Historisch Archief 1877-1940
30 Dec. '16. No. 2062
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Teekening voor de Amsterdammer" van Hanna Lamberts.
MODE-KRONIEK. Welke voile kleedt mij het best?
tmiimuiMiim
De tijd vergaat
De wijzer gaat,
Het uurwerk slaat,
Het zonlicht daalt
De schaduw vaalt
Laag op den grond.
De schemerstond
Vergaat in nacht.
De nacht is lang
Vol droomen bang,
De adem kreunt,
De klokslag dreunt,
De houtworm boort,
Weer morgen gloort
Van nieuwen dag.
De nieuwe dag
Brengt leed en lach,
En keer op keer
Het zelfde weer.
De zon stijgt hoog
Aan blauwen boog.
De tijd vergaat.
De tijd vergaat,
Het uurwerk slaat,
Het zonlicht daalt,
De schemer vaalt.
O, klok! o wreede klpkkenslag!
Gij jaagt mij naar mijn stervensdag
Van leven nooit begrepen!
H. VAN LlNGEN
johanna Pabst
Te Laren, in N.-H., is op den achtsten
December overleden mevrouw Johanna Pabst,
echtgenoote van Mr. P. Coninck Westenberg.
Johanna Pabst is voor haar landgenooten
geen onbekende ; in verschillende tijdschrif
ten verschenen artikelen van haar hand,
waaronder de ën-akter Het drukke leven"
herhaaldelijk door het Nederlandsch Tooneel
werd opgevoerd. Doch thans nu wij haar
moeten missen, is het ons een wensch in
herinnering te brengen, welk een geschenk
van duurzame waarde zij aan het
Nederlandsche volk heeft nagelaten.
Een belangrijk werk, dat talrijke malen
te vergeefs is ondernomen, namelijk om van
den meer dan eene eeuw ouden roman, Sara
Burgerhart, een tooneelstuk te maken, is door
Johanna Pabst volbracht. En op welk eene
wijze volbracht?
De roman, die sedert 1782 geslacht na
geslacht heeft geboeid, welke misschien het
meest echt Hollandsche boek is, dat ooit
het licht heeft gezien, is als tooneelstuk van
de eerste opvoering af door het Nederlandsch
Toonee), voor duizenden in den lande, zonder
onderscheid van leeftijd, stand of rang, een
bron van genot geweest. Het misschien ver
ouderde boek, is aldus, in nieuwen vorm,
vroolijk, jong en frisch, aan het nieuwe ge
slacht voor oogen gesteld.
Waarschijnlijk heeft Johanna Pabst dit
werk kunnen volbrengen, omdat zij zelve de
echt Hollandsche eigenschappen bezat, welke
de waarde van het boek uitmaken.
Bij juffrouw Woiff is de speelman nooit
van het dak," heeft Busken Huet gezegd.
..Ernstig, zedig in het anaüseeren van
menVogelboschjes
De Nederlandsche Vereeniging' tot Be
scherming van Vogels heeft aan de Gemeente
besturen in Nederland een rondschrijven
gericht, waarbij zij deze opwekt tot het
inrichten van vogelboschjes. Door haar be
middeling kan men ook particulieren
goedkoop plantsoen verkrijgen, benevens de
noodige voorlichting. Het onderwerp wordt
ook behandeld in een klein vlugschriftje van
Jhr. L. J. Quarles van Ufford, dat voor be
langstellenden , gratis ten kantore der Ver
eeniging, Rokin 69, verkrijgbaar is.
Er is in ons land en daarbuiten al heel
wat aan de aanleg van vogelboschjes ge
daan. Ieder goed jager toch zorgt in zijn
jachtveld voor voldoende dekking voor zijn
fazanten en patrijzen en daar weten de
andere vogels ook behoorlijk van te
profiteeren. Afgezien van een paar verouderende
zwakheidjes behooren de jagers dan ook tot
de beste vogelbeschermers, tot die van den
daad, die altijd weer meer waard zijn dan
die van het woord.
Verder zijn vogelboschjes aangelegd door
de vogels zelf en dat zijn de beste. Geef
hun maar het noodige terrein en laat ze
verder met rust, dan zullen ze, waar de
konijnen niet tegenwerken, de aardigste
boschjes aanleggen. Doch het kost tijd.
Ieder weet, dat de vlierstruik zoowat de
beste vogelheester is. Hij verschaft in het
najaar voedsel aan wel vijfentwintig ver
schillende soorten van vogels. Bovendien
MllllnlIllllllllllltlllMUMIIItlHIIIIIIItlMMMlIIMIIIlnMMIIIllllMIlnlIllllllllll
schelijke aandoeningen, van het menschelijk
hart, schijnt zij niet te min levenslang gea
bonneerd geweest te zijn op de vroolijkheid."
Den vroolijken geest van het boek zelf
bezittend, heeft Johanna Pabst dien geest vol
komen gegrepen. De echt oud-Hollandsche
kern van de achttiende eeuw sprak uit haar
wezen; zij behoorde tot die
rasmenschen, welke in elk nieuw geslacht weer
opkomen, met die zekere kenmerkende
eigenschappen van onafhankelijkheid,
humor, vernuft en oorspronkelijkheid. Het
verstandige inzicht, de leutige vroolijkheid,
de onbuigzame geestkracht, dat waren de
eigenschappen, die haar in staat stelden de
zich zelf opgelegde taak te volbrengen,
namelijk de taak om van een belangrijk
boek uit de achttiende eeuw een onder
houdend tooneelstuk te schrijven voor de
twintigste eeuw. Bovenal heeft haar ge
zond gevoel voor echten humor haar ter
zijde gestaan in het volvoeren van dit lit
térair zeer delicaat werk. Hoe licht had uil een
dergelijke bewerking een min of meer gro
vere klucht kunnen ontstaan, een misbaksel
naast het oorspronkelijk kunstwerk.
Het boek van 1782 is een staal van echt
oud-Hollandsche kunst, waarin zich het
typisch vernuft van het Nederlandsche volk
afspiegelt, zooals het misschien, zófijn en
raak, in geen ander kunstwerk gevonden
wordt. Dit kunstwerk, in korten pittigen
vorm en vloeienden dialoog, nader te hebben
gebracht tot het tegenwoordig geslacht, is
de verdienste geweest van johanna Pabst,
een verdienste die haar tijdgenooten niet
hoog genoeg kunnen waardeeren.
Het Nederlandsche volk zal Sara Burgerhart
op het tooneel blijven liefhebben !
In oorspronkelijkheid stond Johanna Pabst
met het jeugdige Saartje Burgerhart op n
lijn. In een postcriptum van een van Saartje's
brieven staat: Ik ben dezen middag bij oom
Dirk geweest. Tante is een lieve vrouw.
Oom ? Ja ik kan 't u niet beduiden, een
dot garen die allemaal in de war zit." Wie
brieven van Johanna Pabst heeft gehad, weet,
dat zij een oom ook zoo zou hebben kunnen
typeeren.
Haar werk heeft bewezen, dat zij een
onuitputtelijke bron van geestige woorden
en rake gezegden bezat. Zij heeft een roman
verwerkt die in hoofdzaak bestond uit brie
ven ; waar zich in briefvorm de karakter
schildering ontwikkelt. Uit de brieven van
Saartje ontstaat de kennis der omgeving,
uit de haar betreffende brieven van anderen
leert men het geestig jolig Saartje kennen ;
uit die brieven-gegevens heeft Johanna Pabst
met liefde en talent Saartje's wezen weten
uit te beelden voor het leven.
Elizabeth Wolff laat een harer personen
in haar roman Willem Levend" zeggen:
de werel is voor mij noch een hemel, noch
een hel en ik ben er zeer wel in gelogeerd.:'
Zoo was ook de levensopvatting van Johanna
Pabst. Opgewekt en moedig aanvaardde zij
het leven, genietend van het goede, met
geestkracht verwelkend dat wat zwaar te
dragen viel; het geheel opvattend met die
eenigszins nuchtere leukheid, uitgedrukt in
de slotzin der aanhaling.
Zij, die johanna Pabst hebben gekend en
liefgehad, zullen haar zeer missen. In
ruimeren kring zai zij in ruimte van tijd blijven
voortleven in het werk dat door haar is
volbracht. C. M. VISSERING
i groeit hij zoo snel en zoo dicht en met
zulke vreemdsoortige takgroepceringen, dat
ook wel evenveel verschillende soorten er
in het voorjaar hun nesten in bouwen. En
j wanneer ge nu in de duinen bekend zijt,
: dan moet het u getrofkn hehben,1 hoe aan
i de hellingen dicht bij de zee zich groote
i vlierbosschen hebben ontwikkeld met
ondergroei van brandnetels en klitten, alles door
de vogels zelf gezaaid.
In 't Naardermeer, waar nooit een boom
ot struik geplant is, hebben de vogels in
dertig jaar tijd een paar veilige nesthoekjes
aangelegd, die gerust tot model moge dienen.
De wind en 't water hebben wel geholpen ;
die hebben de eerste berken en elzen en
wilgen gebracht, maar toen hebben de vogels
zelf verder gezorgd voor de bramen, de
lijsterbessen, de meidoorns, de Geldersche
rozen, de kamperfoelie, en ze zijn zelfs bij
i de kweekers in Bussum de zaden gaan
j halen van de mooie en smakelijke Aronia,
j die ik ongaarne in het lijstje van Quarles
' mis. Thans is dat vogelboschje een van de
schoonste sieraden van het landschap. Als
er in het Meer niet regelmatig riet werd
gesneden, zouden er nog veel meer van die
partijen zijn, maai thans worden ieder jaar
over groote uitgestrektheden alle kiemplantjes
afgeschoren.
Daar zit hem de kneep. Wijzelf hebben
den grond noodig om zijn producten en dat
wordt er tegenwoordig niet beter op. Dat
er weiland veranderd wordt in bouwland
komt er voor de vogels zoo erg niet op aan,
maar dat de bosschen worden kaal geslagen,
dat woud verandert in akker en dat het
heele hoogveen netjes wordt afgepeld, is
voor verschillende vogels eer. groote ramp
en als we niet oppassen zouden we in zeer
korten tijd een verarming van de vogel
wereld te betreuren hebben ten gevolge
van de intensieve cultuur.
Er zijn vogels, wien die cultuur ten goede
Snelopname
VII
Het is vroeg in den middag; de gordijnen
zijn nog niet gesloten maar er branden twee
lichten in de kamer, de schemerlamp rustig
koel onder de groen-zijden huif en het open
haardvuur in lekkend vlammengestoei, diep
rood en oranje-fel.
Buiten ligt de mist als een loodenlastpp
de ongeziene dingen, hij is dreigend in zijn
ondoorgrondelijke blindheid.
Onzichtbaar gaan de geluiden mij voorbij:
een langzaam snorrende auto, een kar met
rinkelend paardentuig, een man die roept:
tonneaux, tonneaux!"
De blinde dag is om ons.
Voor me ligt een enveloppe, waarop ge
schreven staat: acht Duitsche brieven",
een witte enveloppe, die het leven van drie
menschenkinderen omsluit. Een soldaat van
het front teruggekeerd, heeft ze mij toever
trouwd. Hij heeft ze gevonden op het lijk
van een Duitscher.
De brieven zijn geschreven door twee
vrouwen. Het handschrift van Clara is recht,
gereserveerd. De woorden rijen zich zonder
lan, iedere zin is overdacht. Soms in een
post-scriptum verliest het schrift zijn
geforceerdheid.'dan is het sierlijk, vol fijne charme.
Het handschrift van Luise is kinderlijk,
ongebonden, voortvarend. Zij heeft niet te
denken als zij schrijft, zij zegt wat zij voelt
in volkomen overgave van haar hart, dat
liefheeft.
De brieven van Clara zijn afkomstig uit
Keulen, die van Luise uit een klein plaatsje
nabij Bromberg. Zij zijn gericht aan den
soldaat Richard H., nadat hij een verlof van
vier dagen in Keulen heeft doorgebracht
bij Clara, de nicht zijner verloofde: Luise.
Keulen, 3 IV, '16.
Lieve Richard,
Hartelijk dank voor den ontvangen brief.
Het kleine aandenken zal je hebben. Het is
een slecht portret weliswaar... na!... om
het te herkennen heeft het slechts belang
voor ons beiden, Luise heeft het kwalijk
genomen, dat je haar niet geschreven hebt,
doe het toch, opdat ze kalmer worde! Maar
laat niet merken, dat ik je er toe heb aan
gespoord, zij heeft mij uitdrukkelijk ver
boden haar ongerustheid aan je mee te
deelen. Jouw moeder heeft haar gevraagd,
of je haar geregeld schrijft en zij heeft ge
antwoord : ja."'
Het doet me leed voor haar, dat alles zoo
gegaan is, maar ik verzeker je, dat ik zonder
voornemens was. Maar liet was toch mooi ...
ja : es war einmal.''
ik groet je vriendelijk
Clara.
Ik hoop, dat je eens gezond weer in je
Heimat terugkeert, dat hoop ik van harte!
H.feln bij Bromberg 22 IV '16
Mijn liefste Rudi,
Eindelijk! Je zoeten brief vandaag ont
vangen en ook je prachtige kaart, ik dank
je er innig voor. Mijn lieve Rudi, we hebben
een slechten feestdag geruid. Mama is zeer
ziek, morgen komt mijn zuster uit Berlijn,
heb haar geschreven, wil hopen, dat alles
weer goed wordt, anders sterf ik liever. Jij
mijn K'udi, bent ook weer in 't veld, dat
doet me zoo leed. Mijn hart, hoe graag had
Ik je gezien, maar t kon niet... ik heb geen
rust als ik bij de kleintjes vandaan ben.
Clara heeft me veel over je geschreven,
is ze goed voor je gewetst?
je moeder is heei lief voor me. j
kornt: de mr.sschen, de spreeuwen, de merels,
de houtduiven. Het gaat hun zoo goed, dat
zij zich in liet onbehoorlijke vermenigvul
digen en op verschillende plaatsen tot een
landplaag worden, xuo zelfs, dat we ver
legen zitten om middelen tol bestrijding.
Daar staat dan tegenover, dat andere
soorten achteruit gaan. Sommige langzaam
maar zeker, andere snel, maar nog zekerder.
Nu kunnen we geen enkele vogelsoort
missen, niet zoozeer, om hun nuttigheid
(uit te drukken in klinkende munt) maar
om hen zelf, om de vreugd van hun be
staan, om de volmaaktheid van hun schoon
heid en leven, om den uitkijk, die zij ons
geven op de natuur. Er is geen enkel levend
wezen, dat zoo sterk tot ons spreekt als de
vogei. De leeuw en het lam, de mieren en
de bijen, de eik. de roos en het riet; ze
hebben alle wat te vertellen, maar zij naderen
ons niet zoo dicht als de nachtegaal en de
leeuwerik, de kraanvogel en de valk.
Vandaar ook dat in alle landen van de
wereld de vogelbescherrning gekomen is
voor de bescherming der andere dieren en
der planten en van het landschap in het
algemeen. Het kwaad, dat wij den vogels
doen, bleek het sterkst, daarom gevoelden
wij eerder de verplichting, om het weer goed
te maken. En daarbij komt dan ten slotte
ook weer het eigenbelang; ze zijn vaak onze
medewerkers, al weten wij ook nog lang
niet, hoe belangrijk of onbelangrijk
zij eigenlijk zijn.
Nu is verreweg de allerbelangrijkste maat
regel voor vogelbescherming het verschaffen
van broedgelegenheid, evengoed als het
vernielen van nesten en eieren en het
vernietigen van broedplaatsen het zekerst
treffend middel is, om vogels te bestrijden.
Naar de ligging hunner nesten kunm'n wij
ze indeelen in grondbroeders, hoienbroeders
en de broeders van struik en struweel, die
soms gaan tot in de kruinen der boomen.
Schrijf toch dikwijls Rudi, alle arme
menschen zijn te beklagen.
... Kom toch bij me terug Rudi, ik heb
alleen jou om lief te hebben, zeg wat moet
ik doen, ik heb je zoo werkelijk lief, kom
terug, God sta je ter zijde
Het is vandaag zacht weer, ik heb alle
bloemen uit de vensterbanken buiten gezet.
Zie, mijn Rudi, dit is er eene van, o als je
ze zien kon!
Nu wil ik eindigen en groet je innig.
Laat je kussen van]:
je Luise.
P.S. Van mijn mama en jouw moeder vele
groeten.
Zij betreuren het zoo, dat je niet hier
kon komen.
P.S. Schrijf me gauw mijn lief, ja ?
Acht brieven in een witte enveloppe onder
het matige schijnsel van de groene lamp.
En buiten de mist, dreigend in zijn on
doorgrondelijke blindheid. MANJA.
? ? a
Mér Vrouwenarbeid
*
Sinds den oorlog is niet allén in andere
landen voornamelijk in de oorlogvoerende
dan de vrouwenarbeid toegenomen. Ook
in de Nederlandsche industrie heeft de
wereldoorlog in gelijke richting gewerkt.
Door de mobilisatie is een tekort aan
mannen ontstaan; in de grootere fabrieken
en werkplaatsen (met 25 of meer arbeiders)
is het aantal jongens toegenomen met 3
percent; het aantal mannen met 1.8 pc.; het
aantal meisjes evenwel met 16 en het aantal
vrouwen met 12 pc. *)
Zeer groote vermeerdering van vrouwen
arbeid is voornamelijk te constateeren in de
gloeilampenfabrieken, waarin het aantal meis
jes en vrouwen met 1285 toenam, en in de
textielfabrieken, waarin het vermeerde met
1232, waaronder 1082 vrouwen. In de
confectiefabrieken nam het aantal meisjes en
vrouwen gedurende de beide oorlogsjaren
met 4618 toe.
De hoogste stijging van den vrouwen
arbeid valt waar te nemen in Eindhoven
en omgeving met een stijging van 32.5 pc.,
Twente met 33 pc. en Amsterdam met 27 pc.
In de confectieindustrie, die zeer is toe
genomen men denke b.v. aan de mantels,
die voor een groot deel uit het buitenland
kwamen en waarvoor nu in de groote steden
van ons land de fabrieken verrijzen be
ijvert men zich om den arbeid steeds meer
te splitsen. De verbeterde techniek laat dit
toe en waar deze fijnere splitsing intreedt
en dus de arbeid eenvoudiger wordt, min
der leertijd vereischt, kan men minder ge
schoolde krachten gebruiken en wordt
vanzelsprekend mannenarbeid door vrouwen- en
meisjesarbeid vervangen,
Hoezeer dit het bedrijf ten goede komt,
op de vrouwen en meisjes zelf, die tot den
meest nvormigen arbeid gedwongen wor
den moet het een verstompenden invloed
uitoefenen.
Intusschen, waar dus in de twee afgeloopen
oorlogsjaren het annta! industrie-arbeidsters
toenam met ruim 70(1) en dit geldt nog
maar alleen voor de grootere fabrieken; de
werkelijke stijging is hoogstwaarschijnlijk
veel grooter daar is ook van dien kant
een argument voor de toekenning van het
vrouwenkiesrecht te vinden.
Immers al die nieuwe arbeidsters ver
meerderen de scharen van vrouwen, die op
eigen arbeidskracht zijn aangewezen, die
medewerken aan de productie. Bij de
wetVoor de hoienbroeders kan op aangename
en gemakkelijke manier gezorgd worden
door het ophangen van nestkastjes. Een
paar jaar geleden leek het alsof het publirk
en verschillende corporaties dezen tak van
vogelbescherrning met graagte gingen ver
zorgen, maar dat is, ik weef niet door welke
oorzaken, tot staan gekomen, wat erg te
bejammeren valt. In die nestkastjes toch ko
men allerlei vogels zeer gaarne: alle soorten
van meezen, de spechten, de draaihals,
roodstaartjes, de mooie zwartgrauwe
vliegenvanger, de boomklever en 't steenuiltje.
Eigenlijk moesten die nestkasijes in iederen
tuin en ieder park in groote hoeveelheid
aanwezig zijn, op alle boerderijen, in alle
tuinen. Dit is nog lang niet in orde.
Maar met de grondbroeders en de andere
is het rog erger en daarvoor moeten nu die
vogelboschjes worden aangelegd. Eigenlijk
is dat nog aardiger en gemakkelijker dan
die nestkastjes. Men heeft toch ook vanzelf
massieven van slruweel noodig in parken
en tuinen en nu zijn juist de vogelheesters
daar 't meest voor geschikt. Ook kan zoo'n
boschje zichzelf beschermen, als men de
buitenrand maakt van rozen en bramen en
vooral van hulsten. De eerste, die de aan
dacht op de hulst heeft gevestigd was
Charles Waterton; dezelfde die op zijn
bloote voetjes heel Guyana heeft afgetippeld
en zijn handschoen heeft geplaatst boven
op den bliksemafleider van de Sint Pieter
te Rome: een echte excentrieke Brit a la
Jules Verne. Maar een eerste vogelbescher
mer en hij bevond dat geen enkele kat zijn
hulstenhaag passeeren kon als hij maar jaar
in jaar uit de afgevallen stekelbladeren op
den grond liet liggen.
En dat is nu een eerste vereischte voor
een vogelboschje: men mag er niet aan de
grond knoeien, niet lurken of schoffelen.
Dan raakt de bodem geheel begroeid, dan
komen daar biandnetels en wilde kervel,
geving en voor deze vrouwen in 't bijzon
der bij de arbeidswetgeving, zijn zij onmid
dellijk betrokken. Als belanghebbenden zelf,
precies in dezelfde verhouding als de man
nelijke arbeiders, staan zij tegenover de
samenstelling der regeerende lichamen.
Wanneer deze vrouwen het kiesrecht ver
langen om er ook haar belangen mee te
bepleiten, om mee invloed uit te oefenen
op de wetgeving, waaronder zij zelf hebben
| te leven, wie zal het haar kunnen weigeren?
l - P'
j *) Wij ontleenen deze en volgende cijfers
; aan een technisch-economisch overzicht van
i dr. Th v. d Waerden.
Ons Kookboek
VOOR DEN OUDEJAARSAVOND.
SNEEUWBALLEN
4 deciliter water, iets zout, 250 Gr.
tarwemeel, 100 Gr. krenten, 100 Gr. boter,
7 groote of 8 kleine eieren, wat poedersui
ker, reuzel om te bakken. Berekend voor
ongeveer 40 stuks.
Breng het water met de boter en wat zout
aan de kook. Strooi er roerende het gezeefde
meel in en blijf roeren tot het deeg als een
bal van de pan loslaat. Neem het van het
vuur af en roer er n voor n de eieren
door. Vermeng het deeg het laatst met de
goed gewasschen en gedroogde krenten.
Maak in dien tusschentijd uitgesmolten reuzel
in een diep ijzeren potje zóheet, dat er
blauwe damp af komt. Zet het' dan op een
zachter vuur, laat het even bekoelen en laat
tusschen twee lepels, kleine balletjes van het
deeg in het vet vallen. Laat de sneeuwballen
rijzen, lichtbruin, en gaar bakken (p'. m. 10
a 15 min.) Neem ze met een lardeernaald
uit het vet, laat ze op grauw papier wat
uitdruipen en bestrooi ze na bekoeling met
gezeefde poedersuiker. Rijzen de ballen niet,
prik er dan telkens met een lardeernaald in.
F. v. B,
H. MEIJER
KONINGSPLEIN
AMSTERDAM
Dinsdag 2 Januari
Tegen veel ver
minderde
prijzen.
kruipende klimop en hooge grassen en dat
geeft al schuilplaats aan een half dozijn
soorten. Hoogerop nestelt dan de rest. Een
dikke twintig jaar geleden had men zoo
wellicht zonder opzet een boschje en 't Von
delpark met rust gelaten en daar heeft toen.
twee j»ar achtereen de nachtegaal gebroed,
doch tevergeefs, want het Bestuur van het
Vondelpark heeft den wenk nitt opgevolgd.
Thans heeft de gemeente Amsterdam in
het Vliegenbosch een vogelboschje aange
legd en nu zijn wij niet weinig benieuwd
hoe dat zal uitpakken. Eerst met een jaar
of drie kunnen we uitmaken of het lukt of
niet; de kansen zijn niet zoo heel goed,
want die overkant van het Y ligt voor
boschvogeltjes niet zoo bijzonder gunstig. Een
groot park in Zuid zou beter gelegenheid
geven, want dat hangt door
Amstelveenschen Weg en Amstel samen met de Vecht
streek en met de bosschen van
OostNederland.
Men moet bij den aanleg van zoo'n boschje
zijn plaats goed weten te kiezen, behoorlijk
zorgen voor drink- en badwater en in het
eerst toezien op schuimers en kinderen.
Juist deze dingen maken, dat een gemeente
gemakkelijk zoo iets tot stand kan brengen.
Ook zou 't wel kunnen, dat de een of andere
spoorweg-potentaat er aardigheid in kreeg
en dat zou voor de vogels een heel buiten
kansje zijn, want langs de lijnen is gelegen
heid te over, voor den aanleg van die
boschjes. En dan zijn er nog sanatoria en
gestichten van allerlei aard, voor welke epn
vogelbosch nog heilzamer zou zijn dan
voor de vogels zelf. En allemaal kunnen
ze door bemiddeling van de Vereeniging
tot Bescherming van Vogels het plantsoen
spotgoedkoop krijgen.
JAC P. THIJSSE