Historisch Archief 1877-1940
23 Dec. '16. No. 2061
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
Concertgebouw
Niet altijd zijn wij in de grtegenheid de
gewenschte notitie te nemen van al het
belangrijke, dat het muziekleven in de hoofd
stad biedt. Zoo richten zich thans onze
schreden weer eens naar een zeker niet on
belangrijk element t. w. de abonnements
concerten.
In een dezer heeft Zimmerman een groot
succes behaald met een alleszins superieure
wedergave van Beethoven's onsterfelijk
concert. Deze vertolking was niet alleen
volkomen gaaf, maar getuigde bovendien
van eene zeer groote liefde en vereering
voor deze parel der vioollitteratuur.
Die liefde en piëteit wil wel eens leiden
tot eene te groote reserve, die op de voor
dracht dan een stempel van eenigszins droge
onpersoonlijkheid drukt. Gelukkig niets van
dit alles bij Zimmerman, wiens opvatting
gaat naar een breed legato uitzingen van
oen rijken stroom van ongeëvenaard melo
disch element. De beide eerste deelen be
zitten niet anders; het rondo heeft nog iets
meer. Humor en dartelheid vormen hier den
grondtoon. Dit element heb ik in het spel
van den violist niet zoo praegnant gevonden.
Mengelberg paste zich in de begeleiding zeer
goed aan den solist aan. Dit mag men te
meer waardeeren, waar vermoedelijktusschen
deze beide kunstenaarsnaturen wel
principieële verschilpunten zullen bestaan.
M. toch is de geboren heerscher, de man
van het breed gebaar, die ieder werk het
stempel van zijne eigen persoonlijkheid geeft,
welke de eigenaardigheid heeft, zeer sterk
detailleerend te werk te gaan. Het hierdoor
te zeer op den voorgrond brengen van de
eigen persoonlijke opvatting, is het, wat deze
interpretatie meestal niet de onze doet zijn.
Eene uitvoering van Brahms's derde heeft
ons in onze meening gesterkt. De krachtige
zelfbewustheid, die uit het hoofdthema (Ie
deel) spreekt, ziet hare frissche onstuimige
allegro-kracht in eene zekere logheid ont
aarden door een te langzaam tempo, dat
hier wordt genomen. Noodzakelijkerwijze
komt dan het Seitenthema" in de verdruk
king en krijgt een te sentimenteel karakter.
Meester Brahms, van nature reeds zwaar
wichtig, krijgt zoodoende iets van een
kolos met leemen voeten. Met de opvatting
der overige deelen hebben we, wel is waar,
meer vrede, maar toch is het alles te weinig
aus einem Gusz". Wat in eene sinfonie
van Mahler of in een Dichtung van Strauss
zin heeft, heeft het daarom nog niet in eene
sinfonie van Brahms of Egmontouvertüre,
die eene soortgelijke moderne opvatting
vertoonde.
Het is geenszins geringschatting van de
groote capaciteiten van onzen voortreffelijken
dirigent, die ons al deze bedenkingen in de
pen geeft- Maar waar de dirigent vermoe
delijk een soort Mephisto van den kunstenaar
Mengelberg is, meenden wij een waarschu
wend woord den laatste niet te mogen
onthouden.
Is het misschien om het hier ontvouwde
standpunt, dat eene uitvoering van Beet
hoven's onsterfelijke A-dur symphonie onder
Dopper ons, ondanks de minder sprekende
persoonlijkheid van dezen dirigent, sympa
thiek heeft gestemd? In zijne vertolking ge
voelen wij een streven juist de groote lijnen,
de stuwende kracht van den kolos, vast te
houden. De tempi zijn, waar zulks vereischt
wordt, eerder iets te vlug als te langzaam
genomen, zeer zeker ter bevordering dier
stuwende kracht. Grootscher opgevat kun
nen we ons eene wedergave wel denken,
maar Dppper's opvatting ademt een geest
van eerlijk en gezond mede te willen deelen
de innerlijke gevoelens van liefde en be
wondering voor het kunstwerk, waarvan
ieder recht geaard kunstenaar behoort door
drongen te zijn.
Het gaat met de kunstbeoefening als met
het houden eener redevoering. De
welbespraaktste redenaars zijn niet altijd degenen,
die het hart het meest tot spreken dwingt.
De gave der welbespraaktheid bezit de
soliste van dezen avond Milly van Geuns
reeds in vrij hooge mate, hetgeen ons in de
vertolking van het concert van Grieg bleek.
Gelukkig heeft ook het hart van deze jeug
dige pianiste ons wat te vertellen, al zijn
het nog geene diepe emoties, die uit het.
DE ONGEDOOPTE
Een Kerstverhaal
door BERNARD CANTER
Hij was het eenige jodenjongetje in de heele
buurt. Het weesje was bij grootvader en
grootmoeder in huis gekomen, brave ver
standige renteniertjes, die heel stilletjes van
een goed, vast rijks-pensioentje in de deftige
provinciestad vegeteerden. Grootvader Isaak
Mosselman was, zoolang hij bij de belastin
gen als ambtenaar was werkzaam geweest
in het oogloopend liberaal, in doen en laten
gebleven. Men moest geen aanstoot geven,
en een jood in 'sRijkdienst had de plicht te
toonen, dat iemand ook ondanks zijn religie
niets anders is dan ambtenaar. Grootmoeder
thuis had er voor gezorgd, dat de Ambtenaar
van het Heelal in werkelijkheid er niet bij
te kort kwam, want deze liberale rijksambte
naar, die op Zaterdagmorgen juist als op
een doodgewone weekdag, precies te negen
uur, het schrijfmouwtje aanschoot, at thuis
bolussen, gemberkoek, zware levenskracht
gevende groentesoèp en vermeide zich
van Zaterdagmiddag vijf uur, tot Sjabbes
voorbij was in het lezen der Hebreeuwsche
Hieroglyphen.
Diep in zijn hart voelde hij, bij het eten
van gemberbolus zoowel als van cochere
gevulde koek, dat de Groot-Ambtenaarvan
het Heelal wel begrijpen zou, dat hij de
kleine ambtenaar, hij, Isaak Mosselman den
sjabbes alleen ontheiligde in het belang van
de emancipatie van juda tijdens de Goloes
in Nederland. Het weesje dat Hijman was
gedoopt en Herman werd genoemd, groeide
op in deze dubbelslachtigheid van groot
vertoon van liberaliteit naar buiten en on
gebreidelde orthodoxie naar binnen als er
geen pottenkijkers waren. Hij was de lieveling
van de heele buurt met zijn mooie donkere
krulharen, zijn zwartbruine amandelvormige
zelve tot den hoorder opstijgen. Voorloopig
getuigt het spel van een gevoelig sentiment
met eene neiging, tfc veel te willen geven,
wat Grieg niet direct ten voordeele komt.
Met de jaren zal de opvatting intusschen
wel bezonkener en ook persoonlijker wor
den. Waar de natuur zoovele goede gaven
heeft geschonken, verwachten we bij voort
gezette ontwikkeling voor deze artjste een
schoone toekomst. Zij legge zich inmiddels
toe op eene grootere verscheidenheid van
aanslagnuances en beoefene vooral de studie
van het legato, wat eene meerdere ontwikke
ling van rustige toongeving in het piano
en pianissimo ten goede zal komen. Dan
zal een Adagio van het Griegconcert ook
meer vertraumt" en het melodisch element
hier minder scherp geaccentueerd te voor
schijn komen. Wanneer Schafer zich weer
eens laat hooren, raad ik mej. van Geuns
te komen luisteren. Hij kent de geheime
nissen van het klavier als geen ander. Of
misschien ook Willem Andriessen?
Het speet ons zeer zijne alom geprezen
vertolking van Franck'ssymphonlsche varia
ties te hebben moeten missen. Op dit con^
eert heeft Mengelberg, blijkbaar onvermoeid
te midden der Manier-uitvoeringen, ook de
symphonie van den Belgischen meester ten
gehoore gebracht.
Hebben deze beide coryphaeën der moderne
toonkunst elkanders werk eekend ? Franck
is in 1890 gestorven, jn welk jaar er van
Mahler buiten de Dnpichcr landen wel niet
veel bekend geweest zal zijn. Van zijne
symphoaieën bestond er toen waarschijnlijk zoo
goed als niets, maar wij kunnen veilig aan
nemen, dat de ingetogen Romaansche com
ponist-organist zich in de sfeer van deze
werken, had hij ze kunnen hooren, vreemd
zou gevoeld hebben.
Mr. H. M. VAN LEEUWEN
W. S. UNGER. De
levensmiddellenvoorziening der Hollandsche sieden in de
Middeleeuwen. Amsterdam 1916.
Deze Leidsche dissertatie heeft een be
langrijk onderwerp op zeer bevredigende
wijze behandeld. Zonder zich te laten
beinvloeden door de theorieën, die in deze
economische materie welig tieren, heeft
dr. Unger naar de bronnen het beeld
geteekend, dat hij zich van de voorziening
der Hollandsche steden met levensmiddelen
had gevormd. Niet alleen is het beeld naar
de bronnen geteekend, maar dat is ook met
talent gedaan. Wat dr. Unger ons aanbiedt
is niet een overvloed van bijzonderheden,
waaruit dan de geneigde lezer wel zoo goed
zal willen zijn zich een voorstelling van den
historischen toestand te vormen. Wat hij
geeft, is inderdaad een brok historisch leven,
waarmede men met genoegen kennis maakt.
Zijn stijl is in den regel duidelijk, al heeft
hem soms de neiging om veel in n zin
samen te dringen, parten gespeeld. Een zin
als deze is een kluif je voor Charivarius: Wel
'werden de handwerkers door de stedelijke
wetgeving beschermd en hun zooveel
mogelijk de stedelijke markt, door uitsluiting
van buitensteedsche (sic.) concurrenten
gegarandeerd en werd hun concurrentie
onderling zoodanig geregeld, zoowel ten
aanzien der bedrijven tegenover elkaar, als
in ieder bedrijf tusschen de handwerkers
onderling, dat een zekere gelijkheid tusschen
alle beoefenaars van een zelfde beroep bleef
bestaan, wat aan de middeleeuwsche maat
schappij een groote mate van sociale stabi
liteit, althans ten deele, heeft gegeven, maar
aan den anderen kant was, als veiligheids
klep, op jaar- en weekmarkt aan ieder de
vrijheid gegeven, zijn nering uit te oefenen."
Met dezen zin gaat het als met de rede van
de Thebaansche gezanten in den
Spartaanschen raad der ouden, waarvan Herodotus
vertelt. Nadat de gezanten in een sierlijke
rede de belangen van hun zaak hadden be
pleit, kregea zij van de Lacedaemoniërs
droog ten antwoord, dat zij geen bescheid
konden geven; immers bij het einde van de
rede hadden zij het begin reeds weer ver
geten.
Maar deze stijlbloempjes zijn toch niet
karakteristiek voor het boek van dr. Unger.
Karakteristiek is de zorgvuldige, soliede
behandeling van het onderwerp. Dat dat
onderwerp belangrijk is, niet alleen omdat
oogen, met zuidelijk lange wimpers, nog
altoos herinneringen aan het land van de
zon, ter afkomst waar de oogbal schaduw
behoeft, met zijn fijn, zuiver gebogen
semitisch prinsenneusje, zijn vol zuidelijk mondje
en zijn edele smalle kin, de kin van den
jongen Mozes, van den jongen Benjamin,
de kin die Abraham Hagar's kind medegaf
in de woestijn en die nu nog onder de edelen
bij de Arabieren gevonden wordt.
Het mooie jodenjongetje dat zoo deftig
sprak en altoos zoo netjes gekleed was met
fluweelen pakjes en kanten kraagjes en roode
of blauwe satijnen dasjes en dat nog geen
acht jaar oud op zijn kwart viooltje een
echte Klotz zoo virtuooselijk speelde werd
in de buurt niet alleen binnengehaald, neen,
binnengelokt. De vrouw van den rijken
schoenwinkelier, die kinderloos was gebleven,
loerde op hem om hem even te knuffelen
een veel te groot stuk koek te geven en
een heel pak bidplaatjes. De vrouw van den
manufacturier, zelve een Duitsche uit Saksen,
en moeder van vier muzikale kinderen,
bracht opzettelijk bezoeken aan de groot
moeder en hield zich alsof ze in het geheel
niets van de joodsche afkomst merkte, om toch
Herman met zijn viooltje mee te kunnen
krijgen. Dan speelde haar dochtertje Grete
piano en Herman viool en de heele Duitsch
muzicale manufacturiers familie luisterde
naar den kleinen Abendelssohn.
Grootvader vond het ook heel goed dat
Herman slechts Roomsche kameraadjes had.
Grootmoeder vond dat wel eens over
dreven, maar grootvader zei: hij kan er
alleen goeds van leeren, we moeten met ze
leven en daarom kunnen we niet vroeg
genoeg leeren ons aan te passen en waar
zouden we joodsche kameraadjes voor hem
vinden.
De neefjes uit Amsterdam".
Dat meen je zelf niet, dat-ie ook met zijn
het actueel is, spreekt van zelf. Dat het
daarom in Duitschland de aandacht reeds
heeft getrokken, evenzeer. Ook, dat ginds
reeds een aantal naarstige studenten eenige
vrijwel parallel loopende dissertatiën hebben
geschreven met den haast periodieken titel
Die Lebensmittelpolitik der Stadt (naar
believen in te vullen) im Mittelalter". Dr.
Unger heeft dat voorbeeld niet gevolgd.
deels omdat hij niet kon, deels omdat hij
niet wilde. De bronnen voor de geschiedenis
van de voorziening van onze Hollandsche
steden met levensmiddelen vloeien zeer on
geregeld en daardoor ook ondoelmatig. Waar
men veel noodig heeft, is weinig voorhanden;
waar men met minder zou kunnen volstaan,
wordt overvloed aangeboden. Het is mei
historiebronnen soms als met de voorziening
met levensmiddelen in den tegenwoordigen
tijd.
Daarbij komt nog iets anders. Eenerzijds
is het bezwaarlijk het beeld van n bepaalde
Hollandsche stad ten opzichte van deze ma
terie te schetsen. Maar anderzijds is het niet
goed doenlijk alle gegevens van verschil
lende steden samen te voegen tot een enkel
stadbeeld, om de eenvoudige reden, dat
zelfs de Hollandsche steden der middel
eeuwen in karakter en structuur verschillen.
Een echt middeleeuwsche stad, een type,
zooals wij er weinig hebben, was Dordrecht
met zijn kleinbedrijf en zijn economische
heerschappij over den omtrek. Een veel
meer modern type van :stad is Leiden, waar
de industrie in primitief-kapitalistische vor
men zich heeft gezet, waar een grootbedrijl
is ontstaan, dat werkt voor een groot deel
der toenmalige wereld. Eindelijk Amsterdam,
dat, laat opgekomen, juist daarom de mid
deleeuwsche verhoudingen minder heeft
ontwikkeld en waar een modern
handelsbedrijf groeide van welhaast internationale
beteekenis. Dit is juist het merkwaardige
van Holland, dat hier op een betrekkelijk
klein bestek zooveel verscheidenheid van
stedeformatie wordt gevonden. Want behalve
de genoemde vond men er nog tal van
meer landelijke steden, die haar oorspron
kelijk agrarisch karakter grootendeels hadden
behouden, steden als Alkmaar, Purmerend,
Gouda, Gorkum en zoovele andere.
Het is begrijpelijk, dat het verschillend
karakter der Hollandsche steden ook een
verschillende levensmiddelenpolitiek mee
brengt. Als algemeen beginsel geldt, dat het
belang der consumenten, waar het levens
middelen betreft, gaat vór dat der produ
centen. Dat beginsel kon ook hierom ge
makkelijk in onze oude steden worden
toegepast, omdat van de producenten weinig
oppositie was te verwachten. Immers deels
waren deze producenten, bakkers, slagers,
vischkoopers enz., ook zelf consumenten,
ten andere waren zij vreemdelingen, land
bouwers, veehouders, visschers, enz., met
wier belangen door het stadsbestuur weinig
rekening behoefde te worden gehouden.
Alleen waar het belang der consumenten in
strijd kwam of althans kon komen met dat
der kooplieden, dus in de groote koopsteden,
daar werd niet steeds met de wenschen der
burgers naar goede en goedkoope levens
middelen rekening gehouden. In Amsterdam
b.v. kwam de regeering, zelf uit den groot
handel voortgekomen, er niet spoedig toe
den uitvoer van graan te verbieden; zij
vreesde niet alleen den handel te benadeelen
door een uitvoerverbod, maar begreep ook
met juist economisch inzicht, dat zoodanig
verbod ook een groote belemmering van den
invoer ten gevolge moest hebben. Ook in
zijn levensmiddelenpolitiek is Amsterdam in
de middeleeuwen meer vooruitstrevend ge
weest dan eenige andere Hollandsche stad.
Wij spreken van de middeleeuwen en
dr. Unger doet dat ook voortdurend, zelfs
op den titel van zijn boek. Maar men kan
daarvan toch alleen toch op zekere hoogte
spreken. De ontwikkeling der Hollandsche
steden is nauwelijks nog middeleeuwsch.
Het feitenmateriaal, dat door dr. Unger is
verwerkt, is veelal uit de vijftiende en zes
tiende eeuw, zelden ouder; men kan dan
eigenlijk alleen nog maar chronologisch van
middeleeuwen spreken. Vandaar dan ook,
dat er bij alle differentiatie in het Hollandsche
stedeleven wel zooveel eenheid valt waar
te nemen, dat dr. Unger een algemeen beeld
van de levensmiddelenpolitiek van deze ste
den kon ontwerpen. Welnu, deze eenheid is
die van den komenden modernen tijd. De
verschilpunten zijn nog die der middel
eeuwen.
Naar dat beginsel heeft dr. Unger ook zijn
boek opgezet. In vier hoofdstukken heeft hij
het vraagstuk der levensmiddelenvoorzie
ning behandeld, voor zoover het onder
algemeene gezichtspunten kon worden gebracht.
In het eerste hoofdstuk bespreekt hij het
handen en zijn lippen tegelijk zal leeren
spreken, dat-ie bargoensche woorden zal
leeren begrijpen, dal-ie een dialect zal krij
gen dat-em zijn heele leven lang tot nar van
elk besehaafd gezelschap zal maken. Wees
Jood in je hart en in je huis en wees Neder
lander in het publiek.
De dubbele opvoeding maakte het knaapje
tot zijn eigen dubbelganger. Als hij de vriend
jes naar de leering bracht, had hij verlangen
om met ze mee te gaan en als hij ze af
haalde en ze toonden hem de bidprentjes,
wist hij beter dan de jongens zelf, wie de
heiligen waren, die er op waren voorgesteld,
en hij kende hun levensgeschiedenis. De
kameraadjes voelden wel dat er wat vreemds
aan hem was, omdat hij zijn haar zoo lang
droeg en kanten boordjes had en roode en
blauwe satijnen strikjes en omdat hij 's
Woensdags en Zondags met een vioolkistje
langs de straat wandelde als hij les ging
nemen, maar het drong niet tot hen door
waarom hij niet mee ging, naar de leering
en niet mee naar de kerk. Ze hadden wel
eens gevraagd of hij een jood was, maar zijn
antwoord, dat zijn grootvader het wél was
en zijn gestorven vader een christen was
geweest, was een afdoend argument geble
ken. Een gestorven vader is iets dat zeer
geëerbiedigd wordt tusschen hummels onder
de acht jaar.
Tegen Kerstmii was de vrouw van den
manufacturier weer bij grootvader en groot
moeder op bezoek geweest of Herman met
hun kinderen het Kerstfeest mee mocht vie
ren. Grootmoeder wist het niet, maar ze zou
het aan Grootvader vragen, zei ze, terwijl
ze dacht, dat zou je wel willen. Maar groot
vader natuurlijk, die had dadelijk gezegd.
welzeker, wat stak daar voor kwaad in'"
Maar Isaak ze zullen hem nipt zijn viool
alle Kerstliederen mee laten spelen".
Ja, en... ."
Vredes-verlangens ?
Teekening voor de Amsterdammer" van Joun Cotlette
iiimiiiiiiHiiiiiiiiiNiiiiiiMimiiiiiiiii
belangrijkste voedingsmiddel van alle
tijden, graan, meel en brood; afzonderlijk
komen ter sprake de graanhandel, de
graanpolitiek, de duurte en de duurtepolitiek, het
meei en het brood. In het tweede hoofdstuk
wordt vleesch, wild en gevogelte behandeld,
in het derde de visch, in het vierde de andere
levensmiddelen, zuivelprodukten, groente en
fruit, zout en specerijen. Eindelijk wordt in
het vijfde hoofdstuk de levensmiddelenpoli
tiek der Hollandsche steden afzonderlijk
onderzocht; hier komen de verschillen ter
sprake, die Dordrecht en Brielle onderschei
den van Amsterdam en dit weer van Leiden
en Haarlem en van de kleinere steden Delft,
Gouda, Rotterdam en van het dorp met
stedelijken schijn, Den Haag.
Het zou zeer aantrekkelijk zijn enkele
punten van deze belangrijke en actueele
stof naar voren te brengen. Maar wij moeten
ons beperken. Wij wijzen, om slechts n
ding te noemen, op de paragraaf over duurte
en duurtepolitiek. Het blijkt, dat onze voor
ouders veel meer en vooral veel vaker onder
de dure tijden hadden te lijden dan wij
menschen der twintigste eeuw. Toch is er
bij veel verschil ook veel overeenkomst,
zoowel in omstandigheden als in maatregelen.
Een slechte oogst in de landen om de
Oostzee, een oorlog in de Deensche wateren,
de sluiting van de Sont kon een duurte
van graan, meel en brood in de Hollandsche
steden teweeg brengen, waarvan wij in dezen
tijd wel eenig begrip hebben gekregen. En
even weinig als minister Posthuma meester
is van de Amerikaansche graanmarkt, even
min als hij kan verhinderen, dat een kwaad
aardige duikboot een Nederlandsche
graanboot torpedeert, evenmin kon de regeering
van Amsterdam en zelfs de graaf van Holland,
al heette hij ook keizer Karel V, invloed
uitoefenen op de graanproductie der Oost
zeelanden en conflicten in de Sont verhin
deren. Maar binnen hun bereik deden ook
onze oude stadsregeeringen wat zij konden
om de bevolking aan het noodige voedsel
te helpen. In tal van steden werd bij gebrek
of dreigenden hongersnood de uitvoer van
koren verboden, wat ook de landsregeering
met meer effect deed, Het bierbrouwen werd
beperkt ten bate van het broodbakken. De
graanhandel werd aan banden gelegd door
de vaststelling van maximum prijzen voor
groot- en kleinhandel. De voorraden graan
werden opgenomen en de distributie geregeld.
De burgerij werd verplicht voor een bepaalde
graanvoorraad te zorgen; de overheid ging
zelf voor en kocht zooveel mogelijk graan
in om het tegen kostenden prijs weer aan
de burgers te verkoopen. Men ziet, dat de
overheid der vijftiende en zestiende eeuw
niet verder ging in haar duurtemaatregelen
dan de tegenwoordige, maar ook dat men
thans er ook niet veel meer op weet dan
eeuwen geleden. En ook toen vond men
dezelfde bezwaren als thans. Ook onze voor
ouders wisten reeds, dat beperking van uit
voer ook den invoer belemmert, of zooals
een memorie van 1546 het kernachtig uit
drukt: waer geen aftreck en is, dter comt
oick niet toe".
Blijkt uit dat alles niet, hoe actueel het
boek van Dr. Unger is?
H. BRUGMANS
Ze zagen elkaar in de oogen, geen van
beiden zei wat hij voelde, het behoefde ook
niet. Er zijn dingen in het leven die men
nooit uitspreekt. Hij zal juist hun Kerst
liederen spelen en hij zal ze allemaal leeren
ook, en wat dan nop, ik ken ze k "
En meteen ging Isaak's hand naar de schaal
van zwaar geslepen kristal, met een oud
keurs zwaar zilveren hengsel en nam een
stuk boterkoek.
Toen grootmoeder, grootvader de boter
koek zag opeten, overdacht zij hoe men alle
kerstliederen van hun" kan kennen zonder
dat het iets hindert.
Zoo was Herman op het Kerstfeest der
groote Duitsche manufacturiers familie ge
komen en hij had virtuoselijk zuiver en
musicaal alle kerstliederen prima vista be
geleid. Gescher uit Amsterdam de groote
manufacturier die alle jaren hier met Kerstmis
zijn Saksischen Heimat ging herdenken
ook de Duitscher in hetBuitenland kent den
Goloes" zei, toen hij het knaapje bij den
Kerstboom zag staan met zijn blank fijn
gezichtje, verguld door het kaarslicht. Zoo
stel ik me voor dat de Zaligmaker er als
kind ook heeft uitgezien," en op Herman
toegaande zeide hij: je hebt prachtig ge
speeld beste jongen en prima vista, dat is
kolosaal, dat is zelfs bij ons Saksen zeld
zaam. En als je nu nog eens mooi met Hedwlg
samen het kleine kindeke Christus" speelt,
dan krijg je van mij een cadeau waar ik
weet dat je al heel lang naar verlangd hebt."
Een legkaart?" En de oogen van Herman
schitterden tusschen de zijden lange wimpers.
, Precies, een legkaart, hoe heb ik dat nou
zoo geraden hé."
En van de met een wit laken gedekte
:afel, waarop de kerstboom stond, haalde
Gescher de groote sapgele speelgoeddoos.
Het oude Saksische kerstlied werd door
iet wonderkind onmiddellijk met
pianoTorn Tiddelium, door KEES VALKENSTEIN.
W. de Haan, Utrecht.
Wat een aardig boek is dit! Het doet een
beetje aan Jules Verne denken; het is niet
zoo fijn en een eigenlijke roman, zooals de
meeste boeken van dien schrijver zijn, is 't
ook niet. Maar de toestanden in 2916 in het
land der onbegrensde mogelijkheden worden
prettig en frisch beschreven. Het verkeer in
de lucht is dan tot een hoogte opgevoerd
in eigenlijken en oneigenlijken zin waar
van wij op het oogenblik ten hoogste slechts
kunnen droomen en dat doet de held van
het verhaal met zijn vreemden naam dan
ook. Vooral voor jongens van 12 jaar en
ouder een boek om van te genieten.
TH. M. K.
Union Internationale des Villes
(Association internationale pour
Ie dëveloppement des Villes)
Om aan het kunstminnend Nederlandsch
publiek een volledig overzicht van de Bel
gische plastische kunst beweging te geven,
werd door het Comitébesloten enkele
lezingen in te richten, welke door de sprekers
en de kunstenaars aan de Nederlandsche
belangstellenden worden aangeboden met de
verwachting dat deze betooging de kennis
van het Belgisch geestesleven alhier zal
bevorderen.
Tevens willen de Belgische kunstenaars
van deze gelegenheid gebruik maken om
eene hulde te brengen aan den onlangs over
leden dichter Emile Verhaeren.
De volgende lezingen zullen worden in
gericht :
Op Zaterdag 23 December (2% uur): Prof.
Dr. Leo van Puy velde, in 't Nederlandsch,
over: Belgische schilderkunst van dezen tijd.
Op Zaterdag 30 December (2^ uur):
Charles Bernard, in 't Fransch, over: Emile
Verhaeren.
Op Zaterdag 6 Januari, (2Vs uur): Louis
van der Swaelmen, architecte-paysagiste,
over: La Belnique Majeure.
Op Zaterdag 13 Januari (2^ uur): Andr
de Ridder, in 't Nederlandsch, over: Belgische
beeldhouwkunst van dezen tijd.
De lezingen worden gehouden in het
Suasso Museum.
iiiiiirliiiiiiuiiii
Uit voorraad leverbaar:
A d Ier,
Oaklaiid,
W h h c-Auto's
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
- AMSTERDAM
begeleiding van Hedwig zuiver van het blad
gespeeld met de goede intonaties, met de
accellerando's en diminuendo's. Ze waren
verstomd over zooveel genie en Gescher
ging gauw erg druk doen en sloeg twee
accoorden op de piano aan en keek toen
naar het fabrieksmerk van Klotz in het
viooltje, want hij mocht toch niet laten
merken, dat hij wou gaan huilen om zijn
Saksischen heitnat, iemand die twintig jaar
in Holland woonde en voorgedragen was
ter naturalisatie
Een klein jongetje in een wit hansopje
had net zijn petje weer afgezet van het lange
donkere haar, nadat hij vroomelijk zijn
Hamalg Hakouweil", het joodsche kinder
avondgebed had uitgesproken. Op het nacht
kastje stond het groote cadeau, de legkaart.
Hij keek er nog even naar, toen zette hij
als gehoorzaam zoet knaapje, de domper op
de kaars. Het was nu donker, de maan
scheen prachtig in dien kerstnacht. Iets in
het knaapje maakte hem onrustig in bed. Die
andere God, niet de echte, die van groot
moeder en grootvader, neen die van hun",
die op de bidprentjes stond, met een kruis
op zijn schouder en een doornen kroon op
zijn hoofd hield hem bezig. Hij lag lang te
denken en te worstelen, toen stond hij op
en gaf toe: Lieve Christus zorgt U
astublieft dat de echte God het niet hoort, maar
ik dank U zoo hartelijk voor die prachtige
legkaart. Amen."
Vijf minuten later lag een kleine zondaar
te slapen met een hoofdje boven de dekens
dat leek op het geheiligde hoofdje van een
jonge Messias