De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 16 december pagina 1

16 december 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 16 December A*. 1916 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN Abonnement per 3 maanden / 1.90 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /1.50, elke regel meer .... ?0.30 Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.35 Reclames, per regel 0.50 PRIJSVRAAG VOOR EEN Oorspronkelijk Nederlandsch Operawerk In aansluiting aan de mededeeling in De Amsterdammer" van 4 November j.l., betreffende een goed oorspronkelijk Nederlandsch Operawerk, waarvoor in samen werking met eenige kunstvrienden een prijs van DUIZEND GULDEN is beschikbaar gesteld, doen wij hieronder de regels voor mededinging volgen: 1. De bedoeling is een muzikaal tooneelwerk te verkrijgen, dat als voort brengsel van oorspronkelijke Nederlandsche kunst kan gelden en genot kan schenken aan het groote muziekminnende Nederlandsche publiek. Gevraagd wordt een opera, muziekdrama of opera-comique met een oorspronkelijk Nederlandsch libretto. Componist en librettist zullen onderling hunne samenwerking moeten vinden; voor de beoordeeling zal de inzending als n geheel worden beschouwd. Ook de prijs wordt aan de kunstenaars gezamenlijk toegekend, [en bij de inzending moet n persoon worden aangewezen, die bevoegd zal zijn om den geheelen prijs in ontvangst te nemen]. 2. De werken zullen beoordeeld worden zoowel naar hun muzikale en letter kundige kunstwaarde, als naar hunne dramatische eigenschappen en geschiktheid voor het Nederlandsche publiek. Wat bezetting, orchestrale eischen, koor, scènerie en monteering betreft, is normale, praktische uitvoerbaarheid vereischt. 3. Een jury, waartoe zijn uitgenoodigd: EVERT CORNELIS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, HERMAN ROELVINK, Dr. D. F. SCHEURLEER en BERNARD ZWEERS, zal de ingekomen antwoorden beoordeelen en zoo spoedig mogelijk, uiterlijk l Februari 1918, haar verslag uitbrengen. 4. Voor het best gekeurde werk dat voor eene bekroning in aanmerking komt, zal worden toegekend een prijs van ? 1000. De jury heeft het recht, te beslissen, dat geen der werken voor bekroning in aanmerking komt. Ingeval van gelijkwaardigheid van meerdere werken, die voor bekroning in aanmerking komen, beslist het lot over de toekenning, tenzij de be kroonden eenstemming aan eene verdeeling van den prijs de voorkeur geven. 5. Het" bekroonde werk blijft het eigendom der auteurs. . 6. De Amsterdammer" zal de eventueele opvoering van het bekroonde werk zooveel mogelijk bevorderen. 7. De antwoorden op de prijsvraag moeten aangeteekend worden toegezonden vór of uiterlijk op l November 1917 aan het bureau van De Amsterdammer", Keizersgracht 333, Amsterdam. Verlangd wordt een duidelijk afschrift van de orkestpartituur met ondergelegd klavieruittreksel; benevens van den tekst en de tooneelindeeling; alles zooveel mogelijk op losse genummerde bladen. De inzending moet zijn voorzien van een motto (korte spreuk of versregel). Een afzonderlijk, goed gesloten, couvert, van buiten voorzien van hetzelfde motto als dat van de ingezonden partituur, moet een briefje inhouden, bevattende den volledigen naam van de makers en hun adres, alsmede aanwijzing van n persoon, die bevoegd is, den prijs in ontvangst te nemen. Alleen het aldus gesloten couvert, behoorende bij het bekroonde werk, (in geval van gelijkwaardigheid elk dat daarvoor wordt aangewezen), zal door de redactie van De Amsterdammer" worden geopend en de naam van de desbetref fende kunstenaars zal alsdan worden bekend gemaakt. De niet bekroonde handschriften liggen gedurende n maand na de uitspraak der jury ter beschikking en kunnen tegen overlegging van het aanteeken-recu van verzending worden afgehaald. Geen verantwoordelijkheid wordt door De Amsterdammer", redactie, uitgevers of juryleden op zich genomen, voor het op eenigerlei wijze geheel of gedeeltelijk te loor gaan van toegezonden handschriften. Is aanvulling van de jury noodig, dan wordt daarin voorzien door de redactie van De Amsterdammer", na overleg met de jury. Twijfelpumen of geschillen, gerezen bij de uitlegging van deze voorwaarden, of bij de werkzaamheid der jury of anderzins, worden beslist door.de redactie van De Amsterdammer". Voor De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland, VAN HOLKEMA & WARENDORF. De inhoud staat op pag 3 liMiliilllliiiiiiiiiiiiiiiniiitiiiiniii AMSTERDAM'S HAVEN Hoopvoller en meer voor de hand liggend houvast, dan in onzekere vredesplannen waar nog geen touw aan vast te maken valt, vindt ons optimisme dezer dagen in de projecten voor Amsterdam's zeehaven-vergrooting, die juist thans be klonken worden. De ingang te IJmuiden verdiept van 9 meter tot 11, om te beginnen, en voorts gaandeweg tot 14,2. De bouw ondernomen van een nieuwe schutsluis, in de lengte met 175 meter, in de breedte met 25, en in de dieple met bijna 6 uitgebreid. Is eenmaal het thans door de Tweede Kamer gevoteerde werk uitgevoerd, dan noodigt het Noordzeekanaal zee-reuzen uit van ruim 14 meter hoog, en 45 meter, wellicht 50, breed in de schouders l Uitnoodigen" is het ware woord. Want op 't oogenblik te vinden zijn zij nog niet. De Vaterland van de HamburgAmerikalijn steekt nog niet dieper dan 11.5 meter. Onze Rotterdam 9.40, de. Olympic 10.40. Ja, ook voor het Panamakanaal is nog slechts op 13 meter gerekend; en 't is zelfs de vraag, of de Narrows voor NewYork ooit zullen kunnen worden over schreden door een- kiel, waarvoor de drempel van de IJmuidensche schutsluis eerlang geen struikelblok meer zal zijn. De kosten van den sluisbouw alleen beloopen 15 millioen, waarvan i/:! komt voor rekening van de stad. De geheele voltooiing van alles en alles nieuwe militaire werken inbe grepen wordt op 70 millioen geschat en ook daarin zullen de naastbelanghebbenden" nog hebben bij te dragen. Amsterdam werkt dus wel op de toe komst. En hoe zou men dit niet? Wie be paalt de stoutheid van den menschelijken ondernemingsgeest, ook in de werken des vredes? Werd niet nog in 1889, bij den bouw van de tegenwoordige sluis, een diepgang van 9 meter voor zoover menschelijke berekening kan nagaan" voldoende ge acht? Dat dus nu op den rek gerekend wordt, is allesbehalve vreemd. Ook aan de spoorwegceintuur voor het goederenverkeer wordt nu ijverig voort geborduurd. En bovendien is reeds bij de wetge vende macht de hand geslagen aan de onteigeningsplannen voor de groote haven West". Over 6 a 8 jaren moet nier een nieuw scneepsbassin verkregen zijn, waarbij aan nieuwe kadelengte aller eerst gedacht wordt 1000 meter, maar in 't geheel op 7600 gerekend. Er blijkt thans in alles opgewektheid en voortgang te komen, en vertrouwen op den komenden tijd. Dit stemt tot voldoening. Tot voldoe ning stemt het ook, dat hier niet alleen de particuliere energie van zich doet merken, maar dat evenzeer op Prinsenhof en Binnenhof, ondanks den ernst der tijden, deze groote werken worden vooruitgebracht. Met name wat den gang van zaken in het parlement betreft, is in de laatste maanden zooveel onvoldaanheid geuit, dat de besluiten voor deze nationale belangen wel met des te oprechter waar deering mogen worden geboekstaafd. Gewichtige nieuwe perspectieven gaat onze stad hiermede tegemoet. Veel is onzeker van wat de historie morgen nog brengen zal. Maar n ding is zeker: ons aller verwachting, dat een haven, een scheep vaart n een handel als de Amsterdamsche, na den oorlog een sterke ontwikkeling nemen kunnen. Reeds nu zien de reederijen nieuwe wegen. De veembedrijven dingen om ruimte. Een geest van voorbereiding werkt alom. Waarin crisis moge intreden, niet gauw, naar zich laat denken, in het vervoer en het verkeer. Zoo iets, dan moeten zij de wereld op haar verhaal helpen komen. Nederland, en de Amsterdamsche markt in het bijzonder, zullen daarbij een be langrijke rol kunnen vervullen. Men zou alleen zelfs vreezen, dat de thans aanhangige plannen iets te grootsch en daardoor te langademig zijn opgezet. Zij zijn ontworpen vór den oorlog, en niet uit de behoefte aan onmiddellijke bereidvaardigheid na den oorlog, voort gekomen. Het Kamerlid Bongaerts heeft in de Tweede Kamer uiteengezet, en deze meening wordt door anderen gedeeld, dat de plannen om te beginnen te wijdsch, en daardoor ook te kostbaar en te lang van uitvoering zijn. De nieuwe sluis komt eerst over 10 jaar klaar. De nieuwe haven niet veel eerder! Hier is dus in de eerste plaats aan den regelmatigen groei in normale tijden gedacht. Wie op bijzondere, oogenblikkelijke expansie rekent, is daarmede nog niet klaar. Van veel gewicht was daarom ook de mededeeling van den heer Hubrecht, dat reeds binnen korten tijd een voorloopig en eenvoudiger havenplan zal worden voorgesteld; een havenplan dat, zijn wij goed ingelicht, lig- en kaderuimte in de tegenwoordige Houthaven brengen wil. Er moet jegens de Amsterdamsche scheepvaart zeker juist-ook gezorgd wor den voor de toekomst van binnen enkele jaren. Minder dan in verre projecten zit thans het heil in aanstonds ingrijpende daden. Denkt men overigens in den breederen gedachtengang door, dan komt als onmis bare tegenhanger der verbetering van den weg naar zee, op 't program ook ver betering van den weg naar binnen: het Merwedekanaal, of zelfs 'r kanaal door de Geldersche vallei. En vooral ook na den oorlog, bevor dering van het binnenvaart- en spoorweg verkeer met België en Noord-Frankrijk. * * Terecht wordt gevoeld, dat de plannen ter bevordering van Amsterdam's scheep vaart een bij uitstek nationaal belang betreffen. Het is niet immer zoo geweest, maar in den huidigen tijd is Amsterdam voor Nederland de nationale stad en haven bij uitnemendheid geworden. Tal van omstandigheden hebben haar dit gemaakt. Meer en meer is zij van distributiehaven eigen handelshaven" geworden. Van de vaste Nederlandsche reederijen is zij de bakermat geweest. Het handelsverkeer met de koloniën loopt over Amsterdam. Veel meer dan een mas sale doorvoerhaven dit doet, heeft hare markt een eigen.een Nederlandsch karakter behouden. Veel minder is zij uit haren aard voorpost van buitenlandsche centra. Vaste lijnen en stukgoederenvervoer maken haar een aangewezen uitvoerplaats voor inheemsche industrieën. Een sterk beurs- en bankwezen onderhouden de eigen zaken en de betrekkingen met allerlei deelen des lands. De geheele handelswereld is aan oude traditie's ge hecht. Vergelijkt men de beteekenis van een Antwerpen, de groote export- en aan loophaven, en een Rotterdam, de machtige transito-haven, met die van Amsterdam, dan hebben de omstandigheden Am sterdam zeker gemaakt tot de havenstad, die voor haar land de sterkste nationale beteekenis heeft. Dit werkt in het geheele wezen der stad door, zoowel in als buiten het economische gebied. Het is ook geen toeval, dat juist in deze benarde tijden van Amsterdam uit, onder alle lagen zijner bevolking, steeds een bijzonder krachtige Nederlandsche geest wordt wakker gehouden, waar men in andere plaatsen soms vreemd van opkijkt. Het mag daarom als een bijzonder heugelijk feit begroet worden, dat Am sterdam de toekomst ook verder met geestkracht tegemoet treedt, steeds nog in i het besef dat ook reeds Vondel's Gijsbrecht uitsprak: Mijn toeverlaat, naast God, dat is de waterkant. ? v. H. Geen Grond voor Aanstoot Sommige katholieke landgenooten blijken aanstoot genomen te hebben aan wat wij schreven in ons artikel Daemonen, o.a. de uitdrukking de zwart-gerokte Pater Molens". Voor den nauwkeurigen lezer bestaat daar toe geen enkele grond. De ergernis, bij ons verwekt door het feit dat juist in zake de Schoolwet de leider van de liberale politiek dien van de clericale richting zijn erkentelijkheid kwam betuigen, onzts inziens met verwaarloozing aan libe ralen kant van de beginselen waarop de openbare school steeds heeft berust, die ergernis heeft zich allerminst geuit In een persoonlijke onaangenaamheid of in eenige krenking. Maar waar de zwarte rok het symbool is van het clericalisme, d.w.z.: van de heerschappij der geestelijkheid in het wereld lijke, daar werd de toenadering tot dit symbool als zoodanig gewraakt. Er zijn gelukkig tal van onderwerpen en zaken, waarin samengaan van liberale en katholieke landgenooten de natuurlijkste zaak van de wereld en een oprecht nationaal belang is te achten. Voor toegespitste oneenigheid gevoelen wij trouwens in deze dagen minder dan ooit! Maar in zake de school, het opvoedings middel van ons volk, kunnen wij het alge meen belang slechts zien in de onverzwakte handhaving van het openbare school wezen, hoezeer overigens reorganisatie daarvan kan worden beproefd, en niet in vermeerdering van de macht der kerkelijke school. v. H. iiiiifiiiiiiiiiii t UMI miMMii immuun Minimum iiimimmimmmi De Financieele Aanspraken van Amsterdam tegenover het Rijk door Mr. S. DE VRIES Czn. Wethouder van Amsterdam. De financiën van Amsterdam moeten door het Rijk onder de oogen worden gezien. De hoofdstad vraagt geene gun sten, zij vraagt erkenning van hare aanspraken en van hare behoeften. De staat moet onze gemeente tegemoetkomen; en wanneer wij hiervoor pleiten, pleiten wij niet voor een particulier, doch voor een algemeen belang. De ervaring leert echter, dat hier het hamert, hamert altijd door", moet wor den toegepast. Wie is daartoe thans meer bevoegd en deskundiger dan onze Wethouder van Financiën, dien De Amsterdammer be reid vond, hier nogmaals de zaak ter sprake te brengen ? Andere gemeenten zullen ook aanspraken hebben; ik betwist ze niet. Voor zoover hare belangen parallel loopen met de Am sterdamsche, bepleit ik tegelijk de hare. Maar ik bemoei er mij op het oogenblik niet mee. Ik wilde enkel in een paar woorden de Amsterdamsche aanspraken kortelijk for muleeren. Ze zijn van drieërlei aard. la. Amsterdam vraagt vergoeding van de oorlogsschade. 2°. Amsterdam vraagt blijvende grootere uitkeering van het Rijk. 3°. Amsterdam vraagt verruiming van haar recht om zelf belastingen te heffen. De Oorlogsschade Verbeeld u, er zijn niet enkel particulie ren, maar ook gemeenten, die profiteeren van den oorlog! Er zijn gemeenten, die in dezen oorlogstijd hun hoofdelijken omslag hebben kunnen verlagen! Ik misgun het ze niet. Ik treur alleen voor Amsterdam, dat zijn schade, door den oorlog toegebracht, alleen reeds over 1914 en 1915 taxeert op pi.m. 6 millioen! Over 1915 zal daar nog wel een 3 millioen bijkomen. En ieder jaar weer, zoo niet meer!, wanneer de oorlog noe langer voortduurt. Toch zijn ? de schulden alle behoorlijk betaald; niemand heeft op Amsterdam een onbetaalde pretentie! We hebben die schade . voorloopig uit eigen vermogen betaald; gelijk ieder particulier zou doen, die door onverwachte rampen getroffen werd, waarop : hij bij het opmaken van zijn budget niet gerekend had. Maar Amsterdam is dan ook in twee oorlogsjaren 6 millioen armer ge worden ! Het had, ofschoon de vorige jaren ook niet vet waren, toch door hooge belastingen te heffen en door de groote bedrijven te beheeren, alsof het naamlooze vennoot schappen waren met eigen kapitaal, nog wat weten over te sparen. Het had twee batige saldi op de rekeningen gekweekt. samen tot een bedrag van ± drie milioen; spaarpotjes; appeltjes voor de dorst; die heeft het opgeteerd, geleegd, opgegeten'. Het had de groote bedrijven: gas, electriciteit, telefoon, waterleiding, tram reserves, ook stille reserves, als gevolg van ruime af schrijvingen, laten kweeken; en ook daaruit heeft het thans circa drie millioen genomen! Zoo is het gat over 1914 en 1915 ten minste gestopt! Maar het gaat toch niet aan, dat Amsterdam die schade zelf en alleen draagt! Het Rijk is de eenig aangewezen macht om Amsterdam in dezen te hulp te komen. De Regeering heeft in beginsel haar plicht reeds erkend. Zij heft haar oorlogswinst belasting; daarvan zal ze tot een maximum van 1/6 besteden om zwaar getroffen ge meenten, en boven twijfel ook Amsterdam, te hulp te komen. Moge de oorlogswinst belasting verre het door de Regeering geschatte bedrag van 54 millioen overtreffen, opdat meer dan 9 mil lioen voor de gemeenten beschikbaar komen. Reeds heeft Amsterdam de toezegging gekregen, dat het in ieder geval op twee millioen zal mogen rekenen. Het geeft eenig soulaas! De begrooting van 1917 kan er door sluitend worden gemaakt. Doch dan wordt deze twee millioen gebruikt tot dek king van gewone uitgaven en niet om de vermogensvermindering weer aan te vullen! Amsterdam hoopt, rekent op meer. Daarvoor is het ook wel goed, dat Minister van Gijn maar gebleven is. Een ander minister van financiën mocht weer eens andere inzichten hebben! Blijvende grootere uit keet ing Geheel buiten den oorlog om, al jaren vór den oorlog, heeft Amsterdam gewezen op de groote onbillijkheid, dat het te weinig financieelen steun van de regeering ontving. Daarmee is geen beroep op de welwil lendheid der Regeering gedaan! Daarmee is geen aalmoes gevraagd, doch een billijke vergoeding voor wat het Rijk aan de ge meente heeft ontnomen en een billijke be taling van allerlei arbeid, die door het Rijk aan de Gemeenten is en wordt opgedragen. De Regeering heeft' in 1865 aan de Ge meenten zoo goed als geheel ontnomen het recht om zelf accijnzen te heffen. Voortref felijke bepaling; uit economisch oogpunt; maar er werd een financieele bron voor de gemeente mee drooggelegd. Een bron van beteekenis. De accijnzen bedroegen b.v. in 1848 1852 1858 1862 1865 bruto 1.928.830,33% 2.548.082,55 1.799.494,04 1.928.694,16 2.144.163 29!/2 netto 1.795.651,33 2.023.524,451/2 1.164.451,89 1.300.993,97 1.357.650,60V p. hoofd d. bevolking ? 8.65 10.73 . 6.91 7.66 . 8.21 Het volgend jaar ontving de gemeente uit de gekortwiekte accijnzen bruto 575.224.54, netto 2l3.089.24Vs, per hoofd der bevolking / 2.18. Daarbij gaf het Rijk aan de Gemeenten 4;5 der opbrengst van de Personeele Be lasting met de opcenten. Amsterdam werd daardoor al direkt van slechter conditie en zag zich genoodzaakt zijn hoofdelijken om slag onmiddellijk te verhoogen. In de accijnzen had, als de welvaart der bevolking toenam, stijging gezeten. Wat zouden ze thans, als toen geheven, niet hebben opgebracht! Bij een bevolking, die meer dan verdubbeld is en wier vermogens toestand zoo is gestegen! In de Personeele Belasting zat ook eenige stijging, ofschoon minder; aanwas van on vermogende bevolking brengt geen meerdere personeele belasting, maar, ook die stijging werd ons nog ontnomen; in 1885 werd de rijkstoelage gefixeerd, op het gemiddelde der drie laatste jaren l Wat we toen kregen, konden we blijven krijgen, maar ook geen cent meer, hoe hoog ook de personeelen belasting opliep! Gevolg: steeds stijgende inkomsten-belas tingen; want de behoeften der Gemeente namen toe; niet alleen, omdat de bevolking toenam, doch ook omdat de bemoeiingen der Gemeente intenser werden en het bedrag der uitgaven ook per hoofd der bevolking toenam. Ten slotte kwam weer een .wijziging. In

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl