De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 6 januari pagina 9

6 januari 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

6 Jan. '17. No. 2063 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND V 'f t ALLEEN VERKOOP m NEDERLAND van HANDSCHOENEN ^ <fl(er£ JOUVIN" IEDER PAAR ^ ^ ^GEGARANDEERD DENT's Ry en Stut o HANDSCHOENEN DE VIJZELSTRAAT door A. W. WEISSMAN De oudste afbeelding van de Vijzelstraat vinden wij op den plattegrond van Am sterdam, die Balthazar Floriszoon van Berckenrode in 1625 het licht deed zien. Op die kaart, welke ons de stad uit de vogelvlucht ?doet aanschouwen, zijn alle gebouwen met de grootste nauwkeurigheid wedergegeven. Amsterdam had toen nog niet zijn ver maard halvemaan-vormig plan. Wel was, al in 1611, tot zulk een aanleg besloten, maar voorloopig was die alleen aan de westzijde uitgevoerd. De drie hoofdgrachten eindigden bij de tegenwoordige Leidschegracht, die toen nog een buitensingel was; ?deze buitensingel zette zich, ongeveer ter plaatse van de tegenwoordige Heerengracht, tot den Amstel voort. De oudste Vijzelstraat verbond het Singel met dien buitensingel. Veel verkeer zal daar wel niet geweest zijn, immers de straat liep dood, en aan haar eind vond men eenige lijnbanen. Ongeveer op de helft dier straat lag de Spaerpotsteech," die haar verbond met de buurt, welke later de Duvelshoeck" zou heeten. De huizen dezer oudste Vijzelstraat, welker einde ongeveer door de Reguliersdwarsstraat wordt aangegeven, waren allen winkel- of koopmanshuizen. Van zutk een huis vormde het voorhuis" de voornaamste ruimte, die een overvloedig licht kreeg door een houten, met glas bezette, pui, voor welke ter halver hoogte een luifel was aangebracht. Een wen teltrap in een hoek van dit voorhuis", gaf toegang tot de verdiepingen en tot de zoo genaamde hangkamer", die de bovenste helft van de achterzijde in het voorhuis" besloeg, en die later ook werd doorgetrok ken tot den voorgrond, om dan insteekkatner" genoemd te worden. De huizen hebben op de kaart alleen trapgevels en maar n verdieping boven de pui, zoodat zij niet zeer aanzienlijk waren. Later zijn zij verhoogd en van nieuwe gevels voorzien, waardoor hun karakter veranderde. Tegenwoordig herinnert alleen de gevelsteen met een bisschop er op, die boven de ?winkelpui van No. 14 te zien is, nog aan de oudste Vijzelstraat. Die steen, uit het begin der zeventiende eeuw, liet men in den gevel staan, toen hij in de achttiende eeuw naar den smaak des tijds werd veranderd. In dit huis was, sedert onheugelijke" tijden, een kruidenierswinkel gevestigd, die steeds haar oud karakter bleef behouden. Het is nog niet zoo lang geleden, dat, men 's avonds langs den winkel gaande, de patroons in de oude hangkamer" aan hun lessenaars bij olielampen kon zien zitten schrijven, terwijl in het voorhuis de bedienden de koperen weegschalen hanteerden, waarmede de krui denierswaren den klanten werden toegewogen. Veel gevels van het oudste deel der Vijzel straat zijn in de achttiende eeuw herbouwd. Die eeuw, ten onrechte als een tijd van verval voor Amsterdam beschouwd, was, integendeel een tijdperk van voorspoed voor de stad, die toen, architectonisch, geheel veranderde en het karakter kreeg, dat zij, tot 1870 ongeveer, behield. Een herinnering daaraan is de gevelsteen in de puibekroning van het huis Vijzelstraat 16. Daar is een baal uitgehouwen, met D'KOFFIBAAL en het jaartal 1727 erbij. In 1663, toen de halvemaan van Amsterdam voltooid werd, die 300 hectaren binnen de wallen der stad bracht, is de Vijzelstraat verder doorgetrokken. Maar men liet haar niet, als de Leidschestraat, op een poort uitloopen. Want zij leidde naar geen weg, die Amsterdam met andere steden of dorpen verbond. Zelfs kwam de Vijzelstraat toen niet verder dan de Prinsengracht. Tusschen die gracht en de Lijnbaansgracht werd de Vijzelgracht gegraven. Een water was noodig, om aan de Looierssloot een verbinding met de Prinsengracht te kunnen verschaffen, die zij anders alleen door de Reguliersgracht zou hebben gehad. Dit gedeelte der stad werd namelijk voor de uitoefening van het looiersbedrijf bestemd. De Vijzelstraat bleef dus ook na 1663 doodloopen. Wel kon men, aan haar eind gekomen, langs de Prinsengracht en door de Weteringstraat de Weteringpoort uitgaan, maar die poort gaf tot geen weg naar buiten toegang. Verkeer, zooals de Utrechtschestraat en de Leidschestraat dat hadden, heeft dan ook de Vijzelstraat, tot 1870 toe, niet gekend. Tusschen de Reguliersdwarsstraat en de Heerengracht waren eenige winkels, waar van die, waarin de weduwe Tenback haar banketbakkerij uitoefende, in de negentiende eeuw grpote vermaardheid had. Voorbij de Heerengracht, tot de Keizersl gracht toe, had de Vijzelstraat een eigenDe Bloeyende Theeboom" (Vijzelstraat) Teekenlng voor de Amsterdammer" van E. B. van Duimen Krumpelman De Vijzelstraat gezien vanaf de Munt Teekening voor de Amsterdammer" van E. B. van Duimen Krumpelman aardig karakter door de vele stallen, die men er zag. Zij behoorden aan de bewoners van de deftige huizen der beide hoofd grachten, die er eigen rijtuigen op na hielden. Uit een architectonisch oogpunt beschouwd had dit gedeelte der straat weinig belang rijks. Alleen het oostelijk hoekhuis aan de Heerengracht, dat nu in tweeën bewoond wordt, gaf er door zijn deftigen zijgevel eenig cachet aan. Tusschen de Keizersgracht en de Prinsen gracht werd de Vijzelstraat gekruist door de Kerkstraat, dus genoemd, omdat zij als ver binding tusschen kerken, die aan de Leidschegracht en de Reguliersgracht zouden gebouwd worden, was bedoeld. Maar alleen aan de Reguliersgracht verrees een houten hulpkerk, die als Amstelkerk nog altijd dienst doet, en wier 250-jarig bestaan den 9den Maart 1920 zal kunnen worden herdacht. Dit zuidelijkste deel der Vijzelstraat be vatte huizen van gezeten burgers, die echter niet tot den deftigen stand werden gerekend. Nog omstreeks 1870 waren hier de winkels maar schaars. Van de oorspronkelijke archi tectuur was toen al niet heel veel meer over. Een gevelsteen met D'DIEMERTOREN er op afgebeeld was in het huis No. 86 te zien; dat er in No. 116 vroeger een wijnkpoper had gewoond, bewees de gevelsteen, die DE WIJNKOOPER in zijn bedrijf voorstelde. De Vijzelstraat heeft pas verkeer gekregen, toen, na 1870, de buurten werden aangelegd, welke men naar onze meest vermaarde schilders noemde, doch die de spraak makende gemeente de Nieuwe Pijp" doopte. Toen kwam, door overbrugging van de Lijn baangracht en van de Singelgracht, een ver binding met dat nieuwe kwartier tot stand. In 1884 kreeg de Vijzelstraat een tramlijn, die van den Amsteldijk over Stadhouderskade en door de Reguliersdwarsstraat naar het Koningsplein liep, om zich daar met de lijn, die van de Leidschestraat naar den Dam ging, te verbinden. Die paardentram gaf aan de straat nieuw leven. Een groot manufacturenmagazijn en een winkel van gemaakte kleederen verrezen tusschen de Heeren- -en Keizersgracht, vele winkeliers lieten hun puien moderniseeren". Ten behoeve van de tramlijn moesten de bruggen over de grachten worden verlaagd. Reeds in 1881 waren de huisjes der nachtwachts, die bij deze bruggen stonden, tegelijk met de nachtwachts verdwenen. Zoo is de eens doodloopende Vijzelstraat langzamerhand een drukke verkeersweg ge worden, die volstrekt niet meer aan de eischen, die tegenwoordig gesteld worden, en waar van haar aanleggers niet droomden, voldoet. Men zal haar aan de westzijde, door het afbreken der huizen, die haar begrenzen, verbreeden. De Vijzelstraat uit onze jeugd zal ver dwijnen. Zij had haar intieme bekoorlijkheid, welke echter alleen mogelijk was in het oude Amsterdam, dat een schoone slaapster leek. Die slaapster is wakker geworden, zij is met ijver aan het werk gegaan, zonder zich om haar fraai gewaad te bekommeren. Zij heeft het naar behoefte uitgelegd, hier er een gat in gemaakt, daar er een lap op gezet, en dit verhoogt de schoonheid niet. Het acht tiende eeuwsche statiekleed stond der Amsterdamsche stede-maagd zoo goed! Maar zien wij toch niet liever, dat Am sterdam herleeft, al wordt het niet mooier , dan dat het, gelijk Brugge of Venetië, als doode stad op zijn ouden roem teert en bestaan moet van de vreemdelingen, die het komen bezoeken ? De bloei, die Amsterdam in de zeven tiende en achttiende eeuw ten deel viel, heeft zich in een schoone bouwkunst geuit. Onze hedendaagsche architecten zijn er nog niet in geslaagd, het herleefde Amsterdam tot een zoo fraaai geheel te maken. Vele hunner voortbrengselen hebben tot beden kingen aanleiding gegeven ; voorspeld werd zelfs, dat de bouwkunst het niet weder tot de hoogte van vroeger zal brengen. Laat ons hopen, dat de profeten, hier aan het woord, tot de broodetende soort zullen blijken te behooren, en dat de vernieuwde Vijzelstraat dat zal kunnen getuigen! De Houtsneden in Vorsterman's Bijbel van 1528, inleiding door mr. N. BEETS. Uitgave Kon. Oudheidk. Genootschap te Amsterdam 1915. Toen ik de aankondiging van de verschij ning van dit boekje las, beving mij een groote vreugde en nu het boekje vóór mij ligt, blader ik in de illustraties rond en ge niet van deze prentjes van onzen 16e eeuwschen graveur Jan Swart, die ongetwijfeld tot onze beste houtsnijders uit die eeuw behoorde. Eenige maanden geleden heb ik op de Groningsche bibliotheek de oorspron kelijke prentjes gezien in het aldaar aanwe zige exemplaar van Vorsterman. Herinner ik mij die goed, dan moet ik zeggen, dat het meerendeel der reproducties volkomen geslaagd is en dat slechts enkelen iets te flauw werden herdrukt. Achter in het boekje geeft mr. N. Beets een sobere inleiding, gevolgd door een kritische lijst der prentjes, 't Spreekt van zelf, dat hij zich vrijwel uitsluitend bezig houdt met wat uit illustratief gezichtspunt te zeg gen valt. Maar wel was het gewenscht ge weest, dat toch iets mér over den bijbel van Vorsterman zelf gezegd was. Mr. Beets kent het verouderde werk van Le Long en wat mr. C. P. Burger Jr. schreef, maar er is ook nog Van Druten's Geschiedenis der Nederlandsche Bij bel vertaling, die had kun nen worden geraadpleegd, terwijl insgelijks in De Hoop Scheffer's Geschiedenis der Kerkhervorming in Nederland tot 1531 hier over wetenswaardigheden voorkomen (blz. 273-274). Want wel is eigenaardig, dat niettegenstaande mr. Beets terecht opmerkt, dat de prentjes in van Liesvelt's bijbel veel minder fraai zijn, de bijbel van Vorsterman in ons land veel minder aftrek heeft gevon den dan die van Liesvelt. Dit moet onge twijfeld geweten worden aan den tekst, die Vorsterman door Leuvensche censoren had laten verbeteren, waardoor deze bijbel te veel een Roomsch cachet heeft verkregen, terwijl die van Liesvelt de bijbel der gere formeerden, die van Biestkens de bijbei der Doopsgezinden is geworden. Wat aan Bijbels en Nieuwe Testamenten in ons land is verschenen in de 16e eeuw heb ik indertijd bij mijn studie over Menno Simons (t 1561) aan een onderzoek onder worpen voor zoover de tekst aangaat. Na tuurlijk ziet men dan tegelijk ook de typo grafische uitvoering en de illustraties. Welnu van die verschillende uitgaven is uit het laatste oogpunt bezien die van Vorsterman allicht de beste. Het mag dan ook worden toegejuicht, dat de karakteristieke prentjes van Jan Swart en van Lucas van Leyden, op en top echt Hollandsch werk, door deze reproducties tot het grooter publiek zijn ge bracht. Onder toezicht van S. H. de Roos is 't boekje bij P. N. van Kampen uitgegeven en bij Senefelder gedrukt op oud-Hollandsch papier, hetwelk vereischte was voor deze houtsneden. Men mag het Kon. Oudheid kundig Genootschap dankbaar zijn, dat het de uitgave mogelijk heeft gemaakt. Middelstum Ds. K. Vos * * * CORRECTIE In het artikel van jhr. Smissaert over G. F. Haspels f is sprake van vele vredesbesprekingen. Dit is een drukfout. Moet nl. zijn: boekbesprekingen. H. BERSSEHBRUGGE, POKTRETFOTOGBAAF ZEESTRAAT 65, naast Paioraia DEN HAAG. - Tel. 1538.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl