De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 30 december pagina 2

30 december 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Dec. '16. . No. 2062 De eerste betrekkingen tusschen Nederland en de Noord-Amerikaansche Staten na derzelver Onafhankelijkheid In ons nummer van ISFebruari U. wezen wij er op, dat Nederland onder de rsten was, die met 't onafhankelijk geworden NpordAmerika op voet van gelijkheid betrekkingen aangingen. Een lezer van verre over zee vestigt er onze aandacht op, dat een dusdanig tractaat, nog voor dat er door de Qeneraliteit toe overgegaan werd, reeds door de Staten van Friesland is gesloten, n.l. den 26 Febr. 1782 De erkenning van Amerika's onafhanke lijkheid is hier te lande door verscheidene gedenkpenningen gevierd, waarvan wij eenige wedergeven. Zij doen zien, hoe de vrijgestrede Amerikaan door 't vrije Nederland met vreugde en juichtoonen werd begroet. Nederland verklaart Amerika vrij" Nederland en Amerika reiken elkaar de hand Amsterdamsche Penning op het eerste Verdrag tusschen de Vereenigde Nederlanden en het Land der Stars and Stripes" De twee vrije zusters Friesche Penning op de erkenning van Noord-Amerika Maar er was niets aan mijn besluit te ver anderen. Hij ging onverrichter zake weg, nadat ik hem bedankt had voor zijn beleefdheid om mij in kennis te stellen met dat telegram en hï\ mij nogmaals dringend verzocht had de npodige diskretie te bewaren, daar hij eigen lijk door die mededeeling buiten zijn boekje was gegaan. Nu, ik ben overtuigd dat hij geen slechte informaties omtrent mijn persoon heeft ver strekt. Ik reisde den dag tevoren met een paar vrienden naar Gent en werd aldaar aan het station opgewacht door Edmond van Beveren IIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllfll President Wilson s Tusschenkomst. Een weg tot het vonnis over de schuld aan den oorlog ? De Hem- Vlieijcn spreekt in het onderstaande art/kt;/ de eertcachtiny uit. dat Wüsuris l>emiddelinij een middel aim de hand kan geven om de schuld aan het oi,ts:aau uun denoorloii te doen vast te stellen. Wij kunnen de~e rerit>aehtm</, die <le schrijver zelf .,b(jna een uto/iie noemt niet lieelen, dor/, dit zal aan de belangstelling er voor niet 'e kort d*'en. J!c<l. Ook van hen die geen pogenblik geloofd hebben aan de mogelijkheid van eenig gunstig resultaat van het vredesaanbod van den Duitschen keizer ik ben er een van zien velen hoopvol uit naar het resultaat van het initiatief van president Wilson. Het is zelfs een geluk dat door dit laatste het eerste, praktisch gesproken, van de baan is. Keizer Wilhelm's vredesaanbod vloeide ^ voort uit de Duitsche opvatting van den stand van den oorlog, een opvatting die natuurlijk door de tegenpartijen niet geac cepteerd wordt. Het afwegen van de voor deeten door de Duitsche legers behaald, tegenover de nadeelen van de Duitsche positie, is een taak die de oorlogvoerende mogendheden op dit oogenblik niet met eenige vrucht ter hand kunnen nemen. Al ware 't alleen maar hierom, wijl geen van die mogendheden bereid zal zijn de tegen partij ook maar n blik te gunnen in de hulpmiddelen van 't eigen land. De legers der Centralen hebben veel vreemd gebied bezet. Hebben ze daarom de over winning behaald ? De overwinning behalen in een oorlog wil zeggen: de tegenpartij zóin de knel brengen dat ze om vrede vraagt. Zoolang die tegenpartij zich sterk maakt haar gebied met kracht van wapenen te bevrijden, vraagt ze niet om vrede, zal ze zelfs elk vredesaanbod van den invaller afwijzen. en Eduard Anseele, bekend bij zijn verkorten naam Eedje. De eerste was een klein schildersbaasje, die ook in Nederland o.a. te Rotterdam had gewerkt en die reeds als jongmaatje deel uitmaakte van de oude Internationale. Hij ging zoo wat door voor den intellektueelen leider der socialisten in Gent, het denkend hoofd. De tweede, met zijn pet achter op het hoofd en druk in het praten, was meer de mond der partij. Als procureur .of notaris-klerk ontslagen om zijn gevoelens, had hij zich geheel en al gewijd aan de partij. Hij was een echt Gentsch type, die op de handen werd ge dragen door de arbeiders. Hij beschikte En de kans dat de geallieerden de Duitschers ten slotte zullen dwingen het door hem bezettte vreemde gebied te ontruimen is in elk geval veel en veel grooter dan de mogelijkheid dat de Duitschers erin zullen slagen een deel hunner koopvaardij- of oor logsschepen n tocht naar de vroegere Duitsche koloniën te doen maken. Van een met de wapenen terugwinnen van ook maar het kleinste deel van die koloniën, zal geen enkele Duitscher zich eenige illusie maken. Wat de positie in het Oosten betreft, op den Balkan lijkt de Duitsche positie zeer overwegend. Maar de Russen hebben geheel Armenië met Trebizonde en de geallieerden hebben Saloniki en Monastir bezet. Dat wil zeggen dat de oorlogskaart voor Bul garije heel goed, maar voor Turkije heel slecht is. Ea vast staat dat een overwinning der geallieerden in het Westen in het Oosten voor de Centralen de meest rampzalige ge volgen zou hebben. Waar nu de Franschen en Engelschen in het Westen onbetwist aan de winnende hand zijn, en nog kort geleden de Franschen bij Verdun een groote over winning behaalden, is de onverbiddelijke gevolgtrekking deze dat de tegenwoordige oorlogskaart niet de definitieve is. Hierbij gevoegd dat in Duitschland, niettegenstaande alle opschepperij in den Rijksdag, het gebrek aan voedingsmiddelen zeer nijpt, volgt uit een en ander dat die oorlogskaart geen bruikbare grondslag kan opleveren voor vredesonderhandelingen. Maar daarmede stond dan ook vast dat het vredesaanbod van den Duitschen Keizer tot niets kon leiden. Men kan nu wel af geven op de staatslieden der entente, die in dit aanbod een manoeuvre hebben gezien om door de verwachte weigering der entente om er op in te gaan een middel te ver krijgen om de verslappende energie in de centrale landen weer wat op te kikkeren, of in de accepteering het middel om uit over de noodige welsprekendheid en over den gewenschten humor, zoodat hij een geliefd spreker was, ook omdat hij steeds sprak in den Gentschen tongval. Hij bezat ver schillende eigenschappen, die hem voor beschikten voor het leiderschap: hoewel niet geleerd, had hij een goede dosis gezond verstand, was vlug van begrip, vaardig om iets te begrijpen, en had een zeldzaam praktischen aanleg, dien hij ontplooid heeft in de koöperatie Vooruit, grootendeels zijn werk. Hij was een rondborstige, eerlijke jongen in dien tijd, dien ik graag mocht lijden. Later is de eerzucht hem naar het hoofd gestegen, zoodat hij zich droomde een tweede Jacob van Artevelde te zijn, wiens beeld de Vrijdagmarkt siert. Nu, hij heeft het ver gebracht, hij werd lid van de Kamer en schepen van Gent, wat hij nog is in de moeilijke tijdsomstandigheden die de stad doorleeft. Deze twee, die mij afhaalden, brachten mij op de hoogte van de stemming in de stad en voorspelden mij een schitterende vergadering. Nu dat was het dan ook. Parnassus was een oude schouwburg, zoo volgepropt met menschen, dat het wel n groote vleeschklomp leek. Van het tooneel af hield ik mijn voordracht over Grond en bodem in gemeenschappelijk bezit, toenmaals reeds begrijpende, dat de land vraag de alles beheerschende was. Zij is later onder dien titel te Gent in druk verschenen. Nadat het publiek met aandacht geluisterd had, eindigde ik mijn voordracht onder uitbundige geestdrift. Alles liep in de volmaakste orde af. Maar wat gebeurde daar midden in de zaal? Terwijl ik nog op het tooneel napraatte, zag ik in het midden der zaal een dichte menschenmassa, en in haar midden een heer met hoogen hoed op en met een lint met penning om den hals. Het was een gejoel.een lawaai.een handen gezwaai.Vuisten zag ik ballen en elk oogenblik dacht ik dat die meneer zou bezwijken onder de vuistslagen deropeengedrongen massa. Enkele woorden kon ik verstaan behalve de npodige vloeken en scheldwoorden, zooals: die zijn altijd met 'n kwaad geweten, die durven zich niet openlijk toonen maar verbergen zich en je had immers vooraan kunnen gaan zitten op de eerste bank, dan was je zeker dat je elk woord kon hooren, enz. enz., want er werden nog wel eenige kracht uitdrukkingen bij gebruikt. Maar wat was er dan eigenlijk gebeurd? Toen ik daarnaar informeerde, werd mij het volgende verteld: De hoofdingang was vlak tegenover het tooneel dat zich dus aan het eind der zaal bevond. Nu was er aan beide zijden van het too neel tot aan den zijmuur een kleine ruimte, die feitelijk nog bij de zaal hoorde. Het tooneel was natuurlijk een stuk hooger en onder het tooneel was een soort van kelder of bergplaats waar biervaten in opgestapeld lagen. Nu was er aan den zijkant een lage deur, waardoor men uit den kelder uitkwam in die zijruiint? e.i als men deze passeerde, had men daar vlak tegenover een kleinen uitgang in den zijmuur, waardoor men uit kwam in een steeg die u weer voerde op de gracht, waar de hoofdingang was. Wat had nu de slimme politiekommissaris gedaan ? Zeker in overleg met den lokaalhouder was hij reeds tijdig, toen er nog geen pu bliek was, in dien kelder gekropen om zich te verbergen. Hij hoorde daar alles, zonder gezien te worden. Hij vermeende verbazend slim te zijn, maar hij toonde zich verbazend dom, want als men onder iemand, zit, dan verstaat men juist niets. Na afloop meenende dat het terrein veilig was, dacht hij met haastigen spoed de kelder deur uit te komen om de deur van den zijkant te bereiken en zoo in de steeg te komen, waar hij de noodige mannetjes, zijn agenten, weer zou vinden. Maar hij had pech, juist stuitte hij op een paar arbeiders die hem herkenden en ziende dat hij langs dien kant weg hoopte te snappen, draaiden zij die deur op slot, zeggende: neen, de groote deur uit net als alle anderen. En fluks klonk het door de zaal: de politie! de politie! Daar stond de man heelemaal alleen, afgesneden van zijn agenten, die allen bui ten op straat stonden en wel in grooten getale. De arbeiders waren genoeg geschoold om te zorgen en wel met hun handen te zwaaien, maar niemand te raken. Toen hij zich wendde naar de zijdeur, riepen ze allemaal: neen, naar de hoofddeur en de politie kommissaris was niet zoo goed of hij moest een hopeloozen toestand te geraken, wij zouden wel eens willen weten wat men van die staatslieden zou zeggen als zij nu op grond van de tegenwoordige oorlogskaart vrede sloten en daarna bleek dat men, door nog korten tijd voort te strijden, zijn vrede aan de Centralen had kunnen opleggen? De taak van die staatslieden is nu eenmaal hun land ter overwinning te voeren en de pogingen daartoe alleen dan te staken wanneer ze hopeloos blijken pf men een aanneembare vrede ook zonder die overwinning krijgen kan. Geldt nu hetzelfde bezwaar dat tegen het vredesaanbod van den Duitschen keizer geldt, ook niet tegen de poging van Wilson 'i Neen. Een neutraal bemiddelaar, hetzij 't een persoon, hetzij 't een soort van scheidsgerecht is, kan zich van het uiterlijke van deze oorlogskaart maar weinig aantrekken. Hij kan zich wel op het standpunt stellen dat zijn taak is uit een oorlogskaart de konsekwenties te trekken en die konsekwenties door de beide partijen te doen aanvaarden. Dit was in 1905 de taak van den bemidde laar tusschen Japan en Rusland. Maar toen sprak de oorlogskaart duidelijke taal. Zoo wel de Russische vloot als de Russische legers waren toen door de Japanners defini tief verslagen. Van de laatste was zoo goed als niets meer over en de binnenlandsche toestand in Rusland maakte nieuwe toerus tingen eenvoudig onmogelijk. Daarom kon en moest de vrede van Portsmouth worden gesloten op den grondslag van de oorlogs kaart. De verhoudingen tusschen de belligerenten van thans lijkt niets op die tus schen de belligerenten van toen. De tegenwoordige oorlogskaart staat vol met raadsels. Niet alleen staat tegenover elke winst aan den eenen kant, ook winst aan den anderen, maar behalve dat zouden hier ook de toekomstkansen moeten worden gewogen, welke kansen afhangen niet alleen van de militaire, zelfs niet in de eerste plaats de zaal verlaten gaande tusschen een ha%g van scheldende en razende arbeiders. Des avonds heeft de politie de ronde gedaan in hotels om op te sporen waar ik was, mis schien wel om mij te arresteeren waartoe echter geen aanleiding bestond, maar toen waren de socialisten vogelvrij en men kon dus naar welgevallen met hen handelen, zelfs om mij kort en goed over de grens van het gastvrije België te zetten. Het was echter vergeefsche moeite, want ik had mijn intrek genomen bij een partijgenoot, een wever, ik meen dat het Beerblock was, die naar ik later vernam een man van beteekenis is geworden in den Vooruit, ofschoon ik nog een bundel brieven bezit, waarin hij zich deerlijk beklaagde over de tirannie van Anseele. Deze gebeurtenis is vereeuwigd door een plaatje in de Voix de l'Ouvrier, de week daarop verschijnende, waarop men den bewusten politie-kommissaris van tusschen de vaten al hurkend met een blaker in de hand uit de kelderdeur zag kruipen. Hij was ge kleed in zwarten jas met hoogen hoed op en met het teeken zijner waardigheid, n.l. een lint met een penning, om den hals hier dikwijls genoemd met het woord hon denketting en als onderschrift kon men lezen: een kelderrat! De bladen schreven natuurlijk op een hate lijke wijze tegen dien onverlaat van een predikant. Zelfs zeide een der dagbladen, het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, dat ik zoo diep was gezonken, dat ik ge sproken had in een publiek huis (sic!) Als antwoord op die aantijging antwoordde ik 1. dat het zoogenaamde publieke huis was een oude schouwburg, de Parnassus, waarnaar elkeen, die op waarheid gesteld was, kon informeeren, maar 2. dat al was dit waar, u mij zulk optreden niet kwalijk kon nemen, daar, waar ik als christenleeraardan niets anders deed dan de voetstappen druk ken van mijn heer en meester, wien men ook verweet dat hij omgang had met tollenaars en hoeren. Zietdaar een enkele episode uit mijn leven, zoo rijk aan voorvallen als slechts weinigen hebben gehad. Men kan dit begrijpen als men weet dat ik minstens driemalen op het punt heb gestaan vermoord te worden, na melijk te Rotterdam, te Beek en te Baarn; dat ik vijf malen ben gevangen genomen, nl. te Berlijn, te Bielefeld, te Keulen, waar ik 21 dagen ben vastgehouden, te Esschen en te 's Gravenhage, waar ik op 18 januari 1887 uit mijn huis werd gehaald om het jaar celstraf te ondergaan waartoe ik was ver oordeeld; eenmaal bijna schipbreuk heb geleden bij déOranjesluis te Amsterdam, en eenmaal door een ongeluk op den weg van Giethoorn naar Steenwijk bewusteloos neer lag aan den kant van een sloot, zoodat mijn vrienden er radeloos bij stonden, niet anders denkende dan ik met bebloed gelaat den dood had gevonden. Van de kleinere dingen als steenen gooien en klappen zullen wij niet eens gewag maken, evenmin ranselpartijen door de politie en ontbinding van vergaderingen en het ontruimen van zalen door de politie. Deze episode is er een uit velen en zal misschien wel voldoende de aandacht trekken. Hilversum, Dec. 1916. Headlam over den Vrede Het gaat gauwer om den oorlog te be ginnen, dan er een einde aan te maken. Dat ondervindt nu pok Duitschland. Hoeveel dagen zijn er verloopen tusschen het ultimatum van Oostenrijk aan Servië en Duitschland's oorlogsverklaring aan Rus land? Wel geteld: negen. Er zijn nu al ruim veertien dagen verstreken, sinds Duitschland kennis gaf van zijn bereidheid om vredes onderhandelingen aan te knoopen; en nog altijd laat het antwoord van de Entente zich wachten. Men zou bijna gaan vermoeden, dat de van de militaire kracht, maar ook van de ekonomische en zelfs van de geestelijke. En wie zal de weegschaal maken om die ele menten te wegen? Het uitgangspunt zal dus een ander moeten zijn dan de oorlogskaart. En ongetwijfeld is het de bedoeling van president Wilson in die richting te gaan. Die richting kan geen andere zijn dan een uitspraak te doen niet naar de vraag wie de machtigste is geweest, maar naar de vraag wie het recht aan zijne zijde had. Een onderzoek dus naar de schuldvraag. Het lijkt haast een utopie, maar hoeveel wat utopie leek is al niet in feiten omgezet ? Waarom dan deze niet ? ^ Wij hebben bij het begin en gedurende den loop van dezen oorlog bij de beide oorlogvoerende groepen zoo'n rotsvaste overtuiging aangetroffen van hun gelijk en van de schandelijke bedoelingen van de anderen, dat het inderdaad voor het recht en voor den toekpmstigen vrede van enorme beteekenis zou zijn om officieel, door on partijdige rechters, te kunnen zien uitmaken wie nu eigenlijk deze jaren van verschrik king op zijn geweten heeft. Een bemiddelaar of een scheidsgerecht zou zeker niet anders kunnen doen dan de landen, tegen wier regeeringen het schuldig zou worden uit gesproken, voor hnn daden aansprakelijk te stellen. Maar wat het lot dier regeeringen, van de personen welke die regeeringen vormden, zijn zou, als hun eigen volkeren de waarheid en nu eens niets dan de waar heid vernamen, dat is een tweede. Volkeren die zulke personen niet ter verantwoording riepen, zouden zich zelf op zulk een laag peil plaatsen, dat van een ernstig 'mee spreken van zulke volkeren op het gebied van recht en beschaving, in afzienbaren tijd wel geen sprake zou kunnen zijn. Voor hen die, zooals wij, meenen dat de schuld van deze jaren van gruwel en geNieuwjaarswensch van een' kalme' Hollander voor 1917 Ik ben zooals ik ben: een rustig zaken-mensch, Ik gun mijn eigen graag wat ik mijn buurman wensen. Ik hou wat of ik heb; ik laat aan elk het zijne, Aan iedereen zijn deel, maar kom niet aan het mijne. Ik wensch ons volk geluk met zijn neutraliteit, Want als het mee moet doen, dan raakt het alles kwijt. Ik wensch mijn vaderland een jaar van groote zaken, Om met de oorlogswinst de kosten goed te maken. Ik wensch den Boerenstand een droogt Zuiderzee, Dan komt er nog meer plaats voor uitvoergraan en vee. De industrie een markt voor wat we fabriceeren, Om in het Buitenland te kunnen concureeren. De scheepsbouw overvloed van ijzer, kolen, staal, Goedkoope arbeidskracht, goedkoop materiaal. De visscherij een vloot van loggers, treilers, bommen, Die steeds de hoogste prijs voor elke vangst besommen. Dat elke maatschappij haar zaken vlotweg drijft, Dat er een hoog procent voor aandeelhouders blijft. De Beurs wensch tk een jaar van krachtig speculeeren, Maar dat er gaandeweg niet al te veel failleeren. Ik wensch de nijverheid een ruim en vast crediet, En dat op de balans een saldo overschiet. Ik ben, zooals u leest, een rustig zaken-mensch, Ik gun mijn buurman graag wat ik mijn eigen wensch. Entente reeds in hoofdzaak kennis draagt van de vredesvoorwaarden, waarmede puitschland zal aankomen; officieel kent zij die natuurlijk niet, maar zou het zoo vreemd zijn, dat die haar op zulk een wijze waren medegedeeld, dat Duitschland ze nog ten allen tijde kan verloochenen en de Entente met een stalen gezicht kan zeggen, dat zij niet wist, welk aanbod Duitschland zou doen? Het lange wachten met het antwoord zou dan toe te schrijven zijn aan de onderhan delingen, die tusschen de leden der Entente worden gevoerd over de vraag, pf de voor waarden al dan niet aannemelijk zijn als basis voor een vredesconferentie. Maar voor vermoedens staat de deur wijd open. Zoo min als de groote mogendheden klaren wijn plegen te schenken bij de wis seling van diplomatieke stukken, die aan een oorlog voorafgaat, zoo min doen zij dat, nu het de voorbereiding van een vrede geldt. Zoo min als de groote menigte bemerkt, hoe een oorlog gemaakt wordt, zoo min is zij er getuige van, hoe een vrede beklonken wordt. Het eigenlijk werk gebeurt achter de schermen. Als er een congres van groote mogendheden bijeenkomt, staat dikwijls van tevoren in hoofdzaak reeds vast, welke besluiten er zullen worden genomen. Dit was althans het geval met het laatste Europeesche conweld ligt bij de regeeringen der centrale mogeudheden die in 1914 geweigerd hebben den zoowel door Servië als door Rusland en Engeland aangeboden weg der onder handelingen in te slaan, die de arbitrage bruggen deden springen, welke men poogde te slaan en dat deden omdat zij meenden sterk geuoeg te zijn om met het zwaard de wereld te dwingen, omdat zij meenden dat zij door hun macht konden bepalen wat als recht zou gelden, wij zouden het een gouden belofte voor de toekomst van heel het menschengeslacht vinden, als het resul taat van dezen strijd werd afgewogen op een weegschaal waarop het zwaard geen gewicht uitmaakt. Dat de aangevallen volkeren, vooral het Fransche, door hun toewijding, hun helden moed, hun opofferingsgezindheid en hun levenskracht, deze gang van zaken mogelijk hebben gemaakt, blijft hun onvergankelijke eer. Daarom doet men den strijders, den dooden en den levenden, niets te kort, wanneer nu het bloedvergieten wordt ge staakt, het woord wordt ontnomen aan de generaals en wordt gegeven aan rechters. Zózou een bemiddelingsproces onver mijdelijk zich ontwikkelen. Daarom dient Wilson's poging wel te worden onderscheiden van die van den Duitschen keizer. Daarom dienen allen die een toekomst verlangen waarin de vrede de volkeren blijvend verblijden zal, vurig te verlangen naar het oogenblik waarop de verdachten en de beklaagden zich voor die rechters scharen, om te vernemen, niet wie de sterkste was, maar op wiens hoofd het vergoten bloed komt, en wie daarom de rekening betalen moet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl