Historisch Archief 1877-1940
't 25 Nov. '16. - No. 2057
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
005TEEBEEK
MEUB1LEERINGEN
TAMINIAÜ'S
? JAM ?
MEDDENS
gereed en
naar maat vanaf
r *?-?
Coupéur-reiziger
te ontbieden.
11
m EENIGE SPECIALITEIT m
ntt ? ten
? i n p2
g| KRlMPVRtJËII
5" GEZGNDHEIÜS- |S5
0*f fëD
g ONDERGOEDEREN ^
0Ï4 Nederlandsch Fabriksat gg
n«i ~.
TRlCOTHUlS
l""1
g| REG. «REESTRAAT. 35
04
TEL. 5066 N.
It'
S
RO
SB
fabrikanten.
OE^F.tLMR.DOER.
J.S. MEUWSEN
Hoimrancier
Hoeden en
Hode-Migizijnen.
AMSTERDAM.
Leidschestraat 4,
B.passage h. D.rak,
Damstraat h. Nes,
Doelenstr. h Ach
terburgwal.
ROTTERDAM.
Mosseltrap 3,
Boymansstraat 3.
B.V.D.HEIDE
's-Gravel.weg. Tel. 1150
ARTISTIEKE
MEUBILEERINB
SPECIALE ONTWERPEN
BOUWT
TE NUNSPEET
MOOB BOSCHRIJKE TfiRRElNEN
SPOOR, TRAM, ELECTWSCH
LÏCHT, TELEPHOON
INLICHTINGEN Mij. BDE VELUWE"
LIBCRTY
ARMSToa VAM DonntR eiKfnuouT nti vett
5TtLBAR?H RUG En UITX.HUIFBAAR RUSTVLAK
L055£KUSStnS rt, ZITTING Bent
.39ARM5TOÊI \AHDOrmeR GEKITST
6IKCMMOUT B?KL«0 Mtl TAPESTRY «.»4 SO R M
mveue PATRonen veRsitLBARt RUG.
19
Fl
CATALOGUS FRANCO OP AANVRAAG
MCTZ&G
ATÏSTeRDAM
sCRAVertHAGC
Salarisregeling bij de Posterijen,
Telegrafie en Telefonie.
In de bedrijfsbegrooting van 1915 werd
een nieuwe salarisregelihg -voor bijna alle
categorieën van het Post-, Telegraaf- en
Telefoonpersoneel voorgesteld. Door den
oorlog werden alle voorgestelde salarisver
beteringen ingetrokken. Voor de Jagere
tractementen zou echter in 1916 50 pCt. worden
ingesteld, en in 1917 zouden de andere 50
pCt. volgen, en tevens de 100 pCt. van het
nog niet bedachte hoogere personeel. Tevens
?werd als een der motieven tot het hooger
Post- Telegraaf-, en Telefoontarief aange
voerd :
betere bezoldiging van net
personeel.
Hierop werd een salarisregeling naar anciën
niteit opgesteld, waarbij echter zij, die 22
en meer dienstjaren hadden,
achteruit gingen.
De hoofdcommiezen, adjunct-commiezen en
inspecteurs krijgen de geheele verhooging.
Vermoedelijk zal nu de salarisregeling voor
het lager personeel na den oorlog zoo blijven,
terwijl er voor het hooger personeel beloften
zijn. Maar beide categorieën vragen om be
langrijker verhoogingen: de oudste com
miezen krijgen f200 minder dan hun in 1915
in uitzicht werd gesteld. Op l Juli 1917 gaat
De Legende van het Vurige Graf
, DOOR
W. C. BROCADES ZAALBERG
De eindelooze keten van' bergen, welke
zich van Alaska tot Kaap Hoorn uitstrekt
zonder n enkele onderbreking, dan de
woeste spleet van straat Magelhaen, was
de bakermat van twee groote beschavingen,
die der Azteken in Mexico en die der Inca's
in Peru. Beide hoogstwaarschijnlijk ontstaan
zonder eenigen invloed van buiten af, is
het geen van beiden gegeven geworden te
toonen, tot waar zij hadden kunnen komen.
Beide zijn bezweken voor den gouddorst
die onderdanen van de Allerchristelijkste
Majesteit.
In die streken, waar de Inca-beschaving
haar invloed deed gelden, en waar nog talrijke
overblijfselen herinneren aan wat dit merk
waardige volk had gewrocht, leven nog vele
legenden onder de Indianenstammen uit den
tijd, toen zij nog heerschers waren in het
land. Zij worden zeldzamer, naarmate men
verder van Peru, het centrum der
Incadynastie, zich verwijderd. Doch ook in Chili,
waar. toch de Inca's eerst kort vór den
inval van Pizarro vasten voet kregen, her
inneren nog plaatsnamen als la Puenta del
Inca: de Incabrug, la Laguna del Inca: het
Incarneer, aan die verdwenen tijden, toen
de ruwe hand der veroveraars nog niet het
goud der Zonnetempels had gestolen en de
aanbidders der Zon bij duizenden liet om
komen in de mijnen.
Zeker niet de minst aantrekkelijke der
legenden, die in Chili hun oorsprong hebben,
is de legende van het Vurige Graf.
Als men in dat deel der vruchtbare vlakte
staat, die zich tusschen de kustgebergten
en de groote Cordillera's uitstrekt, waarvan
de provincie-hoofdstad Talca het middelpunt
is, reikt het oog op heldere dagen en er
zijn er vele zoo in Chili van den koepel
van den vulkaan van Chillan in het Zuiden,
tot voorbij den vuurberg Peteroa in het
Noorden. En daar tusschen een rij van witte
toppen door vlakke kammen onderbroken,
waarvan vele uitgedoofde, sommige nog
rookende vulkanen zijn, als de scheeve tand
van den Cerro Azul, waar de sneeuw vaak
grauw gekleurd is door de asch van den
krater.
Onder al deze bergen de merkwaardigste
de salarisverbetering voor het hoogere per
soneel in, zoodat de uitgave voor dat jaar
de helft slechts is.
Deze twee zaken (besnoeiing op de voor
1915 voorgestelde bedragen voor de oudste
commiezen en het uitstellen der ni«t groote
verhooging tot l Juli 1917) brachten de ge
moederen voornamelijk in beweging.
Het hoogere personeel, vertegenwoordigd
door de besturen van 5 bonden, heeft in
eene krasse motie uiting gegeven aan zijne
verontwaardiging. Deze Utrechtsche motie
bevat sommige gelukkige uitdrukkingen,
daarentegen ook enkele, die achterwege had
den moeten blijven. Daarover is het oordeel
hans wel vrij eenstemmig. De kern van de
motie is echter ontegenzeggelijk juist.
Voor het hoogere personeel bij de poste
rijen en telegrafie is de kern dezer motie
zooveel juister, omdat dit personeel, ten op
zichte van het hoogere personeel van andere
dienstvakken, steeds stiefmoederlijk is be
handeld geworden. Met eenige
voorbeelden
wil ik dit aantoonen.
De inspecteur der posterijen en telegrafie
te Amsterdam, een hoofdambtenaar die het
toezicht heeft over den post-, telegraaf- en
telefoondienst in een gebied dat pl.m. l'/2
millioen inwoners bevat, geniet een salaris
van f4000 bruto. Gelijkgestelde
toezichtambtenaren van andere rijksdienstvakken
(directeuren der directe belastingen, der regis
tratie enz.) genieten een bezoldiging die 1000
tot 1500 gulden hooger is. De beide Ie adjunct
directeuren van de hoofdpost- en
telegraafkantoren te Amsterdam genieten f 3200 bruto.
En voor een inspecteur van politie Ie klasse
te Rotterdam wordt f 3200 voorgesteld, voor
en meest indrukwekkende is de Gran
Descabezado. Zijn vorm is die van een
zuiveren afgeknotten kegel. De uitgestrekte
platte top wordt ingenomen door een
enormen, nu zelden of nooit werkenden krater.
Met hoofd en schouders steekt hij boven de
omringende bergen uit dwergen bij hem
vergeleken, maar dwergen, die zelf weer
reuzen zijn. In den winter gehuld in een
witten mantel, laat de zomer hem nog slechts
streepen van sneeuw in de kloven, die zijn
steile zijden doorploegen. De top echter
draagt steeds het vlekkelooze dek.
Zijn merkwaardige vorm, die hem den
naam van den Grooten Onthoofde" bezorgde,
en die hem kenmerkt onder al de omrin
gende bergen, maakt hem niet minder in
drukwekkend, dan de legende, die om dezen
berg is geweven.
Eens, zoo gaat het verhaal, was de berg
veel hooger dan nu, met meer spitsen top,
waarin zich echter ook toen, als thans nog,
een krater verborg, de krater van een wer
kenden vulkaan.
Zoo was het in de tijden, toen de groote
Inca Tupac Yupanqui zijn veroveringen tot
Tucuman in Argentinië uitstrekte, en van
daar, de Cordillera's overstekend over den
Uspallatapas, het heerlijke dal van den Rio
Aconcagua doortrok en de gezegende vlakte
van Quillota bereikte. Honderd jaren vór
de komst der Spanjaarden was hij de eerste
vertegenwoordiger eener beschaafde natie,
die in Chili doordrong.
Want de Inca's waren een beschaafde natie
voor elk, die niet onder beschaving verstaat
het bezit van de meer veifijnde en vervol
maakte moordwerktuigen der natiën van de
Oude Wereld, der vertegenwoordigers bij
uitnemendheid van den godsdienst der liefde.
Pizarro, de ruwe veroveraar, het beest, dat
nooit genoeg vervloekt kan worden, vernielde
binnen korten tijd een beschaving, in de
techniek, vooral der vernielingswerktuigen,
op lageren trap ja, dan die der Spanjaarden,
maar moreel zeer, zeer veel hooger. Wat de
praktijk der moraal betreft, tenminste. O ja,
theoretisch waren de Inca's wilden, immers
afgodendienaars, die de zon aanbaden en
wier koningen zich Zonen der Zon" noemden.
Maar zie hoe zij, en hoe de Spanjaarden
een veroverd land behandelden. Onder Tupac
Yupanqui en zijn zoon, de Inca Huaina Capac,
drong de Peruaansche beschaving onder de
krijgszuchtige stammen vanNoord-Chili door,
niet vernielend, doch opbouwend en ver
zachtend, en de laatste breidde de heerschappij
van het Rijk der Zon tot den breeden Rio
Bio-Bio uit. Wat zou hier niet zijn gewrocht,
als de schennende hand der toenmalige dra
gers der beschaving" bij uitnemendheid, der
Spanjaarden, niet tusschen beide ware ge
komen ?
de hoofdinspecleurs aldaar en te Amsterdam
van 3200 tot 3600 gulden! De chef van het
bureel postwissels aan het hoofdpostkantoor
te Amsterdam geniet f2800 tractement bij
een omzet van eenige tientallen millioenen.
De chef van de afdeeling Bestelling van het
hoofdpostkantoor te Amsterdam, met een
personeel van pl.m. 700 man, geniet f 2400.
De beheerders van de 4 grootste bijpost- en
telegraaf kantoren aldaar genieten van 2700
tot 2900 gulden bruto. Wanneer men nu
nagaat, dat mijn kantoor (Hpbbemastraat)
een jaarlijksch postzegeldebiet heeft van
ongeveer f 100.000 en een telegramverkeer
van ongeveer 75.000 stuks, dan moet men,
m.i. wel verbaasd staan over dergelijke lage
bezoldigingen, vergeleken met die van andere
rijksbetrekkingen, in gemeente- en particu
lieren dienst. Een voorganger in gelijken
rang genoot eenige jaren geleden een hooger
tractement, doordat toen nog aan dat beheer
een toelage van f200 was verbonden en de
sindsdien afgeschafte.spaarbankemolumenten
nag rijkelijk vloeiden. Maar zoo is het altijd
gegaan: aan de eene kant werd gegeven,
aan de andere kant werd genomen, zoodat
in het geheel genomen de tractementen van
een gedeelte van het personeel sinds 1891
ongewijzigd zijn gebleven.
Is het het noodlot dat op het hoogere
post- en telegraafpersoneel drukt (de door
wijlen den Minister Bevers voorgestelde
goede salarisregeling werd door Minister
Regout gehalveerd) of is het een mindere
schatting van de maatschappelijke positie,
die dat personeel ten opzichte van het
hoogere personeel in rijksdienst, behoort
in te nemen? Het is ongetwijfeld waar,
dat dit personeel thans voor het overgroote
De beide twistende zonen van den grooten
Huaina Capac, de edele Huascar en de onge
lukkige Atahualpa, boden den hebzuchtigen,
wreeden, ofschoon dapperen Pizarro de
gelegenheid, binnen weinig tijds het land
ten onder te brengen, een geheel eenige
beschaving volkomen te vernietigen, stroomen
gouds, die den ondergang der Spaansche
macht beteekenden, aan de schatkist te doen
toevloeien en een nieuw land te voegen bij
de talrijke, die den Spaanschen koning als
opperheer huldigden.
Maar immers, ze verdienden niet beter,
die wilden, die de waarde van het goud
niet kenden, dan als sieraad, en bereidwillig
den woesten Pizarro een kamer ermee vul
den, zoo hoog hij met zijn degen reiken
kon, teneinde de vrijheid van hun geliefden
vorst, Atahualpa, den Zoon der Zon, te
verkrijgen?
De geschiedenis van den ongelukkigen
Atahualpa, die als belooning voor zijn kamer
met goud werd verbrand (waarbij hij, als
bijzondere gunst, omdat hij zich tot het
Christendom had laten bekeeren, vooraf aan
den paal werd gewurgd), is overbekend en
om hem gaat het hier niet.
Het was een der laatste afstammelingen
van het geslacht der Zonnezonen, die aan
leiding gaf tot de legende van den Gran
Descabezado.
De Conquistadores, de Spaansche ver
overaars, drongen spoedig ook in Chili door,
doch in tegenstelling met de Inca's brachten
ze er geen beschaving, doch moord en marte
ling. Echter hier hadden ze niet met de
vreedzame, onderworpen Peruanen te doen,
doch met de strijdlustige Araucaniërs, wilde
Indianenstammen, die hun belagers in moed
niets toegaven en bloed met bloed, marte
ling met marteling betaalden.
Dat ondervond de veroveraar van Chili,
Pedro de Valdivia, aan de lijve. Nadat de
Araucaniërs eenige nederlagen, waaronder
geweldige, hadden geleden, doordat hun
taktiek niet berekend was op de
moordwapenen der veroveraars, pasten ze spoedig
hun strijdwijze aan de nieuwe eischen-aan en
in hardnekkigen, driehonderdjarigen kamp
zijn zij de eenige Indianen geweest van
Alaska tot de straat van Magelhaen, die
hun onafhankelijkheid wisten te handhaven
tegenover de blanke indringers.
Hun eerste groote succes was de gevan
genneming van Valdivia zelf. en zij pasten
op hem de lessen toe, die hij hun had ge
leerd: zijn einde was te afschuwelijk om
hier te beschrijven.
De groote Kazieken Lautaro en
Caupolican brachten den overweldigers slag op
slag toe, tot de laatste, door verraad in de
handen zijner aartsvijanden gevallen, in
onverstoorbare doodsverachting den
heldendood stierf als martelaar van zijn ras.
deel uit de meer democratische kringen
der samenleving afkomstig is, in tegen
stelling met vroegere jaren toen de
surnumerairs der posterijen voor een goed deel
uit de hoogere kringen kwamen en daar
door ook met de hoogere samenleving ver
keerden. Maar dit verschijnsel, dat toch
zeker allerminst betreurd mag worden, vol
strekt zich ook in alle andere dienstvakken,
de diplomatie en de Rechterlijke Macht nog
uitgezonderd, en ook bij het leger en de
marine. Het is een gevolg van het betere
onderwijs, dat overal, dikwijls kosteloos,
genoten kan worden. Het is een gevolg van
het daaruit te voorschijn getreden streven om
de verworven kennis te benutten om voor
zichzelf en de nakomelingschap een hooger
maatschappelijk standpunt te veroveren. Het
is in zeker opzicht de ontwaakte kracht van
een bepaalde maatschappelijke klasse. Door
de hoogere standen worden de staatsbetrek
kingen minder begeerd dan vrpeger. Dit
verschijnsel treedt bij de posterijen, tele
grafie en telefonie sterker op den voorgrond,
het omdat hoogere personeel zoo groot is en
het mér publiek ambtenaar is dan eenig
ander.
Indien aldus daarin een oorzaak gezocht
mag worden van
de mindere schatting
van het hoogere personeel der posterijen, tele
grafie en telefonie ten opzichte der door
hen in te nemen maatschappelijke positie,
dan meen ik toch, dat het niet in het belang
van het land en van de gemeenschap mag
worden geacht dit personeel lager te bezol
digen dan dat van andere gelijkwaardige
rijksdiensten.
Het komt mij voor, dat het, uit een
billijkheidsoogpunt tegenover andere
ambtenaarsgroepen, gewenscht kan worden geacht,
dat thans niet meer wordt aangedrongen op
bezoldigingen, dan in de begrooting voor
1915 worden voorgesteld (dat sluit dus in,
dat de oudste commiezen 2700 in plaats
van 2600 gulden behooren te krijgen), indien
aan alle rijksambtenaren, hoog of laag, een
duurtetoeslag worde toegekend met afloo
pend percentage naar gelang het vaste in
komen hooger wordt en onder vaststelling
van een maximum-toeslag. Deze duurtetoe
slag worde dan zoolang bestendigd tot de
levensomstandigheden een vasten vorm heb
ben aangenomen en in verband daarmede
n met de uitlatingen van den Minister
van Financiën de bezoldigingen van de
intellectueele arbeiders in rijksdienst billijk
zijn geregeld geworden.
A m s t., C. J; BEELENKAMP,
Hoofdcommies der Posterffen
m m m
En, zoo gaat de legende, tegelijk met hem
was ook de laatste der Inca's, die, voor de
overweldigers van zijn vaderland naar de
dappere Araucaniërs was gevlucht, in handen
der Spanjaarden gevallen, welke hem in
triomf naar Santiago voerden om hem duizend
dooden te laten sterven zooals alleen
Spaansche beestachtigheid bedenken kon.
Maar, gelukkiger dan de dappere Kazieke,
gelukte het hem, in een donkeren nacht aan
de handen zijner beulen te ontkomen. De
weg naar het Zuiden, naar de vrijheid, was
hem afgesloten. In zijn vaderland, waar de
veroveraars zijn landgenooten behandelden.
zooals slechts Spanjaarden konden, had hij
niets te hopen. Zoo week hij uit naar het
Oosten, naar de Cordilleras, om vandaar uit,
door de bergen van Noord naar Zuid trek
kend, de Araucaniërs, waar de vrijheid
woonde, weder te bereiken.
Het geluk was hem aanvankelijk ook ver
der dienstig: door het woeste dal van den
Rio Teno, en verder door het bloemenparadijs,
waar de Rio Claro zijn weg zoekt, gelukte
het hem de heerlijke bergmeren te bereiken,
die in de buurt van den blauwgroenen
Planchongletscher liggen. Hier hield hij zich
eenigen tijd schuil om een gunstige gele
genheid af te wachten, verder naar het
Zuiden te komen.
Maar reeds waren de Spanjaarden hem
op het spoor: geholpen door hun bloed
honden wisten zij zijn verblijf in de wil
dernis der Cordilleras op te sporen en
wederom bleef hem niets dan de vlucht.
Telkens wist hij zijn vervolgers te ont
komen, maar steeds vonden zij zijn spoor
terug. Tot hij eindelijk werd gedrongen in
de streek, waaruit zich de enorme kegel
van den Descabezado verhief.
En daar zag hij zich op zekeren dag in
een nauwe kloof, gekerfd in de helling van
den vulkaan, den uitweg afgesneden. Slechts
n weg bleef hem over, maar een weg
zonder uitgang: die tegen de zijden van den
rookenden berg op. Boven den marteldood
door de handen zijner vervolgers verkoos
hij de laatste poging. En na een halsbre
kende klimpartij, dicht achtervolgd, bereikte
hij den krater van den grommenden reus.
Uitgeput door vermoeienis en lange ont
beringen zonk hij neer op den rand; maar
slechts een oogenblik rust was hem gegund.
Want reeds bereikten de eerste vervolgers
het plateau, waar in het midden de brul
lende krater gaapte.
De Inca sprong op en twee der vervolgers
legden hun musketten aan. Maar de uitroep
van den aanvoerder: Grijpt hem levend,"
verschoof nog voor een oogenblik het einde.
De wanhoop gaf hem nog eenmaal kracht
en hij snelde voort langs den rand van den
vurigen afgrond en liet zijn vervolgers ver
achter zich. Doch zijn krachten begaven
IIUIIIIIIIIIIllMllltltlllllllllllllllinillMlllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII
hem. Hij begreep dat het einde daar was.
En voor het laatst richtte hij zich op; de
ondergaande zon bescheen de hoog opge
richte, als uit brons gegoten gestalte van
den laatsten Zonnezoon. Zonder de oogen
neer te slaan weerstond hij den vurigen
blik van de Godheid van zijn geslacht en
hief de armen omhoog, als in gebed. Maar
reeds waren twee vervolgers hem dicht op
de hielen.
Met een luiden kreet wendde hij zich om
en zijn knots, met vaste hand gezwaaid,
spleet den eenen den schedel met een kracht,
die het wapen deed splinteren in zijn vuist.
De stukken wegwerpend wierp hij zich op
den ander en sleurde hem onweerstaanbaar
naar den afgrond. De aangevallene, brullend
van angst, verzette zich met de kracht der
wanhoop, maar de greep van den Inca was
onontkoombaar als het noodlot. Vergeefs
worstelde de Spanjaard, vergeefs beloofde hij
der Maagd het beste wat hem in de gedachte
kwam, vergeefs gilde hij om hulp. Vór de
hijgende makkers hen konden bereiken,
wierp de Inca zich met den Spanjaard in
den ziedenden poel.
Verstijfd van schrik en woede, bij beurten
vloekend en zich bekruisend, staarden de
vervolgers naar de plek, waar hun slacht
offer was verdwenen. Maar hun schrik werd
ontzetting toen een dreunende knal den
krater deed daveren. Een tweede,
oorverdoovende knal en de berg scheen te
schudden op zijn grondvesten, Een derde,
nog een, meerdere in snelle en steeds sneller
opeenvolging. En voor het oog der
gedoemden, terwijl gloeiende steenen rondom hen
neervielen, steeg uit den krater een enorme
rookwolk, zich uitbreidead en de zon
verdnisterend, na met ontzettende snelheid tot
groote hoogte te zijn gestegen.
De vlucht maar wat baatte de vlucht?
Op den alles verduisterenden rook volgde een
stroom van vloeiend vuur. En de sidderende
berg spleet en braakte de lava uit de vurige
scheuren en een nieuwe geweldige uitbarsting
slingerde het bovenste deel van den kegel
uiteen en de brokstukken storten omlaag
langs de hellingen, of in het vlammende
graf van den Inca.
En een zuil van vuur steeg ten hemel als
een vlam op het altaar, waar de Zoon der
Zon zich had geofferd.
Slechts n der vervolgers gelukte het,
de bewoonde wereld te bereiken en zijn
haar vras grijs en zijn kleeren verzengd en
de ontzetting deed hem zelfs in het klooster
geen rust vinden. En door hem kent men
het grootsche, het vreeselijke einde van den
laatsten der Inca's.
En sinds dien tijd heeft de berg de ge
daante, die hem zijn naam heeft bezorgd,
den naam, dien hij thans nog draagt, el
Gran Descabezado.