De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 30 december pagina 9

30 december 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

30.Dec. '16. No. 2062 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND Louteringen, door J. VAN OUDSHOORN. W. L. & J. Brusses Uitgeversmaat schappij. Rotterdam 1916. Vór ongeveer twee jaren verscheen de eersteling van dezen schrijver: Willem Mertens' Levensspiegel." Deze lugubere lijdensgeschiedenis verwekte ontsteltenis, verbazing, en groote bewondering, Zijn naturalisme" herinnerde aan de lang vervloeen tijden van de eerste onzedelijke" romans van v. Deyssel, de onbarmhartige zelf-bespieding en de bijna schaamtelooze ontblooting van wanstaltigheid aan Mar cellus Emants Nagelaten Bekentenis," het Nihilisme en de wrange uitbeelding van de onpeilbare eenzaamheid van dezen verworpeling aan de groote Russen. Het boek was een ergernis voor den gemiddelden lezer, die zich met walging afwendde van de psychopathische uitwassen in dit verschrik kelijke verhaal, maar zij, die de ellende van eigen gebrokenheid beseffen, hielden van d!f werk, dat een biecht en een belijdenis scheen. Ook deze roman geeft evenals de vorige, v de volstrekt zakelijke, onsentimenteele ont leding van een geteekende, een meedoogenlooze zielsontrafeling van een vroegtijdig ten ondergang gedoemde. De groeiende machteloosheid en de tragische wanhoop van «en mensch, die in een langzaam ont staand luchtledig verstikkend, zijn leven ondergaat in voortdurende zelfvernedering en marteling, zonder de kracht zich uit deze armzalige vereenzaming te ontworstelen, door de werkelijkheid daarbuiten als zinvol te aanvaarden en te beleven. De ontzettende verdorvenheid en verwor ding van een in diepsten kern goed en gaaf mensch. Het schamel genot van het heimelijk bedreven tegennatuurlijke... Een uiterst zorgvuldige observatie van de groteske vervorming eener ziel. Het wreede besef van de volslagen doelloosheid en de voor altijd verloren richting van dit rampzalige leven. De innerlijke schouwing is tot het uiterste verfijnd. Een nooit falende raak heid van zegging en beelding van de meest verborgen en beschamende sensaties. Het geheel doortrokken van een vooze erotiek. Maar naast de verschrikkingen ont bloeien er ook stemmingen van sublieme poëzie. Opeens wordt de vale nevel, die over alles in verstikkende grauwheid ligt, uiteengescheurd en doemt er een zilveren verte op van zuivere schoonheid en warme, innige menschelijkheid. Dat is de herinnerng aan de blanke ongereptheid zijner kinder jaren in den schoot van het gelukkig gezin," dat is de schier verbijsterende schoonheidsvisie in het museum: de ,zuiverste open baring van zijn leven." Nu lijkt het of de louteringen" aanvangen en of de hatelijke klove tusschen hem en het Leven niet z diep meer gaapt. De gemartelde ziel ont rukt zich aan de looden omhelzing der onwrikbare werkelijkheid" en in haar vloeit een verheven kalmte en heerscht een hooge, strakke rust. Thans schijnt het of de kleurlooze werkelijkheid, die hem voorheen in zinledigheid aangrijnsde, wezenlijk en gaaf in vervulling zal treden. Geluk is leven als werkelijk te beseffen." De realizeering van een hoogere geestelijkheid kondigt zich aan. Het verachtelijk verleden, dat zijn ziel somber overschaduwde en de schrikbarende dreigende toekomst zijn schijnbaar vergleden in vergetelheid; zij staat in het nog smettelooze heden en verwacht de trillende vol heid van het Komende Oorlogspoëzie onder het Volk Maar waartoe nog langer als een gezapig hengelaar de visjes der oorlogspoëzie ver schalkt, die het grillig stroompje des toevals mij tegemoet voert? De heer F. Rombouts, Boekhandelaar, Roosendaal, bundelt reeds: de tweede bundel Oorlogs-liederen, meren deels van eigen hand, is al door hem in 't licht gegeven. Nu, hij is niet de eerste, noch de-eerste-de-beste onzer dichters-boek handelaars-uitgevers. Ziehier een schepnet vol poëzie. Een ver zameling van Oorlogsliederen, geschiedkundig opgesteld en op bekende wijzen vervaardigd door F. Rombouts. Wat verstaat de dichter onder dit geschiedkundig opgesteld"? Is het een waarborg van historiciteit? Is het een poging tot het chronologies vastleggen der grootste momenten? De inhoudsopgave op de omslag zou eerder het laatste doen vermoeden: No. 1. De dikke Bt-rtlia. Xo. 2. De giftige gasbommen. No.3.15000 Priesters in den strijd. Xo. 4. Jubeljaar 1913. No. 5. Oorlogsjaar 1914. No. 6. Oorlog tusschen Servii; en Oostenrijk. No. 7. Oorlog tusschen Rusland en Duitschland. No. G. Oorlog tus schen België en Duitschland *). Xo. 9. Kerst feest in 1914. No. 10. De strijdkracht der Belgen. \Vaar is de tijd gebleven, toen de naïeve en anonieme dichter, bescheidenlik w gschuilende achter zijn schepping, besloot met deze of dergelijke woorden: Celui ij u i entreprit composer Cette chanson, je vous supplie, Si n'est bien faicte, l'excuser: II n'entend rien a la poésie. De Dikke Bertha of het vermaarde 42 c.\L kanon heeft tot onderschrift: Auteursrecht, f-'. Rombouts en tot_Naschrift: De 42 c.M. kanonnen wegen 88.750 K.G., hunne lengte is 5 M. De projectielen wegen 4000 a 4100 K.G. en kunnen 22.8 K.M. ver op hun doel geworpen worden." Waarom zou een huidig dichter de vvetenschappelike annotaties van een 22e-eeuwse doctor in de letteren moeten afwachten ? Hij is zelf mans genoeg. Over het gedicht zelf moet ik om redenen van decentie zwijgen. Wel herinner ik mij te goeder ure, bij Vondel de verzen te hebben gelezen: Liet vliegen eenen donderveest Van uit sijn lasterlogengat; maar die woorden zijn behoorlik in het vat der klassieken ingezouten, en: Quod iicet Jovi... etc. Ik kan er niet verder op ingaan. *) Een kleine berekening doet zien, dat het register der Opera Omnia Rombouti, nog 29 dergelike titels zal bevatten. Zo is de toestand altans op het ogenblik waarop ik dit schrijf. Deze juichende stijging tot een voorheen ongekende hoogte maakt hem bijnu duizelig van geluk" en de eenzaamheid eerst als vloek beseft wordt nu een sterk bolwerk." Maar deze rust is broos, want de grond van zijn ik is te zwak, de gebrokenheid t essentieel. De gore werkelijkheid en het ver lepte alledaagsche vertroebelen weldra de herwonnen zuiverheid en hij hervindt zich weer in het armzalig-nuchtere leven na korten gelukszwijmel en geloof aan hoogere bestemming. En dan komt langzamerhand de algeheele ontbinding. Wel schijnt het, dat het leven soms in stralende schoonheid voor hem gaat openbloeien, wel komen er tijden van volheid, wel zijn er nog droomen van blanke zuiverheid, maar voor het ware leven is het onherroepelijk te laat. Hij dien het komende eertijds zoo rijk beloofde uittebloeien" heeft geen zinvolle toekomst meer. De ontwrichting van zijn ik is volmaakt, het besef van levensonmacht volstrekt en langzaam glijdt hij weg in het andere", soms wanhopige pogingen wagend de essentie van het leven nog te genieten in het schep pen als kunstenaar of dan weer in resignatie trachtend zich te bevrijden van de knellende banden van het wilsleven als ook zijn vleeschelijk begeeren een vergissing is gebleken". Maar als zelfs nog de bekoring van zijn kinderjaren als waan onderkend wordt", dan komt scherp bewust het Einde... ... die avond werd nog eenmaal van bitterste zelfkennis. In zijn schemerstille kamer voelde hij zijn zelfbeheersching breken. Waarom, waarom, was hij zoo eenzaam van alle anderen onderscheiden en geteekend? Met een laatst beslissend oordeel omvatte zijn ongelukkig bewustzijn zijn gansch armraligen levensgang. Het kon niet anders dan deze machteloos ingezakte halfslachtig heid ... Nog worstelde hij om zij het ook een zweem van eigen leven uit deze platte tenietdoening van zijn persoon te redden, ergens een zwak begin van ophef tot het goede te ontdekken. Haar bevestiging volgde telkens verpletterender op bevestiging. Het kon niet anders en was doodgewoon. Van de eerste kinderjaren van het schandelijk tekort zijner opvoeding, uit zijn willoos verval aan het verborgen kwaad, uit de te late inkeer, leidde het alles zoo bevattelijk tot hier, als ware het met een enkel woord te zeggen. Zijn leven, dat hij sinds lang in stilte bezonken waande ver hief zich nog eenmaal als een ziedende vloedgolf, nog eenmaal zwol de donkere grondtoon tot het machtig ruischen uit een vol orkest, stonden de overweldigende slot akkoorden op en ontbonden zich weder in gierende geeseling van eigen donderende zekerheid. Het was alles voorbij en weer stand nutteloos". Evenals Willem Mertens" valt ook in dit boek weer de compacte forscheid van den zeer persoonlijken stijl op en men kan zeggen dat deze ziekteverhalen" van v. Oudshoorn te samen met Emants' Liefdeleven" tot het allerbeste behooren wat op het gebied der ontledende ziels-beschrijving in ons land is geproduceerd en dat deze boeken zelfs op n lijn kunnen worden gesteld _met de beste buitenlandsche van deze soort. Natuurlijk zal evenals bij het zooeven genoemde boek van Emants de netelige vraag gesteld worden of deze ziektegeschiedenis" niet beter als een bijdrage voor de psychopathia-sexualis" dan wel voor de schoone letteren" te waardeeren is. Zonder op dit probleem nader in te gaan dient toch ook hier gezegd te worden, dat aan de ware kunst niets menschelijks be hoeft vreemd te blijven, al is het ook van abnormalen" en tegennatuurlijken" aard. Zij, die de overtuiging willen bestendigen van eigen smartelijkheid en tragiek zullen ook dit geniale boek waardeeren als waarDe eerste bundel Oorlogsliederen is voor elke belangstellende in onze letteren nog steeds verkrijgbaar a 6 cent per exemplaar. Uit No. 2: Uitwerking der vergiftige gas bommen in den Europeeschen oorlog van 1914?15. (Wijze: Zachtjes klinkt het avondklokje) mag ik vrijelik citaten plukken: geen overwegingen van onvertogenheid of auteursrecht weerhouden mij langer. Hoor in het kortademig rhytme een sympathetiese impressie der amcchtige slachtoffers: Hunne oogen staan wijd open En staren zoo den hemel aan, Geen macht meer om van daar te loopen,/ , ., Moeten zoo den dood in gaan. ' \ Met open monden, verwrongen trekken, En zeer benauwd, geen adem meer, Hun longen scheuren en verwekken Den dood voor honderden daar neer. bis. De koude Noorden wind was gunstig, Daarop hadden zij gewacht, Omdat die winden op hun vijand - . . Gassen giftig daarheen bracht. N Gassen die als dauw ontworpen, Voortgedreven door den wind, Over loopgraaf, landen, dorpen, / , ., Spaarde daar vrouw, man noch kind. * ' Spreekt niet heel de wereld schande, Over zulk een gruweldaad ? 't Toppunt der beschaafde landen?. .' ,-. Die het .menschdom zoo verslaat \ ;(S' Roosendaal, Mei, 1915. F. ROMBOUTS. No. 3: Vijftienduizend Priesters in den strijd. (Wijze: Andreas Vesten) leert ons, ook zonder dit Roosendaal ter oriëntering, uit welke hoek deze wind waait: beslisjt niet uit het Noorden, maar van beneden de Moerdijk : Fierst verjaagd uit hunne kerken, Uit kloosters en uit kluis, Moeten zij nog 't leger sterken, / , . Sterken voor 't oorlogsgespuis. * Nooit met wapenen gestreden, Wel met Misboek en met kruis, En voor stervenden gebeden, / f . Daarin zijn onz' Priesters thuis. ' ' Een onbloedige offerande Was hun dagelijksche strijd, Bloedvergieten op oorlogslanden, Zijn zij nimmer voor gewijd. O! Gij diepgezonken Frankrijk, Waartoe dient zoo'n legerwet. Vijftien duizend uit het Geestelijk, Uit hun heilig ambt ontzet. Roosendaal, Mei 1915. F. ROMBOUTS. achtlge spiegeling en symbool '^van eigen ellende en zóis het m.i. als kunstwerk volkomen gerechtvaardigd. HERMAN WOLF MAURITS WAGEN VOORT: Het Koffiehuis met de Roode Buisjes. Bij H. J. W. Becht te Amsterdam, 1916. Wagenvoort's roman, die in den laatsten jaargang van Groot Nederland gepubliceerd werd, is nu in boekvorm verschenen. De ondertitel is: Roman uit het Italiaansche kunstenaarsleven, en de opdracht geldt 's schrijver's vriend Marinetti. Wagenvoort heeft iets te zeggen, en doet dat met de bescheidenheid van iemand die vertelt. Dit is een gelukkig onderscheid tusschea hém en velen onder de jongere schrijvers, die iets vertellen met de pretentie van een die zegt. Zijn roman uit het Italiaansche kunstenaarsleven is een levensepisode van den kring der modernen, wier hemelbestormende theorieën binnen de muren van het-inderdaad-bsstaande-koffiehuiste Florence werden uitgeroepen. Hun werk en streven, voorbereid door Cézanne en bekroond door Kandinsky is een branding, waarvan wij, verre uithoekelingen, slechts de zwakke deining ondervinden. Voorzeker, wij Amsterdammers hebben die gekend ! Wij hebben de Moderne kunstkring gekend en de Nieuwe kring .... maar toch is dat alles minder kantig en fel dan het Florentijnsche kunstenaarsleven, waarvan Wagenvoort gewaagt. Zijn verhaal is vol up-and-downs, en zon der uitgesproken conclusie; A. F. Donaldi, de schitterende kunsthervormer, en de meest krachtige figuur uit het boek, brengt de devote signorina Gemma tot de levensge nietingen van zijn sfeer; hun kind heet Futuro, en de eerste kreet die het slaakt, op het moment, dat zijn vader met een vliegmachine te pletter valt, is een belofte voor de toekomst. Een belofte ligt in alle figuren van Wagenvoort's roman, een belofte voor wie gelooven wil in een toekomstige vol strekte en zuivere kunst. De vervulling ligt verre buiten onzen levens tijd en zeker buiten het bestek van dit boek. Wagenvoort geeft trouwens geen profetie en slechts vagelijk een mogelijke richting; dat vind ik een waarborg voor zijne eerlijk heid. Het kan zijn, dat er in het succombeeren van Anselmo de Anselmis, den ongelukkigen erfgenaam van een fatalen aanleg, en in die van Guiletta, het Italiaansche volkskind, dat voor ieder het meisje van Prado", maar voor hem en zijne vrienden een kameraad wil zijn, de symboliek gezocht moet worden van de onvervulbaarheid van al dit menschelijk pogen. Dat hetzelfde ligt in Donaldi's tuimeling met de vliegmachine. Het is de vergefelijke onbescheidenheid van zooveel moderne kunstenaars, dat zij meenen, dat zij het eindpunt van hun stre ven zullen zien ; zij gedenken niet de millioenen anonyme werklieden, die, vele gene raties lang, de pyramiden bouwden, om zelve vergeten te worden. De droeve inzinking van Wagenvoort's roman, waarin Futuro's eerste kreet, veeleer als een smart-roep begrepen moet worden, geeft er het bewijs van. Zijn figuren wil Jen hoogleeraren in de moderne kunst zijn, waarin zij slechts de bekwaamheden bezitten voor middelbaar onderwijs ; hoeveel juister en bescheidener vat b.v. een modern muzikus als Erik Satie zijn levensdoel op, hij, die de kennis en de gaven bezit om den hoogleeraar te spelen, maar die zich te vreden stelt met het geven van eenvoudige kinderliedjes. iiMiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiMilllllMiiimiliiiiliimimiiiiiiiliiiiii No. 4 en 5. Neêrlandsch Jubeljaar 191 3 en Hel Oorlogsjaar 1914, blijkbaar als pendanten (licht en bruin!) bedoeld, alle twee op de wijze van het Wien Neêrlandsch Bloed te zingen, maken beurtelings de schimmen van Tollens en Cornelis Paradijs wakker, die waeren gaen op Roosendaels hei": Daar klonk opeens een vreugdeklank, Over heel ons Neêrland heen, Aan Scheveningsch kusten rein en blank, Was alles op de been, Prins Willem van Oranje kwam, Als redder van ons land, En ons toen in regeering nam, Als vorst van Nederland, (bis). (Uit 1913). Als Nederlanders waren wij, Nog in ons feestgewaad, En steeds van zorg en kommer vrij, Om den Vrijheidsboom geschaard. Een ieder wilde in dit jaar, Nog jub'len blij van geest, Vooral in zulke plaatsen, waar Geen feest nog was geweest, (bis). 't Jaar '14 was voor iedereen Aanvank'lijk zeldzaam goed, In vruchtbaarheid was 't ongemeen, Bracht alles in overvloed, De landman zong achter zijn ploeg, De melkmeid bij haar vee, Nog feestliedjes van 't vorig jaar, Uit hun dorpje zeer te vree. (bis . Daar treed opeens een stilte in, Het tweede deel van 't jaar, Een bang gevoel drukt elks zin, 't Was of een onweer daar, Aan ieders oog nog niet te zien, Over 't aardrijk woeden ging, En 't vrije volk drukte weer Iets, wat hun hart beving, (bis). (Uit 1914). In No. 6: Oorlog tusschen Servië en Oostenrijk vallen wij, als in vele oude volks liederen, terstond met de deur in huis. Daarmee wordt een ongemeen dramaties effect bereikt: O! Servië, wat hebt gij nu gedaan, Een moord op 't vorstelijk huis begaan, Gij weet toch zeker dat ik dat niet duld / ... En gij gaat boeten voor uw schuld. * "s' Wat reden had gij in uw schild, Waarom hebt gij die moord gewild, Den Aarts Hertog Frans Ferdinand / ,. Beminde toch uw Vaderland v Dat gij zoo'n daad daar liet begaan, Zonder vooraf uw oog te slaan, Op zoo een vreeselijke staatsgreep/ . . Waarmee ge u zelve ten gronde sleep * l N DISCH E UITRUSTINGEN VOORDEELI65T ADRES: AU BON MARCHE A.DEVRIE5&ZONEN AMSTERDAM ROTTERDAM DEN HAAG UTRECHT BAARN a Hij begrijpt zijn opvoedende taak. Wagenvoort's boek is geen betoog voor de moderne kunst; de schrijver begrijpt, en wij kunnen zijn oordeel waardeeren in den vorm van dezen roman. Het is te wenschen, dat vele romanciers den waanwijzen betoger in zichzelve konden overwinnen, zooals Wagenvoort dat ge daan heeft. Hij spreekt in geen zijner personen, maar hij laat ze allen leven; daardoor is zijn boek warm-menschelijk. De losse verhaaltrant die hij cultiveert, met de soms grappig-ouderwetsch aan doende o I's en oratorische vragen vlijt zich harmonieus tot zijn begrijpenden geest aan. Van Wagenvoort's vorigen Italiaanschen roman Aan de grenzen der samenleving ge tuigde Willem Kloos: achter elkander heb ik dit boek uitgelezen." Deze simpele bekentenis beteekent mér: zij getuigt voor het humane van Wagen voort's kunst. Luisteren wij niet gaarne naar iemand, die met zachten stem verhaalt van dingen, die hij begrepen heeft, zonder daarbij telkens ik of mijns inziens te zeggen of te doen doorschemeren? De individualiteit van een romancier moet anders zijn dan die van een essayist: mér voor zijn werk en minder voor zijn lezers: hij is geen conférencier, maar een regisseur in de hoogste beteekenis van dit woord. Zulk een is Wagenvoort: hij zelf blijft achter de coulissen, maar wij gevoelen zijn alom-tegenwoordigheid in de w l-begrepenheid zijner groepeeringen. H. SALOMONSON ? a & Levens-spanning, door Dr. W.LEENDKRTZ (A. H. Kruyt, Amsterdam 1915). Een chaos is het geestelijk leven van onzen tijd. Want veel, wat vroeger onaantastbaar vast stond, is gevallen; en de eerbied voor een gezag, dat de erkentenis der absolute waarheid oplegt is ondermijnd.'' Maar in de versplintering der meeningen, die daarvan Js dan uw Land zoo'n roovershol, Bekend over den wereldbol, Dan zal ik u mijn geesel slaan, / .. Dat gij daar nooit meer op zal staan <i Zoo sprak een keizer na den moord, Die geheel de wereld heeft gehoord, En zelfs nog klinkt als een echo / ., Uit Servië's stad Serajewo \ Ik moet rnij beperken, en vermeld alleen nog, dat No. 8 uit de eerste bundel: Oorlog tusschen Duitschland en België (wijze: de internationaal en de soldaat) de vorm van een dialoog heeft; v/oord en wederwoord van Duitsland en België telkens een brede S-regelige strofe, met de aanhef: Zeg kleine Belg, waarom mag ik niet henen, Over uw grond naar 't Frankenland heen gaan, enz. Waarop België : Neen Duitschers, neen, met al uw barsche woorden Onze grond die duit geen vreemde volk'ren meer, Blijft gij maar ginds aan d'Overmaasche boorden Of heel ons volk stelt zich in tegenweer. Op onzen grond heeft menigmaal gelegen Een vijandschaar, dat menigeen nog rouwt. De Vlaamsche Leeuw is nimmer te be dwingen, Springt steeds vooruit, bespringt den iaatsten man En op het laatst zal hij weer vrijheid zingen, Dat zweert hij zeker, daar is hij zeker van. Laat ons daarom naast koning Albert scharen, Hij is de Leeuw, wij zijn aan hem gehecht, E n strijden saam zoolang ons oog zal staren (,. Op onzen vorst, dit meenen wij oprecht* Hier murmelt Kaliiope, de ondanks alle Tyrtaeïese oden, ondanks orkanen van roffelj of gordijnvuur diep sluimerende Muze, in l in haar slaap: Werd ik geroepen?" En zij verlegt haar 'eden en sluimert weer in, voor jaren. Wie zal het ruige, sterke en spontane lied zingen, het lied van heldenverering of krijgsdrift of wanhoop of afschuw, niet voortstrompelend op oneigen melodie, dat haar een seconde de oogen zal doen opslaan ? Zal het gezongen worden tijdens of na deze machinen-oorlog? Het is alles maakwerk, industrie, en Speenhofi mag boven zijn lied: Schriider in de bajes schrijven: Indruk wekkend, de Muze slaapt des te vaster bij dit indrukwekkend sluimerliedje. Maar zij glimlacht ineen potsierlijke droom. Er is een tijd geweest, dat de soldatenof ruiterliedjes werden besloten door woor den als: het noodzakelijk gevolg was en is, berust men toch blijkbaar niet: overal zoekt men weer naar een harmonische wereldbeschou wing, welke aan het leven geestelijken inhoud geven kan. In al de geestelijke stroomingen is het christendom niet ten onder gegaan, het heeft ze getrotseerd, en biedt zich weer aan." De schrijver van Levens-spanning" nu behoort tot het groeiend getal van hen, die, van de waarheid in het Evangelie geopenbaard overtuigd, tevens beseffen, dat twintigste-eeuwsche menschen ooktwintigste-eeuwsche christenen moeten zijn," dat het Evangelie tot ons geslacht op andere wijze en in andere vormen moet ingedragen dan tot menschen van de 16e of Ie eeuw. De beschouwingen verdeeld over de hoofd stukken : I Levens-spanning, I! Zijn of Worden?, III Verleden - Heden - Toekomst, IV Daad-Resultaat, V Spanning-Ontspanning, zijn gewijd aan de behandeling van de spanning, waarin alle waarachtig geestelijk leven, in 't bijzonder alle christelijk leven, verkeert, en hoe intenser leven, des te sterker spanning ; spanning, waarvan de oorzaak hierin ligt, dat de christen tegelijk moet leven in tijd n eeuwigheid." En beter dan in bepaalde dogmatische of systematische begrippen acht de schrijver die spanning des levens zich te reflecteeren in de Paradox. Inderdaad toont de heer Leendertz in dit boek de geestelijke stroomingen van onze dagen door zich heen te hebben laten gaan. Kierkegaard, de groote Deen, blijkt vooral invloed te oefenen, maar tegelijkertijd heeft hij de frischheid gevoeld van den omgang met Nietzsche's vlammend vernuft; ook de speelsche geest van Chesterton bekoort hem, en zeer goed kent hij de poëtische droomen der Romantiek. Gedragen door een grooten ernst, zijn deze beschouwingen tevens van een fijnen geest. Het is een boek voor alle ernstige en denkende ontwikkelde menschen, maar^uiteraard vooral voor denkende christenen. J. E. MALGA iiiiiiiHiiiiHiiimiii Die dit liedeke dichte dat was een ruyter fijn, Sinen buydel was zeer lichte daer om drinct hi zelden wijn. of: Die dit liedeken eerstwerf sanc, hi hevet geerne ghesongen, een vroom lansknecht is hi genaemt Tausborch binnen der stede. of: Celui qui a fait cette chanson, i C'est un soldat, je vous assure Etant a Metz en garnison *) De Muze droomt, dat een Fries soldaat, met name F. Pietersma, haar twee stellingen ontstrijdt. De eerste stelling luidt: Frisia non cantat. De twede: Het Nederlands volks lied is ondergegaan. Pietersma resumeert: Primo. Friesland zingt wel degelik. Wie oren heeft om te horen, die hore. Die hore in onze huiskamers en op onze krite-bijeenkomsten. Bovendien: ik zing; geen Fries, maar Hollands. Secundo. Zo het Nederlandse volkslied is ondergegaan, dan is het met mij weer herrezen. Wie oren heeft om te horen, die hore." En hierop een papier uit zijn kepi halende, ontvouwt hij dit en zingt de Muze zijn drie liederen voor: Ie Soldatenleven, 2e Duikbuiten-oorlog, 3e l Aug. '14?1 Aug. '15. Ik wil uit deze liederen niet citeren. Al leen het laatste couplet, met de onderteekening, door de Friese bard met fierheid gedeclameerd: Schrijver hiervan is Korporaal Hospitaal soldaat, Die hoopt, dat het alle militairen goed gaat." Doch mocht er zich onder u n met doorgeloopen voeten bevinden, Hij komt maar te Rilland en ik zal hem verbinden. F. PIETERSMA, Korp. H. S. 3e Reg. III Bat. Inf. 111 Divisie Veldleger. Op het gelaat der Muze komt bij dit slot de ondoorgrcndelike Gioconda-glimlach; zij herdenkt haar oude ruiterliedekens en geeft zich legen o ver korporaal Pietersma gewonnen. Wat Goden en Muzen dromen of mijmeren, wordt feit in onze armzalige werkelikheid, en zo speelde mij het grillige toeval deze drie liederen van i . Pietersma in handen, gezamenlik, onder auteursrecht uitgegeven, met de aanbeveling: 3 Succesnummers door... [?".Rombouts, boekhandelaar,Roosendaal N.B. Zo is deze heden mijn alpha en omega. Dat hij niet het monopolie onzer Oorlogs poëzie bezit, hoop ik in een volgend feuilleton te bewijzen. Heerenveen. S. M. NOACH *) Zie M. A. P. C. Poelhekke, Woord kunst, pag. 78 en 79.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl