De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 23 december pagina 6

23 december 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Dec. '16. No. 2061 OELOF f ITROEN ! "U N !# Betrouwbaar adres voor BEILLANÏEN, PAABLEN, 2f GOUD, ZILVEB en HOBLOGES $ «t 7 $ Opgericht 1850 Te/efoon 658 H. $ b Rembrandt de Germaan Daar was ereis een molenaar, die uitstekend maalde en die trotsch was op zijne molenaar schap. Toen zijn houten molen hem te klein werd bouwde hij een nieuwen, slanken steenen molen en zocht daarvoor een naam. Er waren molenaars, trotsch gelijk hij, die den pauw, den valk als naam hadden ge kozen. Onze molenaar zijn molen was gebouwd te Koudekerk aan den Rijn en staat daar nog heden dacht aan een be roemden molenaarszoon, die maalde 1) op 's vaders molen aam den Rijn, en noemde zijn molen Rembrandt". Het nageslacht, en sedert dien de stoomvaartmaatschappij, die met Amerikanen en andere vreemdelingen langs dien molen vaart, noemt hem den molen van Rembrandt." Aan dezen loop der historie moesten wij onwillekeurig denken, toen het lijvige boekdeel van den bekenden Georg Simmel REMBRANDT, ein kunstphilosophisher Versuck, met den reclame-titel: eine Philosophie der germanischen kunst" op onze tafel ge raakte. Want evenmin als Rembrandt ooit op 's vaders molen te schilderen zat" noch ook ooit 's vaders molen" te Koudekerk stond, evenmin heeft dit boek iets anders met Rembrandt te maken, dan dat Rembrandt's kunst er dient om een filosofisch systeem te verwerken op dezelfde manier als de molenaar te Koukerk in naam van Rembrandt" zijn koren perfectelijk tot meel verwerkt. Wij willen niet twijfelen aan de eventueele juistheid van Simmel's methode, maar wij willen protesteeren, ten eerste tegen hei begrijpen" van 's meesters kunst, die integendeel door den schrijver nergens door voeld blijkt, en bovenal opkomen tegen het misbruiken van het woord germanisch" in verband met den grooten meester. Het is een hobby" van onze oostelijke naburen, wier kunst, ondanks Dürer, toch nooit de ongrijpbare hoogten heeft bereikt van Rembrandt en den breeden kring van gropte meesters, die staan als even zoovele heiligen rond den troon der godheid het is een chronisch terugkeerend verschijnsel om /Rembrandt en de heele Hollandsche schilderkunst mee te willen trekken binnen den kring van het germaansche, het algemeenDuitsche. Uit dezen geest zijn boeken als Rem brandt als Germane und Protestant" en dergelijke meer voortgesproten. Waarvoor ze dienen? Om aan te toonen, hoe diep voelend, hoe hoog artistiek begaafd, hoe zuiver menschelijk de Germanische" kunst toch eigenlijk wel is. Tot de makers van zulke reclame-titels schijnt het niet door te dringen, dat dit leentje-buur spelen, dit nemen van Hollandsche artisten in plaats van Duitsche, ook op den verstandigen Duitscher den indruk moet maken dat in zijn eigen land geen passende voorbeelden te vinden zijn en Rembrandt daarom steeds weer met de haren erbij moet worden gesleept. De titel Rembrandt" wettigt de ver wachting, dat het boek over Rembrandt handelt. Weliswaar worden telkens als voor beelden van de juistheid vap Simmels systeem werken van Rembrandt aangehaald, maar het is met dat al geen boek dat ons nader brengt tot dezen meester. Evenmin is het, gelijk de 2e titel zou doen vermoeden, een kunstphilosophischer Versuch" over de germaan sche (dus: Noord-West-Europeesche) kunst. Gaan wij den zwaar te verwerken in houd na, die getuigt van diep denken en van een ongelooflijke gemakkelijkheid om om te gaan met de moeilijkste filosofische problemen, dan staan wij weliswaar bewon derend voor 's schrijvers knapheid, maar zijn wij evenzeer verwonderd over het o zoo weinige, dat er van Rembrandt zelf tot hem gesproken heeft. Vermoedelijk, omdat de schrijver zoo Germanisch is en Rembrandt zoo Neder ik bedoel: Hollandsch. 2) Om den lezer te toonen, tot welke hoogst zonderlinge conclusies deze filosoof alzoo is gekomen, drukken wij de volgende zinnen af, die het eind vormen van Sim mel's betoog, dat Rembrandt's portretten niet, gelijk de klassieke" portretten, zeitlos" IIIMIlIllllllltllllllllllllllMMIIIIIIIIIIIllllllMlllllllllllllll Teekening voor de Amsterdammer" van Henri v. d. Velde. DE BRUTAAL-ROODE BESSEN DOOR JO VAN AMMERS-KÜLLER U vindt wel goed dat we voor vandaag hier eindigen?" vroeg Vergouw, terwijl hij een kruisteeken naast de juist-ten-eindegelezen zin zette en het grammaireboek dichtklapte. De leerling wierp een snellen blik op de klok en zag weer vór zich, waarop Vergouw, terwijl hij met zijn groote, door het rooken gele nagels de vouwen van het boekkaft scherpte, quasi achteloos liet volgen: Ik moet naar Leiden, nu kan ik nog net de trein van 12,18 halen". Van onder haar neergeslagen oogleden monsterde het meisje hem schuw; zijn stem, die opeens joviaal-vroolijk en opgewektluid klonk, na een uur van effen en bijkans oonloos zingedreun, woelde even een vage onrust in haar op, een gevoel van onbehagen waarvan ze zich geen rekenschap gaf. Toen, met haar fijnen, puntigen vinger aan wijzend, vroeg ze, terwijl haar kinderlijk ronde oogen hem vol en rustig aanzagen: Is het noodig dat ik deze regels k uit m'n hoofd ken?" De leeraar, die bij zijn lang te voren uit gedacht en slim-overlegd plan op haar ver rasten bijval gehoopt had, en thans wachtte op een voorstel van haar om samen te reizen, onderdrukte met moeite zijn ongeduld terwijl hij haastig besliste: Zeker, 't is noodig dat u ze uit het hoofd kent, en de uitzonderingen ook." Het meisje zuchtte en boog over de tafel om de opgegeven taak in haar boekje te krabbelen; hij zag opeens haar donkeren, krullenden haarbos vlakbij en in haar evengebruinden, blopten hals- een fijn-gouden dons ; zijn verliefdheid, bedwongen onder het inspannend lesuur sloeg als een warmen gloed in hem op; het tintelde in zijn vingers om te streelen langs het fluweel van die huid en bruusk zijn stoel achteruit schuivend besliste hij, met het overwicht van den meester zijn wensch doordrijvend : U gaat immers met dezelfde trein, dan kunnen we mekaar gezelschap houden." O ja heel graag," zei ze verlegen hakkelend, en liep naar het donker portaal!je waar haar goed hing, terwijl hij de portebrisée naar zijn slaapkamer openschoof, zenuwachtig-haastig zijn huisjasje uitgooide en het blauwe colbert greep, dat dat hij al van te voren had klaargelegd. In de nuchtere stilte van het kille, vaallichte vertrek scheen het kleurig verlangen van zooeven te vergrauwen .. . verbaasd en geenzins verheugd had haar stem geklon ken ... maar hij schudde in onwil jegens zijn altijd-weifelen die herinnering af en dwong zich te denken aan haar lenig-vlug lichaam, waarvan hij 't bewegen in de kamer ernaast telkens hoorde. Doch toen hij voor zijn spiegel stond en den nieuwen flambard even schuin zette, met nog een tikje... en nog een, neep op eens een felle angst dat zij, door de nietgeheel gesloten deur, zijn ijdelheid bespie den zou om er meedooeenloos mee te spet ten ; en tegelijk zag hij, met zelfhoon, de scherpe vouwen in zijn grauw gezicht, boven het korte bovenlijf, dat gedrongener nog leek door den dikken ulster, en wrang voelde hij 't belachelijke van zijn verwachting: dat een mooi, jong kind bijval zou toonen, wanneer hij 'r zijn gezelschap opdrong. Ze liep voor hem uit de steile trap af; haar kort, zwart fluweelen rokje ritselde tel kens even langs den cocos-looper, beneden in 't portaaltje wachtte zij, tot hij, zijn arm om haar heenbuigend, de voordeurknip geo pend had. Toen wipte ze met twee vlugge sprongen de hooge, hardsteenen stoep af en op straat, in het juichend licht van zon-opsneeuw werd haar jong figuurtje dadelijk een en al uitbundige beweeglijkheid; haar rappe voetjes schuifelden door het mulle wit, tot het opstoof en als een schoolkind, dat den druk van werken en stilzitten afgooit, balde ze de zwart-leeren tasch omhoog. Mag ik die dragen?" Als sprak het van zelf wachtte zijn gestrekte hand, maar zij, haastig het zwarte zeildoek onder heurarm klemmend weerde, bijna verschrikt: O, nee meneer ik kan 't best zelf \" Kom, laat mij het doen ?" pleitte hij nog eens, met een vergeefsche poging de tasch weg te trekken, doch zij schudde zwijgend, energisch haar hoofdje en begon meteen al voort te stappen. Hij kon haar vlugge passen moeilijk bij houden, telkens glipten zijn voeten over de zijn, d. w. z. unabhangig von der Einstellung zwischen ein Vorher und ein Nachher der Weltzeit," maar dat zijn portretkunst in sich selbst, in der Ordnung seiner Momente, eine immanente Zeitlosigkeit besitzt." Daher en nu komt het fraaie! sind die reichsten und ergreifendsten Poitrats Rembrandts die von alten Leuten, weil an ihnen ein Maximum gelebten Lebens zur Ueberschau gelangt; inPortrats von Jugendlichen hat er dasselbe nur mit einigen Titusbildern durch eine Drehung der Dimension erreicht, indem hier gewissermaszen das zukünftige Leben mit seinen Entwicklungen und Schicksalen ebensoakkumuliert und als Gegenwart des zukünftigen Nacheinander erschaubar wird, wie dort die bereits abgelaufese Zeitfolge." Dus: Anna Wymer, Saskia en welke andere jonge vrouwen of vrouwen in de kracht van hun leven Rembrandt meer schilderde; zij staan, met Banning Cock en Ruytenburch, alle geestelijk beneden zijn oude-heeren-poitretten! En in Titus' beel tenissen voorspelt Re mbrandt de toekomst... Uit den overrijken inhoud aan hoofdstuk ken, die het boek telt, citeeren wij deze titels : Die Kontinuitat des Lebens und die Ausdrucksbewegunp." Sein und Werden im Portrat. Die Künstlerische Zeugung. Typik der Reprasentation. Zwei Erfassungen des Lebens. Anmerkungen ber die Individualiteit der Form und den Pantheïsmus. Der Tod. Arten der Allgemeinheit. Der raumlose Bliek. Das Menschheitsschicksal und der heraklitische Kosmos. enz. enz. enz., in 't geheel 37 Abschnitte" op 205 bladzijden. Men ziet, wat er alzoo te pas kan komen bij het filnsofeeren over den germaanschen Rembrandt. W. MARTIN 1) Schilderde. 2) De schrijver komt er, terloops, rond voor uit, dat het hem moeilijk valt, Rem brandt te begrijpen: Bedeutung und Wert derRembrandtschen Radierungen ist keinerwegs leicht zu erfassen". En verder volgt over de honderdguldensprent de opmerking, dat het geschatzteste Rembrandtblatt eben dieses ist, in dem gerade der Rembrandtsche Geist am wenigsten rein auftritt." Hierin kunnen wij niets anders lezen dan een gulle bekentenis van niet begrijpen, ge volgd door een goed voorbeeld daarvan. verraderlijk gladde sneeuw en terwijl hij, stootend met zijn stok, vergeefsch naar steun zocht, kwelde hem voortdurend het besef van zijn onhandigheid hij had niet moeten vragen, moeten nemen die tasch.... nu leek hij onridderlijk, daaréze naast hem met die zware boeken liep Na een paar verrukte uitroepjes over het zalige weer en de heerlijke sneeuw bleef ze zwijgen en hij, vruchteloos zoekend naar een gesprek-begin, nam tóch het onderwerp, dat hij zich vast beloofd had te vermijden, en zei iets over een vertaling waarin zij veel fouten had gemaakt. Ze ging er dadelijk gretig op in, deed de eene vraag na de andere over het werk van dien morgen en hij antwoordde met al zenuwachtiger onge duld, loerend naar een gelegenheid om over wat anders te beginnen, om eindelijk op te houden schoolvos te zijn; niet langer de meneer die thema's corrigeerde en lessen overhoorde, maar haar kameraad, een vroolijke metgezel, die zijn bewondering toonde en haar winnen wilde door vriendschap en vertrouwelijkheid. , Doch terwijl zij den hoek van de straat ombogen riep ze: Daar komt nét een tram aan!" en begon meteen te hollen, dwars door de bijeengeveegde sneeu whoopen naar de haltepaal; haar lange rechte beenen wierpen het wijde rokje op, kordaat doken de hooge laarsjes in de mulle heuvels en hijgend wachtte ze hem aan de overzij op! Hij wist zijn poging om vlug en lenig als zij te doen een volslagen mislukking; bij zijn haastige beweging om haar bij het instappen te helpen viel zijn stok, en onder 't tergend wachten van den conducteur moest hij bukken en oprapen om daarna, botsend en struikelend, zijn plaats te zoeken in de al voortrijdende wagen. Ze zat in den versten hoek; het eene been over het andere geslagen, heur handen om de hooggetrokken knie, en dadelijk, met een onderzoekenden blik opzijnvlammerig-rood gezicht verontschuldigde ze zich, bijna ang stig: 't Was mal van me om opeens naar die tram te hollen... U had misschien liever willen loopen". Hij had den flambard afgezet en veegde met zijn zakdoek het vochtig voorhoofd af. Welnee", jokte hij, tusschen twee ademstooten door, met de kou is 't heerlijk om zoo te hollen". Weer keek ze hem aan, half-lachend, onderzoekend bijna, en hij had de onrustige sensatie dat haar ronde, wijd-open oogen alles aan hem opmerkten; maar dan steeg boven elk ander gevoel de vreugd van haar dichte nabijheid: tintelend van leven enbeweeglijkheid scheen haar jonge lichaam na den snellen loop; hij zag het vlug op en neer gaan van haar borst onder 't fluweelen manteltje en telkens wanneer ze de losgesprongen haren van het voorhoofd wegstreek, raakte haar arm den zijne. O hoe prachtig!" juichte ze opeens met een blij gebaar naar het Bosch in de verte waar de stille boomen nog hun zware sneeuwvracht torsten; de Hertenkamp was met een dikke, witte vacht afgedekt en daar boven praalde het blauw van den hemel, ter wijl de zon in duizend droppels vonken spatte. 't Gaat stellig vriezen vannacht!" Hij keek naar haar fijn en kinderlijk profiel terwijl ze critisch de lucht monsterde, en droomerig-verlangend liet ze er op volgen: Ijs met Kerstmis... wat zou dat 'n zaligicid zijn!" En 't werk dan?" vroeg hij scherp, met n vijandige jaloerschheid om dat verlangen n haar oogen; maar meteen al vloekte hij de domheid waarmee hij zichzelf weer den schoolvos had gemaakt, want zij, kleintjes en gedwee opeens, gaf zuchtend toe: Dat 's waar... 'k zou geen tijd hebben om te rijden... 'k weet toch al niet hoe 'k klaar moet komen!" DE KERSTBOOM Teekening voor de Amsterdammer" van Martin Monnickendam Hij wist: Nu wachtte ze, hoopte ze op een bemoedigend woord van hem... en gretig die macht gebruikend om haar naar zich toe te trekken, zei hij mér dan hij wist te kunnpn verantwoorde»: 't Gaat de laatste tijd zoo goed... 'k ben overtuigd dat u er komt". God hoe heerlijk!" er waren tranen van blijdschap in haar stem en haar groote oogen straalden met zoo'n echte, innige verrukking in de zijne, dat hij de vraag niet weerhouden kon: Is u daar dan zooveel aan gelegen ?" Heel veel" zei ze eenvoudig, zonder hem aan te zien, ik wou er graag uit, 'k heb het thuis niet prettig". Zijn hart bonsde pp van vreugd. Nu gaf ze hem toch wat hij zoo vurig wenschte: niet langer alleen de onderdanigheid van de leerling, maar vertrouwelijkheid van vriend-tot-vriend. Met telkens een uitroepje, 'n zinnetje van instemming toonde hij zijn belangstelling, terwijl ze eerst aarzelend, een poosje met al grooter radheid van haar huiselijke omstan digheden te vertellen begon; maar toen hij later naast haar op het 'nog stille perron drentelde en telkens den bewonderenden of nieuwsgierigen blik van een voorbijganger ving, verslapte zijn aandacht; hij hoorde haar stem in zijn ooren zingen maar zijn gedachten keerden naar zijn eigen belang : naar een gelegenheid zocht hij om haar iets liefs, iets fijn-vleiends te zeggen, om weer, als daarstraks, 't fluweel van haar oogen te zien opglanzen en nog eens haar warmen, diepen lach te hooren. Tegen het kozijn van een wachtkamervenster leunde de bloemenkoopman en bood met zwijgenden aandrang zijn waar: een mandvol bonte hulsttakjes, waarnaast de touffen donkerpaarse viooltjes bijna kleur loos geleken. En, blij met zijn vondst, viel Vergouw het meisje in de reden : Kijk eens wat een prach tige hulst... Mag ik u een bouquetie geven?" Gut nee Nee heusch nist" weerde ze verlegen, maar hij drong aan: Kom, 't staat zoo vroolijk ... toe, zoekt u er eentje uit?" Nee werkelijk niet... dank u wel" ; ze liep al door, den zwijgend-wachtenden koop man voorbij en Vergouw weifelfde of hij tóch... tóch 'r met een grapje zou dwin gen ... ? Maar als ze wie weet waarom liever gén hulst droeg; 't opzichtig vond of er niet van hield ... ? en achter die over weging woog een andere, zwaarder: dat tóch het dwingend grapje hem, den onhan dige mislukt zou zijn... Hij was weer naast haar. Waarom nou niet?" verweet hij, ik had 't u zoo graag gegeven ..." Maar zij schudde haar hoofdje en ;lachte, hetzelfde half-spottende lachje waarmee ze hem daarstraks bij 't weigeren van de tasch had aangezien en meteen den draad van haar verhaal weer opvattend ver telde ze verder van de kleine bezwaren en verdrietelijkheden bij 'r thuis Hallo!" zei een luide stem achter hen, Elsje, 'k hoopte al dat j'er zijn zou vandaag." Tegelijk met Vergouw wendde het meisje zich om; een lange jongen in uniform had zijn eene hand op haar schouder gelegd, terwijl hij met de andere salueerde. Dag Hans, heb je verlof?" vroeg ze verrast. Vier dagen kerstverlof!" meteen, z'n gezieht in de plooi, keerde de jonge man zich naar Vergouw, salueerde nog eens: Meneer... 'k had u zoo gauw niet her kend." t Er was een goedmoedige neerbuigendheid in zijn toon, die den leeraar, geprikkeld, koeltjes uit de hoogte zeggen deed: Zoo, van Hoeke, hoe gaat het jou?" Maar de jongen keek van Vergouw naar het meisje en lachte een overmoedigen lach, met gretige gezonde tanden: Nou begrijp ik het... Els haalt 'r Duitsche geleerdheid zeker van u!" en meteen had hij, met een onverhoedschen ruk, de tasch van achter haar elboog weggetrokken en onder zijn eigen arm geschoven. Vergouw tikte zenuwachtig met zijn stok op het asfalt iwaarom protesteerde ze nu niet moest ze zelfs lachen om die brutale greep, al probeerde ze 'r lach te verbergen ? Terwijl ze met hun drieën over 't al vol ler wordend perron drentelden, wrokte hij in jaloersche nijdigheid tegen den jongen ... den luien verwaanden van Hoeke, die hem vier jaar lang op de H. B. S. getreiterd had met z'n onverschilligheid; en die nu, 'n jaar na het eindexamen, een air dorst hebben : meneer-student tegenover z'n voor malige schoolfrik.... Natuurlijk nou begon-ie over ijs-metKerstmis, en zij nee, verliefd was ze niet zooeven, bij hun begroeting, was ze heel niet verlegen geweest maar wél luisterde ze vol aandacht naar wat die kwa jongen beweerde en terwijl hij plannen begon te maken voor een tocht op schaat sen lachte ze haar diepen, warmen lach De student, plotseling, brak het gesprek af zwaaide een grijzen arm in de hoogte en floot, lang en fel. En terwijlVergouw zijn verontwaardiging over zulk een ongema nierdheid nog verwerkte, zag hij opeens, van achter een paar ruggen van voorbijgangers, het brutale rood van de mand-met-hulst verschijnen, met daarboven 't gezicht van den bloemenkoopman, glanzend van ge dienstigheid. Kom 'ns gauw hier vrind!" van Hoeke, met vlugge vingers, zocht tusschen de hulst, lichte drie, vier van de mooiste takjes eruit. Pardon ... zoudt u even willen vasthou den?" vór hij kon antwoorden voelde Ver gouw Elsje's tasch in zijn handen geduwd, terwijl de student zich naar 't meisje keerde en zónder vragen, zónder luisteren naar protest (een paar hulsttakjes tusschen de strik van 'r wit bonten mutsje schoof.... een pair anderen tusschen de knoopen van 't zwart-fluweelen manteltje De zwijgende koopman met zijn bloemenmand keek naar Vergouw en even glom een spotlach in zijn gedweeë oogen Die felle kleuren flatteeren je hoor!" Van Hoeke, een pas terug, bewonderde 't effect van zijn werk: ,.'t Staat je prachtig Els!" Och ... gekke jongen !" weerde het meisje hoofdschuddend, maar haar oogen zochten het spiegelbeeld in de wachtkamerruit, en de diepe blos op haar zachte wangen bleef... Met de tasch onder zijn arm.. de tasch, die hij nu voor den brutalen jongen en niét voor Elsje droeg, stond Vergouw met een bleek, vertrokken gezicht en beet op zijn borstelig snorretje. En toen het meisje, met een verlegen lachje, hem méwou betrekken in haar ge sprek met den student, gaf hij zoo'n kort, stug antwoord, dat ze er van schrok. In de coupé, waar ze samen waren van Hoeke was met een tot ziens" in een derde klas verdwenen bleef hij kortaf en stil: de ongenaakbare meneer, die ze kende van de les wanneer ze veel fouten maakte of 'r regels niet goed had geleerd... en ont moedigd, maar een beetje gepikeerd toch ook, ging ze zwijgend naar buiten zien... Met bitteren zelf-spot dacht Vergouw aan al wat hij zich van het samen-reizen had voorgesteld... aan al wat hij in gedachten had gedurfd en in werkelijkheid niet had gewaagd. En als getrokken gingen telkens zijn oogen naar de hel-roode bessen het zegeteeken, door den brutalen jongen op Elsje's mutsje en manteltje gehecht. ? «B *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl