De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 2 december pagina 9

2 december 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

2 Dec. '16. No. 2058 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De Mozes en Aaronskerk te Amsterdam 1641?16W?1841?1916 Gaande door de Amsterdamsche Jodenbreestraat trekken, nabij het Jonas Daniël Meyerplein, twee muurbeelden, Mozes en Aaron voorstellende en aangebracht in een blinden muur, de bijzondere aandacht. Als symbolen van den samenhang tusschen Oud en Nieuw Verbond, vereenigen deze beelden in het hartje van de aloude typische Jodenbuurt, de twee begrippen van Israëliet en Katholiek. Want zij sieren in de onmid dellijke nabijheid der beide synagogen, den achtergevel van de Roomsche Mozes en Aaronskerk, waarvan de ingang aan het Waterlooplein te vinden is. In zeker opzicht mag deze katholieke statie de parochieele" indeeling der stadwijken dateert eerst van de vorige eeuw wel de oudste ge noemd worden, omdat op den avond zelf van den dag der algemeene uitbanning van de katholieke geestelijkheid op lichters uit de stad (26 Mei 1578) de twee Minderbroeders Ab Ischa en Hendrik van Biesten, na hun aandrijven aan den Diemerdijk, onmiddellijk met behulp van klopje Maria Wolters terug keerden, om er de stichting voor te be reiden der latere Minderbroedersstatie in de Breestraat. Een merkwaardig viervoudig jubileum Viert deze kerk nu. Ziehier hoe daarvan dezer dagen in een circulaire aan enkele Amsterdamsche katholieken werd melding gemaakt: De kerk van den H. Antonius van Padua aan 't Waterlooplein te Amsterdam, meer bekend als Mozes en Aiironskerk, Tiert dit jaar een viecdubbelen gedenkdag. «Ken 275-jarig bestaan. In het jaar 1641 vestigden zich de Minderbraeders in het oude gebouw, aan welks mthangteeken de latere kerk haar naam zou ontleftnen. «Een tweevoudig 225-jarig bestaan, In het jaar 1691 was, na velerlei moeilijkheden met de magistraten der stad, de eerste Mozes en Aaronskerk tot stand gekomen; «u -in hetzelfde jaar werd het vermaarde zangkoor iZelus pro Domo Del," opgericht. nEindelijk een 75-jarig bestaan. Want in het jaar 1841 werd de nu nog bestaande kerk door mgr. van Wijckersloot plechtig geconacreerd." Men zou er nog een herdenking aan kunnen verbinden. Voor 612 jaren vestigden zich de Franclscus-zonen alhier. Al staat het jaartal niet onaantastbaar vast, met Moll, ter Gouw, Wagenaar, Scheltema en vooral Sedulius, mogen wij toch wel aannemen, dat reeds in 1,304 de Minderbroeders hier gevestigd waren, en hun klooster, althans hun aan vankelijk woonhuis, als oorsprong van het latere klooster, tegenover de St. Antonispoort stond. Volgens Scheltema had men aan den kant der Oude Kerk toe gang tot dit klooster, over de brug, welke thans de Oudekennis- met Molensteeg verbindt, waarom die brug weleer de Minderbroedersbrug werd genaamd. In de buurt heeft men nog de Monnikenstraat. Deze kloosterlingen hebben steeds in de geschie denis van Amsterdam een rol gespeeld. Nog leeft in den volksmond hij kan praten als brugman", zóeen roep had de groote redenaar pater Brugman, die vór de refor matie hier predikte. Werden voorts niet tijdens den oorlog met den hertog Van Gelre in 1508 twee Minderbroeders door de Vroedschap afgevaardigd om het gevallen Weesp weer in handen te krijgen, hetgeen ze bijna met den dood moesten bekoopen? En in den jongsten tijd bewees het gouden feest van vaêr Burgmeyer in 1891 de pastoor der kerk werd steeds vaêr, spreek uit vajer, geheeten hoe deze Francis canen zich bij Roomsch- en on-Roomsch, vooral bij de Israëlieten bemind had ge maakt. Ik herinner me nog den Joodschen sigarenwinkelier, die een feestgedicht op den katholieken priester aan zijn clientèle uitreikte. Men zou uit de hierboven gedeeltelijk afgedrukte circulaire kunnen lezen, dat er sprake is van een 275 jarig bestaan der Mozes- en Aaronstatie alsmede dat, vór 225 jaar, de eerste Mozes- en Aa'ronskerk tot stand kwam. Beide opvattingen zijn echter minder juist. Toen pater Ab Ischa, nu eens wonend aan den Dam, dan weer elders, al heen en weer trekkend de stichting had voorbereid, werd volgens de lijst der herders dezer statie, in het parochie-archief berustend, pater Joannes Franciscus Strijp, de eerste pastoor. Hij overleed reeds in 1629. De statie zelf i* dus ouder dan 275 jaar! Wat men dan ook eigenlijk herdenkt is het feit, dat een van Strijps opvolgers, Joes Boelensz in 1641 het huis, waar Moyses" in den gevel stond, en dat reeds bij het leven van pater Strijp door Lucas van Valkenburg voor ? 7810 was aangekocht in 1619, tot pastorie inrichtte. Maar tot het jaar 1649 werden de godsdienstoefeningen in 't Ver loren Schaep" min of meer heimelijk ver richt. Pater Strijp's onmiddellijke opvolger, Joes Tiras, een Antwerpenaar, die gewoonlijk bij Pieter Pietersz. Kan in de Nes zijn intrek nam, droeg dikwijls bij Moetsuiker op de Joden Breestraat, vermoedelijk zooals pater Burgmeyer aanteekent in 't Verloren Schaep" de H. Offerande op. Joes Boelensz, zijn opvolger, verbleef eveneens een half jaar bij Kan, om zich daarna voor goed in ,,'t Verloren Schaep" Joden Breestraat Buurt Q het 10e huis van de Uilenburger steeg te vestigen. In een aanteekening meldt pater Burgmeijer, dat in '649 de pastoor van Mozesen Aaronskerk een groote" bedeplaats bouwde. Ongetwijfeld hebben wij hier te doen met de eerste kerk, die den dubbelen naam voerde. Want aan het Moysenhuis belendde de woning voor ij ver volle katho lieken, waar Aaron in den gevel stond. De gebr. Tensini hebben krachtig de op komst der statie gesteund. Dit eerste kerkje moet zoo klein zijn geweest, dat men den preekstoel na de predikatie wegborg in een opening in den grond om ruimte te winnen. (Iets dergelijks geschiedde tot voor betrekkelijk korten tijd in de voormalige schuilkerken 't Boompje" en de Fransche kerk.") Niet das in 1691, zooals de circulaire aangeeft', maar in 1649 hebben wij de stichti g der eerste kerk te stellen. Wat in 1691 geschiedde, blijkt niets meer dan een groote verbouwing, of beter verplaatsing zooals duidelijk uit de akte valt op te maken door den toenmaligen pastoor C. E. de Glabbais 23 Maart 1691 onderteekend: Den onderschreven belooft met alle respect aen De huidige Mozes en Aaronskerk, zooals zij zich vertoonde voor de demping van het tegenwoordige Waterlooplein imiiiiiiiiminiiiiMiiiiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Dames RoU-Sam Swaap Het klavierspel is geenszins eene gemak kelijke const". Waarom, zoo vragen we OOK nu weer, laten onze pianisten, bij het vele goede, wat ze bieden, bij aandachtig luisteren, toch steeds nog wonde plekken" in hunne pres taties waarnemen t Wanneer ze die wonde plekken zelfs niet trachten te maskeeren, dan geeft zulks bovendien een gemis aan helder inzicht betreffende de omvatting hun ner taak te kennen. De concertgeefsters hebben met de uit voering van een Scherzo van Saint-Saëns de reputatie van haar ensemblespel zeer zeker wel hoog gehouden. Dat was tot in de onderdeelen goed verzorgd, fijn gede tailleerd en tevens ook muzikaal goed door voeld werk. De componist is hier echter niet veel meer dan een geestig en bemin nelijk muzikaal causeur" wat niet weg neemt, dat hij ons ook hier heelwat liever is dan Sinding in zijne bombastische, ge wichtig doende variaties, die mede ten gehoore werden gebracht.Dat juist de uitvoering hiervan op minder hoog peil stond, mogen we toeschrijven aan een gebrek, om het meer monumentale in de kunst gestalte en kracht te schenken en bovendien aan een factor, die mij gege ven de toch zeer goede technisch-artistieke bekwaamheden dezer dames als klavier speelsters eenigszins bevreemdt. Waar zoo nauwkeurige zorgen aan passagespel worden besteed, begrijp ik niet, dat aan het pedaalgebruik eene zoo geringe aandacht wordt geschonken. Zulks heeft ook de vertolking van de Sonate van Lekeu, met Sim Swaap overigens tot onze voldoening eens ten gehoore ge bracht, merkbaar geschaad. Ook in het slot van Diepenbrock's Hymne, door Swaap met sterk lan, naar onzen smaak wat wereldsch voorgedragen (of is deze Hymne soms niet religieus bedoeld?) hebben we in de begeleiding tertsverwante accoordverbindingen met open pedaal, al thans met geenszins voldoende opheffing, hooren weerklinken. Bij eene nauwkeurige controle van dit zoo gewichtig onderdeel van het klavierspel, zou Mej. Roll, wanneer ze haar terrein uit sluitend zocht in de richttng van het fijne en precieuse genre ons zeker veel goeds kunnen laten hooren. Werken met breederen en dieperen geestelijken ondertoon zijn niet haar terrein; ook niet werken, met het be denkelijk surrogaat van deze hoedanigheden, als dat van Sinding (dien we in de con certzaal ook wel willen missen), omdat de kunstuitingen van genoemde artisten meer van fijn sentiment dan van een sterk innerlijk artistiek gemoedsleven getuigen. Vermelden we nog volledigheidshalve dat Sam Swaap in de verschillende reeds ge noemde voordrachten zich wederom liet kennen als een violist, met alle goede eigen schappen eener voortreffelijke school riet alleen, maar ook als een zich verder zelf standig ontwikkelend kunstenaar met warm sentiment, dat met artistiek begripsvermogen vereenigd, niet ontaardt in laakbare over gevoeligheid. VAN LEEUWEN Syn Edele Groodtmoegende Achtb. Heeren Burghmeesters en Regeerders deser stadt Amsterdam 1...2 Dat de oude bouwvallige huysinge van Moyses en Aaron op Jode Breestraat tot nu toe door ooghluyckinghe Van de voornoemde Ed. Groodt. Mog. Acht. Heeren gebruyckt tot een Catholeycke vergaderplaets, sal gemortificeert ende nimmer-' meer gehruyckt worden tot een Catholycke vergaderplaats... 3. Den onderschreven ende syn naekomelingen sullen satisfai blijven ende in geen tijde meer pretenderen als een vergaderplaets staende achter op de Oude Houtgraft oft Burghwal..." In 1691 werd dus niet de eerste Mozes- en Aaronskerk ge bouwd. Wel de eerste kerk aan het latere Waterlooplein. Pater de Glabbais was daartoe in staat gesteld vooral door mej. Christina Cashoven, zuster van een Franciscaan te Mechelen. Zij stond n.l. de drie belendende pakhuizen op de Groenmarkt, Houtgracht, thans Waterlooplein af. Tot in 't midden der 19de eeuw heeft deze kerk bestaan. De huidige dateert van 1841, nadat in 1837 met den bouw begonnen was. J. F. Suys, architect der Koninklijke Palelzen te Brussel, voormalig directeur der Academie der beel dende kunsten te Amsterdam, was de ont werper. De beelden der vier evangelisten sieren de torensen boven den hoofdingang staat de kerkpatroon St. Antonius van Padua. Het frontispice draagt de afbeeldingen van den H. Ver losser en Diens apostelen Petrus en Paulus. Aan den achtergevel in de Jodenbreestraat wordt de oude Wet verbeeld: Mozes en Aaron met in 't midden den koperen slang uit de woestijn; iets lager Melchisadech. Dit alles, alsmede de bewerkte predikstoel is het werk van den Antwerpschen kunste naar J. B. de Cuijper. Het inwendige maakt wel een grootschen indruk helaas is het meeste imitatie!!! De barok-ornamentopstuwing der altaren is niet in marmer gehouwen. Waar het oog steen meent te zien, schuilt hout. Toch is het inwendige bezienswaard, niet 't minst om de altaarschilderingen van Jacob de Wit, en om de nieuwe gebeeld houwde staties van v. d. Bossche. In de z. g. biechtkapel dient men het oude doop vont in oogenschouw te nemen. Maar vooral de pastorie bergt een schat van oude merkwaardigheden. Met piëteit is daar alles, wat de eeuwen te zamen brach ten, bewaard en gerangschikt. Er zijn lacunen Doch de huidige pastoor pater Bulters O. F. M., die mij toestond enkele voorwerpen te doen reproduceeren, is zorg zaam doende om te regelen en te completeeren. In enkele vertrekken zijn alle prenten, de geschiedenis der statie betreffende, op gehangen. Merkwaardige antieke meubelen vindt men in de huiskamer, boven, met uitzicht op het plein; een kast, een oude staande klok, Amsterdamsch werk, een inte ressant kruisbeeld met koper-ornamenteerin gen welke elkanders complimenten zijn, doch vooral interessante wandschilderingen. Heel dit interieur is vol bekoring. Het schoor steenstuk, Christus voorstellend, herinnert zósterk aan den verrijzenden Christus van Jacob de Wit uit de afgebroken Fransche kerk, dat men van zelf dezen man als den maker aanwijst, al weet ik niet wie de schilder van bedoeld schoorsteenstuk eigen lijk is. Jacob de Wit, deze merkwaardige Amsterdammer, die een vermaardheid ver wierf door zijn schilderingen in het huis Ten Bosch en in het voormalige Amster damsche stadhuis, thans paleis wie heeft nooit van de bekende grauwtje" gehoord? was een groot beschermer der Mozeskerk, trouwens van vele Amsterdamsche katho lieke godshuizen. De Fransche kerk had hij begiftigd met altaarstukken en grauwtjes", (door Alberdingk Thym beschreven), welke deze kerk daarom tot zó'n merkwaardigheid op 't gebied van Christelijke kunst maakten, wijl de decoratieve schilderingen geheel be rekend waren op dat gebouw? *) Vergeefs waagde ik destijds in De Tijd een poging tot behoud van die zeldzame eenheid van achtiendeeuwsche christelijke Hollandsche kunst, door een belangwekkend stadgenoot gewrocht. Nu is alles verspreid siert een der altaarstukken het landhuis" van een onzer groot-industrieelen. Jacob de Wit, geboren te Amsterdam in 1695, die in pastoor J. Rademaker van de Moyses" een goeden vriend vond, schonk de gekruiste Heiland" welk altaarstuk nog boven het huidig hoogaltaar prijkt. Veel van het inwendige is trouwens uit de oude kerk overgebracht. In de groote en grootsche achterzaal der pastorie, waar een uitgebreide collectie merkwaardige schilderijen hangen van Italiaansche, Vlaamsche en Hollandsche school, vindt men er nog een groot werk van De Wit, voorstellende pater de Glablais, iiiiiiiitimmii 1IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIII1IIIIHHIII immuun i Nieuwe Romans Jo VAN AMMERS?KÜLLER. De verzwe gen strijd. Bij H. D. Tjeenk Willink en Zoon, te Haarlem. 1916. : Wij, Nederlanders, schijnen nu eenmaal het volk te zijn der lijdende vrouwen, en der niet, of te laat, begrijpende mannen, zooals de Franschen niet dan geraffineerde gaden en bedrogene echtgenoten heeten te zijn. Kort na Carry van Bruggen's Coquette Vrouw komt deze nieuwe bitterheid den twij fel,die sindsdien inde ziel aller letterlie venden echtgenoten gerezen is, weer versterken. De figuur der niet gewaardeerde vrouw is in onze moderne litteratuur een gelijkelijk geliefd thema geworden, als dat met de buitenplaats-vol-menschen-en-kinderen het geval is. Hier is het eerste thema in mineur behandeld; een korte inleiding dient tot exposéeener troostelooze situatie, waarvan de wording ontwikkeld wordt in een nagelaten brief en twee dagboeken. Professor van Westreene is achtergebleven in het groote kille huis, met zijn twee van hem vervreemde kinderen en zijn koude stiefmoeder. Terwijl hij achter in zijn stoel leunde en met knipperende oogen door de groene kapfranje naar de lichtvlam van zijn studeer lamp tuurde, schoven zijn witte vingers zenuw achtig heen en weer onder h-1 breede elas tiekband, dat de cahiers bijeenhield. En dan gaat hij vernemen, wat hij ver zuimd heeft in zijn huwelijksleven, en wat hij zijn vrouw schuldig gebleven is. Wanneer wij, na lezing, dien balans met hem opmaken, dan vinden wij een aantal bedroevende saldi, te weten: Een echtgenoot, die zijn plicht verzuimd heeft. Ons Verlanglijstje Opgemaakt voor de Amsterdammer" door onzen teekenaar George van Raemdonck Wat de goede Sinterklaas ons maar brengen moest....! MUI iimimiiimmi iiiiiiiiiiiiiiiinii gekroond door zijn provinciaal; denkelijk een feestgeschenk zijner parochianen op zijn gouden intreefeest der orde. De Wit heet geen colorist, hij was geen groot machtige, maar welk een zuiver en bewogen talent hij bezat leert wel in 't bijzonder zijn Boodschap van den Engel Gabriël aan Maria", waarvan de kleur bijzonder tref t, en dat bij vele gelegen heden boven het altaar prijkte. Waarschijnlijk is het Italiaansche schilderwerk boven het altaar aan de evangeliezijde in denzelfden tijd in 't bezit der statie gekomen. Jacob de Wit was een gezeten man, die veel goed deed. Aan het Maagdenhuis schonk hij meer malen vrij aanzienlijke giften en bij zijn dood in 1755 had hij de drie Godshuizen tot erf genaam der helft van zijn nalatenschap gemaakt. In het Maagdenhuis, in de Mozes en Aaronskerk leeft Jacob de Wit's gedach tenis voort, wordt deze christen-kunstenaar in eere gehouden. De Mozes door oud-Amsterdammers kortaf maar verkeerdelijk de Breestraat" genoemd, want met de Breestraat" werd eens de later Jansenistische en sinds verloopen statie aangeduid die naar de Barndesteeg werd overgebracht is steeds een aantrekkingspunt voor kunstzinnigen ge weest. (Vondel reeds leverde een gedichtje als onderschrift voor het, door Quellinus vervaardigd portret van pastoor v. Duijsel) (1673 f). Niet in 't minst geschiedde dit in lateren tijd door het vermaarde Mozeskoor het Roomsch Catholeyck Zangcollegie Zelus pro domo dei", nu 225 jaar bestaande. Namen als Liszt, die 't koor bezocht, v. Beet hoven, die er eens gedirigeerd heeft, zijn er aan verbonden. Thans is de heer Joh. Hoes directeur, terwijl de bekende organist de heer Jos. Verheyen er nog het orgel bespeelt. Volgens de eerste statuten voerde de direc teur den titel van kapelmeester. De heer Ant. Averkamp is ook directeur van het koor geweest en de uitvoeringen en muziekmissen" onder den heer P. van Ogtrop leven nog in de heugenis van velen voort. Zoo is het viervoudig jubileum der Mozes en Aaronskerk een van meer algemeener interesse. LEONARDUS VAN DEN BROEKE. *) Uitvoeriger schreef ik hierover bij de sluiting der Fransche Kerk in De Tijd en in geïllustreerde artikelen in het Geïllustreerd Zondagsblad van De Tijd en Amstelbode. Een eigenaardige processie uit den pruikentijd in de voormalige Mozes- en Aaronskerk die van 1691 dateerde en waar v. Beethoven nog geredigeerd heeft. A. Huik Pz. Ad. riv. del 1784. J. L. van Beek sculps. 1784. IIIIIIIUIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiini Een moeder, die haar plicht verzuimd heeft. Een vader, die zijn plicht verzuimd heeft. Blijft dus, als conflicts-motief, de ontijdig verlaien post eener echtgenote, die te zwak was, om haar verzwegen strijd tot het eind toe uit te vechten; eener vrouw, die het naar poëzie hunkerde hart harer jongemeisjes-tijd behouden had. Rousseau laat zijn Julie ergens zeggen: Laten wij niet leven om elkander lief te hebben, maar laten wij elkander liefhebben om te Leven. Deze vrouw was geen Julie. Toen de tegenstro"m haar te zwaar werd, verslapte haar liefde tot volkomen passiviteit, en liet zij zich, zonder spartelen zelfs, meevoeren. De tragedie van den verzwegen strijd is geen andere dan die van den overmoedigen zwem mer, die zijne krachten met die van den tegenstroom meten wil, en wanhopiglijkfaalt. Mooi gevonden is het hoogtepunt van dit dagboek, waarin de jonge professorsvrouw de verdorde weduwe ontmoet van den voor ganger van haren man. Dan aanvaardt zij, tegelijk met dier kille woning, het bewust zijn, dat gén andere ouderdom haar wacht. Dat is het moment waarop haar twijfel ver dwijnt voor zekerheid. Mevrouw van Ammers schrijft gemak kelijk ; hier en daar verwordt hare détail schildering tot het gemoedelijk gedoe van haar eersteling: den roman van een student. Maar de composjtie komt daar verre boven uit, hoewel die nog niet de gaafheid der Coquette Vrouw bereikt. Een aardige opmerking trof mij: De negen maanden, waarin de vrouw moe der wordt, maken den man niet tot vader. Wilhelm Busch zegt, van zijn meer man nelijk standpunt: Vater werden ist nicht schwer" Vater sein ist's aber s^hr!" H. SALOMONSON Chineesche Verzen f) MAAN EN MENSCHEN (Tschan-Jo-Su. 19e eeuw) Zoolang als wij op d' aarde zijn, aanschou wen wij De maan in haren wonderglans, die nooit vergaat. Zooals het water stil den.loop des strooms volgt, Zoo gaat haar omgang iedren nacht de zeek re baan. En nimmer zien wij dat zij in haar kring loop toeft, Noch zelfs, dat zij een kleine schrede omwaarts keert. Maar wij verwarde menschen, ongestadig, Rusteloos zijn w' in wat wij denken, wat wij doen. JULES SCHÜRMANN t) Hans Bethge: die Chinesische Flöte. Judith Gautier: La flüte de Jade. llllrïllltllllllHllltllllllllmiMIIIHIMIIII IIHIMIIIHIItllllllliHIIIIIIIIIMIIIHI Illllllll»"u' IIIIIHI,,, /n'Brrffanf, 'Paarfen en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl