Historisch Archief 1877-1940
"??i
N9.3050
Zaterdag 9 December
i*. 1916
AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B l O D E CASTRO Jr. ea Br. F R i D E R I K VAN E E D E N
Abonnement per 3 maanden / 1.94
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 11.59
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.15
UITGEVERS: VAN HOLREMA
KEIZERSGRACHT M8,
* WAREN&«RP
AtfvertaattSa van 1?5 regels/l.§6, elke regel meer . . . .' /9.W
AivertmtMta «p 4e 4am»s-, fiaantieele- en kunstpagina, per regel t.il
Rwlamw, per r«f«l 8.90
Bladz. 1: Ean een coalitie winnen?
door T. H. Bnitenlandsch Overzicht, door G. W.
Kernkamp. Confetti. S:'De Eerste Kamer en
de Successiewet, teekening TUI Jordaan. In de
Toekomst. Krekelzang, door J. H. Speenhoff.
Van een schilder die de Zon schilderde, door H.
SalomoDEOn, met teekening ran H, y. d. Velde.
6: Voor Trouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de
Natuur, Jao. P. Thtfsse. 6: Een merkwaardig
Boek, door prof. L. van Pnyvelde. Een Machtig
Brouwsel, dór Frederik van Eeden. 7: De
Nederlandsohe Opera (Figaro) door mr. H M. van
Leeuw n. Mr. J. N. van Hall, portret door dr.
Jan Veth. De Vrouw, door L. O. Steenhuizen.
Brief uit Indië aan de Amsterdammer", door 8.
J. 9: Het Portret op Sint Lucas, door
Plasschaert. Twee Tentoonstel'ingen, door H.
Boekbesprekingen, door prof. H. Brugmans en H.
Balomonson. 12: Een Vleugje Haagsche Wind,
door Ari, met teekeningen van J. Bnys en Is van
Hens. Ziektegevallen, door Melis Htoke en van
Deekingham. Leekencpiegel. Geheime
beoordeelingestaten. ISiFinanciêeleNood, teekening
van Joh. Braakensiek. Spreekzxal.
Bohaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red.
K. O. de Jonge. ?
Bijvoegsel: Konstantinopel aan Rusland toebe
deeld. te»kening van Joh.
KAN EEN COALITIE
WINNEN?
' Wij hebben nimmer onze overtuiging
verheeld, dat de overwinning van
Duitschland voor de toekomst van ons
vaderland een benauwend gevaar is.
Is het onneutraal," dit openlijk uitte
spreken, dan rekenen wij zulke
onneutraliteit een deugd en een plicht. Het zou
Nederland slecht te staan komen,
zichzelve uit terreur voor den grooten buur
man, de gevaren te verbloemen die het uit
diens overmacht te duchten heeft.
Zeker, ook tegenover den Engelschen
vrede" gevoelen wij ons niet volkomen
gerust. n een Duitsch-Engelsch com
promis 'moet ons niet minder op onze
qui-vive vinden.
r JVlaar de Duitsche" vrede en een
. uitschland, dat zich aan 't hoofd stelt
van de gezamenlijke Europeesche Staten,
vervult eiken waarachtigen vaderlander
niet de grootste zorg voor de verdere
zelfstandigheid van ons volk.
Is het wonder, dat deze gedachte weer
dringender opkomt, nu de kracht der
Duitsche wapenen zich onweerstaan
baarder doet gelden dan ooit, en alles
wat de geallieerden daar tegenin beproe
ven, teleurstelt of mislukt!
" Waar moet het heen, indien dit
MiddenEurópa als onoverwinnelijke reus uit den
strijd te voorschijn treedten met het won
derbaarlijke expansievermogen, dat thans
in die natie schijnt gevaren te zijn, alles
' om zich heen naar zijn pijpen dansen laat?
? Het is flauw te*ontkennen, dat hunne
1 praestaties op 't oogenblik aan het
ongeloofelijke grenzen.
Er, schijnt af en toe in het leven van
verschillende natie's zulk een boven
natuurlijke kracht te varen, die hen,
al' thans een tijdlang den anderen
gemak; kelijk den baas maakt.
Het is of hun dan alles gelukt en mee
loopt. Hun energie overtreft al de andere.
Waf zij ondernemen, gelukt. Wat hun
weer-staan wil, stuit af. Door hun
geheele lichaam is electriciteit gevaren.
Productief zijn zij in 't onbegrensde, op
de meest uiteenloopende gebieden. Alles
moet zwichten. Het is, als hadden zij
met het noodlot een verbond aangegaan.
Zulk een tijdvak hebben de Romeinen
gehad. En later de Spanjaarden onder
Karel V.
Dichter bij ons staan de twee perio
den, waarop het Fransche volk aldus naar
voren is gekomen : onder Lodewijk XIV,
den Zonnegod, en onder Napoleon I.
Heeft een goedgunstige godheid thans
den Duitschers zulk een bui ingeblazen?
Daar is, na zooveel anders, weer het
Roemeensche succes. Maar verneem bij
voorbeeld ook hoe Duitschland thans
reeds Turkije geheel heeft gereorganiseerd
en den geheelen Balkan van administratie
voorzien. Duitsche ambtenaren komen u
er overal tegemoet en hebben alles in
orde geregeld. Wetenschappelijk leven en
hoogescholen worden - op z'n Duitsch
natuurlijk, uit den grond geroepen. De
spoorwegbouw, de techniek, gaan reeds
opnieuw rustig verder.
De tochten van de Deutschland' zijn
op- hun gebied een bewijs. De onver
murwbare machtsuitoefening in België,
irt Pplen, op, het staatkundige.
s AHes.heriririe.rt tot in bijzonderheden
aan1 de, machtsontwikkeling, waarmede
Frankrijk onder Lodewijk XIV, de wereld
verbaasd hield.
En op de onuitputtelijke kracht, waar
mede het Napoleontische keizerrijk van
West naar Oost zijn schittering en zijn
druk heeft verspreid.
* *
Duitschers en pro-Duitschers zullen
uit dit betoog de gebruikelijke conclusie's
trekken.
Aha" zeggen zij, zietdaar onze supe
rioriteit dus erkend. De tol der bewon
dering betaald. Onze zegepraal gerecht
vaardigd."
Maar daarin schuilt juist de geheele
fout van de redeneering.
Voor de anderen, voor ons, loopt dit
alles niet uit in een loflied, maar in eene
waarschuwing.
De fout in den geheelen pro-Duitschen
redeneertrant is steeds: dat succes ook
aanspraak zou geven op onderwerping,
en dat macht behoort te worden aan
vaard.
Om dit verschil van meening draait
eigenlijk de geheele oorlog.
Alle eloges op Duitschland's superio
riteit in dit opzicht en in dat, de supe
rioriteit van zijn handel en industrie,
van zijn sociale organisatie, van zijn
wetenschap, zijn moraal en van zijn
oorlogstoerusting, moeten, gesteld al zij
zijn juist, de anderen maar des te sterker
overtuigen, dat het noodig is gezamenlijk
aan dien kolos van superioriteiten het
hoofd te bieden.
Niemand is geroepen, zich naar eenen
ander te voegen, omdat die ander over
grootere gaven beschikt!
Wij hebben allen onze eigen infe
rioriteit nog steeds liever dan de
superoriteit van den ander.
Ook zwakkeren zien nog geen reden,
in bewondering voor den sterkeren onder
te gaan. Zij stellen tegenover zijne
grootheid 'geert eerbied, maar vereenigd
verzet.
Dit verklaart ook het telkens
terugkeeren van staten-coalities onder de
desnoods minder gezegende" en achter
lijken'1 natiën, tegenover eenen zich
overmachtig ontwikkelenden staat.
Het verklaart tevens, waarom ge
meenlijk de kleine natiën hun belang
door zulke coalitie's zien gediend.
Nederland heeft dit herhaaldelijk ervaren.
En wanneer wij thans weer de over
tuiging hadden, dat nze deelneming in
den oorlog aan de geallieerden over
wegend voordeel, aan den tegenstander
overwegend nadeel kon toebrengen, zou
den wij, in het levensbelang van ons
eigen land, niet achterwege mogen blij ven.
Die overtuiging hebben wij evenwel
niet. Wij zijn veeleer overtuigd, dat onze
deelneming voor den oorlog geen heil,
en voor ons land slechts een ontzaglijk
onheil zou brengen.
Daarom wachten wij af. Maar met niet
minder ge'spannen aandacht leeft in ns
de vraag: kan de coalitie overwinnen?
Want deze vraag gaat ook over ons
levenslot.
* *
Het heden geeft een gunstig antwoord
niet! Naar het oordeel van den gewonen
toeschouwer staan de zaken der geal
lieerden ongunstig; en de verwachtingen
komen niet uit.
De wereldgeschiedenis echter is een
zaak van langeren duur.
En de geschiedenis heeft over de kracht
en de zwakheid der coalitie's meer te
vertellen.
Zij doet zien, dat de coalitie's gewoon
lijk langen tijd in het nadeel blijven;
maar op den duur de overhand behouden.
Een geval, en dat oppervlakkig be
schouwd het meeste van den
tegenwoordigen toestand herinnert, spreekt
van het tegendeel.
Nooit scheen eene coalitie meer be
stemd om te zegevieren, dan die, welke
zich in de 18e eeuw, 1756?1763, gericht
heeft tegen de opkomende macht van
Pruisen onder Frederik den Groote.
Bijna gansch Europa tegen zich aaneen
gesloten hebbend, was die vorst zelf het
meest verbaasd, toen de vrede hem eene
partie remise en de bevestigde groot
heid van Pruisen bracht.
Maar ook de oorzaken zag de koning
goed in. Meer-dan aan iets anders schrijft
hij ze in mémoires toe: aan het gebrek
van overeenstemming onder de deelne
mers der coalitie; hunne verschillende
belangen, die de operaties belemmerden;
aan de gebrekkige samen werking tusschen
de aanvoerders."
De onvolledigheid der samenwerking
is steeds een zwakke plek van elke
coalitie gebleven.
Eerst door veel schade en schande
komen zij: daarover heen.
De alomvattende kracht van de n
heid daarentegen vormt nóg het voor
deel van Midden-Europa.
En al is het naar 't uiterlijk te
oordeelen thans beter dan in den
zevenjarigen oorlog, op zijn Hindenburgsch
schijnt het toch onder de geallieerden
nóg niet te gaan!
* *
Het groote punt van verschil met de
coalitie tegen Frederik den Groote is
echter, dat toen Engeland niet tegenover
hem, maar aan zijne zijde stond. Enge
land bestreed toen nog de Fransche, niet
de Brandenburgsche expansie.
Daarom is de historie van de andere
groote Europeesche coalitie's: die tegen
Lodewijk XIV en tegen Frankrijk van
1792?1815, op het oogenblik toepasse
lijker.
Toen is beide malen Engeland, de
zeemogendheid, van nature de hard
nekkige leider der Europeesche alliantie's,
de onvermoeide ziel geweest.
Ook Lodewijk en Napoleon hebben
steeds verklaard, slechts hun eigen staat
te willen verdedigen, en op te komen
voor de vrijheid van allen. Maar als zij
hunnen gang hadden kunnen gaan ...!
Beide malen echter is telkens de aan het
ongeloofelijke grenzende macht van de
Fransche natie ten slotte gebroken ge
worden.
De gaandeweg tegen de verdrukking
in groeiende inspanning der gezamenlijke
natie's heeft onder de taaie, geduldige
en vaak blunderende, maar 't nimmer
opgevende Engelsche leiding, de nationale,
economische en cultureele
zelfstandigheden behouden.
Het heeft telkens lang .geduurd, en
heel wat wisselvalligheden gekost, eer
de betoovering van de opzwellende
macht kon worden gebroken. Vrij wat
afzonderlijke vredes", zelfs beide malen
ook nog n algemeene vrede tusschenin,
die aanstonds meer het karakter had
van een wapenstilstand, zijn gesloten en
weer verbroken moeten worden.
Ten lange leste echter hebben de
coalitie's telkens voor Europa de cen
trale overmacht van n afgewend. En
wel is Engeland zelf daaruit steeds
krachtiger naar voren gekomen; maar
dit behoeft toch in zooverre niet onge
rust te stemmen, dat het door zijn
aard en ligging er niet op is aangelegd,
de vrijheid der anderen op te vreten.
Zoo zijn als vanzelve de oogen ook
thans weer steeds gevestigd op wat
de coalitie doormaakt, en op de vraag
in hoeverre zij hare zwakheden zal weten
te overwinnen, om waarlijk de sterkste
te zijn.
Dat het nog lang kan duren, daarop
bereidt de gang van 's werelds zaken
ons voor. Dat zij ten slotte den tijd in
haar voordeel heeft, daarop eveneens.
Zal het een stap verder zijn, dat in
Engeland het roercommando wordt af
gelost, en sterkere" mannen op de brug
worden geroepen?
De nieuwe premier grijpt een taak van
wereldhistorische beteekenis, die ook
ons met spanning vervuilt. Wij kunnen
door 't nieuwe beleid nog wel eensmeer
last krijgen ook!
Kracht van leiding, eenheid van samen
werking en uithoudingsvermogen in het
Groote Verbond, en bij elk der verbon
denen afzonderlijk, -- van deze drie
hangt het antwoord af: of coalitie's
winnen kunnen.
v. H.
De crisis in Engeland
Vandaag voor een week was het
vragendag in het Lagerhuis. De leden plegen, ook
in dezen oorlogstijd, een vrij moedig gebruik
te maken van hun recht om vragen te stel
len; de ministers niet minder van het hunne
om ze onbeantwoord te laten, indien zij
meenen dat 's lands belang niet gediend zou
worden door het verstrekken van oe
gewenschte inlichtingen. Dikwijls verwachtte
het lid dat een vraag had gesteld, ook geen
antwoord; zijn eenige bedoeling ermee was
het uitbrengen van kritiek.
Aan verscheidenheid van onderwerpen
ontbrak het de vorige week niet. De
wen> schelijkheid werd betoogd om de eetwagens
j in de treinen af te schaffen of althans het
? aantal te beperken; om een statistiek op te
maken van het aantal honden in het
Vereenigde Koninkrijk niet met de bedoeling
om ze op de levensmiddelenlijst te brengen,
maar om het kaf van het koren te scheiden,
om de nuttelooze slokoppen, vooral in de
steden, uit te roeien.
Maar niet alleen op de kleintjes wordt er
tegenwoordig in Engeland gepast; ook be
langrijke onderwerpen kwamen aan de orde
als de politiek der geallieerden tegenover
Griekenland,
de Duitsche missie naaf Afghanistan,
de strooptochten van Duitsche
torpedojagers in de richting van het Kanaal.
Over Griekenland liet de regeering niets
los; des te meer over de zending naar Af
ghanistan, omdat zij kon mede deelen, dat
deze geheel mislukt was. Een gezelschap,
bestaande uit een paar Indische anarchisten,
waarvan n zich voor deed als een radja,
verder eenige Turken en Duitsche officieren,
was in het voorjaar van 1915 uit Perzië op
teis gegaan naar Afghanistan. Zij brachten
aan den Emir een brief van den
Rijkskanselier over, waarin de eerste jwerd
uitgenoodigd van advies te dienen over de beste
manier, waarop Indië in opstand zou kunnen
worden gebracht tegen Engeland; natuurlijk
moest ook zijn eigen geneigdheid om mee
te helpen tot de afbraak van het Engelsen
gezag, op de proef worden gesteld. Ondanks
de verleidelijke aanbiedingen, die hem wer
den gedaan, was de Emir echter trouw ge
bleven aan de belofte, door hem in het begin
van den oorlog aan den Onderkoning van
Indië afgelegd, dat hij neutraal zou blijven.
Het zou niet in 's lands belang zijn, zoo
voegde de woordvoerder van de regeering
hier aan toe, mede te deelen, hoe het met
de missie was afgeloopen. Het gelach, dat
hierop volgde ook in het Lagerhuis wordt
gelachen om dingen, die niet buitengemeen
grappig zijn stemde den bedoelden woord
voerder blijkbaar zoo mild, dat hij een beetje
de hand lichtte met de eischen van 's lands
belang en aan het Lagerhuis toevertrouwde,
dat sommige leden van de missie na hun
vertrek uit Afghanistan door de Russen en
de Engelschen waren gevangen genomen.
De vraag naar den
uitval der Duitsche lorpedojagers
bracht den minister Balfour in een minder
blijde stemming. Houston, de afgevaardigde
uit Liverpool, had dan ook in zijne vraag
herinnerd aan wat Balfour op 9 Nov. 1.1.,
bij den jaarlijkschen maaltijd in Guild-Hall,
had gezegd naar aanleiding van den
Duitschen uitval, in den nacht van 26 op 27 Oct.
1.1, toen de Duitschers het gemunt hadden
op den Engelschen transportdienst in het
Kanaal; Balfour had toen n.l. het vertrou
wen uitgesproken, dat zulk een poging niet
herhaald zou kunnen worden zonder dat de
aanvallers er groote verliezen bij leden. Dit
vertrouwen was naar Houston's meening
niet bevestigd door wat er in de laatste
week van November gebeurde, toen de Duit
schers uit Zeebrugge tweemalen, kort achter
elkaar, weder een uitval naar het Kanaal
hadden gedaan.
Wat Balfour in het Lagerhuis over dien
uitval mededeelde, bevatte ongeveer niets,
dat niet reeds bekend was uit het bericht
van de Admiraliteit. Zes Duitsche
torpedojagers hadden, in een donkeren en mistigen
nacht, een poging gedaan om door den
noordelijken ingang van de Duins naar het Ka
naal te varen. Zoodra zij ontdekt werden
door patrouillevaartuigen, waren zij terug
gekeerd, voordat de Engelsche oorlogssche
pen, die de vaart door de Duins bescher
men, in actie konden komen. Een van de
torpedojagers loste twaalf schoten op een
der patrouillevaartuigen, dat alleen licht be
schadigd werd; niemand werd gedood of
gewond. Dat was alles. Het geheele gevecht
duurde niet langer dan een paar minuten.
In het Kanaal waren de Duitschers niet ge
komen. Het vertrouwen, door Balfour aan
den maaltijd in Guild-Hall uitgesproken, was
dus niet beschaamd,
Maar daarmede was Houston niet tevreden.
Hij stelde nog een aantal stekelige vragen:
of de Minister niet vond, dat aanval een
der beste vormen van verdediging was?
waarom er geen maatregelen genomen wer
den om
Zeebrugge uit te roeien?
kwam dit misschien omdat de monitors, die
men speciaal voor dit werk gebouwd had,
aan hunne bestemming onttrokken waren
ter wille van nuttelooze operatiën in de
Dardanellen?
Over de Dardanellen wilde Balfour niet
spreken; de theorie van verdediging en aan
val was heel mooi, maar de Admiraliteit
had geen plan, roekeloos schepen te wagen
in een gevecht met zware kustbatterijen;
zulke vragen over bepaalde
krijgsverrichtingen moesten bovendien niet worden ge
steld ; in elk geval zou hij ze niet beant
woorden.
Daarmede liep het steekspel van vragen en
antwoorden af. Het zal misschien de laatste
maal geweest zijn. dat Balfour de gedrags
lijn der Admiraliteit heeft moeten verdedigen.
Er zijn groote veranderingen in Engeland
op til.
Reeds lang was er, in en buiten het Par
lement, scherpe kritiek uitgeoefend op wat
men noemde: de werkloosheid der Britsche
vloot. Dat zij den transportdienst beschermde
en de Duitsche handelsschepen stil deed
liggen, vond men niet genoeg; de vloot
moest nog ander werk verrichten, het werk,
waarvoor zij eigenlijk bestemd was: de
vernietiging van de vijandelijke vloot. Kon
men de Duitschers niet gaan opzoeken in
de Duitsche Bocht, achter Helgoland ? Was
het althans niet mogelijk om Zeebrugge,
op 72 zeemijlen van Dover gelegen, uit te
roeien ?
Zulke kritiek werd vooral in de laatste
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag bet motto: ,Confettt\
Leelljke woorden.
In deze zitting van onze Tweede Kamer
hebben de leden het telkens over de
Groninger motie."
* ''. ?
In een vischwinkel te Rotterdam verkoopt
men Bergen op Zoomer ansjovis"; en in
andere Rotterdamsche winkels: Parijzer hoe
den; o/z/mantels; /aArschoenen, terwijl het
nieuwe hotel een nieuwbouw is.
*
Uit De Telegraaf:
Intusschen blijft de sluier der geheim
zinnigheid over dit gebeurde schijnen ..."
Die lichtverspreidende sluiers zullen in deze
dure tijden, waarin op bezuiniging van ver
lichting wordt aangedrongen, opgeld kunnen
doen.
*
Het X-Theater adverteert:
Gevonden, een gebit, af te halen aan
het theater."
Het schijnt daar vroolijk toe te gaan !
Dan bezoekt Louis Couperus hem.
Ik bezoek de bioscoop als het regent;
als ik niet in een caféwil gaan, als ik
genoeg geflaneerd heb, als ik moe ben,
me verveel... enz. enz." .
Aldus worden de lezers van de Haagsche P.
steeds op de hoogte gehouden van de ge
wichtigste wereldgebeurtenissen.
*
De Haagsche Post schrijft:
... Robert Mayer, de groote ontdekker,
van de wet op het behoud van arbeids
vermogen...
De schrijver verwarde hier twee dingen:.
De wet op het arbeidscontract
en
De wet van het behoud van arbeids
vermogen.
maanden meer en meer gehoord, toen de
duikbootoorlog hoe langer hoe meer schepen
deed verloren gaan en het gevaar begon te
dreigen, dat Engeland zeer beperkt zou
worden in den toevoer van levensmiddelen
en andere benoodigdheden; toen bovendien
van Zeebrugge uit, raids werden ondernomen
naar het Kanaal en de Engelsche kust. ,.
Als eerste concessie aan de ontevredenheid
over het gebrek aan initiatief, over he,t nït
voldoende bekend zijn met de bewegingen
der vijandelijke oorlogsschepen, heeft men
de veranderingen te beschouwen, onlangs
gebracht in het oppercommando der vloot
en het bestuur der Admiraliteit. Sir John
Jellicoe is als opperbevelhebber vervangen
door
Sir David Beatty;
Jellicoe zal voortaan als First Sea Lord aan
het hoofd der Admiraliteit.staan. .
De Times noemt dit: misschien. !
het ernstigste besluit, dat tijdens dezen
oorlog is genomen. ' .',
Dat kan niet anders beteekenen, dan djrt
Beatty de vloot voor de volle zee ten
aaflival tegen den vijand zal leiden. H«J';> ijs
i&mand, die snel carrière heeft gemaalö.
Als luitenant op een kanonneerbootMwil
rscheidde hij zich in den oorlog in Soedan
en kreeg weldra het commando yer een
flotille. Hij nam ook deel aan het bedwin
gen van den opstand der B9ksers. In Ï910
werd hij schout-bij-nacht; twee jaren later
werd hij benoemd tot secretaris van Churchill,
destijds First Lord of the Admiralify; in
1913 kreeg hij het commando over
'hef'eskader slagkruisers; met dat eskader had hij
in den slag bij Jutland de zware taak om
den strijd tegen de Duitsche vloot vol te
houden, totdat Jellicoe op kwam dagen met
de groote slagschepen. Nu op zijn 46ste
jaar, wordt hem het opperbevel over de
Engelsche vloot opgedragen.
Het artikel van de Times over de ver
anderingen in het opperbestuur van vloot
en admiraliteit eindigde aldus: Het zou
dwaas zijn, te gelooven, dat door deze
veranderingen nu alles in orde is bij de
leiding van den oorlog. De werkelijke reden
van onze zwakte ligt bij de soldaten en de
zeelieden, en- de werkelijke hervormingen
moeten nog volgen."
Ze zijn spoedig gevolgd. Reeds eenweek
later. De werkelijke redtn, dat Engeland-in
dezen oorlog de beslissing nog niet
heeftkunnen brengen, lag volgens de Times, ia
het ministerie, in de veelhoofdige leiding
van den oorlog. Zoo heeft pok LloydGeorge,
er over gedacht en hij stelde den Premier
voor de keus: of .. ,
een klfine oorlogsraad,
van 3 of 4 ministers met volkomen volmacht''.
om den oorlog te leiden en zich alleen daar
mede bezig te houden, of ik neem mijn
ontslag. In dien oorlogsraad zou Asquith
geen zitting krijgen. Dat heeft hij eerst niet;
gewild: ik houd niet van een dictatuur,'':
zei hij onlangs, naar aanleiding
yani-eenandere zaak, in het Lagerhuis; pok 'de 'die-,
tatuur van Lloyd George wou hij niet onder*
gaan. De meeste liberale ministers van het