De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 25 november pagina 9

25 november 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

25Nov. '16. No. 2057 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND *? AuBo ALLEEN VERKOOP in NEDERLAND van HANDSCHOENEN IEDER PAAR ^GEGARANDEERD DENT's Ry en Auto HANDSCHOENEN ItUIIIIMIIIIIIIIIIIIIllllllllIlIIIlllUIIII **?-' ; Mijn Lodderoog. Overpeinzingen van een Ex-AspirantKamer-Candidaat Het was in het begin van Juli 1913, dat wij tegelijk met het eeuwfeest onzer nationale ; sbsyrijdlng de grandioze overwinning moch"*en vieren over het aloude Monsterverbond ' bij de algemeene verkiezingen voor de Tweede Kamer. , , Toen ontmoette ik op een ochtend, die, zobals later gebleken is, een keerpunt in mijn leven zou wezen, in den hal van het Centraal Station Kappeijne, dien ik wel nitt ''tot mijn dagelijksche vrienden mag rekenen maar toch familair genoeg ken om hem aan -1e spreken, met een tutoyement. Zeker naar de Staten?", zei ik, waarop hij met de vriendelijkheid, welke eigen is aan hen, die gevoelen, de halve wereld te bezitten, beantwoord werd met de gastvrije uitnoodiging: ?JRels je mee?", wat ik natuurlijk, al zou ik anders gewild hebben, niet kon afslaan. Kapoeijne wachtte, totdat ik mijn kaartje genomen had, en, terwijl bij daarna met zijn wijde stappen, die ik haast niet kon bijhouden, zich spoedde naar den trein, wierp hij zoo maar van zich af : Hubrecht is er ook !". Ik kan niet zeggen dat dit mij bijzonder verblijdde. Ik had het plan gehad, heel stiekum een reislectuur- detectiveromannetje te koopen en dit stilletjes, als de eenvoudige uitspanning van den zakenman, tot Rotterdam uit te lezen, en nu zou ik tot Den Haag Hubrecht bij me hebben, want die polltieke kopstukken gaan altijd naar Den Haag, en dit wil zeggen, dat ik een uur lang zou hebben te luisteren naar hetgeen onbeminlijke zelfgenoegzaamheid weet te debiteeren over de f ijnigheden van de politiek. D* geweldige oud- voorzitter van Vooruitgang" zou mij daarbij kunnen vertellen wat hij wilde»want ik was tot dien ochtend vrij wel nuchter gebleven van die finesses. Eens had ik mij eerzaam laten promoveeren tot lid der Vrlj-Liberale Kiesvereeniging, omdat Stuart mij bij een diner had weten uit te leggen, dat ik bij die groep behoorde, en sinds had ik steeds als er een verkiezing naakte, op de eerste aansporing het vaste voornemen gemaakt, mijn stembiljet in te leveren, en zelden was ik op den dag van , de stemming dat voornemen vergeten. ' Ik had mij maar laten leiden door Stuart, door den afwijzen professor Dake, dien lüstigen en dëftigen hoogleeraar van de kunst, dus van de hoogere bevliegingen, en door Manassen. Dezen vooral erken ik gaarne als mijn voorganger in de politiek, want mijn encyclopaedie zegt mij, dat hij een koning is van Juda of een geleerde, die te Amsterdam werkte in de zeventiende eeuw, of een stamvader van een krijgshaften stam in Oost- en West-Jordaan : reden, waarom hij dan ook behalve de Fakkel", de Soldatencourant" absoluut politiekloos, te redigeeren gekregen heeft. De Soldatencourant" zie ik nooit, ik weet niet eens of zij nog bijdraagt tot orde en tucht in het leger, maar de Fakkel" zie ik geregeld bij mij aan huls komen. Ik vermoed, dat ik mij daarop eens heb geabonneerd bij een of ander diner. Het geschiedde, zooals ik verwacht had. Nauwelijks waren wij in de coupégezeten, of daar begon het al. Zeg, zei Hubrecht, '? wien hebben zij voor zes? Bliksems jammer, dat de Beaufort voor Amersfoort heeft moeten opteeren". Kappeijne antwoordde '? Je begrijpt, dat moeten wij aan de Vrijliberalen overlaten. Stuart wil zelf niet. Dat is tot nu toe het eenige, dat ik weet. Hij vindt de Kamer te min". Hubrecht grijnsde met een valsch lachje: dat weet ik van ouds ; het is maar goed ook". . Er werd nog zoo wat doorgepraat, waarbij ik' me heel erg bescheiden op den achtervloer hield, maar toch een geweldigen flater maakte. Ik wees namelijk op het belang eer er candidatuur van Manassen, die zoo'n subliem spreker in vergaderingen schijnt te zijn volgens vroegere verslagen in het Handelsblad" en die, naar ik meende, nu wel alle soldaten op zijn hand zou hebben, en toen dacht ik er niet aan, dat de mili tairen in onze tegenwoordige Grondwet van het kiesrecht zijn uitgesloten. Op Het .meest onverwacht, vlak na mijn flater, vroeg "Kappeijne me: Zou. J ff niet candidaat willen wezen ?". Ik moet bekennen, dat mij een rilling door het lijf liep. Niet, omdat ik zoo'n verachting had voor de Kamer als Staart, maar ik gevoelde mij door dat aanbod verlegen. Ik dacht, dat Hubrecht achttr mijn rug erom spotten zou en misschien méteen al mij zou uitlachen. Maar Kappeijne keek heel ernstig naar mij. Hij scheen het te meenen en drong zelfs bij tnSj aah : Ik weet, dat je partij een beetje verlegen zit met het geval, zei hij, zij hebben in Juni al Walraven Bpissevain candidaat gesteld en nu kunnen zij niet weer met een reéder aankomen. Wie wil tegenwoordig? Jij, als groot koopman, met een goeden naam, jij bent bekend op de Heeren- en Keizersgrachten. Je bent Vrij-liberaal. Je moet succes hebben. Wij moeten voor de concentratie aannemen, wien jouw partij aanwijst, maar Ik kan toch de aandacht op je vestigen, en ik zal het doen". Het denkbeeld, dat ik naar de Kamer'zou gaan, was voor mij zoo vreeselijk nieuw, dat ik niet wist, wat ik zeggen zou. Als ik het zou afslaan, zou ik misschien mijn heele verdere leven spijt ervan hebben, en aannemen kon ik toch ook niet op eens. Wie nooit voor zoo'n geval heeft gezeten, kan zich misschien daar niet, indenken. Ik bazelde zoo iets van dat je toch een totaal andere kerel moet wezen om Kamerlid te worden dan ik, waarop Hubrecht alleen mompelde, dat zou meevallen, en dat bij het eerste gezicht op de Kamerleden wel blijkt, dat er zulke hooge eischen niet worden gesteld. Gelukkig stapte Kappeijne weldra te Haar lem uit en het scheen mij toe, dat Hubrecht niets van mqn candidatuur wilde weten. Hij vertelde veel van «en examencommissie voor diplomaten, waar hij in zitting had, van de Kamer van Koophandel, van Heems kerk, die geen vriend van hem scheen te zijn. Over de politiek sprak hij weinig, alleen, dat hij den brui aan zijn voorzitterschap van Vooruitgang" gegeven had, omdat Otto daar den baas was komen spelen, en hij geloofde, dat Kappeijne 't 'em nooit lappen zou. Kort vór Leiden kwam hij op eens op de uitnoodigfng van Kappeijne terug. Wat Kappeijne je zei, moet je eens goed over denken Ik spreek van daag zoo goed als zeker Tydeman en Drion. We moeten te Amsterdam in zes zoo iemand hebben als jij. Ik zal eens over je spreken", Hubrecht werd zoo gemoedelijk als ik hem nog nooit had gezien en gehoord. Hij tutoyeerde me ook, zooals al die menschen, die in regeercolleges zitten, altijd dadelijk doen. Ik vind, zei hij, dat we een pracht-candidaat aan je zullen hebben". Ik kan niet zeggen, hoe ik daarop gekeken heb, maar toen ik verder alleen naar Rot terdam doorreisde, werd het mij hoe langer hoe minder vreemd, dat ik naar de Kamer zou gaan. Het begon me toe te lachen. Ijzerman is er ook wel geweest en Plate. Nu Boissevain. Dr. Bos was ook wel direc teur van een vennootschap en Borgesius. Zoo'n paar jaar kan je het allicht eens doen, dacht ik. Den panschen ochtend verliet de gedachte mij niet meer. Ik deed veel min der opgewekt mijn zaken dan anders. Toen ik in den namiddag langs den Haag reisde, zou ik zeker eens naar de publieke tribune van de Kamer gegaan zijn, als ik geweten had, of er zitting was. Aan tafel heb ik mijn vrouw in het ge heim opgenomen. Wijsgeerlg merkte zij op: Zoo iets, Constantijn, wordt je geen twee keer aangeboden". In volle onoprechtheid sprak ik met geen sterveling er ove_r. Nooit heb ik echter meer van mijn can didatuur gehoord. Spoedig bleek mij, dat men een tweeden reeder gevonden had, B. Nierstrasz. Ik las het in de krant. Ik werd in stilte boos op Nierstrasz, bij de gedachte: Nou, dan hadden ze ook mij kunnen nemen". Ik ben op mijn candidaat gaan stemmen, al viel het mij wel wat moeielijk. Mijn brave vrouw heeft mij over mijn politieke carrière nooit gesproken, en, zit ik nu veel langer in de krant te lezen dan vroeger, dan verwijt zij het mij niet. Dat doe ik. Als je eenmaal zoo dicht bij het heiligdom geweest bent, voel je je daartoe aangetrokken. Ik lees oneindig veel meer over de politiek dan ik vroeger ooit deed, en dat werkt goed op mij. Meer en meer ben ik overtuigd geworden, dat het een zegen voor me is, dat de ellende van het Kamer lidmaatschap aan mij is voorbijgegaan, vooral na het uitbreken van dien ongelukkigen oorlog, toen al die honderd mannen maar naar de pijpen te dansen hadden van Treub. En, als er van die ijselijk vervelende dingen aan de orde zijn, troost ik mij gemakkelijk. Maar dan heb ik dikwijls toch bij me zelf overlegd, dat ik, als ik Kamerlid zou zijn geworden, vaak zou zijn weggebleven, erg vaak. Daarom heb ik mij boos gemaakt, als er tegen het absenteïsme" gespookt werd. Dien hoef ijzerman van het Handelsblad tets ik expresselijk niet meer, die nooit over zichten schrijft, zoodat je niet uit hem wijs wordt, wat in de Kamer gebeurd is en die als een Kamerlid met een schrikkelijk zelf bewuste beslistheid zijn eigen opinies ver kondigt. Dus kunt ge begrijpen, hoe Nierstrasz steeg in mijn achting, toen hij bij de bespreking van dat bespottelijke pre sentiegeld, in de Kamer zelf de koe eens flink bij de hoorns pakte. Met klimmende belangstelling las ik: Wat wil men? Wil men van de Kamerleden Staatsambtenaren maken, die straf krijgen voor afwezigheid? Wil men Kamerleden doortrekken van een politieke atmosfeer, hen daarin opsluiten, in plaats van hen in de gelegenheid te stel len, aan het actieve leven deel te nemen, te léereh kennen de nooden en behoeften Liefdadigheids- Uitgaven. Ten bate van de verminkte soldaten in Frankrijk geeft de journalist Henrl Habert een enquête, die door de Telfgraaf gepu bliceerd werd, In boekvorm uit. . En Hollande pendant la guerre" heet het boekje, dat door eenige teekenaars geïllu streerd is, w. o. P. v. d. Hem, Fr. Hogerwaa»d, Henri v. d. Velde, A. Ost. e. a, Eenige citaten dier gelegenheids-publicisten, die hunne indrukken van Holland geven: , De schilder Le Fauconnier schrijft: Déschilder Degouve de Nuncques bespiegelt: (Teek. A. Ost). "" l'homme me'parait ici hermétique et il passérarement dans Ie paysage qui je fixe quant a la femme je supposé, qu'elle garde vraisemblablement ses secrets comme partout. En zoo zijn er velen. Het aardige boekje is voor ?0.60 in den handel. Voor de Blinde Soldaten (Teek. H. v. d. Velde). } J'ai të frappe en Hollander' par Ie gift" qui divise les artistes plus qu'en aucun lieu du monde. De journalist Charles Bernard merkt op: (Teek. H. v. d. Velde). Petile scène vuti Kalverstraat: II a plu. Une vieille dame glisse et tombe, son parapluie a cótéd'elle. Un passant se précipite et ramasse Ie.... parapluie. Er bestaat te Amsterdam eene vereeniging die zich ten doel stelt, het lot van blind geworden soldaten te verzachten. Deze ver eeniging die gevestigd is Sarphatistraat 62, geeft voor de propaganda van haar goed doel bovenstaande briefkaart uit naar eene teekening van den bekenden teekenaar Jurres, die tegen den prijs van 10 cent aan boven staand adres verkrijgbaar is. De opbrengst is geheel voor de invalide soldaten. van het volk?" Die nooden en behoeften" leken mij wel een beetje larie, maar het ging kostelijk voort: Wil men van hen een kaste maken van politieke theoretici? Spreker acht het Kamerlidschap een decoratie op den jas van hen, die de belangen van het volk be hartigen pp het gebied van het economische leven. Wie daar buiten het oor te luisteren legt, leert in een paar dagen meer ^an bij de politieke wijsheid, hier verkondigd." En zoo ging het maar raak voort. Blik slager, dat was momumentale mannentaal! Zoo zou ik het toch niet gekund hebben, dacht ik, al vond ik die belangen van het volk" ook wel wat overdreven en al was, naar mijn idee, dat te luisteren leggen van een oor tamelijk komiek. Naar mijn hart was het gezegd, en ik had respect voor mijn afgevaardigde, die dat alles zoo zei, te midden van rumoer, van, naar het scheen, een waar kabaal. Maar toen, ai, ai!, ik knipte eens met mijn vingers. Daar laat nu de minister met een hautain gebaar enkele rijksdaalders vallen in de hand van den afgevaardigde, die den kiezers zand in de oogen strooit en zijn mandaat beschouwt als een middel van bestaan." Drommels mooi gezegd! Daar zou je jaloersch van worden l Ik zat te springen op mijn stoel van vermaak. Ik zag mijn vriend Nierstrasz daar voor mij staan met zijn kolossale gedecideerdheid, van den man van het actieve leven, en ik begreep volkomen, dat de zoo prachtig afgeranselde Kamer een spectakel maakte als een big, die geslacht wordt; dat die rumoerige troep moest worden gekalmeerd dooreen schorsing. Hoe zou Nierstrasz daarbovenuit komen?, vroeg ik mij af. : Maar, o wee! Dat is anders afgeloopen! Eerst kreeg Nierstrasz fvoor zijn broek, zoo meteen maar, van den voorzitter; hij mocht niet eens zijn woorden verduidelijken. Den volgenden dag werd aan heel de wereld door een achtbaren collega verkond/gd, dat hij zijn rede van papier had gelezen, wat mij schrikbarend van hem tegenviel. Daarop ging een lid van het mandaat als middel van bestaan" geducht tegen hem te keer. Toen mocht hij zelf een deemoedig pardon!" stamelen, dat niet eens werd geaccepteerd door den minister en toen zweeg verder ieder, ook hij! Wij hebben een roomsche dienstbode en voor haar laten wij een doodgewoon roomsen volksblaadje in huis komen. Ook mijn vrouw kijkt dat weieens in. Zij las mij daaruit voor, uit een Kameroverzicht, na een relaas van de speech van Cort: Daar kon de heer Nierstrasz het voorloopig mee doen. Hij koos intusschen de wijste, schoon niet de moedigste partij en zei maar niets meer. Hij drentelde nog wat in de Kamer rond, zocht en vond troost bij zijn partijgenoot Ter Spijl, die ook weet, wat een onbewaakt oogenblik soms een misère kan brouwen, en verdween ten slotte ongemerkt uit de vergadering". Dat moet je gebeuren, dat je door zoo'n nest van een krant zelfs zoo wordt uitgemaakt. Mijn vrouw zei na de voorlezing: Die Nierstrasz is toen in jouw plaats in de Kamer gekomen, niet waar? Dat zou jij er anders hebben afgebracht, Constantijn." Of ik het er anders zou hebben afgebracht? Ik was gemeen genoeg om mooi te vinden, wat Nierstrasz, mijn opvolger, gezegd had. Ik zou ook niet geweten hebben, zoo min als hij, dat je ergens waar je woorden parle mentair geassureerd zijn, juist niet zeggen mag hetgeen zoo velen onzer zoo herhaal delijk elders verklaren en wat zoo waar is als echt goud. Hoe zou ik erin zijn gevlogen! Ik lees Het Volk" niet, de Heer beware me! Maar in een Pers-overzicht zag ik, dat dat blad heeft gesproken van de democra tiseering van het Parlement," waarmee zij thans, bij de Grondwetsherziening, in de Kamer bezig zijn. Neen, hoor, ons soort hoort daarin niet meer thuis. Ik snap nu volkomen wat Kappeijne zei: Wie wil tegenwoordig?'' ofschoon het mij, toen het als reden, waarom ik werd uitgenoodigd, opgegeven, niet bepaald vleiend voorkwam. Ik heb nu feitelijk gevoeld aan den lijve, wat het is. Alle Kamer-candidaturen kunnen mij voortaan dadelijk gestolen worden. De Kamer is ook mij te min! Stuart is een schrander man. CONSTANTIJN Ziektegevallen Verkiezlngitis Een actueel ziektegeval De verkiezingitis is een uitvloeisel van de zoozeer gevreesde en alom woekerende politiekitis. Deze ziekte gaat op en af in een tijdvak van vier jaren. In het vierde jaar woedt zij het hevigst. Daarna is de lijder dikwijls plotseling genezen. Geruimen tijd was men van meening.dat met het klimmen der jaren de ziekte uitsleet. Dit was echter een verkeerd begrip, dat zijn oorzaak vond in de omstandigheid, dat de ziekte geruimen tijd wegbleef. Ja, zelfs wel gedurende drie achtereenvolgende jaren. In het vierde jaar zag men echter spoedig zijn dwaling in, daar de kwaal zich weer in alle hevigheid vertoonde. De handen en de tong zijn de gedeelten van het menschelijk lichaam, die door de ziekte worden aangetast. Uiterlijke kenteekenen: druk gesticuleeren met handen en armen; gezichten trekken en een groot, wijd gat tusschen kin en neus. (In de volkstaal groote smoel" genaamd). De gesprekken van een lijder aan ver kiezingitis zijn veelal zeer verward. Meesten tijds zal hij zich voordoen als een idealist, die voor idealen leeft en werkt en om 's wereld's ijdelheden niets geeft. Onder dergelijke verhalen is het gesticuleeren met handen en armen zeer hevig en voor den toehoorder zeer vermoeiend. De gevaarlijke leeftijd voor verkiezingitis is evenals voor de politiekitis tusschen 30 en 70 jaar. In Nederland zijn tot nu toe slechts ge vallen geconstateerd bij mannelijke personen. Er bestaat echter gevaar dat ook de Nederlandsche vrouw zal worden besmet. In andere landen o. a. de Scandinavische zijn reeds gevallen bij personen van beide sexen geconstateerd. De patiënten zijn voor hun omgeving heel gevaarlijk. Zij vertoonen wel eenige over eenkomst met de inktwerpers, die de schoone kleeren van hun medemenschen bederven. De verkiezingitis-lijders toch, vallen, met woord en geschrift, bij voorkeur maat schappelijk hoogstaande menschen of zij die een andere politieke richting of godsdienst zijn toegedaan, aan. ' Er zijn menschen die in den verkiezingitispatient geen gevaar voor de omgeving zien. Hem zelfs verheerlijken als een vooruit strevend, normaal persoon. Doch die ver dedigers zijn zelf lijders aan een of andere kwaal die met politiekitis en verkiezingitis samenhangt. Bijvoorbeeld: de partyitis of de richtingitis. Gewone geneesmiddelen kunnen den verkiezingilis-patient geen genezing brengen. Het beste is, in 't geheel geen notitie van 's mans woorden te nemen en zijn bestaan te ignoreeren. Wel echter, bestaat er een goed homoeppatisch middel: men stelt tegen over den lijder aan verkiezingitis een met de zelfde kwaal behepte patiënt van een tegenovergestelde politieke partij. . VAN DEEKINGHAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl