De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 23 december pagina 9

23 december 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

23 Dec; '16. No. 2061 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V O O R N E DE RL AN D AUBO ALLEEN VERKOOP m NEDERLAND van HANDSCHOENEN $ <Mer& JOUVIN" IEDER PAAR ^^ ^GEGARANDEERD DENT's Ry en Jtuto HANDSCHOENEN IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllltllll velen, wellicht nog eenmaal zijn, nooit door mij onderschatte, dramatische gaven zal wil len aanwenden voor de enkelen, die, minder verwend met ernstige stukken" dan zij, hem dankbaar zullen zijn op hun wijze. Voor weer een geheel ander, minder Iegelijk, meer een after-dinner publiek, ichreef mr. C. P. van Rossem zijn luchtige en vluchtige klucht, Pomarius", waarin hij een de Balzac-figuur op den kop tikte. Het stukje is van goeden huize n van de bit tertafel; in elk geval is het niet burgerlijk en kunnen wij het slechts betreuren, dat deze oorspronkelijke schrijver, van den zoo waardeerbaren lichten- in den lossen toon overslaande, niét eenige van zijn aardig heden-alleen-voor-heeren in de pen heeft ge houden. Ook betere humor nog altijd niet te verwarren met geest rolde hem toe uit een stof, die door den eersten, besten kluchtspelfabrikant verzonnen had kunnen zijn en nochtans een zekere frischheid ver kreeg, door de wijze waarop de. heer van Rossem er, voor het vaderland weg, mee omsprong. Van den grooten Pomarius zelf is niet veel terecht gekomen, ook door de vertooning niet; Pomarius Junior, het duister zoontje van neef Mr. Pomarius van Slingelandt en de gezelschapsjuffrouw zijner moe der, speelde, in alle onschuld, de hoofdrol. Om het advocaten-monopolie te slaan, kun nen wij ons een juridisch charlatan van verbluffender behendigheid en stralender bonhommie denken dan dezen gezeten Johannes. Een Don-Juan in de Rechten, die ons aan eigen rechtschapenst inzicht twijfelen doet, in wien wij, zoowel als de vrouw welke hem in de armen valt, den Lohengrin nie solist du mich befragen" kunnen aanbidden, een theaterheid met, in de praktijk des levens, weliswaar ietwat gewijzigde moraal, maar met een panache" die hem desnoods nog in pyama als een aureool om den rookenden schedel zweeft. Het was ook, al heeft hij er met succes in gejubeld, geen rol waarin het talent van Jan C. de Vos iets van zijn gading vond. Een acteur, die de groote lijnen vaststelt, zwakke contouren durft aan te zetten, een sterk en volkomen zeker karakterspeler, zou stellig voor dit stuk voordeeliger werk hebben kunnen doen dan Jan C., wiens kracht juist in het vage, stille en verfijnde schuilt, wiens hand liever wegdoezelt dan ophaalt. De bijrollen hadden meer karakte ristiek, en gaven ook sterker tegenspel. Gimberg als neef Mr. Pomarius de wettige, met het overgespeelde zoontje, was den avond waard. Was dit charge ? Ik vond het, juist wat het zijn moest in deze comedie, uitbeelding. Ook Schulze maakte van een adelijk heer een creatie, die hem, onzen Shakespeare blijspel speler bij uitnemendheid, gelukkig weer eens op den voorgrond bracht. En van WarOorspronkelijke Stukken en Litte raire Matinees. Honderd Tropenadels" voor drie Lite raire Matinees"... De vlsch wordt duurbetaald. Het woord blijft van Herman Heijermans. Sonna", Mater Qloriosa van het seizoen, Dolle Hans", immer dol en vol. De kinder juffrouw van mijn tante vertelde mij, dat ze nog nooit in de komedie zoo'n prachtig stuk gezien had als Sonna". Vooral dat die arme bruine moeder haar parmantig zoontje eerst nog eens op zicht kreeg vór ze het af moest geven, had haar getroffen. En ze meende dat mijnheer Tartaud, die voor den vader speelde, wel hevig verliefd moest zijn geraakt op de heimelijke tante Bertha in Holland om het over zijn blank hart te kunnen ver krijgen het trouwe schepsel, dat lezen noch schrijven alleen uitmuntend redeneeren kon, den eigen dag van zijn terugkeer alreeds aan den tropischen dijk te zetten. De rol van den assistent-resident, die als een ge patenteerd Pomarius het vuile zaakje op knapte en daarna zijn handen in onschuld ging staan wasschen, had ze zoomin begrepen als ik, en het was haar ook als een wonder . van inschikkelijkheid meegevallen, dat Son*a, zonder Bartholomeus de oogen uit te krabben, zoo keurig in den nacht was weggedrenteld. Voor de verheffing van den Javaan verklaarde zij zich op grond van deze ervaring positief, en ze ging den geheelen winter niet meer naar de komedie om haar, mede door het echt spel van mevrouw Tartaud, die andere dame en de heeren, zoo innige aandoening gaaf te bewaren. Wie zou er aan willen tornen! Ieder au teur vormt zich allengs een eigen publiek en het is duidelijk .welk publiek Fabricius bij voorkeur voor zich reserveert. Het is stellig groot en dankbaar. Ook al was het handje-vol menschen, die literatuur lezen en in den schouwburg contact zoeken met het wezen der dingen en de schoonheid die daaruit opbloeit, zooveel grooter in ons land dat we konden gelooven aan een voor-hettooneel iets vermogende kern, dan nog zouden wij niet probeeren de kinder juffrouw van mijn tante, die alleen houdt van ernstige" ?stukken, zoo'n flauwe klucht hè, wat heb je er aan!" te betrekken binnen dezen kring. Wij laten haar, en de haren, aan den oever van den snellen vliet in vrede, en wachten af of Fabricius, behalve voor deze iiiililiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiuuimiimmiiiiimiiiiimiliiitmiiittiiiiiiii Kerstmis en Zonne-Mytherr) Er zijn geleerden, vooral onder de Oriën talisten, die geen gelukkiger dag hebben, dan wanneer zij tot de ontdekking zijn ge komen, dat een of andere groote Godsdienst figuur b.v. Mithras, Boeddha, Jezus eigenlijk haar ontstaan heeft te danken aan een zonne-mythe. Die ontdekking is op zichzelve nog zoo onverdienstelijk niet, en zij bevat niets dan de waarheid, maar de con clusie, die de geleerde bolleboozen er uit trekken deugt niet. Zij zeggen dan namelijk: die figuur heeft niet werkelijk bestaan. Zij is maar" een mythe. En voor een mythe. voor zoover het betreft het waar zijn ervan, heeft een geleerde napluizer evenveel min achting als Batavu Droogstoppel voor een gedicht. De Oostersche volken hebben dat altijd beter geweten. Zij wisten, dat een mythe veel meer reëel is dan een gebeurtenis in de gewone, stoffelijke wereld. Alle gebeur tenissen in die stoffelijke wereld dat wat wij Geschiedenis" noemen beschouwden zij als niet veel meer te zijn dan een spel, een dans als 't ware van schaduwen, ge worpen door onzichtbare, geestelijke wezens en machten die de evolutie der menschheid leiden en uitwerken. Wat wij de Geschie denis" noemen is het verhaal van de scha duwen, maar de mythe is het verhaal van de zelfstandigheden, die de schaduwen af werpen. Hetgeen wij in de stoffelijke wereld met onze zintuigen waarnemen, en zelfs met ons verstand, geeft maar een heel pover idee van de hoogere wezens en krachten, die deze waarneembare schaduwen-combinaties afwerpen. De Zonne-mythe geeft een zeer treffend beeld van hetgeen met Kerstmis, den 25en December den geboortedag van Jezus gebeurt. Deze Zonne-figuur wordt geboren na den allerkortsten dag van het jaar, mid dernacht 24 December, als het teeken Virgo (Maagd) boven den horizon rijst. Als de duisternis het langste is en de licht-dagen het kortste (Noordelijk van den Aequtor) is hij van allerlei gevaren omringd, maar, door al de duistere bedreiging heen, groeit hij, de dagen worden al langer en langer, tot, bij de voorjaarsevening, de tijd komt van het overgaan", de kruisiging, een tijdstip, dat veranderlijk is, omdat het geschat wordt volgens de betrekkelijke standen van zon en maan. Kerstmis is een vaste datum, Paschen niet. Na den overgang", de Kruisiging", herrijst de Zonne-figuur, stijgt hooger in den hemel, en doet door de uitstraling van zijn eigen warmte, zijn offer, het graan en de vruchten rijpen. Deze zonne-mythe" is volstrekt niet enkel de grondslag van christelijke figuren. Zij is overal en overal dezelfde, en de geboorte van den Zonne-god uit een Maagd (sterren beeld Virgo) vinden wij o.a. terug in de Egyptische Isis-figuur, op de halve maan, gekroond door een ster, met het kindje Horus in haar armen, en een kruis, dat op den rug van haar zetel omhoog komt. In zeer oude teekeningen wordt net Dierenriemteeken Maagd voorgesteld als een vrouw, bezig haar kind te zoogen, en dit is het oer-type van alle Madonna's uit alle gods diensten. De Maagd Isis met het kindeke Horus is oorspronkelijk dezelfde figuur als de Madonna met het kindje Jezus. In een van de graftomben der Pharao's (Rhameses, in de vallei van Riban-el-Molouk, in Thebes) ontdekte Champollion Jr. een schildering, vermoedelijk de alleroudste die bestaat, waarin de hemelen worden gesymboliseerd door een vrouwenfiguur, wier hoofd met sterren bedekt is, en de geboorte van de Zon wordt voorgesteld door een klein kindje, dat uit den boezem der Hemelsche Moeder komt. In een beroemd schilderij (te vinden in Moore's Hindoo Pantheon") vinden wij eene reproductie van een schildering Christna, gezoogd door Devaki", waarin de Hindoe-Maagd wordt afgebeeld, zittende op een rustbank, en het kindje Christna zoogende. Met den langen sluier en de aureool om het hoofd zou iedere Katholiek het voor een Madonna houden. In IndurSubba, den Zuidelijken ingang van de grot van Ellora, kan men heden nog zien het beeld van Indra's vrouw, Indranee met haar kindje, wijzende met een vinger ten hemel. Men ziet op aude bas-reliefs en andere beeldhouw-werken somtijds den Zonne-god gebeeldhouwd in den cirkel van den horizon, De 100ste Voorstelling van Tropenadel Teekening voor de Amsterdammer" van Ar/en Galema itiiiiiiiiiiullililliliiiiMiiilinllllllMMlltlliiiiiiiiiitliliiiMiiiliitntlillilMlllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiriillliiinilllliiniilllliiiHlilltllllliiliiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiiiiiMliiiiiiiiMiiiiiiiilillltlllllllll melo was het de Balzac-figuurtje, dat, obs cuur en smal, als voorbestemd schijnt' door de mazen te slippen. De, aan mevrouw de Vos?Poolman opgedragen rol van Julie, was door den schrijver zonder liefde gezien. Wat zij te zeggen had, werd hoe langer hoe meer tooneelverzinsel, en hoeveel raaks en liefs had ze kunnen zeggen, zij, die een Pomarius" te bek'eeren kreeg en, tusschen veele moralen beklemd, er ten slotte een vond voor hun-beiden, voor hun-drieën temet Hier mocht de schrijver zich ge lukkig prijzen, dat het de vrouw van den jubilaris, een ras-comédienne, trof, die aan zijn eenige vrouwerpl van haar eigen lieve pittigheid leende. Voor twee reprises van Nederlandsche stukken hoe kunnen de oorspronkelijke auteurs toch zoo klagen, het onweer is, literair, niet van, de lucht hebben de Tooneel-Vereeniging" n het Rotterdamsch Tooneelgezelschap" npg?d£aandacht gevraagd,voor?ljsbr«nd",M«ttrtiLobo een goede kans kreeg en een poëtisfrheh titelheid schiep, en Roeping", waarin thans Elsa Mauhs voor de geroepene speelde. Het stuk van mevrouw van Ammers?Kuiler" is nu ook in druk verschenen. Na wat ik er in deze courant na de première bij Verkade over geschreven heb, kan ik volstaan met de tnededeeHng, dat zich mijn, in vee.1 opzichten gunstige, meening over dit werk niet gewijzigd heeft. Voor mij blijft het wankelen op de figuur van Huib Lona (hoe deze rol ook vertolkt wordt) de man-in-het-spel, die voor Marianne Hovius tegelijkertijd de Liefde en de Kunst (beide met een hoofdletter) verpersoonlijkt. AI belet de schrijfster dezen veroveraar ook uit alle macht, gedurende een drie-maanden lange tooneeltournëe, een pink van zijn Julia te veroveren, van de Roeping", de zuivere kunstvocatie, als tegenhanger van het moe derlijk instinct, gaat voor mijn gevoelen wat af door het eenvoudige feit dat er een man, een jonge en verliefde man, zijn gewicht in de schaal legt, en zij, zijn gevoelens ken nende, met hem gaat. Eenmaal op dit plan, wordt ook de tragiek van Marianne's terug keer en haar verbanning naar Gramsbergen minder tragisch, niet erger altans dan van met de uitgestrekte handen het Oosten en Westen, met het hoofd en de voeten het Noorden en Zuiden van den cirkel rakend, in in kruisiging-houding. Zóis o.a. ook Osiris dikwijls afgebeeld. De overeenkomst van het leven van Jezus en andere groote godsdienst figuren met den loop van de zon en al hetgeen daarmede in verband staat, is te treffend om haar te kunnen ontkennen, en evenmin zou het baten, de overeenkomst te willen negeeren van Devaki met het kindje Krishna (of Christna), Istar, van Babyion, met haar kindje Tamnuz, en de Madonna met haar kindeke. Bij den winter-zonnestilstand werden alle goddelijke zonne-kinderen geboren, zoo wel Mithras (Perzië), als Horns (Egypte) als Jezus. Het Kerstfeest, al wordt het niet overal genoemd met dien naam, is een feest, niet enkel voor de Christenen, maar voor de geheele wereld, en was dit reeds eeuwen en eeuwen vór de geboorte van Jezus, zoo lang als de zon in het winter stilstandspunt was gekomen. Het is echter onjuist om nu, zèoals zoo als zoovele geleerden gedaan hebben, te zeggen: al die goddelijke figuren kunnen onmogelijk echt" bestaan hebben, want zij zijn enkel maar zonne-mythen", Zij worden geboren bij het zonne-stilstandspunt in den winter, zij sterven bij de voorjaarsnachtevening en rijzen dan, zegevierende over den dood, tot in het midden van den hemel. Het aan tragische voorvallen zoo rijke leven dier figuren valt altijd binnen de eerste zes maanden van het zonne-jaar, en de zes an dere worden dan weer maanden van behou den en beschermen. Neen, zeggen die ge leerden, maak mij niet wijs dat die figuren bestaan" hebben, zij zijn mythen, en dus verzonnen". Slechts bij zeer hooge uitzondering is de vraag in een geleerd brein opgekomen of misschien beide opvattingen niet juist kunnen zijn, de mythische n de historische, en of er misschien niet juist een overbrekelijk verband kan bestaan tusschen de beide figu ren, de mythische-, en den godsdienst-stichter van de geschiedenis, in de stoffelijke wereld. Een filosofische Oosterling (dit is iets an ders als een Westersche geleerde") ziet in de zooveel moderne jonge vrouwtjes, die zich vergist hebben in haar waren aard en, hakend naar eenig vertier op 's levens schouwtooneel, zich moeten houden aan den dwingender eisch van het door haar-zelve-gesticht gezin. Ondanks dit overwegend bezwaar, won en wint het warm en gevoelig geschreven tooneelstuk het hart van wie het onbevangen meeleeft, en billijkt het alle eventueele wederopvoeringen. Dank aan de Tropenadelaars dan, heeft de Tooneelvereenigingdrie goedverzorgde Zater dagmiddagvoorstellingen kunnen instudeeren: De Spaansche Brabander", dat ik tot mijn spijt nog niet gezien heb, Ysbrand" en thans Ibsen's Kleine Eyolf". Het was den spelers aan te zien hoe gaarne zij hun'Zaterdagmiddag gaven aan dit veeleischend werk, aan samenspel als van de oude Tooneelvereeniging, prompt en toege wijd, voor weinige, stille, toeschouwers. De meening hoe Ibsen op het tooneel het best kan worden vertolkt, heeft zich met de jaren gewijzigd, de mode: alsof er achter elk woord een zinnebeeld stak, elke vraag een probleem inhield en elk antwoord een profetie, is voorbij, men is tot zoo gewoonmenschelij k-mogelijk geneigd. Voor o. a. een werk als Kleine Eyolf" dunkt mij echter deze eenvoud niet toe reikend ; de atmosfeer, die allereerst de ge dachte : wat praten die menschen, bant, is daarvoor te ijl. Kleine Eyolf" is een ab stractie, een gedicht, niet een verzameling symbolieke frazen, maar n groot symbool. De lotgevallen der familie Almers laten ons onbewogen. Maar de moordende macht van den hartstocht, Rita's wilde wensch: een leven dat aan haar leven knaagt, te vernietigen, de verraderlijke gedachte, die als een doodvonnis wordt voltrokken, is het stuk. Hoe ver onze wenschen strekken ? Tot waar onze heimelijke, ongebreidelde wil drijft... ? Ibsen heeft er op geantwoord : Tot een vervulling zonder genade. Tot op den bodem van het meer. Zooals het rattenvrouwtje het kleine knaagdier, zódoodde Rita's jaloersche hartstocht voor haar man hun gebrekkig kind, dat haar een deel van zijn liefde, in deernis, onttrok. Enkel de, als zon nog iets anders dan een reusachtige bol van vuur, en het geestelijke wezen ik weet zeer goed wat ik hier schrijf: geestelijke wezen dat de stoffelijke zon tot lichaam heeft (precies zooals de menschelijke geest een menschelijk lichaam heeft, of juister er zich in geïncarneerd heeft) is voor hem van oneindig meer belang dan de stoffelijke zon alleen. In de evolutie van een zonne-stelsel, van de zon dus met zijn pla neten, ziet hij een kosmische gebeurtenis, een kosmisch drama, zouden we bijna zeggen, dat de allerheiligste mysterieën raakt van zijn godsdienstig geloof, en wel een drama, dat in het groot het drama van zijn eigen geest is. Ik kan hier in deze ruimte er niet over uitweiden. De occulte leer van alle godsdiensten neemt aan, want wét, al is het niet op empirischwetenschappelijke, enkel met het intellect waarneembare wijze, dat het geestelijke wezen dat de Grieksche wijsgeeren de Logos noemden, nu en dan, al naar den drang der tijden, en den stand der evolutie van ver schillende volken, boodschappers, gezanten uitzendt, wier leven op het stoffelijke ge bied de stoffelijke afschaduwing als 't ware is van de geestelijke gebeurtenissen, die zich op het hoogere geestelijk-kosmische gebied voltrekken. De geschiedenis alzoo der zonnemythe zal zich afschaduwen in het stoffelijke gebied als de geschiedenis van de godsdienst stichters, de boodschappers op aarde van het geweldige geestelijke wezen, den Logos, wiens stoffelijke lichaam de zon is. Zulk een goddelijke boodschapper is een Mensch, die een Goddeiijk wezen symboliseert en grondwaarheden van den Kosmos vertegenwoor digt. Zijn leven zal daarom eene gelijkenis vertoonen met de zonne-mythe, ongeveer zooals een schaduw, dien wij afwerpen onze eigen gelijkenis vertoont. Hun leven op aarde symboliseert goddelijk-kosmische waarheden. Het ontdekken van zonne-mythen als de oorsprong van groote godsdienst-stichters figuren is alzoo niet een bewijs, dat die figuren nooit bestaan hebben, maar is juist, voor wie dieper doordenken kan, een bewijs te mér van het wel degelijk, ook historisch" bestaan hebben dier verheven wezens. De Logos, nederdalend in de stof, dien de een spook verjaagde opwelling: dat hij sterven mocht, bleek voldoende, en met geen leven van berouw, opoffering, liefda digheid voor andere kinderen, is dat meer ongedaan te maken. Rjta wil het probeeren, en Allmers, schoon niet tot haar hoogte gestegen, belooft haar te steunen. Dat is al wat een mensch vermag. Het is zoo'n prachtig werk! Ik kan niet zeggen, dat ik het overal zoo treffend geuit en verbeeld vindt, maar het is zoo zuiver en waarachtig bedoeld. Een bedoeling, die nooit verou deren kan, ook al oordeelen wij niet meer zoo streng als Ibsen, en al drukt ons soms de vorm waarin hij zijn gedachten kleedt. In de vertooning van de Tooneelvereeni ging voelden wij nog wel verouderds, te veel realiteit. Lobo kon de moeilijke rol van Allmers niet uitbeelden, Musch, als de ingenieur Borgheim, bracht een met het werk strijdige atmosfeer op het tooneel. Van Mevrouw van der Horst ging mij het spel in het eerste, zoo belangrijke, bedrijf, niet diep genoeg. Uit dat bedrijf alleen kunnen wij de eigenlijke Rita, niet een ordinaire gelukzoekster, maar een vrouw die haar wreede jeugd uitvieren moet, volledig leeren begrijpen. Het is de eenige gelegen heid. Na het ongeluk is zij een andere Rita. Ook voor deze evolutie moet de tooneelspeelster de schoone mogelijkheid open laten. De andere Rita gaf mevrouw van der Horst met smart en kracht. Haar fanatieke wil door liefde en verloochening iets van haar ontzaglijke schuld af te lossen, de booze oogen", van het kind op den bodem van het meer, te vermurwen, bracht de sterke stijging in het laatste bedrijf, waarin het nieuwe licht doorbreekt, de vlag in top waait, het leven zegeviert over den dood. Het rattenvrouwtje van Meurouw de Boervan Rijk .boette, door te sterke belichting: op den voorgrond iets van haar penetrante magiek in. Het meest een Ibsen-figuurtje, zooals ik het mij voor dit stuk droom, was Tilly Lus als Asta, Allmer's half-zusje, dat kleine Eyolf dreigt te zullen wreken. Zij had dien bijzonder getinten eenvoud, het waas, waar door de ziel van het werk heenschijnt als door glas. TOP NAEFF grootste Grieksche wijsgeeren even goed kenden als de Chaldeeuwsche en Hindoesche en Egyptische, heeft in een zijner ontelbare kringloopen als schaduw" den jaarlijkschen omloop van de zon, waarvan de zonne-mythe het verhaal is. En evenals de loop van de zon voor alle volkeren dezelfde is, zoo zijn ook de levensgeschiedenissen van alle groote godsdienststichters, die dezen loop, en de mystieke beteekenis er van, door hun leven verzinnebeelden, op treffende wijze vol ge lijkenis, ledere groote godsdienstdichter kan men dus een zonne-held noemen. De Kerstmis klokjes hebben door alle eeuwen heen geluid, eeuwen ook vór de geboorte van Jezus. Geen wonder ook, als wij het dier in den Dierenriem, dat als het zinnebeeld van zoo'n zonne-held wordt genomen, in verschillende godsdienten terugvinden. Het is altijd het teeken van den zodiak, waarop de zon bij de lenteevening van zijn tijd is, en dat varieert met den teruggang der nacht-eveningen. Als de zon in het teeken van Ariës, de Ram of het Lam is, wordt de Ram het teeken van Osiris (wiens symbool vroeger een Stier, want Taurus was), en hetzelfde Lam of Ram, werd daarom ook het symbool van Jezus, het Lam Gods. Het opstaan uit den dood vindt men evenzeer in alle godsdiensten als het ge boren worden. Is de afstamming van het engelsche woord Eastern (niet nagespeurd tot de maagd-moeder van Ishtar, de moe der van den gedooden Tamnuz ? Wij vieren alzoo Kerstmis, omdat bij het winter-zonnestilstandspunt de Zonne-Held van de mythe geboren werd, te midden van dreigende gevaren der duisternis, na den kortsten dag van 't jaar, middernacht 21 December, als het teeken Virgo boven den horizon rijst. Maar ook wel degelijk omdat toen Jezus geboren werd. Beide ge beurtenissen in onverbrekelijk verband. HENRI BOREL. *) Gedeeltelijk aan de hand van Annle Besant's Esoterisch Christendom".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl