Historisch Archief 1877-1940
18 Nov. '16. - No. 2056
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het Dankbare Polen
Teekening voor de Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck
POLEN: Lang leve Wilhelm, die ons onze kroon teruggeeft!"
HliMllilllliiliiiiiimimiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiiMiiiiiiiii iiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiniiiiiiiiiiiiiiii
oordeel wat zo moeilik blijkt voor vele
geleerden dat maakt Qallée tot voorman
in zijn tijd.
Over het Friese Boerehuis
Naar aanleiding van K. UILKEMA, het
friesche Boerenhuis, onderzoek naar
het ontstaan van het tegenwoordige
Boerenhuis in Friesland, Met voor
bericht van Mr. P. Boetes.
Uitgave van het Friesch
Genoot? schap, 1916.
De geschiedenis van het Boerehuh in
zijn ontwikkeling is de geschiedenis van
een belangrijk deel kuituur. Er weerspiegelen
zich in, verschillende ekonomiese toestan
den, en sociale verhoudingen. Zelfs komt er
in uit 't verschil in kom-af ik bepaal me
tot Nederland, van de friese boer, tegen
over die in 't Saksenland, tegenover die in
Holland, waar de stadslucht vrij maakte."
Het merkwaardige van het Boerehuis, over
heel Nederland, was jaren lang al bestudeerd
door Qallée, zo terecht door mr. Boeles
de sympathieke geleerde" genoemd. Ver
schillende keren publiceerde hij een en ander
van wat hij langzamerhand in een 30 jaar
verzameld had van heel West-Europa, spe
ciaal het laagland langs de Noordzee 1).
Hij was een man van initiatief, een die
vooral anderen wist te inspireren ook te
gaan zoeken; een explorator, geen middelbaar
alleen systematies-kennis-vermeerderaar. En
die hem zijn onderzoek afstond, merkte dat
bet in wetenschappelike handen kwam.
Aan hem is te danken dat n woning, n
klederdracht n sieraad, als kenmerkend
verschil van een van de drie stammen, en
toch in origine germaans; breed en diep
nagespeurd en nagezocht is en wordt.
Toen hij voelde dat zijn zijn op deze
wereld beperkt was, gaf hij een gedeelte
vun zijn levensarbeid in 't licit; al werden
tal van gegevens onverwerkt ter zijde ge
legd, en is al het uitgegevene niet ns
geworden wat hij zich voorstelde, ook door
beslommeringen van andere aard.
Grondslag blijft dit werk, waarin princi
pieel de lijnen het eerst getrokken werden.
Vanzelf moet een algemeen overzicht over
't geheele terrein aan nadere dètailstudie
vooraf gaan.
Een explorator brengt eerst het land glo
baal in kaart, de landmeter verbetert later.
En ontdekt dan zelfs kardinale fouten, naast
verschillende vergissingen.
Hier houdt de vergelijking op 2). De heer
Uilkema is veel meer als een landmeter; is
zelf, gelukkig, ook voor Friesland en zijn
boerderij, een principieel navorser.
Waar Gallée zich vergist als hij het oude
friese boerehuistype vaststelt, heeft dat een
andere oorzaak Met bijkans allen in zijn
tijd had hij gemeen de werk-methode van
de oud-historie uit tot nu." Verreweg de
meesten van deze oud-histprici beginnen
met het alleroudste hypotheties vast te stel
len; wat het toeval vaak bewaarde in de
oude mededelingen, daarop bouwen zij 't
nieuwe op, het maar al te dikwijls verwrin
gend naar hun systeem. Hun ontgaat, of 't
wordt mis-verstaan, wat overal nog kan
opgezocht onder al 't nieuwere,
Juister is de retrograde-historie-methode:
van 't nu beginnen, en dan analyserend
terug, 't Oudere telkens af- en uitpeilen uit
het nieuwere jongere bijgewerkte en ver
anderde.
Dit nu kan men in elk opzicht
kontroléren. En dan is die gegenwart zu
projektiren auf die vergangenheit"; natuurlik
mutatis mutandis. Zo heldert 't heden" 't
verleden op.
Van 't oude ging Gallée uit; wel rekende
hij met zijn ontdekkingen van nu, maar
niet konsekwent 3).
Toch onttrok hij zich geleidelik aan de
invloed van zijn grote massa historiese kennis,
die hem niet onbevangen deed zijn bij zijn
onderzoek.
't Alleenstaande boerehuis b.v. naast de
schuur nam hij eerst later aan hij
vond dit in Zeeland, de Zuidhollandse
eilanden en Friesland; maar bleef het
ontstaan houden toen de welvaart toenam,
en de boer afzonderlik ging wonen. Ook
het vierkante van de huizing is een latere
conclusie; de oudste Germaanse woning
zou rond zijn geweest, zoals op oude
afbeeldingen te zien was; hier stond de
vorser zelfs sterk onder invloed van
generalizerende vergelijkende ethnografie.
Maar juist d"or die historiese vaststaande
zaken te vervangen door wat van hst oude
terug te vinden is onder het jongere,
het zich losmaken van
wetenschaps-voorHet typiese van de boerewoning bleef
Gallée zoeken en vinden in de schuur. En zo
werd de Germanen maar n type toegekend.
In alle schuren vindt men hetzelfde
hoofdbeginsel: de stapel hooi of veld vruchten
vormt het vierkant, het centrum, waarom
alles zich voegt.., Het hangt natuurlik van
de massa hooi of vruchten af, of n vier
kant voldoende is of niet... Verschil van
bedriif of bodem verandert niets in het
hoofdbeginsel van de schuur, wijzigt alleen
de vorm". ..4)
De friese volkstammen ontging daardoor
hun afzonderlik type.
Uilkema gaat uit van het nu nog waar
neembare, en wat daarin van het oudere
overgebleven is; zóvindt hij de vroegere
bouworde terug.
Bij 't friese boerehuis komt hij nu drie
hoofdtypen onderscheiden 5).
De stelphuizing, in tegenstelling met
Gallée, blijkt van de laatste tijden, is altans
in het Friese land van nu, geen oud type.
Of dit zelfstandig, zonder invloed van bui
ten, ontstaan is? Uilkema spreekt hier voor.
Maar 't enige argument is dat de
oorspronkelike friese stalinrichting er in terug ge
vonden wordt. Maar, niet waar, waar de
stelphuizing eerst vrij laat in Friesland
werd gebouwd, kan de stalling toch over
genomen zijn naar 't model van de
oudfriese boerderij?
Eigen en oud-type is de friese boer
derij. Gallée beschreef die toen hij als voor
zitter in 1907 de vergadering opende van
't Prov. Utr. Gen. en wel zo: de hooiberg,
waarom zich koestal, d^rsvloer en melkerij
groeperen, is het centrum; het huis, dat nu
meest met de schuur verbonden is, stond
eenmaal vrij... 6)
Daarbij kon een enkel gegeven gevoegd
uit de oud-friese wetten, waarvan de inhoud
ook door mij is opgenomen in het Friesch
Woordenboek."
De foarhüzinge," is het aloude vierkante
woonvertrek van de Vrije Fries, in de
oude wetten is het nog afzonderlik bevre
digd. Uit de Xllie eeuw dateren deze wetten
zeker; waarschijnlik zijn ze vrij wat ouder,
altans voor vele bepalingen, 't Weiland nu
kennen die wetten nog min of meer in
gemeenschappelik bezit; dit kwam 't laatst in
partikulier eigendom; 't bouwland eerder,
omdat de meerdere zorg en bearbeiding en
kosten die iemand besteedde, hem ook
verder recht gaf op de vruchten; nog
vroeger de behuizing; lijfgoed, wapens, en
sieraad wel 't allereerst.
My house is my castle," geldt ook in
Friesland, wel lang vór Redbad, oftewel
op zijn Hollands, Radboud de Grote?).
Voor de Vrije Fries is deze afzonde
rlike foarhüzing", ook binhüs" genoemd,
een kenmerkende eigenaardigheid.
Of onder dit afzonderlik woonhuis voor
de landbouwer en veehouder ook in de oudste
tijden niet de melkkelder was gebouwd 8)?
De oudste woningen lagen tegen de hoogte
van terpen. In de lage streken was er geen
gelegenheid voor, daar moest men wel een
afzonderlike molkenkeamer" platgronds
inrichten. Mischien heeft Uilkema gelijk
dat deze in oorsprong toch een afzonderlik
bouwsel geweest is, dat meest aan de
noordkant stond, voor gelijkmatige koele
temperatuur 9).
Niet ver er vandaan is zeker de karn te
zoeken. Uilkema plaatst die in de stal 10).
Maar in, tijdens de Romeinseoverheersching,
al goed bewoonde streken, als om Franeker
heen, staan boerderijen, waar in de stal voor de
karnerij geen plaats was: de tsjerne" stond
in het milhüs", de verbinding van
foarhuzing" en skuore"; en het ronde
tsjernpaed" met drijfrad is ingehoekt in de schuur
naast aan,onder't aflopend dak, tussen
binnenmuur en eerste gebint. Ook in een
oudstfriese g r e i d boerderij onder Wartena vindt
men de karn en 't kar n pad nog tegen de
huizing, buiten de stal. Evenzo komt in een
ander onder Nes (Utingeradeel) de karn er
nog buiten voor 11).
Later kan hij naar de stal verplaatst zijn.
En is 't zo eveneens niet gegaan met de
kaasketel ? Vaak zag ik die in oude boer
derijen in een afzonderlik hok.
Nauwkeuriger dient dit nog nagespoord:
men kan niet volstaan ten slotte met een
,.ik stel me voor", we moeten aannemen",
't kan niet anders".
Een ander biezonder kenmerk van de
oudfiiese boerderij was de alleenstaande langwer
pige stal, waarin de koeien geplaatst zijn met
de koppen naar buiten. Eerst later wordt deze
ingebouwd bij de schuur; onder n dak
met de hooibergen, als gollen", gebracht.
Dit toont Uilkema inzonderheid op overtui
gende wijze aan, voor de G re id b oer d er ij. 12)
Voor de bouwboerderij zijn derde
type komt hij tot een geheel verschillende
oorsprong.
Hiervan zou het kenmerk wezen de ver
bazend grote voorhuizing (met Milhüs
eigenlik), het binhüs"; buitendien heeft
het een nrijige yeestal, waarboven de
tsjinkape", de ene dakzijde in de schuur
ontbreekt, die wel voor komt bij de
greidschuur; zo zou deze stalling niet uit een
afzonderlike koestal zijn ontstaan.
Waarom moet evenwel in landbouwstreken
de stal oorspronkelik eenrijig zijn gewees'?
Bij vele bestaat de aflegering" evengoed als
bij de greidschuur; vaak is een stenen muur
tussen mielgong" en gollen" aanwezig,
waarin het heafek". 't Zou me niet ver
wonderen of ouderen van dagen hebben hier
en daar ook nog de tsjinkape" gekend, en
de dub">elrij.
De ontwikkeling op de klei, vooral in
Westergo, is vlugger gegaan als elders; de
oude verbouw valt in vroeger tijd; in
andere kontreien is nog de oude afzonder
like twee rijige koestal, in de schuur opge
nomen, duidelik herkenbaar; elders
daarentjgen, in de lage weidestreek vindt men deze
koes«al nog naast de vrij staande hooiberg
als in de Saksiese landen zonder
gemeenschappelike overkapping: de oudste
samenhouding.
Vooral in de vroegere en vroegste Mid
deleeuwen en nog eerder was de boer
derij voor eigen bedrijf en eigen handel;
de boer tegelijk greid- en veeboer, 't Lage
land lag nog dras; voornamelik de klei
was in gebruik.
Van deze laatste streken worden na de
dood van Bonifacius vele schenkingen ver
meld aan kloosters: pascua" naar 't aantal
runderen begroot, dus weiland, komen
daarin meer voor als iugera" van de terra
arabilis", de bouw.
Toeval mischien? Maar de friese naam
voor geld" irr de middeleeuwen is ook
fla = vee. 13) In de terpen, ook in de onder
grond, zijn botten van runderen, paarden,
schapen en bokken, naast paardehaar en
schapewol, de resten van hooi, en dikke
lagen mest, alles behalve zeldzaam. Maar
ook al vroeg daarnaast overblijfselen van
haver en tarwe, van duive- en paardebonen;
van lijnzaadbolsters vond men zelfs een
hoop van 'n liter of tien bijeen. 14)
't Gemengde bedrijf vindt men dus op
de hoge klei-streken.
Om een en ander valt 't me, voorlopig
altans, moeilik te geloven aan een oor
spronkelik onderscheiden karakter 15)
van de bouw- met de greidboerderij.
De grote binhuzen" van de bouwboer
derij verdwijnen meer er meer nu, na de
Napoleontjese tijd, omdat 't overbodig werd
doo' verbetering van de verkeerswegen
de-winter-door grote hoeveelheden te be
waren. 16)
En die binhüzen" zijn ook ontstaan, toen
door intensievere, bewerking en uitbreiding
van de bouwerij splitsing ontstond tussen
het bouwboer- en veehouders-bedrijf. Mis
schien gebeurde dit algemeen met de
opbloei van de buiten-friese handel: in de
tijd dat de steden zich uitzetten, onder de
Republiek, en vroeger al, met de Hervormings
tijd. Mischien valt het begin al vroeger.
Dit is mogelik ook nog uit te vinden in
de oude toestand, uiterlijk en innerlijk, van
de woning.
De boerehuisbouwer iskonservatief. Zoals
Uilkema 't vindt in Friesland, merkte Gallée
dit op in Twente, zag het langs de
Dedemsvaart met zijn Groningse modellen ; en in de
Haarlemmermeer met die bonte mengeling
van systemen, al naar de herkomst van de
famielie. In Amerika zelf< vindt men naast
andere de oudfriese bouwvormen terug. 17)
Uilkema vond in Friesland verscheidene
hoeven, die op de oude grondslagen blijk
baar weer telkens waren opgebouwd, of
waarin gedeelten voorkwamen1 van oude
tijd, uit de XVlIe eeuw, 18) zelfs van 1581
(blz. 54 vv.) en van 1400 (blz. 74).
In historiewerken is nog wel meer ook te
AuBo
ALLEEN VERKOOP in
NEDERLAND van
HANDSCHOENEN
IEDER PAAR
^GEGARANDEERD
DENT's
Ri/ en stut o
HANDSCHOENEN
vinden. 7oals in Groningen nu nog schuren
van 100 meter voorkomen, wordt in de oude
friese wetten gesproken van wat klinkt over
niogen fekke huses", d.z.g. gollen".
En als Strabo Friesland op 't oog had,
dan kende hij al de berging in grote
schuurruimten.
Wie verzamelt ons al die gegevens? Wordt
b.v. in de twisten tussen Schieringer en
Vetkoper, en vroeger nog, vermeld van bran
den en verwoesten van voorhuizing, en
veestal, en grote schuur ? Wat geeft verder
de atlas van Schotanus; en nog vele archief
stukken? 19)
Voor een man alles alleen, is wat veel:
wie helpt een handje ?
Nog zijn in Friesland die verschillende
fazen van 't boerehuis te vinden; in de lagere
greidstreken zelfs nog de alleenstaande
hooiberg naast het woonhuis en de
dubbelrijige koestal: de oudste friese greidboerkerij.
Hierin vindt Dr. H o l w e r d a een schit
terend bewijs te meer uit de nu-tijd voor
wat hij constateerde in de oudere: verschil
lende kultuurontwikkeling bestaat naast el
kaar ; tegenover wat de afgesloten
periodengelovers aannemen.
Zo leveren de onderzoekingen van U i
1k e m a principieel ook voor anderen gege
vens: 't bewijs van juiste wetenschap.
In zijn geheel is 't een mooi werk met
veel en goed nieuws, van een scherp waar
nemer, opgegroeid in de friese boerderij, van
nature wetenschappelik aangelegd; van de
landbouwonderwijzer in zijn hertelen", die
z'n vrije tijd geeft aan 't onderzoek.
En veel, heel veel leverde dit hem op. Zo
zelfs dat de massa te verwerken gegevens
het de bewerker niet gemakkelik maakten
om duidelik te zijn. Altans de chronologie
is nog al verward 21).
Uit alles bemerkt men hoe geweldig veel
gegevens verwerkt moesten worden, en hoe
veel er achter de hand is gehouden, 't Wil
mij voorkomen dat na verloop van tijd de
bewerker van dit stuk kultuurgeschiedenis
de man zal wezen die zal geven, van 't nu
bestudeerd tot in overoude tijden, het Friese
Boerehuis. Hij zal dan zijn massa gegevens
verwerken en uitwerken tot een schilderend
overzicht, ook in détail, van de schuur, zo
geniaal in constructie", om haar geweldige
inhoud bij gering materiaalgebruik, en vaste
bouw"; en van de huizing, samen een
harmonies architectonies geheel vormend
als nergens in Nederland" 22).
Zwolle F. BUITENRUST HETTEMA
1) Zie, behalve Het boerenhuis in Neder
land, 1908, blz. 22 v.v., de belangrijke arbeid;
zijn Openings-rede in het Prov. Utr. Gen.
1907, blz. 9.
Het boerehuis in Nedertand, Tentoonstel
ling van Hulpmiddelen bij het Aardr. On
derwijs 190.d (waar G. een 7-tal typen
onderscheidt).
Moeurs et Coutumes, in Les Bays-Bas,
Publication offerte aux journalistes
trangers, Ie 6e Sept. 1898. In dit laatste werk
heeft G. hè' boerehuis, ook het friese, be
kend gemaakt bij de honderden, die Les
Pays-Bas" meenamen naar alle oorden van
de wereld.
Verder in tal van voordrachten en lessen.
2) Er komt nog dit bij: Gallée was 't te
doen een zoveelste hulpmiddel te hebben om
de grenzen van de volkstammen te bepalen,
naast de dialekten-grenzen; het verschil in
sieraad kan ook dienen; minder geeft de
klederdracht.
3) Niet meer als b.v. Uilkema vooral ook
doet op bU. 62: door een aantal friese huizen
in tekening te brengen, kan men het type
zonder meer niet afleiden. Wel omgekeerd
die het type kent, vindt in elk huis van de
kleistreek de friese indeling terug...
Ook hier, evenals G. deed, eerst aannemen
Doorsnede van de Oud-Friesche"greidboerderij
c van ft r Fr k s rij r
qrciótoerócnj _
IIIIIHIII1IIIIIIIIIIII
van een type, niet het konkluderen tot een
type. Toch doet de andere methode van U.
hem zekerder staan.
4) In de Zwo sche Courant van 19 Oktober
1898 werd dit al gerectificeerd naar aanlei
ding van 't werk Moeurs et Coutumes in
Les Pays-Bas":
Voor 't Friese huis is jammer genoeg
niet het meest typiese gekozen. Niet destjelp
is 't, maar de boerderij waarvan de
oorspronkelike afzonderlike büte (of veeschuur),
en de aaneen gevoegde hooi-stapels, nu
gollen genoemd, later alles onder n dak
zijn gebracht, en door het mul-(middel) huis
verbonden met de oude friese vierkante
hüzinge".
51 De vierde is de nieuwfriese greidboer
derij, van de jongste jaren; deze heeft het
model enigzins van een hoofdletter T. Er zijn
er maar heel enkele, wegens de hoge kosten.
Bekend is die van 't St. Anthonie-gasthuis
bij Gou t u m en die van Van Eijsinga, onder
Joure.
6) Nog scheidt meestal een brandmuur de
hüzinge" van 't milhüs": zie ook Uilkema
blz. 53.
't Is jammer dat deze bewerker niet overal
hierop heeft geattendeerd, evenals op de
verscheiden bedaking.
7) Aan deze te veel vergete" en niet
getelde Vrije Friese Vorst heeft de Geer recht
gfdaan.
8) Zoals nu nog vaak. Zie ook Uilkema.
Blz 69, en 45.
9) Blz. 69 vooral; 22 3, 31, 58, 54.
10) Eigenlik zegt hij: ik stel me voor"
(blz. 29) we moeten dit aannemen" (blz. 36);
't kan niet anders" (blz. 29); 43.
11) Zie ook plaat XII: de typerende plat
tegrond naar greidboerderijen in Wirdum,
Roordahuizen, Eagum, Grouw.
12) Zie Uilkema blz. 75.
13) Daarnaast worden koeien, varkens,
paarden genoemd: geregeld komen in de
wetten voor het hors", en meer speciaal de
wigghe" of widzia", waar von Richthofen
van maak'e een wieg" of een draagbaar";
maar dat door Kern terecht is gebracht als
paard, (otidsaks wigg, angelsaks wieg,
oudnoors vigg). Bij deze kuituur van 't paard
geloof ik niet dat op ouderdom wijst wat
Uilkema over de verwaarlozing van de
paardestal, liefst nog in een bouw-boerderij mee
deelt (blz. 57). Hier generaliseert hij voor
ouder tijd de armoe van de boer, of die van
de streek.
14) Zie de verslagen, en ook de medede
lingen in de Vrije Fries. En L. Broekema
in Cultura."
15) Blz. 53'4.
16) Zie Uilkema blz. 59?61.
17) Zie ook Redevoering Prov. Utr. Gen.
1907, blz. 5 vv.
18) Uit de XVlIIe eeuw (blz. 69); XVIIe
eeuw (hlz. 45, 62, 34, 38, 39).
19) Of het bericht van Ocko Scarlensis
(blz. 67) waarheid bevat, is bet wijf elbaar.
Over O- S denk ik zoals voor de Friese
Plaats namen (1899) is aangegeven.
Overigens behoeft de hyperkritlek van
Bolhuis van Zeeburgh niet langer nagepraat.
Evenmin maar klakloosonwaarschijnlikheden
verder verbreid.
20) Holwerda, o a. in De Ontwikkeling der
praehittorisch-romeinschearchaeologie(\9\Q),
blz. 16.
21) Men kan de onderschriften van plaat
XII, VIII, en V vergelijken met wat in de
tekst gezegd wordt; volgens de platen moet
de oudfriese greidboerderij omgebouwd zijn
tussen 1700 en 1800: in de tekst, ook zelfs
van blz. 45, is die aangevangen lang voor
It68 .." Maar zie vooral blz. 35. - Blz.54
zijn de gebinten veel ouder als 1581, zo ook
op blz. 35: op blz. 19 duurt een normaal
gebouwde schuur 100 a 150 jaar (of zijn hier
de gebinten niet bedoeld? maar hoe dan de
volgzin te verklaren:) daar het houtwerk
door condensatiewater en ammoniak
gewoonlik hevig wordt aangetast."
22) Zie Uilkema, blz. 62/63, 77, 70.
Dan zal hij ook even in Franck-van Wijk,
Etymol. Woordenboek moeten kijken, of zijn
etymologieën laten nagaan door een des
kundige: Bin-hüs kan zeker niet met barn
samenhangen. En is miel-gong =
melkgang? (blz. 18; of stalvloer op blz. 44
is verwarrend). Is boarregat" wel een ge
boord" gat? (blz. 18). Kan püskoven" wel
in verband gebracht met püster" (blz. 61) ?
Büt-hüs is geen buitenhuis; maar büthe is
wel: gebouw (vgl. oudfries bold <C*bothl);
boes" is geen fries hoesjes" is anders
ontstaan.
* * *
iiinimiiiiiiiiiiiiMMMmiiminnimniiiiiuiiiiimtiittttiiituiniiiiiiiiiiui
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
Verhuisd naar:
ZEBSTBAAT 65, DEN HAAG.