De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 9 december pagina 5

9 december 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

9 Dec. '16. No. 2059 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De nieuwe Zuigelingen-kliniek van het Eouna Kinderziekenhuis Door de belangstelling in het welzijn van het komend geslacht en tevens groote mild heid van enkele warm voelende menschenvrienden, was het Emma kinderziekenhuis te Amsterdam zoo gelukkig zijn oude kliniek voor zuigelingen te kunnen verbouwen en . een nieuwe te openen, die beantwoordt aan de meest moderne begrippen. Reeds bij het binnentreden krijgt men een indruk van groote reinheid, eenvoud en tevens vriendelijkheid. Dien vriendelijker! indruk zal nog verhoogd worden door het aanbrengen van Pier Pander's relief der eerste vrouw van het land, haar kind zoogende. Rechts in de vestibule bevinden zich een reeks vertrekken n.l. de wachtkamer en de opneemkamer, welke vertrekken door een deur van elkander gescheiden zijn. De opneemkamer, die vroeger ontbrak, is een groote verbetering, want de nieuwe patientjes worden daar door den dokter onderzocht en door de zuster gebaad en gereinigd. De kleedjes worden door de moeder mee genomen, zoodat de zaal gevrijwaard blijft voor vuil en besmetting. Op deze vertrekken volgt een kleine isoleerkamer. Soms gebeurt het, dat een kindje met de een of andere besmettelijke ziekte bijna ster vend wordt binnen gebracht. In zoo'n geval kan het daar verpleegd worden zonder eenig contact met de andere zalen of vertrekken. Verder op den gang komt men in de dokters kamer, die opgeluisterd wordt door verschillende belangwekkende, grafische voorstellingen op gebied van borstvoeding. aanwezig is en twee vertrekken voor de hoofdverpleegster. Aan de overzijde van den gang staan, evenals beneden, weder de flesschen voor de kinderen op nummers, benevens een ijs kast, waar de moedermelk in bewaard wordt, die door de inrichting in de stad wordt opgehaald bij moeders, die overvloedig voedsel voor haar eigen kindje hebben en daarvan wat willen afstaan. De vriendelijke gave van moedermelk is een groote zegen voor de kleinen, die in deze inrichting verpleegd worden, want menige zwakke stumper, die anders geen levensvatbaarheid zou hebben, wordt daar door gered. Verderop bevindt zich een hokje, dat den luierkoker afschilt. Deze koker is bekleed met een linnen zak van 8 Meter lang. Deze zak, die dus waschbaar is, waar borgt de volkomen zindelijkheid en reukeloosheid van den kokerwand. De verdeeling der ruimte is boven en beneden vrij wel gelijk, want verder komt men weder in een isoleerkamer, die pok als zoogkamer dienst doet, wanneer er niemand verpleegd wordt en dan volgt de bijkeuken. In plaats echter van n groote ziekenzaal met twaalf bedjes beneden, zijn boven twee kleine zalen gemaakt ieder met vier en acht bedjes, benevens een zaaltje voor de op name van twee couveuse kinderen; maar deze laatste inrichting wacht op verbetering om zich later te kunnen uitbreiden. Zoo leggen dan de kleine peuters onder de zachte dekentjes en sneeuwwitte lakentjes op matrasjes van alpengras, de hoofdjes op zachte kussentjes, gevuld met gierstdoppen. Zij hebben slechts de noodige luiers aan, en verder een flanelletje en een kort, open ponnetje van reformstof. De hoofdver pleegster is in haar schik met het modellei je, dat zij zelf uitgevonden heeft, omdat het door de wijze van bevestiging onmogelijk knellen kan. Het model wordt gaarne ter namaak afgestaan. De zuigelingetjes zijn blijkbaar tevreden, want de meesten glimlachen, als ze toegebaren indruk maakt, maar bij nader inzien blijkt te bestaan uit twee groote, witte waschbakken met de ruggen tegen elkaar aan op een stellage. De schutjes van gegoten ijzer zijn met ongebleekt katoen bekleed en nu het ijzer zoo duur geworden is, worden de schutjes van hout gemaakt. Het katoen kan gemak kelijk gereinigd worden. De oude tafel in de bijkeuken is door de zusters overtrokken met wit zeildoek en de hoeken zijn bijgevuld met watten voor het slijten. Ook ten opzichte van het waschgoed wordt de zuinigheid betracht, want pon netjes, die slechts een weinig nat zijn ge worden en dus niet vuil zijn, worden in de bijkeuken uitgespoeld en op nummer ge droogd op daartoe bestemde pinnen. Van de oude luiers worden waschlapjes gemaakt, die slechts nmaal gebruikt en dagelijksch verschoond worden. De uitvoering der hygiënische maat regelen, ten opzichte der verpleging, stelt hooge eischen aan de verpleegsters en nog hoogere eischen aan de hoofdverpleegster, die de controle moet uitoefenen. De grond beginselen der verpleging van den zuigeling berusten in hoofdzaak op reinheid, ruimte en frissche lucht, waarop tot in het ideale kan worden voortgebouwd. Vijf en twintig jaar geleden was de kin dersterfte in een kliniek bijna 100 pCt., maar aan de tegenwoordige, goede voorzorgen is het te danken, dat deze thans gedaald is tot ongeveer 20 pCt. en dan nog als er slechts kinderen opgenomen worden, die in levensgevaar verkeeren of geen levensvat baarheid schijnen te hebben, want anders zou de sterfte veel lager zijn. Ten slotte zij nog vermeld, dat de be kende melkkeuken van het Emma Kinder ziekenhuis zich bevindt in het sousterrain. Daar worden de gebruikte fleschjes eerst gereinigd met sodawater en gesteriliseerd. Daarna worden zij gevuld met de rauwe melk of met ander voorgeschreven voedsel Melkkeuken in het Emma Kinderziekenhuis Groote Zaal met 12 bedjes in het Emma Kinderziekenhuis Aan het eind van den gang Is een gele genheid voor het bewaren der mtlkfleschjes van de kinderen, die zich in de belendende ziekenzaal bevinden. Deze fleschjes worden 's winters afgekoeld in een bak met water, die tweemaal daagsch ververscht wordt; 's zomers staan zij in strtomend water. Zij hebben geen hoeken of randen, zij zijn voorzien van een lossen beugel en stoppen, die gemakkelijk schoon gemaakt kunnen worden. De fleschjes zijn alle genummerd met hetzelfde nummer van het patientje, voor wie zij bestemd zijn en het aantal fleschjes voor ieder kind staat gereed in een daarvoor passend stelletje. Tegenover de dokters kamer, dus aan de overzijde van den gang, ligt de vroegere jsoleerkamer, die thans dienst doet als onderzoek-kamer en als zoogkamer. Moeders, die hare eigen kinderen komen zoogen, worden daar ontvangen. Het is een groot voordeel, dat dit niet meer op de zalen behoeft te gebeuren, want deze maatregel voorkomt niet alleen het binnen brengen van besmetting, maar ook van minder gewenschte gasten en tevens het geven van wijzen raad, waarmede de moeders in den regel niet zuinig zijn. Aan deze zoog- en onderzoekkamer grenst de bijkeuken, die weder toegang geeft tot een ruime luchtige zaal met twaalf kleine bedjes. Deze zaal is de eenige op den beganen grond, want voor de verdere zuigelingen-afdeeling moet men naar boven. Op de eerstf etage krijgt men dan eerst twee klassekamers voor kinderen, die met de mot der opgenomen moeten worden; verder een kamer voor de min, die altijd mtminiMtiiMmttiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiii Wachters Een bonte kraai, scherp gesilhouetteerd tegen de grijze lucht, zit onbeweeglijk in de hoogste, afgestorven takken van een popu lier, rechtop, wakker en waakzaam. Met zijn beide oogen overziet hij waarschijnlijk het heele landschap, zonder dat hij den nek behoeft te draaien. Zijn gezichtsveld bestrijkt den heelen horizon, maar als hij vlak naar den grond wil zien of hoog in de lucht, dan moet hij even het hoofd schuin houden en dan is het, alsof hij luistert. Doordat bij de vogels oogen en ooren anders geplaatst zijn als bij ons, vergissen wij ons licht in de beteekenis van de houdingen van hun kop en veel wat wij ook bij lijsters en rood borstjes - voor luisteren aanzien, is wer kelijk kijken. Maar het is zeer moeilijk, om daar een juist oordeel over te hebben en ik geef ook graag toe, dat ik volstrekt niet zeker weet, wat die bonte kraai daar boven in dien populier nu ziet en wat hij er eigen lijk uitvoert. Wel weet ik, dat vlak bij den boom een valleitje ligt, vol met besdragende duindoorns en als ik naderbij kom, dan vliegen daar een dozijn bonte kraaien uit op, voor gegaan door on/en vriend uit de boom'op, die zich het eerst uit de voeten maakte. Dat gebeurt alles in de diepste stilte, die vogel sproken worden. Rechts boven ieder bedje is een plank aan den muur aangebracht, waarop de verschillende benoodigdheden voor de verpleging s'aan, die alle gemerkt zijn met hetzelfde nummer van het kind, teneinde te voorkomen, dat eenig artikel bij vergissing voor een ander kind gebruikt wordt. De ruimte tusschen ieder bedje bedraagt 1% M. Enkele bedjes staan geheel vrij, mid den op de zaal. Deze zijn van achteren aan het hoofdeind voorzien van een bak, waarop de bovenver melde benoodigdheden staan, een praktische inrichting, die ook in gewone huishoudens zou kunnen toegepast worden. Ieder kind heeft zelfs zijn eigen badkuipje, dat onder aan het ledikantje hangt. De kleine bedjes zijn wit geschilderd, even als de verdere meubelen, de wanden en de deuren. De vloeren zijn van houtgraniet. Door de geheele kliniek is electrisch licht aangebracht; op de zalen zijn lampen voor den dag en den nacht en bij de bedjes zijn stop contacten gemaakt, zoodat voor het nazien van keelen, ooren enz. de kinderen niet uit de bedjes behoeven te worden gehaald. De ventilatie is blijkbaar uitstekend ge regeld, want de temperatuur is aangenaam en gelijkmatig, terwijl nergens een zweem van minder aangename geuren te bespeuren is. Eenvoud en zuinigheid verhonden met goeden smaak zijn overal in praktijk gebracht. De gordijnen van gewoon, ongebleekt katoen, met bruine biesjes beslikt, staan keurig. Zij zijn in huis genaaid en kosten bijna niets. In het midden van de groote zaal prijkt een groote, dubbtle waschtafel, die een kostheeft geen waarschuwend geluid doen hoo ren, maar maakt toch geheel den indruk, alsot hij daar op wacht zal. De anderen moeten het ruischen vin lijn vleugels ge hoord hebben, of misscgien ook hiel Jen zij voortdurend onder het eten een oogjs op hem gericht, anders kan ik niet begrijpen, hoe ze zoo tegelijk opvlogen zonder dat ze mij gehoord of gezien hebben, Nu ga ik boven op een duintop zitten en zoek met mijn kijker alle boomtoppeu af in 't rond, tot kilometers ver en dan vind ik verstrooid nog een aantal van die eenzame vogels, meest bonte kraaien, maar ook enkele kleinere, dat zijn wel kramsvogels of koperwieken en met reden kan verondersteld worden, dat zij deel uitmaken van een ge zelschap, dat in de laagte voedsel zoekt. Opeens vliegt een der bonte kraaien op, een scherp, ratelend geluid uitstootend en daarop komen uit de laagte nog vier van zijn vrien den opdagen. Nummer een is al recht vooruit gevlogen op een grijzen vogel af met langen staart en korten kop: een sperwer. Met hun allen beulen zij nu dat beest af, totdat hij in de verte verdwijnt. Dan keeren ze terug en weldra zit er weer n op den uitkijk. Bij haast alle vogels, die in troepen oa den grond werken, ziet men zoo een of mt er leden van het gezelschap een afzonderjijke plaats Innemen waarvan ze gemakkelijk den omtrek kunnen overzien. Wij krijgen dan den irdruk dat die daar op post zijn gesteld als schildwachten en bewonderen het over leg, het verstand van die dieren, omdat zij opzettelijk en met voorbedachten rade zulk een doeltreffende maatregel weten te nemen. Ik weet echter niet, of daarbij wel altijd opzet in het spel is. Wij zijn te licht ge neigd, om het gedrag der dieren en zelfs en weder gesteriliseerd. Ook de moedermelk, die van buiten ge bracht wordt, ondergaat sterilisatie. In deze melkkeuken werken twee zusters, bijgestaan door enkele dames uit de stad, die vrijwillig hare diensten verleenen. In de geheele kli niek, waar vijfentwingtig zuigelingen kunnen worden opgenomen, werken twaalf zusters. Groot is de inrichting nog niet voor een stad als Amsterdam, maar dat zij bloeit be wijst de verbouwing en dat zij groeit be wijzen de cijfers, want in 1908 bedroeg het aantal opnamen 111, terwijl het in 1915 geklommen was tot 260. De verpleegkosten bedragen ?2.?per dag of minder en pa tientjes worden ook kosteloos opgenomen. De zuigelingen-kliniek van het Emmakinderziekenhuis is niet alleen een Amster damsen belang, maar zij komt ten goede aan geheel Nederland, want voortdurend worden er patientjes uit andere plaatsen verpleegd. De beide kiekjes geven een blik op de groote kinderzaal en in de melkkeuken. L. DE BUSSY?KRUIJSSE ii iiiiMmiiimimiiiimtiiiiiiiiimiiiiiiiiiii Wat te denken geeft KUNST EN KOSTVERDIENEN Was er maar geen verband tusschen die twee l Helaas, dat we in de wereld struikelen over de kuns'enaars" en dat de kunstenaars toch o zoo schaarsch zijn! En hij, wien werkelijk een vonkje van het edele kunstvuur is geschonken, hoe lang blijft het bij hem gloeien? Weten wij 't niet allen, dat het beste wei k van den begaafde slechts nu en dan te voorschijn springt; dat er ook dat der planten te beoordeelen naar ons eig n menschelijk bestaan. Daar is veel voor te zeggen, want ten slotte kennen wij geen enkel levend wezen zoo goed als ons zelf, terwijl ook in de gewone levensverrichtingen een groote overeenstemming, een soort van eenheid valt op te merken. En wanneer wij nu zooals bij verscheidene vogels en zoog dieren ook een duidelijk familieleven op merken of zelfs een samenleven van groote troepen, dan ligt de vergelijking met menbij den meest begunstigde daling volgt en achteruitgang met dan weer een plotselinge verheffing soms, die tot iets goeds en groots leidt ? Waarom niet luisteren naar die wen ken en geduldig afwachten, tot de momenten van echt kunnen er zijn, die alleen tot ware kunst voeren? Omdat het de vloek van den artist is, dat hij meent artist te zijn en dus niet wat anders kan wezen in deze onze maatschappij! Eere aan Vondel, die kousenkoopman bleef; aan justus van Maurik, die zijn tabakshandel had; aan Huyghens, die zijn staatsmans loopbaan liep; aan Staring, die zijn ontpinningswerk verzorgde en aan al diegenen. die getoond hebben, hun kunst niet te willen doen zijn de göttliche Küh, die sie mit Batter versorgf." * , * KWEEKERS EN BLOEMEN Plantenkeuringen, goed) Hoe meer hoe liever! Maar in Godsnaam niet die eeuwige eentonigheid van altijd weer dezelfde mode soorten! Is het geen zonde van de rijke bloemenwereld, waarin wij konden leven, dat we in zoo'n nauw kringetje worden gehouden van altijd weer hetzelfde, in ieder seizoen weer opnieuw! Als men een tijd lang onze bloemenwinkels heeft nagegaan en onze tentoonstellingen en plantenkeuringen heeft bezocht, krijgt men een tegenzin in al die eentonigheid, die absoluut niet bekoelde te bestaan! Het is luiheid en geld zucht bij onze kweekers, dat ze zich toe leggen op de weinige modeplanten, het groepje, dat zich eeuwig herhaalt op expo sities en waarin dan wat verandering heet aangebracht door weer een nieuwe variëteit, die in.een of ander kenmerk verschilt van een voorgangster, maar die geen besef geeft aan wie wil bewonderen, van den beerlijken bloemenschat, dien wij bezitten en die ver waarloosd wordt. Vooruit kweekers, sla de werken van uw groote voorgangers op en schei uit met dat peuterige kweeken van een stuk of wat soorten! Geef ons de oude mooie planten in moderne vormen, jaar op jaar wat nieuws, opdat er inderdaad geprofiteerd worde van de schatten, die de 19de eeuw ons heeft aangevoerd uit heel de wereld van 't Oosten en van 't Westen! * . HET EEUWIGE ElNERLEI IN ONZE TIJDSCHRIFTEN O, die oorlogsprenten, die alle op elkaar gelijken; En de eentonigheid van onze Hollandsche bladen en tijdschriften, die allemaal met hetzelfde aankomen, het eene op wat mooier, het andere op wat minder mooi papier, maar alle herhaling van elkaar! Een gruwel die gelijkheid! Geldzucht alweer! Giet hetzelfde sopje maar uit over Week, Prins en Wereldkroniek, dat is goedkoop. nmaal soepkoken kost minder dan telkens weer bouillon laten trekken. Waarom zegt een tijdschrift niet: Neen, die prenten heb ben daar en daar al ingestaan, die kent men al! Geef ons wat nieuws;" En altijd maar weer nieuwe organen! Waarom de oude niet opgevoerd tot iets wezenlijk goeds! Een -enkel weet eens knap zich boven den sleur uit te werken. Buiten," bij voorbeeld. Maar de eentonigheid blijft ook daar dreigen. Welk een rommel van middelmatige jour nalistiek moet het publiek slikken, om uit onze tijdschriften en bladen enkele smakelijke, pittige hapjes op te diepen. Als er maar niet zooveel plaats was voor schrijfgrage pennen, zouden de goedgepunte in de goedgeredigeerde bladen werkelijk kunnen helpen aan den opbouw van het intellectueele leven. Nu verdrinkt alles in hopelooze middelmatigheid. * * PROFESSOREN IN DE VACANTIE Ontbering en nogmaals ontbering, dat is het, wat zij lijden! Zie ze daar wandelen, komend u/t hun hotels en deftige pensions, waar de bedden lang niet zoo goed zijn als thuis! Ze hebben de krant nog niet uit en zouden veel liever in den tuin blijven zitten lezen, maar de gasten wandelen" op dit uur en zij wandelen ook? Wat moet dat? Is het een waardig bestaan voor menschen, die op hun vrijheid prat gaan, die afgepaste weken aan te nemen als vacantie." Weer of geen weer, op dien en dien datum gaat men op reis de natuur genieten." Onzin. Wie zich een maatschappelijke plaats heeft verzekerd, door velen begeerd, moest aller eerst zijn goddelijke, lieve vrijheid nemen. Dan zouden de echte verschillen tusschen de menschen eens aan den dag komen! Dan kregen wij een rijke menschenwereld in plaats van de armzalige van nu! Moet een professor dan in Mei, als er mooie dagen zijn, uitgaan? En de colleges dan? Zeker, hij moet zijn ambt goed waarnemen; de vrijheid zou hem ook niet smaken, scheltjk bestaan nog meer voor de hand. We vinden bij sommige vogelsoorten zelfs een tamelijk ingewikkeld ceremonieel, bij andere het ostracisme, prototype van algemeen stemrecht. Over al deze dingen valt veel te vertellen. Nu heeft gelukkig een der meest liefde volle en scherpzinnige waarnemers van het dierenleven, John Burroughs, er op gewezen, dat wij goed doen met voor het gedrag der dieren altijd de meest nuchtere verklaring te zoeken. Dat heeft hij zelf in zijn eersten tijd niet altijd gedaan, maar zijn volgelingen met name William Long hebben de dieren, waarvan zij vertelden zoozeer gehumaniseerd, dat de grijze voorganger daar een stokje voor meende te moeten steken, vandaar die vermaning. Wanneer ge nu ergens een groote troep vogels bezig ziet, dan valt het gemakkelijk op te merken, dat die dieren individueel nogal veel verschillen. Dat blijkt het be-t, wanneer de troep verontrust wordt. Sommige kiezen met en het hazenpad, andere blijven rustig doorwerken en vliegen eerst op als het gevaar veel nader is gekomen. Strijkt de troep neer, dan zijn er meestal eenige, die nog riet durven en die eerst op een veilig punt de kat uit den boom "kijken. Ik geloof maar het is niet geraden om in dezen te generaliseeren dat zeer vele van wat wij voor wachters aanzien, niets anders zijn dan de vreesachtigen en nerveuzen. Een anderen keer kunnen het de sterken en ondernemenden zijn; mijn twee kraaien van heden ver tegenwoordigen wellicht beide categoriën. Jagers weten hiervan meer te vertellen, hun explicaties loopen evenwel zeer uiteen. Voor de aardigheid geef ik hierbij nog een mooi voorbeeld van de schildwacht-theorie, VAN ALLES WA T Ons Kookboek Schip. Opgemaakte schotel voor een trouwdagherdenking Langwerpige schotel. Schip van uitgehold brood. Mast van een pijp macaroni. Zeilen van papier. Bemanning: een aantal mutton shops" of coteletten, met witte manchetten om het been. Groenten en kleine aardappelen worden rondom het schip geschikt. E. H.?v. B. APPELTAART^ Men maakt een deeg varr: 1/4 kilogram boter tot schuim geroerd, 4 ererdooiers, 1/10 kilogr. suiker, l/8kilogr. bloem, enten laatste het tot schuim geklopte eiwit. Men schilt en booit eenige appelen, vult de opening, door het boren ontstaan, met bessengelei, zet ze naast elkaar, in de met boter en beschuit besmeerde taartepan, giet het deeg er over heen, en laat het in den oven gaar worden. De taart wordt warm gegeten. E. D. M. * * * ITALIAANSCHE TAART Men heeft noodig: 2Vs hectogr. boter, 2 hectogr. suiker, IJi hectogr. gemalen aman delen, l hectogr. aardappelenmeel, 5 eieren, l geras.te citroenschil. Roer de boter tot schuim, en doe er verder alles bij, het laatst het geklopte eiwit. De taart wordt in een taartepan gebakken. Koud geworden, snijdt men de taart dwars door, smeert er gelei tusschcn, en glaceert de taart. E. D. M. nilMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIlllllMlMllltMIlHllllllllllnlIllllMII als hij dat niet deed. Maar laat hij toch doen, wat voor hem past. Wil hij den gan senen dag studeeren, hij doe het! Waar ter wereld moeten wij den vrijen mensch zoeken, als het niet bij diegenen is, wien het ge geven was, te kiezen uit het geestelijk bezit van het menschdom? F. J. v. UILDRIKS. Uit een bundel Nierstrasziana. iiiiiiiiiiliiiiiliiiiiiitiiimmitiiiilHimiiH Opruiming van Blouses Hokken Peignoirs enz. enz, b ij: afkomstig van den uitmuntenden jager, schrijver en schilder J. G Millais. Hij za; in een kuil op ganzen te loeren en venelt nu: ... Toen de troep was neergestreken, bleven alle vogels staan met uitgestiekten nek, uitziend en luisterend naar eenig teeken van onraad. Het duurde wel ten minuut, eer er beweging in kwam, toen gingen een paar nekken omlaag, een tevreden gemurmel liet zich hooren en de meesten gingen nu lang zaam stappend grazen. Weldra waren allen bezig op een stuk of zes na, die voort durend waakzaam bleven. Deze liepen snel en argwanend op en neer aan alle kanten en taalden niet naar voedsel. Na ongeveer tien minuten zag ik een gans, die tot nog toe druk had loopen grazen, naar een der schildwachten gaan, dien hij met zijn snavel een tikje op den rug gaf. Dadelijk liet de schildwacht zijn kop zakken en ging gras afrukken, terwijl de andere zijn nek omhoog stak en nu de wacht hield. Dat was dus hun manier van aflossing. Terwijl nu de ganzen al grazend gaandeweg mijn schuil plaats naderden lette ik nog eens bijzonder op die schildwachten en tweemaal zag ik nog, hoe er een zoo'n wachter naderde, hem een vriengschappelijken por gaf, alsof hij wou zeggen: nu is 't mijn beurt, waarop dan de schildwacht was afgelost". Ik wou om een lief ding, dat ik ook eens zoo'n ganzenpatrouille te zien mocht krijgen. Intusschen probeer ik nu al meer dan tien jaar, om voor dat aflossen een nuchtere verklaring te bedenken. Wat weten wij toch nog weinig. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl