Historisch Archief 1877-1940
9 Dec. '16. No. 2059
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De nieuwe Zuigelingen-kliniek van
het Eouna Kinderziekenhuis
Door de belangstelling in het welzijn van
het komend geslacht en tevens groote mild
heid van enkele warm voelende
menschenvrienden, was het Emma kinderziekenhuis
te Amsterdam zoo gelukkig zijn oude kliniek
voor zuigelingen te kunnen verbouwen en
. een nieuwe te openen, die beantwoordt aan
de meest moderne begrippen.
Reeds bij het binnentreden krijgt men een
indruk van groote reinheid, eenvoud en
tevens vriendelijkheid. Dien vriendelijker!
indruk zal nog verhoogd worden door het
aanbrengen van Pier Pander's relief der
eerste vrouw van het land, haar kind
zoogende. Rechts in de vestibule bevinden zich
een reeks vertrekken n.l. de wachtkamer en
de opneemkamer, welke vertrekken door
een deur van elkander gescheiden zijn. De
opneemkamer, die vroeger ontbrak, is een
groote verbetering, want de nieuwe patientjes
worden daar door den dokter onderzocht
en door de zuster gebaad en gereinigd.
De kleedjes worden door de moeder mee
genomen, zoodat de zaal gevrijwaard blijft
voor vuil en besmetting. Op deze vertrekken
volgt een kleine isoleerkamer.
Soms gebeurt het, dat een kindje met de
een of andere besmettelijke ziekte bijna ster
vend wordt binnen gebracht. In zoo'n geval
kan het daar verpleegd worden zonder eenig
contact met de andere zalen of vertrekken.
Verder op den gang komt men in de
dokters kamer, die opgeluisterd wordt door
verschillende belangwekkende, grafische
voorstellingen op gebied van borstvoeding.
aanwezig is en twee vertrekken voor de
hoofdverpleegster.
Aan de overzijde van den gang staan,
evenals beneden, weder de flesschen voor
de kinderen op nummers, benevens een ijs
kast, waar de moedermelk in bewaard wordt,
die door de inrichting in de stad wordt
opgehaald bij moeders, die overvloedig
voedsel voor haar eigen kindje hebben en
daarvan wat willen afstaan.
De vriendelijke gave van moedermelk is
een groote zegen voor de kleinen, die in
deze inrichting verpleegd worden, want
menige zwakke stumper, die anders geen
levensvatbaarheid zou hebben, wordt daar
door gered. Verderop bevindt zich een hokje,
dat den luierkoker afschilt. Deze koker is
bekleed met een linnen zak van 8 Meter
lang. Deze zak, die dus waschbaar is, waar
borgt de volkomen zindelijkheid en
reukeloosheid van den kokerwand.
De verdeeling der ruimte is boven en
beneden vrij wel gelijk, want verder komt
men weder in een isoleerkamer, die pok als
zoogkamer dienst doet, wanneer er niemand
verpleegd wordt en dan volgt de bijkeuken.
In plaats echter van n groote ziekenzaal
met twaalf bedjes beneden, zijn boven twee
kleine zalen gemaakt ieder met vier en acht
bedjes, benevens een zaaltje voor de op
name van twee couveuse kinderen; maar
deze laatste inrichting wacht op verbetering
om zich later te kunnen uitbreiden.
Zoo leggen dan de kleine peuters onder
de zachte dekentjes en sneeuwwitte lakentjes
op matrasjes van alpengras, de hoofdjes op
zachte kussentjes, gevuld met gierstdoppen.
Zij hebben slechts de noodige luiers aan,
en verder een flanelletje en een kort, open
ponnetje van reformstof. De hoofdver
pleegster is in haar schik met het
modellei je, dat zij zelf uitgevonden heeft, omdat
het door de wijze van bevestiging onmogelijk
knellen kan. Het model wordt gaarne ter
namaak afgestaan.
De zuigelingetjes zijn blijkbaar tevreden,
want de meesten glimlachen, als ze
toegebaren indruk maakt, maar bij nader inzien
blijkt te bestaan uit twee groote, witte
waschbakken met de ruggen tegen elkaar
aan op een stellage.
De schutjes van gegoten ijzer zijn met
ongebleekt katoen bekleed en nu het ijzer
zoo duur geworden is, worden de schutjes
van hout gemaakt. Het katoen kan gemak
kelijk gereinigd worden.
De oude tafel in de bijkeuken is door de
zusters overtrokken met wit zeildoek en de
hoeken zijn bijgevuld met watten voor het
slijten.
Ook ten opzichte van het waschgoed
wordt de zuinigheid betracht, want pon
netjes, die slechts een weinig nat zijn ge
worden en dus niet vuil zijn, worden in de
bijkeuken uitgespoeld en op nummer ge
droogd op daartoe bestemde pinnen. Van
de oude luiers worden waschlapjes gemaakt,
die slechts nmaal gebruikt en dagelijksch
verschoond worden.
De uitvoering der hygiënische maat
regelen, ten opzichte der verpleging, stelt
hooge eischen aan de verpleegsters en nog
hoogere eischen aan de hoofdverpleegster,
die de controle moet uitoefenen. De grond
beginselen der verpleging van den zuigeling
berusten in hoofdzaak op reinheid, ruimte
en frissche lucht, waarop tot in het ideale
kan worden voortgebouwd.
Vijf en twintig jaar geleden was de kin
dersterfte in een kliniek bijna 100 pCt., maar
aan de tegenwoordige, goede voorzorgen is
het te danken, dat deze thans gedaald is
tot ongeveer 20 pCt. en dan nog als er
slechts kinderen opgenomen worden, die in
levensgevaar verkeeren of geen levensvat
baarheid schijnen te hebben, want anders
zou de sterfte veel lager zijn.
Ten slotte zij nog vermeld, dat de be
kende melkkeuken van het Emma Kinder
ziekenhuis zich bevindt in het sousterrain.
Daar worden de gebruikte fleschjes eerst
gereinigd met sodawater en gesteriliseerd.
Daarna worden zij gevuld met de rauwe
melk of met ander voorgeschreven voedsel
Melkkeuken in het Emma Kinderziekenhuis
Groote Zaal met 12 bedjes in het Emma Kinderziekenhuis
Aan het eind van den gang Is een gele
genheid voor het bewaren der mtlkfleschjes
van de kinderen, die zich in de belendende
ziekenzaal bevinden.
Deze fleschjes worden 's winters afgekoeld
in een bak met water, die tweemaal daagsch
ververscht wordt; 's zomers staan zij in
strtomend water. Zij hebben geen hoeken
of randen, zij zijn voorzien van een lossen
beugel en stoppen, die gemakkelijk schoon
gemaakt kunnen worden. De fleschjes zijn
alle genummerd met hetzelfde nummer van
het patientje, voor wie zij bestemd zijn en
het aantal fleschjes voor ieder kind staat
gereed in een daarvoor passend stelletje.
Tegenover de dokters kamer, dus aan de
overzijde van den gang, ligt de vroegere
jsoleerkamer, die thans dienst doet als
onderzoek-kamer en als zoogkamer.
Moeders, die hare eigen kinderen komen
zoogen, worden daar ontvangen. Het is een
groot voordeel, dat dit niet meer op de zalen
behoeft te gebeuren, want deze maatregel
voorkomt niet alleen het binnen brengen
van besmetting, maar ook van minder
gewenschte gasten en tevens het geven van
wijzen raad, waarmede de moeders in den
regel niet zuinig zijn.
Aan deze zoog- en onderzoekkamer grenst
de bijkeuken, die weder toegang geeft tot
een ruime luchtige zaal met twaalf kleine
bedjes. Deze zaal is de eenige op den
beganen grond, want voor de verdere
zuigelingen-afdeeling moet men naar boven.
Op de eerstf etage krijgt men dan eerst
twee klassekamers voor kinderen, die met
de mot der opgenomen moeten worden;
verder een kamer voor de min, die altijd
mtminiMtiiMmttiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Wachters
Een bonte kraai, scherp gesilhouetteerd
tegen de grijze lucht, zit onbeweeglijk in
de hoogste, afgestorven takken van een popu
lier, rechtop, wakker en waakzaam. Met
zijn beide oogen overziet hij waarschijnlijk
het heele landschap, zonder dat hij den nek
behoeft te draaien. Zijn gezichtsveld bestrijkt
den heelen horizon, maar als hij vlak naar den
grond wil zien of hoog in de lucht, dan
moet hij even het hoofd schuin houden en
dan is het, alsof hij luistert. Doordat bij de
vogels oogen en ooren anders geplaatst zijn
als bij ons, vergissen wij ons licht in de
beteekenis van de houdingen van hun kop
en veel wat wij ook bij lijsters en rood
borstjes - voor luisteren aanzien, is wer
kelijk kijken. Maar het is zeer moeilijk, om
daar een juist oordeel over te hebben en ik
geef ook graag toe, dat ik volstrekt niet
zeker weet, wat die bonte kraai daar boven
in dien populier nu ziet en wat hij er eigen
lijk uitvoert.
Wel weet ik, dat vlak bij den boom een
valleitje ligt, vol met besdragende
duindoorns en als ik naderbij kom, dan vliegen
daar een dozijn bonte kraaien uit op, voor
gegaan door on/en vriend uit de boom'op,
die zich het eerst uit de voeten maakte. Dat
gebeurt alles in de diepste stilte, die vogel
sproken worden. Rechts boven ieder bedje
is een plank aan den muur aangebracht,
waarop de verschillende benoodigdheden
voor de verpleging s'aan, die alle gemerkt
zijn met hetzelfde nummer van het kind,
teneinde te voorkomen, dat eenig artikel
bij vergissing voor een ander kind gebruikt
wordt.
De ruimte tusschen ieder bedje bedraagt
1% M. Enkele bedjes staan geheel vrij, mid
den op de zaal.
Deze zijn van achteren aan het hoofdeind
voorzien van een bak, waarop de bovenver
melde benoodigdheden staan, een praktische
inrichting, die ook in gewone huishoudens zou
kunnen toegepast worden. Ieder kind heeft
zelfs zijn eigen badkuipje, dat onder aan het
ledikantje hangt. De kleine bedjes zijn wit
geschilderd, even als de verdere meubelen,
de wanden en de deuren.
De vloeren zijn van houtgraniet.
Door de geheele kliniek is electrisch licht
aangebracht; op de zalen zijn lampen voor den
dag en den nacht en bij de bedjes zijn stop
contacten gemaakt, zoodat voor het nazien
van keelen, ooren enz. de kinderen niet uit
de bedjes behoeven te worden gehaald.
De ventilatie is blijkbaar uitstekend ge
regeld, want de temperatuur is aangenaam en
gelijkmatig, terwijl nergens een zweem van
minder aangename geuren te bespeuren is.
Eenvoud en zuinigheid verhonden met
goeden smaak zijn overal in praktijk gebracht.
De gordijnen van gewoon, ongebleekt katoen,
met bruine biesjes beslikt, staan keurig. Zij
zijn in huis genaaid en kosten bijna niets.
In het midden van de groote zaal prijkt een
groote, dubbtle waschtafel, die een
kostheeft geen waarschuwend geluid doen hoo
ren, maar maakt toch geheel den indruk,
alsot hij daar op wacht zal. De anderen
moeten het ruischen vin lijn vleugels ge
hoord hebben, of misscgien ook hiel Jen zij
voortdurend onder het eten een oogjs op
hem gericht, anders kan ik niet begrijpen,
hoe ze zoo tegelijk opvlogen zonder dat ze
mij gehoord of gezien hebben,
Nu ga ik boven op een duintop zitten en
zoek met mijn kijker alle boomtoppeu af in
't rond, tot kilometers ver en dan vind ik
verstrooid nog een aantal van die eenzame
vogels, meest bonte kraaien, maar ook enkele
kleinere, dat zijn wel kramsvogels of
koperwieken en met reden kan verondersteld
worden, dat zij deel uitmaken van een ge
zelschap, dat in de laagte voedsel zoekt.
Opeens vliegt een der bonte kraaien op, een
scherp, ratelend geluid uitstootend en daarop
komen uit de laagte nog vier van zijn vrien
den opdagen. Nummer een is al recht vooruit
gevlogen op een grijzen vogel af met langen
staart en korten kop: een sperwer. Met hun
allen beulen zij nu dat beest af, totdat hij
in de verte verdwijnt. Dan keeren ze terug
en weldra zit er weer n op den uitkijk.
Bij haast alle vogels, die in troepen oa
den grond werken, ziet men zoo een of mt er
leden van het gezelschap een afzonderjijke
plaats Innemen waarvan ze gemakkelijk den
omtrek kunnen overzien. Wij krijgen dan
den irdruk dat die daar op post zijn gesteld
als schildwachten en bewonderen het over
leg, het verstand van die dieren, omdat zij
opzettelijk en met voorbedachten rade zulk
een doeltreffende maatregel weten te nemen.
Ik weet echter niet, of daarbij wel altijd
opzet in het spel is. Wij zijn te licht ge
neigd, om het gedrag der dieren en zelfs
en weder gesteriliseerd.
Ook de moedermelk, die van buiten ge
bracht wordt, ondergaat sterilisatie. In deze
melkkeuken werken twee zusters, bijgestaan
door enkele dames uit de stad, die vrijwillig
hare diensten verleenen. In de geheele kli
niek, waar vijfentwingtig zuigelingen kunnen
worden opgenomen, werken twaalf zusters.
Groot is de inrichting nog niet voor een
stad als Amsterdam, maar dat zij bloeit be
wijst de verbouwing en dat zij groeit be
wijzen de cijfers, want in 1908 bedroeg het
aantal opnamen 111, terwijl het in 1915
geklommen was tot 260. De verpleegkosten
bedragen ?2.?per dag of minder en pa
tientjes worden ook kosteloos opgenomen.
De zuigelingen-kliniek van het
Emmakinderziekenhuis is niet alleen een Amster
damsen belang, maar zij komt ten goede
aan geheel Nederland, want voortdurend
worden er patientjes uit andere plaatsen
verpleegd. De beide kiekjes geven een blik
op de groote kinderzaal en in de melkkeuken.
L. DE BUSSY?KRUIJSSE
ii iiiiMmiiimimiiiimtiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
Wat te denken geeft
KUNST EN KOSTVERDIENEN
Was er maar geen verband tusschen die
twee l Helaas, dat we in de wereld struikelen
over de kuns'enaars" en dat de kunstenaars
toch o zoo schaarsch zijn! En hij, wien
werkelijk een vonkje van het edele
kunstvuur is geschonken, hoe lang blijft het bij
hem gloeien? Weten wij 't niet allen, dat
het beste wei k van den begaafde slechts nu
en dan te voorschijn springt; dat er ook
dat der planten te beoordeelen naar ons
eig n menschelijk bestaan. Daar is veel voor
te zeggen, want ten slotte kennen wij geen
enkel levend wezen zoo goed als ons zelf,
terwijl ook in de gewone levensverrichtingen
een groote overeenstemming, een soort van
eenheid valt op te merken. En wanneer wij
nu zooals bij verscheidene vogels en zoog
dieren ook een duidelijk familieleven op
merken of zelfs een samenleven van groote
troepen, dan ligt de vergelijking met
menbij den meest begunstigde daling volgt en
achteruitgang met dan weer een plotselinge
verheffing soms, die tot iets goeds en groots
leidt ? Waarom niet luisteren naar die wen
ken en geduldig afwachten, tot de momenten
van echt kunnen er zijn, die alleen tot ware
kunst voeren?
Omdat het de vloek van den artist is,
dat hij meent artist te zijn en dus niet wat
anders kan wezen in deze onze maatschappij!
Eere aan Vondel, die kousenkoopman bleef;
aan justus van Maurik, die zijn tabakshandel
had; aan Huyghens, die zijn staatsmans
loopbaan liep; aan Staring, die zijn
ontpinningswerk verzorgde en aan al diegenen.
die getoond hebben, hun kunst niet te willen
doen zijn de göttliche Küh, die sie mit
Batter versorgf."
* , *
KWEEKERS EN BLOEMEN
Plantenkeuringen, goed) Hoe meer hoe
liever! Maar in Godsnaam niet die eeuwige
eentonigheid van altijd weer dezelfde mode
soorten! Is het geen zonde van de rijke
bloemenwereld, waarin wij konden leven,
dat we in zoo'n nauw kringetje worden
gehouden van altijd weer hetzelfde, in ieder
seizoen weer opnieuw! Als men een tijd
lang onze bloemenwinkels heeft nagegaan
en onze tentoonstellingen en
plantenkeuringen heeft bezocht, krijgt men een tegenzin
in al die eentonigheid, die absoluut niet
bekoelde te bestaan! Het is luiheid en geld
zucht bij onze kweekers, dat ze zich toe
leggen op de weinige modeplanten, het
groepje, dat zich eeuwig herhaalt op expo
sities en waarin dan wat verandering heet
aangebracht door weer een nieuwe variëteit,
die in.een of ander kenmerk verschilt van
een voorgangster, maar die geen besef geeft
aan wie wil bewonderen, van den beerlijken
bloemenschat, dien wij bezitten en die ver
waarloosd wordt.
Vooruit kweekers, sla de werken van uw
groote voorgangers op en schei uit met dat
peuterige kweeken van een stuk of wat
soorten! Geef ons de oude mooie planten
in moderne vormen, jaar op jaar wat nieuws,
opdat er inderdaad geprofiteerd worde van
de schatten, die de 19de eeuw ons heeft
aangevoerd uit heel de wereld van 't Oosten
en van 't Westen!
* .
HET EEUWIGE ElNERLEI IN ONZE
TIJDSCHRIFTEN
O, die oorlogsprenten, die alle op elkaar
gelijken; En de eentonigheid van onze
Hollandsche bladen en tijdschriften, die allemaal
met hetzelfde aankomen, het eene op wat
mooier, het andere op wat minder mooi
papier, maar alle herhaling van elkaar! Een
gruwel die gelijkheid! Geldzucht alweer!
Giet hetzelfde sopje maar uit over Week,
Prins en Wereldkroniek, dat is goedkoop.
nmaal soepkoken kost minder dan telkens
weer bouillon laten trekken. Waarom zegt
een tijdschrift niet: Neen, die prenten heb
ben daar en daar al ingestaan, die kent men
al! Geef ons wat nieuws;" En altijd maar
weer nieuwe organen! Waarom de oude
niet opgevoerd tot iets wezenlijk goeds!
Een -enkel weet eens knap zich boven den
sleur uit te werken. Buiten," bij voorbeeld.
Maar de eentonigheid blijft ook daar dreigen.
Welk een rommel van middelmatige jour
nalistiek moet het publiek slikken, om uit
onze tijdschriften en bladen enkele smakelijke,
pittige hapjes op te diepen. Als er maar
niet zooveel plaats was voor schrijfgrage
pennen, zouden de goedgepunte in de
goedgeredigeerde bladen werkelijk kunnen
helpen aan den opbouw van het
intellectueele leven. Nu verdrinkt alles in hopelooze
middelmatigheid.
* *
PROFESSOREN IN DE VACANTIE
Ontbering en nogmaals ontbering, dat is
het, wat zij lijden! Zie ze daar wandelen,
komend u/t hun hotels en deftige pensions,
waar de bedden lang niet zoo goed zijn als
thuis! Ze hebben de krant nog niet uit en
zouden veel liever in den tuin blijven zitten
lezen, maar de gasten wandelen" op dit
uur en zij wandelen ook? Wat moet dat?
Is het een waardig bestaan voor menschen,
die op hun vrijheid prat gaan, die afgepaste
weken aan te nemen als vacantie." Weer
of geen weer, op dien en dien datum gaat
men op reis de natuur genieten." Onzin.
Wie zich een maatschappelijke plaats heeft
verzekerd, door velen begeerd, moest aller
eerst zijn goddelijke, lieve vrijheid nemen.
Dan zouden de echte verschillen tusschen
de menschen eens aan den dag komen!
Dan kregen wij een rijke menschenwereld
in plaats van de armzalige van nu! Moet
een professor dan in Mei, als er mooie
dagen zijn, uitgaan? En de colleges dan?
Zeker, hij moet zijn ambt goed waarnemen;
de vrijheid zou hem ook niet smaken,
scheltjk bestaan nog meer voor de hand.
We vinden bij sommige vogelsoorten zelfs
een tamelijk ingewikkeld ceremonieel, bij
andere het ostracisme, prototype van algemeen
stemrecht. Over al deze dingen valt veel
te vertellen.
Nu heeft gelukkig een der meest liefde
volle en scherpzinnige waarnemers van het
dierenleven, John Burroughs, er op gewezen,
dat wij goed doen met voor het gedrag der
dieren altijd de meest nuchtere verklaring
te zoeken. Dat heeft hij zelf in zijn eersten
tijd niet altijd gedaan, maar zijn volgelingen
met name William Long hebben de dieren,
waarvan zij vertelden zoozeer gehumaniseerd,
dat de grijze voorganger daar een stokje
voor meende te moeten steken, vandaar
die vermaning.
Wanneer ge nu ergens een groote troep
vogels bezig ziet, dan valt het gemakkelijk
op te merken, dat die dieren individueel
nogal veel verschillen. Dat blijkt het be-t,
wanneer de troep verontrust wordt. Sommige
kiezen met en het hazenpad, andere blijven
rustig doorwerken en vliegen eerst op als
het gevaar veel nader is gekomen. Strijkt
de troep neer, dan zijn er meestal eenige,
die nog riet durven en die eerst op een veilig
punt de kat uit den boom "kijken. Ik geloof
maar het is niet geraden om in dezen te
generaliseeren dat zeer vele van wat wij
voor wachters aanzien, niets anders zijn dan
de vreesachtigen en nerveuzen. Een anderen
keer kunnen het de sterken en ondernemenden
zijn; mijn twee kraaien van heden ver
tegenwoordigen wellicht beide categoriën.
Jagers weten hiervan meer te vertellen,
hun explicaties loopen evenwel zeer uiteen.
Voor de aardigheid geef ik hierbij nog een
mooi voorbeeld van de schildwacht-theorie,
VAN ALLES WA T
Ons Kookboek
Schip. Opgemaakte schotel voor een
trouwdagherdenking
Langwerpige schotel. Schip van uitgehold
brood. Mast van een pijp macaroni. Zeilen
van papier. Bemanning: een aantal mutton
shops" of coteletten, met witte manchetten
om het been. Groenten en kleine aardappelen
worden rondom het schip geschikt.
E. H.?v. B.
APPELTAART^
Men maakt een deeg varr: 1/4 kilogram
boter tot schuim geroerd, 4 ererdooiers,
1/10 kilogr. suiker, l/8kilogr. bloem, enten
laatste het tot schuim geklopte eiwit. Men
schilt en booit eenige appelen, vult de
opening, door het boren ontstaan, met
bessengelei, zet ze naast elkaar, in de met
boter en beschuit besmeerde taartepan, giet
het deeg er over heen, en laat het in den
oven gaar worden. De taart wordt warm
gegeten. E. D. M.
* *
*
ITALIAANSCHE TAART
Men heeft noodig: 2Vs hectogr. boter, 2
hectogr. suiker, IJi hectogr. gemalen aman
delen, l hectogr. aardappelenmeel, 5 eieren,
l geras.te citroenschil. Roer de boter tot
schuim, en doe er verder alles bij, het laatst
het geklopte eiwit. De taart wordt in een
taartepan gebakken. Koud geworden, snijdt
men de taart dwars door, smeert er gelei
tusschcn, en glaceert de taart. E. D. M.
nilMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIlllllMlMllltMIlHllllllllllnlIllllMII
als hij dat niet deed. Maar laat hij toch
doen, wat voor hem past. Wil hij den gan
senen dag studeeren, hij doe het! Waar ter
wereld moeten wij den vrijen mensch zoeken,
als het niet bij diegenen is, wien het ge
geven was, te kiezen uit het geestelijk bezit
van het menschdom?
F. J. v. UILDRIKS.
Uit een bundel Nierstrasziana.
iiiiiiiiiiliiiiiliiiiiiitiiimmitiiiilHimiiH
Opruiming
van
Blouses
Hokken
Peignoirs
enz. enz, b ij:
afkomstig van den uitmuntenden jager,
schrijver en schilder J. G Millais. Hij za; in
een kuil op ganzen te loeren en venelt nu:
... Toen de troep was neergestreken, bleven
alle vogels staan met uitgestiekten nek,
uitziend en luisterend naar eenig teeken van
onraad. Het duurde wel ten minuut, eer er
beweging in kwam, toen gingen een paar
nekken omlaag, een tevreden gemurmel liet
zich hooren en de meesten gingen nu lang
zaam stappend grazen. Weldra waren allen
bezig op een stuk of zes na, die voort
durend waakzaam bleven. Deze liepen snel
en argwanend op en neer aan alle kanten
en taalden niet naar voedsel. Na ongeveer
tien minuten zag ik een gans, die tot nog
toe druk had loopen grazen, naar een der
schildwachten gaan, dien hij met zijn snavel
een tikje op den rug gaf. Dadelijk liet de
schildwacht zijn kop zakken en ging gras
afrukken, terwijl de andere zijn nek omhoog
stak en nu de wacht hield. Dat was dus
hun manier van aflossing. Terwijl nu de
ganzen al grazend gaandeweg mijn schuil
plaats naderden lette ik nog eens bijzonder
op die schildwachten en tweemaal zag ik
nog, hoe er een zoo'n wachter naderde, hem
een vriengschappelijken por gaf, alsof hij
wou zeggen: nu is 't mijn beurt, waarop
dan de schildwacht was afgelost".
Ik wou om een lief ding, dat ik ook eens
zoo'n ganzenpatrouille te zien mocht krijgen.
Intusschen probeer ik nu al meer dan tien
jaar, om voor dat aflossen een nuchtere
verklaring te bedenken. Wat weten wij toch
nog weinig.
JAC. P. THIJSSE