geen leerlingen meer, in welke
branche ook, zouden opleiden.
Het vak werd dus gesloten, evenwel onder
deze bepaling, dat de jongens, die reeds in
de diamantindustrie werkzaam waren, voor
zoover zij voldeden aan bepaalde, op dat
congres vastgestelde eisenen het vak niet
zouden behoeven te verlaten, mits zij den
leeftijd van minstens 14 jaar hadden be
reikt, blijken van vakbekwaamheid hadden
gegeven en door een oogarts was verklaard,
dat hun gezichtsvermogen de uitoefening
van het vak niet in den weg stond.
Dat dit besluit zich over het algemeen
wel mocht verheugen in de sympathie van
hen, die met het bewerken van diamant hun
brood verdienden, kan blijken uit het feit,
dat reeds voor dit congres plaats vond, te
Amsterdam krachtig werd geagiteerd, om
tot de doorvoering van een zoodanige
leerlingregeling te komen.
Het is dan ook zeker niet misplaatst, als
wij beweren, dat deze agitatie haar stempel
heeft gedrukt, op de rfoor het Antwerpsche
congres genomen beslissing.
De volmaakte afsluiting van het vak, die
gepaard ging met de toelating van ruim
1000 leerlingen, bleef tot het begin van
1904 gehandhaafd.
Gedurende dien tijd was echter het
verzienigheld hen allen bezielen, die gezag uit
oefenen, het woord voeren, de pen
hanteeren om zich te scharen om onze
Belgische vlag,
tot afschaffing der Europeesche slavernij."
Als hanteerder van de pen heb ook ik
mij daartoe geroepen gevoeld. Ik behoefde
niet anders te doen dan op mijn wijze den
inhoud van het protest weer te vertellen
voor wie er nog niet of slechts vluchtig
van kennis namen, omdat zij geen tijd heb
ben, zulke lange stukken te lezen. Een
commentaar er bij te schrijven, was over
bodig; zulke stukken spreken voor zich zelf
Practische uitwerking zal het protest wel
niet hebben. Het Amerikaansche ministerie
van buitenlandsche zaken zoo meldt van
avond een Reuter-telegram heeft aan zijn
zaakgelastigde te Berlijn opgedragen, met
Bethmann Hollweg
over het wegvoeren der Belgen te spreken
en hem mede te deelen dat de openbare
meening in de Vereenigde Staten daardoor
niet vriendelijk tegen Duitschland gestemd
wordt. De rijkskanselier zal dit betreuren,
maar het zal hem vermoedelijk geen aan
leiding geven tot contrabevelen aan Von
Bissing. Hij zal aan den Amerikaanschen
zaakgelastigde wel betoogen, dat de maat
regel evenals indertijd het
wegvoeren van de Franschen
uit Lille en nabijgelegen plaatsen alleen ge
schiedt in het belang van de bevolking zelf!
om nuttige bezigheid te geven aan de werk
loozen, om hun technische vaardigheid niet
verloren te doen gaan enz. Indien hij een
bui van openhartigheid heeft, zou hij ook
kunnen antwoorden: Not kennt kein Gebot."
Not kennt kein Gebot" onder die leus
vaart Duitschland nu. Hoe zou men daar
dan nog huiveren bij de herinnering aan
het machtige woord van den Heilige
Ambrosius, waarmede het protest der Belgische
bisschoppen besluit:
Nihil praeferendum honestati
de eer boven alles!
15 Nov. 1916 G. W. KERNKAMP
DE BEHANDELING DER KRIJGS
GEVANGENEN IN DUITSCHLAND
Door een ontvluchten
Belgischen krijgsgevangene
De Amsterdammer" laat hier
onder het vertaald relaas volgen van
een jongen Belgischen student, den
sergeant Charles met den Anext,
die achttien maanden in Duitsche krijgs
gevangenschap verkeerd heeft, en er,
na drie mislukte pogingen, in geslaagd
is, daaruit te ontvluchten.
Hij tracht op de meest sobere wijze
zijne ondervindingen aan het
Nederlandsche publiek mede te deelen, en
doet dit in de hoop iets te kunnen ver
beteren in het lot zijner in Duitschland
achtergebleven kameraden.
De Amsterdammer" laat deze
gelegenheid, om het oordeel van een
beschaafd man over de daar heerschende
toestanden, openbaar te maken, niet
voorbij gaan.
* * *
Achttien maanden lang ben ik in de ge
legenheid geweest, in een twintigtal Duitsche
krijgsgevangenen kampen
in Hannover de behandeling mede te maken,
en te ondergaan, waaraan de krijgsgevan
genen, op moreel en physiek gebied, bloot
staan. Ik beschouw het mededeelen daarvan
als een plicht tegenover mijn achtergebleven
makkers, niet om medelijden te wekken,
maar in den hoop dat de neutralen hun
invloed op de
Unitsche regpering
zullen aanwenden om verlichting van het
lot dier soldaten te verkrijgen. Want ook
zonder dat hij slecht behandeld wordt, is een
krijgsgevangene al een ongelukkig mensch.
In sommige kampen hebben zij het zwaar
te verantwoorden.
De neutrale commissies van onderzoek, die
de groote kampen bezocht hebben, en de daar
bestaande afleidingen van allerlei soort als
schouwburg, muziek, lessen, sport enz.
mochten zien, die, als zij al eens een klein
zet, tegen de leerlingwering, vooral in de
kloovers- en snijdersbranche, in zeer sterke
mate tot uiting gekomen.
Zeer groot was het aantal van hen, die
uitgaande van de dwaze veronderstelling, dat
alle heil en zaligheid uitsluitend aan het
diamantvak vastzat, zich zelve of hunne
kinderen, het vak clandestien lieten leeren,
waaraan vaak honderden guldens werden
ten koste gelegd.
Hoewel op 29 December 1903 de
Amaterdamsche
Juweliersvereeniglng
zich tot den A. N. D. B. wendde, met een
uitnoodiging tot bespreking van het leerling
wezen in de diamantnijverheid welke
bespreking op 12 Januari 1904 werd ge
houden waardoor na langdurige, door
een felle strijd onderbroken onderhandelingen,
de leerlingwering werd vervangen door een
leer iDgregeliog,
welke in November 1909 weder door een
nieuwe overeenkomst tusschen de A.N.D.B.
en de A. J. V. wijziging onderging, kan toch
worden vastgesteld, dat het clandestinisme
zijn intrede reeds feitelijk had gedaan, na
het op het Antwerpsche congres genomen
besluit.
Gaan wij de oorzaken na, die speciaal
geleid hebben tot de toename van het clan
destinisme, zoo hier als elders, dan kan in
de eerste plaats het feit worden genoemd,
dat het diamantvak, mede door de
leerlingregeling, een familievak was geworden. Be
houdens de toelating van een aantal door
de juweliers
g>-protegeerde leerlingen,
waren het-uitsluitend kinderen van vaklieden,
die tot de industrie werden toegelaten.
Het is te begrijpen dat in tijdperken van
groote bloei in de diamantnijverheid, waarin
gelijk bekend, hoogere loonen worden ver
diend dan in welk ander vak ook, velen
met leede oogen zagen, dat zij buiten de
poort werden gesloten. Aanvankelijk zich
beperkend tot sporadische gevallen, legden
in deze periode van opbloei zich nu velen
op het vak toe, zoodat zij, vooral te Ant
werpen, grooten invloed op de loonstandaard
gingen uitoefenen en geenszins meer als
een quantiténégligeable" konden worden
beschouwd.
Tegen hen dien dus van af die tijd met
de naam Clandestienen" werden aangeduid,
wegens overtreding dezer leerlingregelingen,
kamp zagen, daar slechts zeer enkele
menschen hebben kunnen spreken, die
commissiën hebben het volste recht gehad, te
verklaren, dat er, > voor zoover zij wisten,
geen redenen-Jot ernstige klachten beston
den. Maar tachtig percent der krijgsgevan
genen is ondergebracht in kleine kampen,
ieder van duizend a tweeduizend menschen.
Over die meerderheid wil ik u spreken.
* **
Nu ik, na groote ontberingen, den
Hollandschen grond bereikt heb, ben ik vrij,
en heb ik het recht te spreken van wat ik
gezien heb.
Gedurende mijn gevangenschap ben ik in
twintig kampen geweest, en in aanraking
gekomen met menschen van allerlei natio
naliteit, en uit bijna alle kampen van Duitsch
land. Zoo heb ik mij een duidelijk denkbeeld
van het geheel kunnen vormen.
Alle harde behandeling heeft slechts n
doel: den gevangene ie laten werken, werken
onder omstandigheden, die hem ongewoon
zijn, werken, om de
ontbrekende arbeidskrachten
te vervangen.
In de eerste oorlogsmaanden behoefden
zij niet te werken, maar langzaam aan is
iedereen bezig gezet, j
In Hannover werken de krijgsgevangenen
in de moerassen, om die droog te maken,
of op het land, in Westfalen meer in fabrieken
en mijnen. Het werken in de moerassen
eischt vele zieken, door het voortdurende
verblijf in en nabij het water.
Ookhetlandwerk is zwaar, daar er veel te weinig arbeids
krachten zijn, en het eten, het wonen en de
kleeding heel slecht zijn.
Ten slotte is er het werk in de mijnen
en fabrieken, waaronder ook
de munitiefabrieken
Daar werken nu duizenden gevangenen ran
allerlei nationaliteit, en niet uit vrije bewe
ging. Hoewel dit volkenrechtelijk niet mag,
heeft de Duitsche regeering, door het ge
brek aan werkkrachten zich genoodzaakt
gezien geen middelen ongebruikt te laten,
om dit doel te bereiken.
* **
De gewone middelen, die in de kampen
gebruikt worden om arbeids-weigeraars tot
rede te brengen, zijn, in de volgorde van
hun strengheid:
a. Het onthouden van een of twee maal
tijden, of van brood.
b. Het cachot, dat geheel duister is, op
water en 500 gr. brood.
c. En dan
de schandpaal,
die, door'den invloed der neutralen, nu ge
lukkig is afgeschaft. Die peiniging, want
het was werkelijk een peiniging, bestond
daar uit, dat men eenige uren lang werd
vastgebonden aan een paal, die midden in
het kamp stond.
Ik zelf heb dien straf ondergaan.
Men bond mij aan den schandpaal, na
een mislukte poging tot ontvluchting, uit
het kamp van Müggenberg, nabij Celle.
Het was in Juni 1916, en een gloeiend
warmen middag, dat men mij opving en
naar het kamp terugbracht.
Om mijnen kameraden een voorbeeld te
stellen, had men ze opgesteld tegenover den
paal, waaraan ik gebonden zou worden. Zij
werden, om
manifestaties
te voorkomen, bewaakt door een groot aantal
schildwachten.
Men bracht mij geboeid, en met ongedekt
hoofd naar den paal, en zette mij met het
gezicht naar de brandende zon gekeerd. Het
koord lag er reeds. Het was een twintig
meter lang, dik touw. Men bond mij vast.
Ik spaar mijn lezers de détails van die
marteling, maar ik wil wel vertellen, dat de
soldaten bij het vasttrekken der windingen
hun voet tegen den paal zetten, om meer
kracht te kunnen zetten.
Zoo stond ik, vastgesnoerd en blootshoofds,
in de felle zon, tegenover mijn makkers,
die in geen woord of gebaar hun medelijden
mochten uiten. Toen ranselde men mij, in
tegenwoordigheid der officieren van het
kamp, zoolang, tot ik flauw viel. Toen ik
bijkwam bond men mij weer aan den paal
want ik moest mijn twee uren straf vol maken.
iiuiliiiiiimiiiimiiiiiiumiiiiimmimiiiiiii
't zij door als leerlingkweekers op te treden,
dan wel door zich zelve of hunne kinderen
het diamantvak clandestien te doen leeren
werd op de meest scherpe en felle wijze
opgetreden.
ledere relatie met deze menschen werd
door de georganiseerde diamantbewerkers
verbroken. In theaters en schouwburgen
café's en andere openbare gebouwen deed
men de Clandestienen" van zijn minachting
blijken; het lidmaatschap van vereenigingen
en clubs van allerlei aard werd vaak opge
zegd, of wel de Clandestienen werden tot
uittreden gedwongen, ja zelfs werden familie
betrekkingen om dezelfde reden verbroken,
Kortom, meer nog dan de organisatie zelf
waren het de bondsleden, die
de boycot
van Clandestienen" tot in de uiterste con
sequenties doorvoerden. Wij maken ons dan
ook allerminst aan overdrijving schuldig,
als wij beweren dat in den loop der jaren
bij de georganiseerde diamantbewerkers
jegens de Clandestienen een gevoel van haal
is ontstaan, en wel in zoo sterke mate, dal
daarvan onder niet n andere groep modern
georganiseerde arbeiders de weerga te
vinden is.
Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat
het voorstel van het bondnbestuur om de
Clandestienen" thans tot het lidmaatschap
van den Bond toe te laten, onder de geor
ganiseerde diamantbewerkers allerminst mei
geestdrift en onverdeelde instemming werd
ontvangen. En dat het voorstel desondanks
nog met een vrij groote meerderheid werd
aangenomen, moet dan ook uitsluitend wor
den toegeschreven aan de omstandigheid,
die door den Bondsvoorzitter Henri Polak
in een der vergaderingen met de woorden
Wij kunnen niet anders, en als we anders
hadden gekund, hadden we het niet gedaan",
volkomen juist en eerlijk is gequalificeerd
Die omstandigheden, wij zeiden het reeds
in den aanvang van ons artikel, waren inder
daad zeer dringend.
Ook hier is het weer de oorlog, die toe
standen in het leven roept en tot het nemen
van besluiten heeft genoopt, waaraan it
normale omstandigheden zelfs niet zou zijn
gedacht.
Als gevolg van eischen en voorwaarden
door de Engelsche autoriteiten gesteld, van
welker naleving afhankelijk zou zijn, of er
in welke mate, de invoer van ruwe diamant
ODE IN DEN WINTER
Is winter, 't is winter, de zomer is om,
De vrijende katers en katten zijn stom.
Malaria-vliegjes, we zijn ze weer kwijt,
Al hebben ze netjes hun eitjes gelijd.
De straten zijn vochtig, de huizen zijn kil,
Wat treft hij 't fijn, die bronchitasbacil.
We kuchen en niezen en hoesten ons dol,
De linnenkast leeg en de waschmanden vol.
We snuiten een vroolijke neuscatahr-wijs
Het lied van den winter, van hagel en ijs.
't Is winter, 't is winter, de oogst isvoorbij,
De jacht wordt geopend, de jagers zijn blij,
Ze gaan er op uit met patroon en geweer,
Ze schieten meer drijvers dan eendebout
neer.
Ze zeuleri en slieren door modder en slik,
Ze nemen een neutje en zijn in hun schik.
Al zijn ze wat j ichtig, ze voelen geen kou,
Ze zijn voor een dagje verlost van hun
vrouw.
Ze blazen een lied, op de veldflesch er bij,
Een lied van den winter en propschieterij.
't Is winter, 't is winter, 't
schouwburgpubliek 4
Heeft maling aan Hamlet en
Mahlermuziek.
En als 't'nkeer'snaarMengelberggaat,
Dan is 't omdat 't zoo deftigjes staat.
Ze lappen de hoogere kunst aan hun laars,
Men wil bioscoop of wat schuins of
wat raars.
Het Neerlandsch en Roy aards zijn matig
bezocht,
Revue, operette zijn snel uitverkocht.
Ze gaan naar 'n stuk met 'n hemd en
in bed,
Het stuk van den winter, van mop en
van pret.
't Is winter, 't is winter, gezellige tijd,
Een rookende kachel bederft je ontbijt.
We eten weer groenten uit blik en uit pot
Van vijf jaar geleden, o welk een genot;
De erwtensoep klotst in de (windrige)
maag,
De hutspot met klapstuk, we lusten 't
graag.
Daarna nog een bord bruine boonen
met spek,
Maar als je ze op hebt, wat doen ze
dan gek.
Ze zingen het lied van de kluif en de
erwt,
Het lied van den winter, het lied van de
snert.
't Is irinter, 't is winter,'t is weer Nieuw
jaar,
De menschen die wenschen wat goeds
aan elkaar,
Dien dag zijn ze broeders en drinken
een prop
Daarna lichten z' elkander weer broe
derlijk op.
We nemen de schaatsen en gaan naar
de baan,
Dan gaat 't weer dooien en is 't gedaan.
Een straatjongen [smijt je met sneeuw
naar je kop.
En doe dan maar niks, want zijn Pa
slaat er op,
Ze zingen 't liedje van Had je maar,
Het liedvan den winterenvan 't Nieuwjaar.
zou blijven gewaarborgd en de uitvoer van
geslepen niet zou worden onmogelijk ge
maakt, was het noodig allen die bij de
diamantindustrie betrokken zijn, in n
organisatie onder te brengen, teneinde betere
controle van het z.g. Ruw-Comité(N. O. T.)
mogelijk te maken.
Zou men niet geneigd zijn geweest zich
aan die controle maatregelen te onderwer
pen, dan ware het zeer waarschijnlijk dat de
Engelsche regeering zoodanige maatregelen
had getroffen, dat een ernstige catastrophe,
zooal met de geheele vernietiging der dia
mantindustrie daarvan het gevolg was ge
weest. Vandaar dat ook de A. J. V. besloten
heeft, alle werkgevers tot
bet lidmaatschap
toe te laten, terwijl de kleine
eigenwerkmakers thans een keus zullen moeten doen,
tusschen het lidmaatschap van A. J. V. of
A. N. D. B.
Voortaan zullen dus eenerzijds uitsluitend
georganiseerde werkgevers, diamant kunnen
laten bearbeiden en daarin handel drijven,
terwijl anderzijds uitsluitend georganiseerde
arbeiders voor hen werkzaam mogen zijn.
Door dit feit en dat is naar onze mee
ning de moreele overwinning die in deze
voor den A. N. D. B. overigens minder
prettige zaak is gelegen is dan tegelij
kertijd aan het clandestinisme een einde
gemaakt.
Doordat toch de clandestiene werkgevers,
gedwongen zijn lid te worden van de A. J.
V., op straffe van anders geheel te worden
uitgeschakeld en geen handel meer te kunnen
drijven, hebben zij nu niet alleen de bepa
lingen van deze patroonsorganisatie na te
komen, maar bovendien zich te onderwer
pen aan de overeenkomsten die met de A.
N. D' B. getroffen zijn.
Daarmede is dus voor altijd voorkomen,
dat een nieuw geslacht van Clandestienen"
wordt gekweekt.
Al heeft dan ook de toelating der
clandestienen" tot den A. N. D. B. den leden
een gevoelsoffer gekost, het feit dat de kiem
van een zeker
niet denkbeeldig gevaar,
voor het onaangetast blijven van hunne
positie daarmede is weggenomen, doet de
diamantbewerkers de toekomst ongetwijfeld,
met veel grootere gerustheid tegemoet zien.
Is. SANTCROOS DLZ.