Historisch Archief 1877-1940
l'
Ei
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Dec. '16. No. 2058
R
o
OELOF CITROEN |
"!
Betrouwbaar adres voor
«j BBILLANTEN, PAABLEN,
GOUD, ZILVÈB en HOBLOGES j
Opgericht 1850 Telefoon 658 H. \
Emüe Verhaerenf
De groote dichter is gestorren; hij was
61 jaar oud, en geboren in 1855, gedurende de
Mei-maand,... in de Scheldestreek, te
St. Amands, nabij Antwerpen. En ik meende
dat hij slechts 45 jaar telde... Nog kort
voor den oorlog, ontmoette ik, hem: groot
en struisch, met breede schouders en recht
als een boom en met een zeer mannelijk en
ernstig, doorgroefd maar jong gelaat... Kon
dat een man van zestig jaar zijn?... En
die geweldige, stormige, levenszatte verzen,
waardoor heel de heerlijkheid van de sei
zoenen en heel de gloed van het leven «n
heel de weelderigheid van de natuur vaart,
groeiden die op uit het gemoed van een
zestigjarige "i... Ik schrok, toen ik het jaartal
Voordragende
las: 1855... Zijn werk was niet afgedaan...
Niets in zijn uitgebreid oeuvre verried den
ouderdom, de uitputting: als uit een bron
vol wondere kracht waren zijne laatste ge
dichten geweld, die van Les bles mouvants
zooals die van Les ailes rouges de la guerre,
en ze waren even rijk en vol als die der
vorige bundels, als de beste welke hij schonk
in Les farces tumuUueuses of La multiple
spiendeur... Hij breidde nog steeds zijn
leven uit en werd met den dag Europeëscher
en appstolischer, grootscher en eenvoudiger...
Luisterende
Vooral nu had hij ons niet mogen worden
ontrukt. Arm België, dat thans dien soldaat
verliest! Wie zal er voortaan tot de wereld
spreken met de ontroerende tragiek en de
epische kracht, waarmede hij in dezen be
proevingstijd gesteund door zijn univer
seel gezag, dat zijn woord tot in de uit
hoeken der wereld deed natrillen wist
te verheerlijken het recht van zijn land, de
roem van zijn leger, de hoop van zijn volk,
en te schandvlekken de Duitsche gewelde
narij ? Geen grooter dichter heeft ooit grooter
tijd kunnen bezingen, en 't is een wreede
smaad van het noodlot dat hij juist nu is
moeten heengaan, nu eerlang, de
overwin*ning ons hebbende gezegend, een stem met
bronzen geluid zal moeten naklinken, die
het vers zal laten beieren als een feest-klok,
in dronken vreugde van herwonnen geluk
en vrede, in sublieme hoogheid van trots?
Hij had veel geleden door den oorlog,
dieper dan anderen verrast en teleurgesteld
door den ontkeetenden haat, omdat hij
dieper had bemind. Jaren lang had hij de
liefde der menschheid verheerlijkt, als
grootEuropeër, als apostel van het nieuwe
wereldgeloof, dat grenzen, noch talen, noch rassen
Op een tentoonstelling
kent, en onvermoeid had hij in zijne heer
lijke epossen van de moderne menschheid
bezongen de veelvuldige schoonheid van het
leven, de epiek van onzen tijd, de heiligheid
van ons bestaan en van ons labeur, de immense
grootheid van het wereld-gebeuren. Hij
had het Christus nagezegd:
Admirez-vous les uns les autres.
En toen brak de oorlog uit. Hoe moet
hij hebben geleden in het innigste van zijn
milde overtuiging en van zijn gelukkigen
droom ? In het voorwoord van La Belgique
Sanglante" weent zijn spijt: Vous quirêvates
d'une ame européenne, voici votre rève
fausséet déjoué" en ook in Les ailes rouges
de la Guerre" is het zijn bitterste verwijt
aan Duitschland dat de onverwachte aanval
van het Keizerrijk is komen verstoren de
geleidelijke en schoone ontwikkeling van het
internationale, algemeen-menschelijk solida
riteitsgevoel :
Car c'est la ton crime immense, Allemagne,
D'avoir tuéatrocement
L'ide
Que se faisait pendant la paix,
En notre temps,
L'homme de l'homme.
Door zijn mond sprak, in dezen wreeden
Bewerende
tijd, België 'op zijn edelst en ontroerendst.
Want deze internationalist, wakker geschud
uit zijn blijde wetenschap, had zich getoond
de vurigste verdediger van zijn vaderland,
en zijn pen had geen ander doel meer dan
te dienen in zijn leed het land dat hij, in
onsterfelijke verzen, zoo dikwijls had ver
heerlijkt in zijn vreugde, en hij dichtte het
epos van de soldaten van den Yser gelijk
hij vroeger in Toute la Flandre" had ge
dicht, het epos van de gilden van Brugge
en Gent en Yperen. Nooit had Verhaeren
zijn land zoo hartstochtelijk bemind, zoo
dór alles heen. Een Duitsche journalist
heeft te dien opzichte geschreven: dat hij
zijn land toedroeg een hysterische liefde,
gelijk de liefde die men voor een meiu
Sièsta
heeft... Wat moeten die menschen vroeger
Verhaeren slecht begrepen of verkeerd uit
gelegd of moedwillig miskend hebben !...
Hij debuteerde met Les Flamandes-, waarin
hij met de vormenweelde en de kleuren
rijkdom en de warme, gore zinnelijkheid
van Rubens en Jordaens gaf het beeld
van land en menschen van de
BenedenSchelde. Daarna publiceerde hij Les Moines,
SCHIJN EN WEZEN. DERDE BOEK
v
Onuitgegeven Veezen
Frisch bloeyend Leeven, ruischend in den koelen
noordljjken windstroom, die de blaren streelt,
doe mij allengskens als mijn eigen voelen
uw schoon bedoelen, als ge straalt en kweelt
in helder groen en nieuw-gevonden zangen
en met uw schat van vorm en tinten speelt
Uw vreugde moet mijn gansche ziel omvangen,
uw strenge heerlijkheid, die nooit ontgeeft,
doe mij verstaan wat waard is te verlangen;
zeg 't mij nog eens, dat zonder reeden beeft
't kleinmoedig hart voor jammer en ellende,
daar 't toch met u een eeuwig aanzijn heeft,
Verdrijf die vrees voor 't vrees'lijk Onbekende,
als ruiters hand, die klopt het sidderend paard
op den bezweeten nek. Mijn lichaam wende
te zeer aan veiligheid, mij bleef bespaard
veel doodsgevaar, en in t zachtzinnig leeven
groeide mijn ziel naar haar subtielen aard,
zooals de teedere orchideeën weeven
hun schoonheidsgrillen in de laauwe stilt'
van 't oerbosch, eeuwen ongerept gebleeven
maar wee hun l als de zoele sfeer verkilt,
en wee mijn aardsche huis, het wel vertrouwde,
wanneer voor d"eigen gruuwbre grootheid rut
de ziel, die moet verlaten wat zij bouwde.
Daarbuiten dreigt ontferminglooze nacht
't is alles streng en wreed wat zij er schouwde,
Koud is het sterrenruim. In sombre pracht
drijven er d'alvernielend-heete zonnen,
op elkaar botsend met onnoembre kracht.
Hoe wordt dat woest, onmeetbaar Al verwonnen
door deeze sensitieve zielevonk?
Toch vloeyen ooveral des Leevens bronnen,
en wat mijn brooze lichaam aanzijn schonk
is toch Hetzelfde wat die groote vuuren
in vaste keetnen Zijner wetten klonk
Maar o, wat smarten moet ik nog verduuren
eer zich mijn teedre ziel heeft aangepast
aan Zijn onwankelbaar gestreng bestuuren
Het scheen een wijl, als werd mijn zware last
verligt, naarmaqt mijn grove krachten slonken,
daar mijn etherisch lijf de stof ontwast.
Maar ziet, naauw is mij zulk respijt geschonken,
of fijner, wreeder kwelling doet zich vór
daarbij is 't leed, waarmee ik liefdedronken
de menschen leidde langs een lichtend spoor
van tranen ach! niet dan 't melodisch lijden
eens kinds, dat weent, wijl het een bloem verloor.
Nu moet ik hachelijker strijd volstrijden,
Ik werd den goddelijken kern gewaar
die in mij rouwt en dien ik moet bevrijden
uit kluisters van mysterie wonderbaar.
Ik zag het Al als mijn onmidd'lijk Eigen,
en toch mijn nietigheid zoo zonneklaar
dat ik in naamlooze beklemming zwijgen
en krimpen moest van pijn. Daar is geen woord
tot troost geweldige gedachten stijgen
in 't maatloos ruim, onzegbaar, ongehoord,
als uit vulkaan de heete, donkre dampen.
In jammervolle machtloosheid versmoort
mijn snikken en vergaat de moed tot kampen
Voor zooveel taaye raadselen volstaan
geen duizend leevens, elk vol rouw en rampen.
Ik voel mij als op wilden oceaan
een eenzaam schip, op 't waterveld verlooren,
met kostbren last, in razenden orkaan.
Maar met gewisheid, meer dan ooit te vooren,
weet ik het Al volmaakt, n Vreugdedans,
n juubelzang van feilloos zuivre kooren,
n Licht-tafreel van vlekkeloozen glans
en al mijn Eigen, naar ik vast geloove.
Hoe is het dan, dat k ommega nochthans
in die Volkoomenheid als blinde en doove,
als een gemarteld beest, gedwee en traag
en ween insteede dat ik juiche en loove ?
Waarheen ik wend, steeds blijft de droeve Vraag
mij met beschreide wangen klagend volgen:
Waartoe de last van weedom dien ik draag?
Waartoe? mijn Heer! Wat maakt U zoo verbolgen?
Hoe wordt die zee van duister, dof verdriet
ooit door uw glansrijk tijdloos Licht verzwolgen ?
iiiiiiMiHMMMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMimiiMlliiMiHiiiiHMiitmiMli'iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiim iiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiu
hem door de stoere kloosters van den
Brabant mystique" ingefluisterd. In Les
villages illusoires heeft hij gehangen den
mantel van zijn fabelrijke lyriek rond
de magere, schier naakte schouders van
de arme ambachtsliedjes van bij ons,
en de molenaar, en de touwwever, en de
hoefsmid, en de klokkenluier stappen met
moeë lenden maar met fier hoofd voorbij
in de stille dorpsstraat. De brandende koorts
en het rustelooze gewoel der Waalsche hoog
oven- en koolbekken-streek, de daverende
bedrijvigheid en het rumoerige plezier der
Antwerpsche haven joelt en wemelt door
Les villes tentaculaires. En heel de aardrijks
kunde en de geschiedenis van ons land is
levend geworden in statige beelden, in
plechtig rythmus, in de glorierijke bundels
van Toute la Flandre, in Les tendresses
premières en La guirlande des dunes en
Les villes a pignon en Les héros
En na de gansche wereld ontdekt en alle
schoonheid der schepping bemind, en alle
menschen te hebben leeren liefhebben, voelde
hij heel diep in hem, en even sterk als toen
hij te Sint Amands, aan de Schelde leefde,
tusschen de ruischende populieren, en naast
den majestatischen stroom Ie sauvage
et bel Escaut opgroeiende in bewonde
ring en verknochtheid voor Vlaaanderen,
hoe dór en dór hij was gebleven de zoon
van het oude ras en van het oude land.
En daarom klinkt het ten slotte:
C'est la Flandre pourtant qui retient tout mon
coeur en elders, trotscher nog, ten zeerste
bewust:
Je suis Ie fils de cette race
Tenace.
Gedurende dezen oorlog waren de banden
nog dichter toegesnoerd, omdat hij, de
dichter van het medelijden en van het er
barmen, van de broederlijkheid en de naasten
liefde, niet anders kon dan heel smartvol
het lijden van zijn volk deelen. Nog nooit
was hij zoo vruchtbaar geweest; benevens
La Belgique sanglante, had hij uitgegeven
de twee bundeltjes Parmi les Cendres en
Villes tneurtries de Belgique; Anvers, Malines
et Lierre en, pas enkele dagen geleden, de
verzen van Les ailes rouges de la guerre.
Men moet al deze boeken lezen om den
waren Verhaeren te kennen, met zijn
subliemen eenvoud en zijn visionnaire grootheid,
met zijn fiere kracht en zijn grenzelooze
liefde.
En thans... geene nieuwe schoonheid
meer zullen we van hem ontvangen.
ANDRÉDE RIDDER
De portretten van Verhaeren die wij bij
dit artikel publiceeren zijn geteekend door
Georges Tribout.
Tribout is een jong schilder, die in de
Rue Montretout te Saint-Cloud recht tegen
over de familie Verhaeren woonde. Hij was
een huisvriend van den dichter. Zijn
teekeningen die hij verzamelde in een zeldzaam
album (glose de Heuman) zijn een keuze
uit een groot aantal studies die hij gedu
rende een tweetal jaren maakte. Tribout heeft
als geen Verhaeren getroffen: als hij
rustigdroomerig zijn pijpje staat te rooken, geleund
tegen een omwingerde pijler van zijn waranda,
als hij wat moe, na den lunch, in zijn groote
stoel wat voor zich uit zit te suffen, of als
hij in druk gesprek, overreden wil, met breede
gebaren en het schetsen van een redekunstig
verloop met zijn expressieve duimen.
Voor wie Verhaeren in het dagelijksch
leven gekend hebben is het bundeltje
teekeningen van Tribout een onschatbaar bezit;
zij vinden er hun betreurden dichterlevend
en geestig in terug.
Shelley's To Night (1821)
Aan den Nacht
Kom gezwind over de westerzee,
Geest van den Nacht!
Vanuit de mistige oosterstee
Waar, heel den dag in stille pracht,
Gij weefdet een droom van lust en leed,
Een vreugdevol en schrikkelijk kleed,
Kom snel en zacht!
O, kleed U in een donkere pij
Vol sterrenpracht;
Dek met Uw haar de zon, tot zij
Gekust door U, verteert, versmacht:
En dwaal dan vér door stad en land,
Raak alles aan met zachte hand
Lang heb ik U verwacht!
Toen ik ontwaakt' in 't uchtendgrauw,
Slaakt' ik een zucht;
En wen de zon verdreef de dauw,
En boom en plant door hette werd gedrukt,
En de moede dag onthief me van zijn last,
Lang talmende als een ongewenschte gast,
Slaakt' ik een zucht.
Uw broeder Dood vroeg zacht en teer:
Wenscht ge mij?"
Uw zoete kind de Slaap boog neer,
En zoemde als de middag-bij:
Zal ik nestien aan Uw zij?
Wenscht ge mij?" En ik weer :
Neen, niet gij!"
De Dood zou komen met Uw dood,
Vroeg, al te vroeg
De Slaap zou komen als gij vloodt,
Zij beiden zijn er vroeg genoeg;
Ik vraag van U, geliefde Nacht
Kom snel, kom snel, in al Uw pracht,
Kom vroeg, O vroeg!
H. G. DE MAAR
MiiMMiiiiiMiHiiiminmiiiHimMiMniimiMiuiiiiiiiuniliiuiiilliiiiiiliiH
MUZIEKCRITIEK
(Ingezonden)
Naar aanleiding van een artikeltje van
mej. H. v. Lennep in uw geëerd blad van
deze week, verzoek ik u beleefd mij een
klein plaatsje te willen inruimen.
Mej. v. Lennep dan, geeft eenige notities
ten beste over de zangers en zangeressen
van de Ned. Opera, waarin zij duidelijk haar
sympathie te kennen geeft met de zang
methode van mevrouw Zweers?de Couw,
en het zou ons niet verwonderen als deze
recensente zelf een leerlinge was van boven
genoemde zangleerares.
Van een waardebepaling van deze met
hode wil ik mij onthouden. Een goede
zangmethode toch behoeft geen goed- of
afkeuring van recensenten. Deze spreekt
voor zich zelf. Als curiositeit echter wil ik
hier even eenige zinsneden uit deze notities
vermelden.
Na verscheidene goede eigenschappen van
mej. Helene Horneman te hebben genoemd
einigt mej. v. L. met te verklaren dat er
in deze stem veel on-afs is. De klank is al
te sterk i-econcentreerd en daardoor zijn de
hooge noten scherp en kaal en mist het
geheele tonenbestek volheid en ronding."
Tevens kan deze stem artistiek niet vol
doen." 1)
Ondanks dat, zegt mej. v. L., dat deze
oud-leerlinge van mevr. Zweers technisch
veel goeds te hooren geeft. Onbegrijpelijk
is het mij echter hoe mevr. Zweers een
leerlinge op het tooneel kan brengen, aan
wier geluid al deze voornaamste hoedanig
heden ontbreken.
De delicate leiding van zulk een zangeres
moet natuurlijk niet bij een
opraonderneming, doch bij een bekwame leerares be
rusten. Ook mej. Ligt hart heeft, aldus mej.
v. L., dezelfde uitnemende kwaliteiten, doch
beiden hebben zelfs niet bij benadering
haar hoogtepunt bereikt." Wel echter worden
beiden reeds als de sterren van onze Ned.
Opera genoemd.
Het meest bevreemd echter heeft mij de
wijze, waarop Mej. L. in haar notities, er
den zangmethode met de haren heeft
bijgesleurd, als die van Frau Etelka Gerster.
Volgens Mej. L. doet deze methode al
haar slachtoffers met eenzelfde
zangpraeparaat loeien in de diepte en snerpen in de
hoogte.
Zij heeft hier zeker bij vergeten, dat deze
methode zangeressen heeft voortgebracht
waaraan met alle respect voor onze Opera
onderneming, geen van dezen maar kunnen
tippen.
Namen als Julia Culp, Lula Mysz-Gneimer,
Gertrude Foerstel, Thérèse Behr, Schnabel,
allen leerlingen van Etelka Gerster zeggen
genoeg.
Deze disqualificatie eener methode treft
mij te meer, waar alle argumenten, misschien
zeer verstandig, achterwege gebleven.
Ik raad echter Mej. L. aan, eens ter betere
kennismaking met deze methode, te gaan
luisteren naar de Opera-zangeres Birqit
Engel, ook een leerlinge van Gerster, bij
haar optreden in de a.s Fidelo opvoering
onder Mengelberg. H. BOSKAMP
1) In Carmen, wel te verstaan, wijl Mej.
Horneman een sopraan is en Carmen een
lage stem vraagt. H. VAN LENNEP
Ik zou den muziekredacteur van de Maas
bode aanraden eens te gaan luisteren naar
mevr. Gertrud Foerstel, wanneer zij eerst
daags in het Concertgebouw als soliste zal
optreden- in de aanstaande
Toonkunst-uitvoering. Ik ben overtuigd, dat hij verrast
zal zijn, hoe een zangeres, voortgebracht
door de methode Etelka Gerster, Berlin,
zingt, als ware zij een leerlinge van mevr.
Noordewier.,.. of van mevr. Zweers, die
op haar beurt leerlinge is van mevrouw
Noordewier.
Gelijk een goede paedagoge zangeressen
kan hebben gevormd, die bij benadering nog
niet haar hoogtepunt hebben bereikt", zoo
kan een minder goede paedagoge leerlingen
hebben gevormd, die twee keer zoo oud
als de leerlingen der goede paedagoge
wél haar hoogtepunt hebben bereikt.
De muziekredacteur van De Maasbode
zou tevens verrast zijn, indien hq van Me
vrouw Foerstel vernam, dat een delicate
leiding" van groot gewicht is bij de
sternformatie, doch dat goed studeeren en zelf
naar klank zoeken, wanneer de gronden
gelegd zijn, hoofdzaak is.
Als de muziekredacteur van de Maas
bode dit vernomen heeft en hij van zijn
verrassing bekomen is, zal hij het vernomene
van zelf in toepassing brengen op namen
als Julia Culp, Lula Mysz Gneimer en
Therese Behr Schnabel.
Dat hij dan niet meer bevreemd zal zijn
over zekere wijze, waarop een zangmethode
er met de haren bij wordt gesleept, wenscht
hem van harte toe
H. VAN LENNEP