De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 6 januari pagina 12

6 januari 1917 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Jan. '17. Nó. 2063 JANTJEOPHETSOPHIAPLEIN IHIIIIIIIIIIHIIIIIHIIIIIIHIlllinilllllMIIMIMlUlllllllllllllllin linillllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll KANfTEEKENINGEN VAN EEN LANDSTORMPLICHTIGE Teekeningen voor de Amsterdammer" van Is. van Mens. Nieuwe Reeks. I Het vertrek naar het Winterkurort". En hiermede, goedmoedige en geduldige lezer, vangt een nieuwe reeks veldzakboekbladen van uwen militairen correspondent aan. Dit feit hebt gij te wijten en ik te danken aan de beschikking omtrent mij en mijne kornuiten door hoogerhand" genomen; de beschikking, die ons eene in het burgerleven voor .bescheiden beurzen" nauwelijks denk bare luxe in het uitzicht stelt, nl. die van een Winterkurort. Ach, hoe weinigen onder u beschikken over den tijd en de middelen om u een winter-buitenverblijf te veroorloven... wan neer ik dit bedenk, wensch ik bijna, dat gq in mijn plaats (derde klas vrij vervoer) naar Klei lust gaan kondet. *, Om militaire redenen noem ik mijn be stemmingsplaats Klei-lust, hoewel ik, naar hetgeen men er mij van vertelt, even zoo goed de geografische schuilnamen: Modder-, Stank-, Vee-, Slik- of Boerenkool-lust zoude hebben kunnen bezigen. Intusschen behaagt het mij, deze brieven met Kleilust te onderschrijven, welke naam trouwens reeds boven mijn schrijfpapieren op mijne visitekaartjes is gedrukt. Vooralsnog ben ik echter te Amsterdam, en bereid mij voor op de reis; ik bereid mij voor met ongeveer dezelfde vreugde als die, waarmede gij in vredestijd uw sweaters en pelsjasjes en mutsen tesamen zoekt om een kerstvacantie in Qrindelwald óf Sint Moritz te gaan doorbrengen. Mijn sneeuw, lezer, zal modder, mijn Suffretta House een fort, en mijn Qrindel wald Klei-lust zijn. ' Ik zoek dan ook niet zoozeer zaken bijeen, die mij van koude en sneeuw zullen kunnen vrijwaren, dan wel uitrustingstukken waar.mede ik mij althans eenigszins zal kunnen wapenen tegen onaangename zaken, als daar zijn: spattend slik, springend ongedierte, een middelmatige keuken en een lakenloos nacht leger. Zoo ziet ge, dat mijn bagage er een van andere soort zal zijn dan de uwe, wanneer ge naar uw wintersport gaat. Ik, ook niet dom combineer de Cresta-run met het Modderbad, drink heilzame wateren, eet bruin brood, en wandel bij muziek (mili taire) ... en dit alles onder den rook van Amsterdam, met vrij vervoer, en met eene bezoldiging van twintig cent per dag! Haha, lezer! Ik zie afgunst in uwe oogen l Gij zult den heelen winter in Amsterdam zijn om u te laten plukken op liefdadigheidsbazars, om eetverplichtingen na te komen, en digestie-visites te maken En ik ga den heelen winter naar buiten r; ^E-J, o V Jt-M fr>- >< *" 4» <0 Dit bedenkende, ga ik met dubbelen ijver voort met het pakken van mijn dressingcase... of liever ransel; ik stapel pakjes zeep en blikken corned-beef op doozen insecten-poeder, en van tijd tot tijd werpt een vriendelijke hand een worst of een zijde spek tusschen de tot inpakken gereed lig gende laarzen en lijfgoederen. Zult ge", vraagt tante Adolphine, vrien delijk tegen uwe meerderen zijn ? Wie houdt nu znlk een fort schoon, waar zoovele jongelui bijeen zijn? Is er een portier, die uwe brieven en boodschappen aanneemt ?" Ik verzeker haar, dat mijne meerderen zich niet over hondschheid mijnerzijds te beklagen zullen hebben, dat een tiental schoonmaaksters en huisknechten mij en de andere jongelui" keurig zullen verzor gen, en dot een rijk gegaloheerde portier steeds bij de fortbrug gereed staat om, natuurlijk tegen eene kleine belooning, brieven, boodschappen en handkoffers aan te nemen. Tante Adolphine is gerust gesteld, en zij biedt mij haar auto aan, om daarin naar het fort te rijden. Indien het eenigszins mogelijk is, zal ik dat aanbod aanvaarden. Wanneer? Lezer, wanneer dit schrijven onder uwe oogen komt, zal ik er reeds zijn. Het afscheid heeft plaats op hetzelfde oogenblik dat ik deze regelen schrijf. En, wanneer zij u, tot strengen lettervorm gevoegd, onder de oogen komen, dan zult gij niet weten, dat op deze plaats van het manuscript een dikke, zware traan gevallen is. Dat is het geheim van den zetter en mij, nietwaar zetter? 1) En, indien gij er toch achter mocht ko men, dan wil ik hieraan toevoegen, dat het geen traan van zelfbeklag of weeklijkheid was, verre van dien. Het was een gelegenheidstraan! Zooeen van de soort, waarvan tante Adolphine er 10 a 11 storten zal op het oogenblik, dat ik, geheel toegerust, in haar auto zal wegrijden. Een afscheidstraan van Amsterdam, zooals iedere handelsreiziger er 365 per jaar schreit. Want Amsterdam en hare behagel ij ke kazerne is mij zoo lief geraakt; men zegt wel eens, dat het hötelleven iemand on huiselijk maakt. Mijne ervaring is geheel tegengesteld aan dat begrip. O! ik weet zeker, dat ik mij direct thuis en behagelijk zal gevoelen in Klei-lust ik zal er een tuintje aanleggen, om tegen het volgend voorjaar lederen morgen radijsjes aan het ontbijt, en 's avonds geregeld asperges aan het diner te hebben Ik ga een kip houden, en snoeken visschen En den geheelen winter exerceeren Lezer ik belo_of u geregeld te zullen schrijven over mijn wintersport. Daar is tante Adolphine's chauffeur hij moet vragen of mijnheer zijn ski's en schaatsen mee wil nemen, en dat mijnheer zijn overschoenen niet vergeten moet Ik zal hem uitsturen om nog een doos in sectenpoeier te halen, en een pakje B. Z. K. pruimtabak.... MELIS STOKB, landstormplichtige 1) Noot van den zetter: Jawel! Wees gerust!" H. v. d. Velde IV Coeur de Jeannette Petit coeur de Jeannette ... Nu ben je dood, kleine Jeannette. En je was zoo lief... Ik hield zooveel van je als je aan kwam loopen in het schemeruur en ging zitten op het groote kussen voor den haard en vertelde met je blanke, hooge stemmetje Je was een klein actricetje, pas aan het tooneel, 'n pop, 'n kindje, 'n meiske, 'n ontluikend zieltje .. Je was allemaal van die dingen, die zoo heel gauw breken... Je handjes waren vlindertjes, je stem was een vogeltje en je voetjes... ach je voetjes tripten zoo blij. Wat werd alles zonnig, kleintje, als je bij me kwam in mijn ernstige kamer met al die boeken, waar je soms naar keek, maar nooit in bladerde... Je lei je hoofdje op mijn schoot en ver telde van je kleine vreugdetjes en verdrietjes, die toch zoo zwaar wogen. En idealen had je, en ik had ze wér... Het wordt stil in me als ik denk aan die dagen... Je ging houden van een groet acteur. En ik heb het beven van je hartje niet kunnen bedaren en ik heb je voetjes niet tegen kunnen houden, die gingen... hem te gemoet. Hij ging met je wandelen. Op tournëe's, buiten. Hij las je verzen voor, hij droomde en dweepte mét je. Als je dan bij me kwam, hadt je een ge zichtje luit een gelukkiger wereld, die ik niet meer kende. En toch deed dat alles me zoo «ntzcttend pijn... Wat was je ge lukkig, kleine Jeannette. Weet je nog... och nee... nu ben je immers dood... Maar ik weet nog, dat je eens bij me zat met een klein pakje, dat je van hém ge kregen had. Buiten hadt je het niet durven open maken. Wat hieldt je toen ook van mij, dat je bij mij er mee kwam. Als ik toen... Je hartje bonsde, je kleine vlindervinger tjes beefden. Een heel mooi doosje kwam te voorschijn en daarin een heel duur fleschje parfum: Coeur de Jeannette." Ik zie nog je bleeke gezichtje en je oogen, die grooter en grooter werden om het won der dat hij dat juist bedacht had Coeur de Jeannette". Ik heb je niet durven zeggen, dat het eigenlijk zoo gewoon was, 'n klein vondstje '?> van een man, die de vrouwen kent. Je zou het toch niet geloofd hebben, kleine Jean nette. Het was je eerste gekregen fleschje;|S odeur... En daarna was het je eerste bouquetje... en je eerste ringetje. Ik heb je niet kunnen tegenhouden, je hebt het toch gewild. En ik, die hoopte, dat hij eerbied zou hebben voor je wezentje... Later, als je bij me kwam, ging er altijd , een fijne geur van je uit Coeur de Jean- * nette". Maar je zieltje was me niet meer zoo genegen. Toch heb ik alles gedaan om je niet te laten merken, de bange pijn die ik om je had. Hél gelukkig ben je geweest, Jeannette... Er kwam een tijd, dat je nog wel bij me zat op het groote kussen voor den haard, maar je handen lagen in je schoot als moede, zieke vlinders die sterven gingen. Je wist het, je wist wat ik en alle anderen al lang wisten. Van vroeger". Van afspraken nu, die je door den dunnen wand van de kleed kamer hoorde. En o, je wanhopig uitsnikken: als ik hem dan tenminste maar heb, de paar uren dat ik hem heb." Nog altijd hoopte je, ondanks alles. Nog altijd gaf je hartje, gaf schatten van jeugd en liefde. Nog wilde je blij zijn en gelooven.... Om je bleeke wezentje was een geur van weemoedigen parfum. Toen je het volgend seizoen ergens anders engagement zocht, hoopte ik, dat je genezen zou. Misschien dat ik, en anderen die Van je hielden je toen nog hadden kunnen hel pen. Maar het leven jaagt voort en je hebt geen tijd als je aan verschillende gezelschap pen bent om elkaar op te zoeken. Jij bent ook niet meer bij me gekomen... En nu ben je dood, kleine Jeannette. Je hebt een chiken vriend, die dure japonnen voor je betaalt. Je bent beeldig gekapt, je bent voller geworden, meer vrouw. Zomers ben je op een badplaats en 's winters zitje in late chike kroegen... Je speelt nog wel komedie, maar omdat je vrind hel aardig vindt, dat je wat bent. En als je er een vindt, die rijker is, rijdt je me in een auto voorbij... Wat was je lief, kleine Jeannette, Petit coeur de Jeannette. JOAN f «?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl