De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 9 december pagina 1

9 december 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

"??i N9.3050 Zaterdag 9 December i*. 1916 AMSTERDAMME WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B l O D E CASTRO Jr. ea Br. F R i D E R I K VAN E E D E N Abonnement per 3 maanden / 1.94 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 11.59 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.15 UITGEVERS: VAN HOLREMA KEIZERSGRACHT M8, * WAREN&«RP AtfvertaattSa van 1?5 regels/l.§6, elke regel meer . . . .' /9.W AivertmtMta «p 4e 4am»s-, fiaantieele- en kunstpagina, per regel t.il Rwlamw, per r«f«l 8.90 Bladz. 1: Ean een coalitie winnen? door T. H. Bnitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. S:'De Eerste Kamer en de Successiewet, teekening TUI Jordaan. In de Toekomst. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Van een schilder die de Zon schilderde, door H. SalomoDEOn, met teekening ran H, y. d. Velde. 6: Voor Trouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, Jao. P. Thtfsse. 6: Een merkwaardig Boek, door prof. L. van Pnyvelde. Een Machtig Brouwsel, dór Frederik van Eeden. 7: De Nederlandsohe Opera (Figaro) door mr. H M. van Leeuw n. Mr. J. N. van Hall, portret door dr. Jan Veth. De Vrouw, door L. O. Steenhuizen. Brief uit Indië aan de Amsterdammer", door 8. J. 9: Het Portret op Sint Lucas, door Plasschaert. Twee Tentoonstel'ingen, door H. Boekbesprekingen, door prof. H. Brugmans en H. Balomonson. 12: Een Vleugje Haagsche Wind, door Ari, met teekeningen van J. Bnys en Is van Hens. Ziektegevallen, door Melis Htoke en van Deekingham. Leekencpiegel. Geheime beoordeelingestaten. ISiFinanciêeleNood, teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzxal. Bohaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. ? Bijvoegsel: Konstantinopel aan Rusland toebe deeld. te»kening van Joh. KAN EEN COALITIE WINNEN? ' Wij hebben nimmer onze overtuiging verheeld, dat de overwinning van Duitschland voor de toekomst van ons vaderland een benauwend gevaar is. Is het onneutraal," dit openlijk uitte spreken, dan rekenen wij zulke onneutraliteit een deugd en een plicht. Het zou Nederland slecht te staan komen, zichzelve uit terreur voor den grooten buur man, de gevaren te verbloemen die het uit diens overmacht te duchten heeft. Zeker, ook tegenover den Engelschen vrede" gevoelen wij ons niet volkomen gerust. n een Duitsch-Engelsch com promis 'moet ons niet minder op onze qui-vive vinden. r JVlaar de Duitsche" vrede en een . uitschland, dat zich aan 't hoofd stelt van de gezamenlijke Europeesche Staten, vervult eiken waarachtigen vaderlander niet de grootste zorg voor de verdere zelfstandigheid van ons volk. Is het wonder, dat deze gedachte weer dringender opkomt, nu de kracht der Duitsche wapenen zich onweerstaan baarder doet gelden dan ooit, en alles wat de geallieerden daar tegenin beproe ven, teleurstelt of mislukt! " Waar moet het heen, indien dit MiddenEurópa als onoverwinnelijke reus uit den strijd te voorschijn treedten met het won derbaarlijke expansievermogen, dat thans in die natie schijnt gevaren te zijn, alles ' om zich heen naar zijn pijpen dansen laat? ? Het is flauw te*ontkennen, dat hunne 1 praestaties op 't oogenblik aan het ongeloofelijke grenzen. Er, schijnt af en toe in het leven van verschillende natie's zulk een boven natuurlijke kracht te varen, die hen, al' thans een tijdlang den anderen gemak; kelijk den baas maakt. Het is of hun dan alles gelukt en mee loopt. Hun energie overtreft al de andere. Waf zij ondernemen, gelukt. Wat hun weer-staan wil, stuit af. Door hun geheele lichaam is electriciteit gevaren. Productief zijn zij in 't onbegrensde, op de meest uiteenloopende gebieden. Alles moet zwichten. Het is, als hadden zij met het noodlot een verbond aangegaan. Zulk een tijdvak hebben de Romeinen gehad. En later de Spanjaarden onder Karel V. Dichter bij ons staan de twee perio den, waarop het Fransche volk aldus naar voren is gekomen : onder Lodewijk XIV, den Zonnegod, en onder Napoleon I. Heeft een goedgunstige godheid thans den Duitschers zulk een bui ingeblazen? Daar is, na zooveel anders, weer het Roemeensche succes. Maar verneem bij voorbeeld ook hoe Duitschland thans reeds Turkije geheel heeft gereorganiseerd en den geheelen Balkan van administratie voorzien. Duitsche ambtenaren komen u er overal tegemoet en hebben alles in orde geregeld. Wetenschappelijk leven en hoogescholen worden - op z'n Duitsch natuurlijk, uit den grond geroepen. De spoorwegbouw, de techniek, gaan reeds opnieuw rustig verder. De tochten van de Deutschland' zijn op- hun gebied een bewijs. De onver murwbare machtsuitoefening in België, irt Pplen, op, het staatkundige. s AHes.heriririe.rt tot in bijzonderheden aan1 de, machtsontwikkeling, waarmede Frankrijk onder Lodewijk XIV, de wereld verbaasd hield. En op de onuitputtelijke kracht, waar mede het Napoleontische keizerrijk van West naar Oost zijn schittering en zijn druk heeft verspreid. * * Duitschers en pro-Duitschers zullen uit dit betoog de gebruikelijke conclusie's trekken. Aha" zeggen zij, zietdaar onze supe rioriteit dus erkend. De tol der bewon dering betaald. Onze zegepraal gerecht vaardigd." Maar daarin schuilt juist de geheele fout van de redeneering. Voor de anderen, voor ons, loopt dit alles niet uit in een loflied, maar in eene waarschuwing. De fout in den geheelen pro-Duitschen redeneertrant is steeds: dat succes ook aanspraak zou geven op onderwerping, en dat macht behoort te worden aan vaard. Om dit verschil van meening draait eigenlijk de geheele oorlog. Alle eloges op Duitschland's superio riteit in dit opzicht en in dat, de supe rioriteit van zijn handel en industrie, van zijn sociale organisatie, van zijn wetenschap, zijn moraal en van zijn oorlogstoerusting, moeten, gesteld al zij zijn juist, de anderen maar des te sterker overtuigen, dat het noodig is gezamenlijk aan dien kolos van superioriteiten het hoofd te bieden. Niemand is geroepen, zich naar eenen ander te voegen, omdat die ander over grootere gaven beschikt! Wij hebben allen onze eigen infe rioriteit nog steeds liever dan de superoriteit van den ander. Ook zwakkeren zien nog geen reden, in bewondering voor den sterkeren onder te gaan. Zij stellen tegenover zijne grootheid 'geert eerbied, maar vereenigd verzet. Dit verklaart ook het telkens terugkeeren van staten-coalities onder de desnoods minder gezegende" en achter lijken'1 natiën, tegenover eenen zich overmachtig ontwikkelenden staat. Het verklaart tevens, waarom ge meenlijk de kleine natiën hun belang door zulke coalitie's zien gediend. Nederland heeft dit herhaaldelijk ervaren. En wanneer wij thans weer de over tuiging hadden, dat nze deelneming in den oorlog aan de geallieerden over wegend voordeel, aan den tegenstander overwegend nadeel kon toebrengen, zou den wij, in het levensbelang van ons eigen land, niet achterwege mogen blij ven. Die overtuiging hebben wij evenwel niet. Wij zijn veeleer overtuigd, dat onze deelneming voor den oorlog geen heil, en voor ons land slechts een ontzaglijk onheil zou brengen. Daarom wachten wij af. Maar met niet minder ge'spannen aandacht leeft in ns de vraag: kan de coalitie overwinnen? Want deze vraag gaat ook over ons levenslot. * * Het heden geeft een gunstig antwoord niet! Naar het oordeel van den gewonen toeschouwer staan de zaken der geal lieerden ongunstig; en de verwachtingen komen niet uit. De wereldgeschiedenis echter is een zaak van langeren duur. En de geschiedenis heeft over de kracht en de zwakheid der coalitie's meer te vertellen. Zij doet zien, dat de coalitie's gewoon lijk langen tijd in het nadeel blijven; maar op den duur de overhand behouden. Een geval, en dat oppervlakkig be schouwd het meeste van den tegenwoordigen toestand herinnert, spreekt van het tegendeel. Nooit scheen eene coalitie meer be stemd om te zegevieren, dan die, welke zich in de 18e eeuw, 1756?1763, gericht heeft tegen de opkomende macht van Pruisen onder Frederik den Groote. Bijna gansch Europa tegen zich aaneen gesloten hebbend, was die vorst zelf het meest verbaasd, toen de vrede hem eene partie remise en de bevestigde groot heid van Pruisen bracht. Maar ook de oorzaken zag de koning goed in. Meer-dan aan iets anders schrijft hij ze in mémoires toe: aan het gebrek van overeenstemming onder de deelne mers der coalitie; hunne verschillende belangen, die de operaties belemmerden; aan de gebrekkige samen werking tusschen de aanvoerders." De onvolledigheid der samenwerking is steeds een zwakke plek van elke coalitie gebleven. Eerst door veel schade en schande komen zij: daarover heen. De alomvattende kracht van de n heid daarentegen vormt nóg het voor deel van Midden-Europa. En al is het naar 't uiterlijk te oordeelen thans beter dan in den zevenjarigen oorlog, op zijn Hindenburgsch schijnt het toch onder de geallieerden nóg niet te gaan! * * Het groote punt van verschil met de coalitie tegen Frederik den Groote is echter, dat toen Engeland niet tegenover hem, maar aan zijne zijde stond. Enge land bestreed toen nog de Fransche, niet de Brandenburgsche expansie. Daarom is de historie van de andere groote Europeesche coalitie's: die tegen Lodewijk XIV en tegen Frankrijk van 1792?1815, op het oogenblik toepasse lijker. Toen is beide malen Engeland, de zeemogendheid, van nature de hard nekkige leider der Europeesche alliantie's, de onvermoeide ziel geweest. Ook Lodewijk en Napoleon hebben steeds verklaard, slechts hun eigen staat te willen verdedigen, en op te komen voor de vrijheid van allen. Maar als zij hunnen gang hadden kunnen gaan ...! Beide malen echter is telkens de aan het ongeloofelijke grenzende macht van de Fransche natie ten slotte gebroken ge worden. De gaandeweg tegen de verdrukking in groeiende inspanning der gezamenlijke natie's heeft onder de taaie, geduldige en vaak blunderende, maar 't nimmer opgevende Engelsche leiding, de nationale, economische en cultureele zelfstandigheden behouden. Het heeft telkens lang .geduurd, en heel wat wisselvalligheden gekost, eer de betoovering van de opzwellende macht kon worden gebroken. Vrij wat afzonderlijke vredes", zelfs beide malen ook nog n algemeene vrede tusschenin, die aanstonds meer het karakter had van een wapenstilstand, zijn gesloten en weer verbroken moeten worden. Ten lange leste echter hebben de coalitie's telkens voor Europa de cen trale overmacht van n afgewend. En wel is Engeland zelf daaruit steeds krachtiger naar voren gekomen; maar dit behoeft toch in zooverre niet onge rust te stemmen, dat het door zijn aard en ligging er niet op is aangelegd, de vrijheid der anderen op te vreten. Zoo zijn als vanzelve de oogen ook thans weer steeds gevestigd op wat de coalitie doormaakt, en op de vraag in hoeverre zij hare zwakheden zal weten te overwinnen, om waarlijk de sterkste te zijn. Dat het nog lang kan duren, daarop bereidt de gang van 's werelds zaken ons voor. Dat zij ten slotte den tijd in haar voordeel heeft, daarop eveneens. Zal het een stap verder zijn, dat in Engeland het roercommando wordt af gelost, en sterkere" mannen op de brug worden geroepen? De nieuwe premier grijpt een taak van wereldhistorische beteekenis, die ook ons met spanning vervuilt. Wij kunnen door 't nieuwe beleid nog wel eensmeer last krijgen ook! Kracht van leiding, eenheid van samen werking en uithoudingsvermogen in het Groote Verbond, en bij elk der verbon denen afzonderlijk, -- van deze drie hangt het antwoord af: of coalitie's winnen kunnen. v. H. De crisis in Engeland Vandaag voor een week was het vragendag in het Lagerhuis. De leden plegen, ook in dezen oorlogstijd, een vrij moedig gebruik te maken van hun recht om vragen te stel len; de ministers niet minder van het hunne om ze onbeantwoord te laten, indien zij meenen dat 's lands belang niet gediend zou worden door het verstrekken van oe gewenschte inlichtingen. Dikwijls verwachtte het lid dat een vraag had gesteld, ook geen antwoord; zijn eenige bedoeling ermee was het uitbrengen van kritiek. Aan verscheidenheid van onderwerpen ontbrak het de vorige week niet. De wen> schelijkheid werd betoogd om de eetwagens j in de treinen af te schaffen of althans het ? aantal te beperken; om een statistiek op te maken van het aantal honden in het Vereenigde Koninkrijk niet met de bedoeling om ze op de levensmiddelenlijst te brengen, maar om het kaf van het koren te scheiden, om de nuttelooze slokoppen, vooral in de steden, uit te roeien. Maar niet alleen op de kleintjes wordt er tegenwoordig in Engeland gepast; ook be langrijke onderwerpen kwamen aan de orde als de politiek der geallieerden tegenover Griekenland, de Duitsche missie naaf Afghanistan, de strooptochten van Duitsche torpedojagers in de richting van het Kanaal. Over Griekenland liet de regeering niets los; des te meer over de zending naar Af ghanistan, omdat zij kon mede deelen, dat deze geheel mislukt was. Een gezelschap, bestaande uit een paar Indische anarchisten, waarvan n zich voor deed als een radja, verder eenige Turken en Duitsche officieren, was in het voorjaar van 1915 uit Perzië op teis gegaan naar Afghanistan. Zij brachten aan den Emir een brief van den Rijkskanselier over, waarin de eerste jwerd uitgenoodigd van advies te dienen over de beste manier, waarop Indië in opstand zou kunnen worden gebracht tegen Engeland; natuurlijk moest ook zijn eigen geneigdheid om mee te helpen tot de afbraak van het Engelsen gezag, op de proef worden gesteld. Ondanks de verleidelijke aanbiedingen, die hem wer den gedaan, was de Emir echter trouw ge bleven aan de belofte, door hem in het begin van den oorlog aan den Onderkoning van Indië afgelegd, dat hij neutraal zou blijven. Het zou niet in 's lands belang zijn, zoo voegde de woordvoerder van de regeering hier aan toe, mede te deelen, hoe het met de missie was afgeloopen. Het gelach, dat hierop volgde ook in het Lagerhuis wordt gelachen om dingen, die niet buitengemeen grappig zijn stemde den bedoelden woord voerder blijkbaar zoo mild, dat hij een beetje de hand lichtte met de eischen van 's lands belang en aan het Lagerhuis toevertrouwde, dat sommige leden van de missie na hun vertrek uit Afghanistan door de Russen en de Engelschen waren gevangen genomen. De vraag naar den uitval der Duitsche lorpedojagers bracht den minister Balfour in een minder blijde stemming. Houston, de afgevaardigde uit Liverpool, had dan ook in zijne vraag herinnerd aan wat Balfour op 9 Nov. 1.1., bij den jaarlijkschen maaltijd in Guild-Hall, had gezegd naar aanleiding van den Duitschen uitval, in den nacht van 26 op 27 Oct. 1.1, toen de Duitschers het gemunt hadden op den Engelschen transportdienst in het Kanaal; Balfour had toen n.l. het vertrou wen uitgesproken, dat zulk een poging niet herhaald zou kunnen worden zonder dat de aanvallers er groote verliezen bij leden. Dit vertrouwen was naar Houston's meening niet bevestigd door wat er in de laatste week van November gebeurde, toen de Duit schers uit Zeebrugge tweemalen, kort achter elkaar, weder een uitval naar het Kanaal hadden gedaan. Wat Balfour in het Lagerhuis over dien uitval mededeelde, bevatte ongeveer niets, dat niet reeds bekend was uit het bericht van de Admiraliteit. Zes Duitsche torpedojagers hadden, in een donkeren en mistigen nacht, een poging gedaan om door den noordelijken ingang van de Duins naar het Ka naal te varen. Zoodra zij ontdekt werden door patrouillevaartuigen, waren zij terug gekeerd, voordat de Engelsche oorlogssche pen, die de vaart door de Duins bescher men, in actie konden komen. Een van de torpedojagers loste twaalf schoten op een der patrouillevaartuigen, dat alleen licht be schadigd werd; niemand werd gedood of gewond. Dat was alles. Het geheele gevecht duurde niet langer dan een paar minuten. In het Kanaal waren de Duitschers niet ge komen. Het vertrouwen, door Balfour aan den maaltijd in Guild-Hall uitgesproken, was dus niet beschaamd, Maar daarmede was Houston niet tevreden. Hij stelde nog een aantal stekelige vragen: of de Minister niet vond, dat aanval een der beste vormen van verdediging was? waarom er geen maatregelen genomen wer den om Zeebrugge uit te roeien? kwam dit misschien omdat de monitors, die men speciaal voor dit werk gebouwd had, aan hunne bestemming onttrokken waren ter wille van nuttelooze operatiën in de Dardanellen? Over de Dardanellen wilde Balfour niet spreken; de theorie van verdediging en aan val was heel mooi, maar de Admiraliteit had geen plan, roekeloos schepen te wagen in een gevecht met zware kustbatterijen; zulke vragen over bepaalde krijgsverrichtingen moesten bovendien niet worden ge steld ; in elk geval zou hij ze niet beant woorden. Daarmede liep het steekspel van vragen en antwoorden af. Het zal misschien de laatste maal geweest zijn. dat Balfour de gedrags lijn der Admiraliteit heeft moeten verdedigen. Er zijn groote veranderingen in Engeland op til. Reeds lang was er, in en buiten het Par lement, scherpe kritiek uitgeoefend op wat men noemde: de werkloosheid der Britsche vloot. Dat zij den transportdienst beschermde en de Duitsche handelsschepen stil deed liggen, vond men niet genoeg; de vloot moest nog ander werk verrichten, het werk, waarvoor zij eigenlijk bestemd was: de vernietiging van de vijandelijke vloot. Kon men de Duitschers niet gaan opzoeken in de Duitsche Bocht, achter Helgoland ? Was het althans niet mogelijk om Zeebrugge, op 72 zeemijlen van Dover gelegen, uit te roeien ? Zulke kritiek werd vooral in de laatste Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag bet motto: ,Confettt\ Leelljke woorden. In deze zitting van onze Tweede Kamer hebben de leden het telkens over de Groninger motie." * ''. ? In een vischwinkel te Rotterdam verkoopt men Bergen op Zoomer ansjovis"; en in andere Rotterdamsche winkels: Parijzer hoe den; o/z/mantels; /aArschoenen, terwijl het nieuwe hotel een nieuwbouw is. * Uit De Telegraaf: Intusschen blijft de sluier der geheim zinnigheid over dit gebeurde schijnen ..." Die lichtverspreidende sluiers zullen in deze dure tijden, waarin op bezuiniging van ver lichting wordt aangedrongen, opgeld kunnen doen. * Het X-Theater adverteert: Gevonden, een gebit, af te halen aan het theater." Het schijnt daar vroolijk toe te gaan ! Dan bezoekt Louis Couperus hem. Ik bezoek de bioscoop als het regent; als ik niet in een caféwil gaan, als ik genoeg geflaneerd heb, als ik moe ben, me verveel... enz. enz." . Aldus worden de lezers van de Haagsche P. steeds op de hoogte gehouden van de ge wichtigste wereldgebeurtenissen. * De Haagsche Post schrijft: ... Robert Mayer, de groote ontdekker, van de wet op het behoud van arbeids vermogen... De schrijver verwarde hier twee dingen:. De wet op het arbeidscontract en De wet van het behoud van arbeids vermogen. maanden meer en meer gehoord, toen de duikbootoorlog hoe langer hoe meer schepen deed verloren gaan en het gevaar begon te dreigen, dat Engeland zeer beperkt zou worden in den toevoer van levensmiddelen en andere benoodigdheden; toen bovendien van Zeebrugge uit, raids werden ondernomen naar het Kanaal en de Engelsche kust. ,. Als eerste concessie aan de ontevredenheid over het gebrek aan initiatief, over he,t nït voldoende bekend zijn met de bewegingen der vijandelijke oorlogsschepen, heeft men de veranderingen te beschouwen, onlangs gebracht in het oppercommando der vloot en het bestuur der Admiraliteit. Sir John Jellicoe is als opperbevelhebber vervangen door Sir David Beatty; Jellicoe zal voortaan als First Sea Lord aan het hoofd der Admiraliteit.staan. . De Times noemt dit: misschien. ! het ernstigste besluit, dat tijdens dezen oorlog is genomen. ' .', Dat kan niet anders beteekenen, dan djrt Beatty de vloot voor de volle zee ten aaflival tegen den vijand zal leiden. H«J';> ijs i&mand, die snel carrière heeft gemaalö. Als luitenant op een kanonneerbootMwil rscheidde hij zich in den oorlog in Soedan en kreeg weldra het commando yer een flotille. Hij nam ook deel aan het bedwin gen van den opstand der B9ksers. In Ï910 werd hij schout-bij-nacht; twee jaren later werd hij benoemd tot secretaris van Churchill, destijds First Lord of the Admiralify; in 1913 kreeg hij het commando over 'hef'eskader slagkruisers; met dat eskader had hij in den slag bij Jutland de zware taak om den strijd tegen de Duitsche vloot vol te houden, totdat Jellicoe op kwam dagen met de groote slagschepen. Nu op zijn 46ste jaar, wordt hem het opperbevel over de Engelsche vloot opgedragen. Het artikel van de Times over de ver anderingen in het opperbestuur van vloot en admiraliteit eindigde aldus: Het zou dwaas zijn, te gelooven, dat door deze veranderingen nu alles in orde is bij de leiding van den oorlog. De werkelijke reden van onze zwakte ligt bij de soldaten en de zeelieden, en- de werkelijke hervormingen moeten nog volgen." Ze zijn spoedig gevolgd. Reeds eenweek later. De werkelijke redtn, dat Engeland-in dezen oorlog de beslissing nog niet heeftkunnen brengen, lag volgens de Times, ia het ministerie, in de veelhoofdige leiding van den oorlog. Zoo heeft pok LloydGeorge, er over gedacht en hij stelde den Premier voor de keus: of .. , een klfine oorlogsraad, van 3 of 4 ministers met volkomen volmacht''. om den oorlog te leiden en zich alleen daar mede bezig te houden, of ik neem mijn ontslag. In dien oorlogsraad zou Asquith geen zitting krijgen. Dat heeft hij eerst niet; gewild: ik houd niet van een dictatuur,'': zei hij onlangs, naar aanleiding yani-eenandere zaak, in het Lagerhuis; pok 'de 'die-, tatuur van Lloyd George wou hij niet onder* gaan. De meeste liberale ministers van het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl