Historisch Archief 1877-1940
J*DJ£AMSteRDAMMgR, WgCKBLAO VQJQR NEDERLAND
18 Nov. 'IC. - No. 2056
Jan Toorop, door M. ELOUT?DRABBE
Toorop s laatste portret
door,mevr. M. ELOUT?DRABBE
Een beschouwing over de portretten van
? Toorop, met de afbeeldingen van alle deze
erbfl, staat op het lijstje-der-vele-dingen",
die langzaam maar zeker ontstaan. Ik wil
in dit korte artikel alleen de drie bespreken
van mevr. M. Elout-Drabbe. Het eerste is
een ets en gedateerd r. o. a. 21 Nov. 1898
en gesigneerd MIES (10 X 8,7). Deze ets
geeft Toorop met een pijp in den mond, in
rechtsch profiel tegen een achtergrond van
takken en bloemen, in welke takken en
bloemen Toorop's invloed ge duidelijk erkent.
Het geheel is van goeden wille, maar niet
sterk; vooral bij den mond is het werk
zwak. Het tweede portret is een werk, even
eens ontstaan onder den invloed van Toorop's
eigen portretten in krijt. Het is uit 1907 en
gesigneerd 1. o. a. M. Elout-Drabbe 1907
Domburg. Het is expressiever; van Toorpp's
wezen geeft het meer. Het is evenmin krach
tig als no. l, maar toch in de reproductie,
naar bleek, een gewilde beeltenis. //<?/ derde
portret (waarvan een detail hierbij gaat) is
'uit October 1916. Het is in olieverf en bij
verre het beste werk en bij verre het beste
portret. Het geeft ook meer. In no.2is nog iets
van het linkeroog te zien; hier vindt ge de
beide oogen en naast het eene nog den boog
van het zware jukbeen tegen den achter
grond. Toorop zit in een loden cape,
tegen een effen fond; en op wat rood in de
linkerwang na, is het portret monochroom.
Wat in dit werk treft is, dat het licht op
het voorhoofd, jukbeen en op de wangplooi
innerlijk werd; dat de vormen van haar en
kop groot bleven en dat de zware aztatische
droomerlgheid van Toorop werd benaderd.
PLASSCHAERT
* *
*
iiiiiiuimiiiMiiimiiiiiimiiiiiiii
Concertgebouw
Soliste: VERA SCHAPIRA.
We kunnen ons begrijpen, dat velen, die
thans deze soliste ten tweede male gingen
hooren, teleurgesteld zijn geweest door het
feit, dat het concert van Tschaikowsky,
wegens ziekte niet kunnende gerepeteerd
worden, vervangen moest worden door het
programma van Donderdag j 1.
Mevr. S. had toen hare keuze doen vallen
op de Burleske" van Strauss en de be
kende Hongaarsche .Fantaisie van Liszt.
Waar thans het Tschaikowsky-concert in
uitzicht was gesteld, kon de aandachtige
lezer reeds bevroeden, in welke richting de
aard en het talent van deze kunstenaresse
zich beweegt. Eene richting, eertijds ge
weldig overschat, maar in onzen tijd mis
kend door al te groote eenzijdigheid, ten
deele vooral in ons vaderland uitvloeisel
van een al te zeer uitsluitend degelijkheid
en soberheid betrachtende kunstopvatting.
We hoorden na afloop eenen wijsneuzigen,
blondgelokten jongeling orakelen: zoo ge
speeld is zulk werk nog aan te hooren."
Dit gold de Fantaisie Hongroise'M
O blondgelokte, ik geef u den raad eens
een ander na te lezen over Liszt's leven te
midden der Zigeuners in de kampen der
wilde Puszta, hoe hij als vorst in hunne
dorpen werd ontvangen, hoe hij in ruil
daarvoor de hartstochtelijk bewogen
rhytmen ea klanken, die aan de door levende
duivels bespeelde instrumenten werden ont
lokt, In zijne ongeëvenaarde rhapsodieën
wist vast te leggen. Die rhapsodieën, die
wij tot klassieke kunst hebben zien groeien t
Want klassicisme omvat toch zeker al dat
gene, wat, de menschengeslachten
trotseerend, door alle eeuwen heen onvergankelijk
zal olijven, Daartoe behoort eene rhapsodie
van Liszt evenzeer als een Blaue Donau'
van Johann Strauss.
Het programma vermeldde niet welk bloed
door Vera Schapira's aderen vloeit, maar
uit de wijre, waarop Liszt vertolkt werd,
was wel bijna zeker op te maken, dat hier
Slavisch bloed van vreemde smetten vrij"
aan 't woord was.
Met enorme, maar schoone elastische kracht
en toch soepele lenigheid van toon heeft
Mevr. S. ons naast het werk van Liszt doen
hooren de reeds genoemde rfBurleske", wier
inhoud zeker niet in evenredigheid staat tot
de zeer zware eischen, aan de klavierpartij
gesteld.
Het werk dat nog geheel den geest van
Schumann ademt en in technischen zin
verwant is aan de pianoconcerten van Liszf
is als noviteit voor ons interessant geweest,
om de kiemen van thematisch materiaal,
Toorop,
IN DEN HAAQSCHEN KUNSTKRING. (NOTITIE)
Na-beschouwing. Het was bekend, dat in
de verzameling Ahn vroeg werk van Toorop
school, en het is altijd belangwekkend het
begin te zien van een persoonlijkheid, die
soms tot een virtuoos wierd. Ik zal dus niet
het portret van den eigenaar hier dan ter
loops karakteriseeren, een werk uit 1915,
dat scherpe formuleering mist en den voor
gestelde Iets geeft van een leeuwhondje;
noch het groot Brugge op nieuw bespreken
na de vele pogingen ter kenschetsing. Het
interessante hier was, meer als curiositeit
soms dan als schoonheid; meer als datum
in het werk dan als werk zelf, het vroege.
Dit Was een teekening van een man, neer
liggend, een bebloed zwaard bij zich, uit '81,
den tijd dus der Amsterdamsche Akademie:
een uiting waarvan de soortgelijke, beker d
zijn. Het was een schilderij, uit 84?, uit zijn
Machelschen tijd, vrij fijn van psychologische
gevoeligheid. Het waren drie werken, met
het paletmes gefatsoeneerd (een techniek
van '85 '86). Het gecompliceerdst van deze
die we bij den rijperen Strauss terugvinden
(Domestica en Rosencavalier). Want moge
St. in vele opzichten een meester zijn, in
de keuze zijner thema's maakt hij het zich
dikwijls te gemakkelijk en pleegt gaarne
iets, wat men zelfplagiaat zou kunnen
noemen.
De Liebesscene uit Feuersnot", door
het orkest met fijnen klank en pittig rhytme
ten gehoore gebracht is zeker niet een van
Strauss' minst geïnspireerde werken.
Als hoofdnummer fungeerde verder Berlioz'
Harold en Italië", waarin Herman Meerloo
op de van hem bekende voortreffelijke wijze
de alt-solo gaf. Dat Meneelberg voor Berlioz,
evenals voor Strauss en Liszt, alle gegevens
bezit, om het van geest en gratie doortrok
ken oeuvre, in zijn even sierlijk als pompeus
gewaad, van den besten kant te doen leeren
kennen en dat zijn ensemble hem daarbij
tot in de kleinste nuances getrouwelijk
volgt, zal wel niemand meer betwijfelen.
Mr. H. M. VAN LEEUWEN.
* * *
Notities over eenige Zangers en
Zangeressen van de Nederland
sche Opera
Het opvoeren van Opera's in de Neder
landsche taal brengt natuurlijkerwijs met
zich mede de centralisatie van Nederlandsche
zingende krachten een verblijdend feit l
Vijf voorstellingen heb ik thans bijgewoond
en hoeveel moois was er te hooren op het
gebied van zangkunst. Zeker, naast veel be
langrijks ook veel onbeduidends, maar het
goede, het echte, heeft hier de overhand.
Ziehier van hetgeen ik tot nog toe hoorde,
de blijvende indrukken.
Met haar hooge sopraan is Helene Horne
man voorwaar geen bevredigende
Carmenvertolkster. De rol van Carmen eischt een
mezzo-sopraan, beter nog een alt met een
mezzo-timbre. Ik zou er onder de zangers
en zangeressen van de Nederlandsche Opera
geen weten aan te wijzen, wellicht is Helene
Horneman nog de geschiktste. Maar in heel
Nederland is stellig nog een Carmen te vinden.
Zou de directie van onze opera haar niet
kunnen opsporen en engageeren?
Mocht Helene Hornemans stem artistiek
niet voldoen, als oud-leerlinge van Mevrouw
Zweers gaf zij technisch veel goeds te hooren.
Haar zangpartij ligt bijna uitsluitend in het
medium, waar van nature een sopraan weinig
klank heeft, en nog voeren die middentonen
ongedwongen door de zaalruimte. Als
Margaretha kreeg haar zang meer relief. Helene
Horneman zingt met een schrander aanpas
singsvermogen. Opvallend van klank zijn
haar niezza-voces, doch bovenal roem ik
haar dictie. Consonanten en vocalen zijn zoo
helder doorzongen, dat geen lettergreep te
loor gaat dit is een eerste vereischte bij
een operazangeres. Toch is er veel on-afs
in deze stem. De klank is al te sterk ge
concentreerd en daardoor zijn de hooge noten
scberp en kaal en mist het geheele
tonenbestek volheid en ronding. Helene Horneman
schilderijen was een Londenscne
bloemenmarkt (uit '85); op den Maneschijn" 'waren
de vormen het grootst te-saam-gebonden;
t gezicht op Nijmegen was het minst over
tuigend. Niet meer dan een aanleg was de
Laan van Meerdervoort, maar romantisch
n tragisch waren zijn visschers (uit
Scheveningen (??)) van wie hij te Katwijk dikwijls
belangrijke teekeningen zou maken. Een
zelfportret, in het atelier te Londen naar ik
meen, was het werk dat in deze notitie nog
te noemen is, om te vermelden, wat als begin
den lateren Toorop tevens helpt begrijpen.
PLASSCHAERT
Ro terdam De Protector"
Sier- en Reclamekunst van Kees Roovers
Samenwerking tusschen kunstenaars onder
ling, tusschen hen, handelaars, bedrijfsleiders
en industrieëlen , men bedenke eens, welke
ideeële en maatschappelijke belangen hier
door gediend zouden worden; welke schoone
en harmonische eenheden daaruit kunnen
ontstaan.
Werden op het laatste kunstenaarscongres,
de verlangende oogen niet naar die blijde
toekomst gericht, werd het gebouw van de
firma ivens inde Amsterdamsche Kalverstraat
doo_r df bereikte sa£mwerking van den
architect met de beeldhouwers Zijl en Mendes
da Costa en den decoratieven kunstenaar
Roland Holst niet een schoone daad?
Minder grootsch maar om gelijksoortige
redenen toch evenzeer waardeerbaar is
de daad van de Ned. Kiosken-Maatschappij.
Zij wenscht de bedrijfsreclame te associeeren
met de kunst en liet den sierkunstenaar
Kees Roovers een aantal handelsaffiches
ontwerpen, die thans, aangevuld met
calligrafisch werk worden geëxposeerd.
De arbeid van Roovers is uitsluitend
decoratief, zijn .oorkonden zijn nieuwe
vlakI versieringen met een doorgevoerd
kleur-enl lijn-motief, waarin de oude symbolische
f gegevens (het Licht, het Recht, de Welvaart,
den Handel e.d.) op moderne wijze worden
verwerkt.
Daardoor weet hij aan zijn calligrafisch
werk een nieuwe charme te geven al is de
invloed van Renéde Babberich en Edmund
Dulac (van den laatste vooral in de figuratie)
nog tézeer merkbaar.
Ook de reclamebïljetten zijn decoratieve
vlakversieringen. Roovers streeft naar ver
fijning en tracht er tevens naar, met enkele
lijnen of een eenvoudig-verband-van-lijn,
het karakteristieke van een handelsartikel
(de bekoring der kleeding, de kracht van
electrisch licht) suggestief uit te drukken.
De kleur is hierbij niet meer dan versterkend
middel.
l
MlMHlliniiiiiiiiiiillinili
Foto Van Dijk.
mimi l i i MIMI in
behoeft vór alles delicate leiding, iets wat
de Nederlandsche Opera haar niet geven kan.
Zwakker onderlegd dan deze zangeres en
minder zang-begaafd doet zich Jules Moes
in Faust kennen. Zijn stem is, wat men
noemt, slecht geplaatst": diepe sonore
horsttonen, een schraal falset en daartusschen in
niets. Een opgedreven borststem moet in
het medium een volstrekt gemis aan
bovenraisonnance vergoeden. Deze foutieve manier
van zingen heeft twee kwade dingen ten
gevolge: een afgestompte klank zonder draag
kracht en onzuiverheid van toonhoogte.
Cnris de Vos is een verder gevorderd
tenor met oneindig rijker klankvorming, al
is zijn hoogte" soms benepen en klinken
zijn middentonen wat gezwollen. Hij
beheerscht ziin stem van uit een stijf gesteld
strottenhoofd en dat geeft aan zijn zang iets
beknelds en logs.
Jules Moes en Chris de Vos moeten eens
goed luisteren naar den tenor van Tulder.
Wat geene missen is juist het charme van
dezen in-muzikalen zanger; een vrije klank
formatie in een ruime raisonnance, (zonder
wetenschappelijken omhaal van strottenhoofd,
en platte tong") een gave hoogte, die nog
wat scherp aandoet, meer onderklank vraagt,
maar mooi uitgewerkt is over het medium.
Coen Muller-Figaro ook dit was zingen,
een stem die van zelf zit" een glanzend,
elastisch geluid.
Naar Annie Ligthart als Su?anna heb ik
met belangstelling geluisterd. Eveneens leer
linge van Mevrouw Zweers, vertoonen zich
in haar zangwijze dezelfde uitnemende kwa
liteiten, welke men bij Helene Horneman
aantreft: een vrije loonstijging uit een wijden,
diepen klankbodem met geen andere stuw
kracht, dan den adem. Het spreekt van zelf,
dat noch Annie Ligthart, noch Helene Horne
man ook sKchts bij benadering haar hoogte
punt bereikt hebben. Want o, het is zoo'n
subtiele en langdurige studie dit cultiveeren
van de raisonnance en het losmaken van
den toon en de krachtsaanwending van den
adem in ne samenwerking tot
klankschoonheid! Zeker is het dat die drie zangfac
toren zoowel bij Annie Ligthart als bij
Helene Horneman in beginsel aanwezig zijn.
Annie Ligthart wint het van Helene Hor
neman door een gelijkmatig-mooie mollig
heid van klank (dikwijls te veel van 't goede),
doch haar phraseering is bepaald onvol
doende, zij overzingt haar woorden en in
declamatie is Helene Horneman haar de baas.
Hoe veilig ver staan deze twee jonge arties
ten van de Methode Etelka Gerster, Berlin,
die al haar slachtoffers met nzelfde
zangpreparaat doet loeien in de diepte en snerpen
in de hoogte: temperament!" zegt het pu
bliek.
Sempre avanti, Helene Horneman en
Annie Ligthart! Gevormd door een Neder
landsche kunstenares, zijt gij zelve twee
talentvolle Nederlandsche zangeressen ver
bonden aan een Nedenandsche opera. Dat
klinkt.
H. VAN LENNEP
« * *
Foto Van Dyk.
Op deze wijze gelukt het Roovers vaak
een reclamebiljet te ontwerpen, dat tevens
artistieke beteekenis heeft. Ofschoon de
biljetten niet alle even pakkend zijn en de
jonge teekenaar nog al eens in de techniek
te kort schiet, (misteekende handjes); deze
tentoonstelling mag een waardeerbare poging
worden geacht in een gewenschte richting,
wijl zij Kunst en Bedrijf nauwer tot elkaar
kan brengen.
De keurig verzorgde catalogus opent met
een expressief portret van den exposant
door A. Stapff met psychologisch begrip
geteekend.
OSCAR VAN HOEVE
IIIIIIIIIIIMIIimillllllllllllllHII \IIIHIIIIMIIIIII
Paedagogisehe Litteratuur.
Het Ligthart-Gedenkboek
Jan Ligthart Herdacht. Schetsen over
zijn leven en werk, bijeengebracht door
R. CASIMIR. J. Ploegsma, Zwolle.
Wie een goeden indruk van Ligthart s
leven en werken wil krijgen of behouden,
schafte zich dit gedenkboek aan, waar in
hoofdzaak zeer goede vrienden en vriendinnen
van dezen beminnelijker! paedagoog aan het
wc o ~d zijn en hem in zijn arbeid op vel
schillend gebied herdenken. En of hij geschetst
wordt als schoolhoofd, als taalieeraar, als
schoolbestuurder, als christen of als spreker,
steeds wordt men gewaar, hoe hij op ieder,
die met hem omging, een zeer bijzondere
bekoring oefende niet alleen door zijn onbe
grensde liefde voor de jeugd, maar ook
door zijn opofferende vriendschap.
Wanneer Edward Peeters ons laat zien in
hoeveel landen Ligtharts werk bekend en
voor een goed deel vertaald is, dan vragen
wij ons af, of hij zelfs in Nederland wel
genoeg is gewaardeerd.
Kwezels of Kwaadwilligen?
In een Maart-aflevering van De Amster
dammer" werd een muziekverslaggever door
Frederik van Eeden geducht de les gelezen
over de belachelijke wijze, waarop deze
journalist het werk van een jonge
toonkunsteraar beoordeelde. De blaam van een
onzaakkundig recensent is krenkend, doch men
kan hem zijn kritiek wederleggen, zooals
geschiedde in het bewuste nummer van
dit blad. Machteloos echter blijft men tegen
over laster.
Hoe veiliger een lasteraar lasteren kan
dat is: hoe minder hij kans loopt aan de
kaak gesteld te worden - hoe infamer zijn
verklaringen. En de ignobelste, veiligste en
meest doeltreffende vorm van laster is die,
welke een uitvoerend musicus beschuldigt
onzuiver gespeeld of gezongen te hebben.
Wie zal bewijzen dat een reeds gevloden
klank zuiver of valsch was ?
Nu is het signaleeren van valsche tonen
altijd een bedenkelijke zaak. Zeker, er zijn
gevallen van onzuiver gespeelde of gezongen
noten, die sommige passages zoo positief
bezoedelde", dat het nalaten van een aan
merking hieromtrent onjuist zou zijn. Maar
wanneer een compositie, die aan haar ver
tolker de zwaai ste technische eisenen stelt,
in ziel en wezen is weergegeven, wat
schaden dan een paar mislukte nootjes?
Het berispen van dergelijke futiiiteiten
is een armzalige schoolmeesterij. Blijkt deze
schoolmeesterij nog onwaar bovendien te zijn,
dan haalt men er zijn schouders voorop",
luidt het goedkoop advies van den buiten
staander.
Doch is het niet minstens billijk dat
voor de oogen van hen, die schoolmeesterij
of onwaarheid aanvaarden, de school meester
of onoprechte op zijn beurt wordt berispt?
Beslist uitduiden kan men hem niet, maar
n van beiden is hij zeker, de criticus, die
een onbeduidendheid wereldkundig maakt:
of een kwezel, of een kwaadwillige.
In den laatsten tijd hebben mij twee re
censies zoo geërgerd, dat ik niet nalaten
kan eens verdere publiciteit te geven aan
hun kwezelachtigheid of onoprechtheid.
Over den zang van Mevrouw Charles
Cahier in Das Lied von der Erde" schreef
de muziekredacteur van de Telegraaf, l) dat
zij alles behalve subliem zong en de muziek
hier en daar arrangeerde ter wille van haar
stem, die gij 2) zoo volmaakt heet, dat de
tenor Meader, over wien gij 2) zoo in de
wolken waart, de grootste moeite had om in
het ensemble te blijven en er zelfs uitge
vallen is.
Indien het waar is, wat deze muziekre
dacteur schreef, dan stelt hij zijn enkele
bevinding tegenover die van publiek en
orkest, of althans het meerendeel daarvan.
Het is volstrekt niet uitgesloten, dat het
gezag van den enkeling het gezag der
menigte te boven gaat maar daar is tot
nu toe niet de minste rede geweest, dat wij
op het gezag van den onderhavigen enke
ling vertrouwen zouden.
Indien mevrouw Cahier de noten
arranDr. J. H. Gunning Wzn. herdenkt L'gthart
als schrijver der .Jeugdherinneringen"; wie
deze waardeerende, toch critische schets
van een ander paedagoog, die, naar ik meen,
niet een persoonlijke vriend van den over
ledene was, leest, katv zeker niet nalaten met
ie Jeugdherinneringen" kennis te maken.
Een zeer goed portret van den overledene,
een afbeelding van Ligtharts woning en van
zijn graf sieren het fraai uitgevoerde boek
werk ; de bandversiering is van Nelly Volker
van Waverveen.
Laat ieder opvoeder toch deze schoone
kernspreuk van Jan Ligthart in gedachten
houden: De heele opvoeding is een kwestie
van litfde, geduld en wijsheid en de laatste
twee groeien waar de eerste heerscht."
Wie zijn graf te Dieren bezoekt, zal deze
woorden op den eenvoudigen grafsteen zien
uitgebeiteld. TH. M. K.
* *
De methode Montessori
Zei/opvoeding van hef jonge kind, door
dr. MARIA MONTESSUBI. Uit het
Italiaansch vertaald door T. BRUYN
met inleiding van dr. D. HERDERSCHÉE.
Jv Ploegsma, Zwolle. Ingen. ?3.75;
geb. ?4.50.
Nadat reeds eenige malen in dit week
blad, ook door mij, over Montessori's
methode geschreven is, acht ik het over
bodig omtrent die methode zelve opnieuw
iets mede t^ deeleh. Wie het boek der
geniale schrijfster niet in haar eigen taal
kan lezen of het niet uit een vertal ng in een
andere taal dan de onze heeft leeren kennen,
kan thans zich aan de studie zetten.
De methode en haar toepassing is nog te
jong dan dat ik reeds zou durven getuigen,
wat de inleider schrijft:
Men zal eens van Montessori getuigen;
verguisd door enkelen, vergood door velen;
gelezen werd zij door allen, die belang
stelden in de ontwikkeling van het kind."
Maar wie een oordeel wil vellen, zal
moeten beginnen met het boek te lezen.
En dit is ons door den vertaler Bruyn
mogelijk gemaakt. De uitgever Ploegsma,
die meer en meer de uitgever van dergelijk
werk schijnt te worden, heeft voor een aan
genaam uiterlijk gezorgd, terwijl zeer veel
illustraties'de tekst verduidelijken, waarbij
enkele betrekking hebben op de weinige
Montessorischooltjes in Nederland.
Th. M. K.
ULIMAN, Uit het dagboek eener jonge
moeder, door NELLIE'S dochter Lili.
J. Ploegsma, Zwolle. Geb. f2.25.
Kan en mag ik op dit boek kritiek uit
oefenen, een boek, waarvan de schrijfster
in de inleiding zegt:
Anders wil dit boekske niet, dan haar
die eens jonge moeders waren, zachtkens
herinneren aan vroeger; haar, die het nog
zijn, dubbel opmerkzaam maken op hetgeen,
eens verdwenen, nimmer tot ons wederkeert."
Laat mij dus volstaan met op te merken,
dat l/liman het zoontje van Lili is en dat
zijn eerste levensjaarjes op zulk een wijze
door zijn moeder beschreven worden, dat
men voelt, welk een ge'uk dit kindje in
haar leven heeft gebracht en omgekeerd
welk een groote moederliefde zij hem sihenkt;
een liefde, die hij nu echter reeds met een
zusje moet deelen. Maar dit is immers het
geheim der ware moederliefde: over hoe
veel kinderen ze ook wordt uitgestort, geen
krijgt er minder, elk zoo mogelijk er meer
door. TH. M. K.
geerde terwille van haar stem, dan was dit
arrangement zoo onbelangrijk, dat zelfs de
nauwgezette Mengelberg hier geen acht op
sloeg. Is de uitspraak van dien nen muziek
redacteur verwaandheid of een kwaadaardig
verzinsel? Ik kan niets bewijzen en moet het
dus in 't midden laten.
.... Haar stem, die gij zoo volmaakt
heet
Inderdaad mevrouw Cahier's stem, die de
recensent zelf zoo volmaakt heeft geheeten.
In een voormalig verslag3) zeide hij: Ik
kan dit specifieke timbre moeilijk beschrijven.
Het lijkt ae opperste concentratie van emotie,
maar rythmenloos en haast achteloos uitge
sproken, het is een mild timbre, koel als
zomerschaduw, vol mededogen, overvol van ziel.
Gelooft de heer Vermeulen werkelijk,
dat deze kunstenares, wier waarde gij zelf
erkendet, muziek behoeft te arrangeeien ter
wille van haar stem? Welke curieuze op
vattingswisseling heeft er in hem plaatsge
grepen? Zij stemt tot nadenken.
E i nu het tweede geval van
haarklooverijof vijandige fantasie. Dat was in den Haag.
Onder Schoonderbeek's leiding werd met
het Resident ie-Orkest, het koor van Excel
sior" en een solisten-ensemble de mis van
Willem Andriessen uitgevoerd. Het
Benedic'us van die mis, een solo-kwartet, dat
volgens den recensent van Het Vaderland"
voor de zangers niet te onderschatten
moeilukheden heeft, klonk aldus de recensent
bewonderensw ardig. In expressie, zuiverheid
en homogeniteit werd een zeer hooge trap van
volkomenheid bereikt (de sopraan niet steeds
vlekkeloos rein).
Ziedaar reeds bij het lezen alleen van dat
onbeholpen zinnetje: De sopraan niet steeds
vlekkeloos rein", een specimen van olie
domme vitterij. Want hoe is het nu in
vredesnaam mogelijk om na de erkenning:
een zeer hooge trap van volkomenheid
werd bereikt" zoo smakeloos pedant neer
te schrijven: de sopraan niet steeds vlekke
loos rein l"
Een tweede hoedanigheid van deze vitterij
is echter, dat zij wel van zeer twijfelachtige
waarheid moet zijn, daar alle aanwezige
musici van eenige beteekenis unaniem ver
klaarden, dat het Benedictus een solistische
triomf was zij zullen het gaarne nog
maals getuigen. Waarlijk, de kleinzielige
kritiek uitgeoefend op deze sopraan, een
onzer grootste zangeressen, is een niet on
aardig staaltje van schoolmeesters of
lasteraarsduif naast de opgetogenheid van
Willem Andriessen (den componist), Johan
Schoonderbeek (den dirigent) en de recht
matige zelfvoldoening der solisten over de
absolute zuiverheid van dit uiteist moeilijk
kwartet.
Kwezels of kwaadwilligen ? Het is niet op
te lossen. In verband met deze twee ver
slaggevers merkwaardige gevallen van
l'embarras du choix."
H. VAN LENNEP
1) Ochtendblad van Zondag 8 Oct. 1916.
2) Wij luisteraars.
3) De Tijd 16 October 1913.