Historisch Archief 1877-1940
N°. 2064
Zaterdag 13 Januari
Aó. 1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
-j*
Abonn. per 3 maanden (men verbindt zich voor het loopende jaar) ? 1.90
Voor hetBuitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/l.75, elke regel meer .... ?0.35
Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.40
Reclames, per regel 0.75
f»
Bladz. l: Een Liefdesverklaring,
door T. B. Bnitenlandsoh Ovwzioht door G. W.
Kernkamp. Confetti. 2: Prof. H. P. G. Qaaok,
door prof. mr. O. H. van Hamel. Hr. N. P. ran
den Berg, d«or mr. G. Vissering. Krekelzang,
door J. H. Bpeenhofi. Quaok ea Domela
Nieutranhma,!door 8. M. Reens. 5: Voor Trouwen, door
Klis. H. Bogga. Feuilleton: Verdanmelaingske,
door G. Baal. 6: Belgische Kunst, door
Plasschaert In den greep Tan het Barbarisme,
door Jos. Loopnit. De Politieke Thomasvaer,
teekening Tan Jordaan. Qregori Baspoetine, door
Hem i Habert. 7: Vijftig Jaar Toonael. mevr.
Theo Mann-Bouwme«8ter, door Anna E.
Znikerberg, met poitret-teekening voor de Amsterdam
met" Tan Joan Colletté. Jack London f, door
J. Kakebeeke. 9: Verscherpte Oorlogsplannen,
teekening Tan' George van Eaemdonok. 't
Sobietgat, door Melis Stoke. Dramatische Kroniek,
door Top Naefl, met teekeningen v«m Is. van Diens.
10: Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. Tan
Leeuwen. Herinneringen aan Björnson, 11:
Financiën en Economie, door J. D. Santilhano.
12: Uit het Kladschrift Tan Jantje.
Leekensptegel. Kantteekeningen Tan een
Laudstormpliohtige. door Melis Stoke, met teekeningen Tan
Is. Tan Mens. 13: Overlading der Tweede Kamer,
teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal.
Bohaakrnbriek, red. dr. A. G. OJland.
Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: De Actie Tan de Nederlandsehe
Anti-Oorlogsraad, teekening Tan Joh. Braakensiek.
iililliliiiiHliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiijitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmi
Het Feuilleton staat op pagina 5
EEN LIEFDESVERKLARING
Het zal aan velen die in Die Wochë'
de prentjes graag bewonderen, maar den
tekst getrouwelijk overslaan, zijn ontsnapt,
dat in' 't Kerstnummer van dit Duitsche
weekblad de Staatsminister a. D.
ehemaliger königlich niederlündische
Mintsterprasidenf' Dr. Abraham Kuyper
een uitvoerig artikel heeft doen opnemen
dat heet Nederland".
Naarvden inhoud evenwel is het niet
anders dan een onomwonden minnebrief
van den Nederlander aan Duitschland.
Men mag de vraag stellen welk nut
ter wereld het hebben kan, dat een
?staatsman als de heer Kuyper, die toch
allesbehalve a. D." is en zeker niet voor
a. t. wil doorgaan, in de Duitsche pers
beschouwingen geeft, welke culmineeren
in de ontboezeming: daher habe ich
mich gleich beimBeginn des Kriegesfür
PRO-DEVTSCHerfclart". Juist in deze dagen,
nu-de Atnerikaansche Gezant te Berlijn
weer een voorbeeld levert, hoe onwel
gevallig men zijn eigen land kan zijn met
zulke betuigingen aan en in den vreemde,
alsmede hoeveel politiek valsch geld er
uit geslagen wordt, is het verkeerde van
zulk optreden dubbel duidelijk.
Wij kunnen het alleen maar
ongewenschte stemmingmakerij achten, dat iemand
als onze senator-partijleider in een
Duitsch blad de hoop gaat uitspreken,
't geen hij met zooveel woorden doet,
dat Engeland flink op den kop zal krijgen.
Als Raemakers zijn tegengestelde opinie
in de Entente-pers tot uiting brengt,
noemt men hem een landverrader.
Verklaart Dr. Kuyper Duitschland voor
den aangewezen vriend en de Geallieerden
voor den kwaden pier van Nederland,
dan krabt waarschijnlijk hoogstens de
minister van Buitenlandsche Zaken zich
in zijn kabinet even achter het oor.
Nu, plotselinge onheilen zullen noch
uit het een, noch uit het ander voort
vloeien.
En voor ons heeft het wél geschreven
artikel van de Woche zelfs eenig voordeel.
Namelijk dit: dat wij thans uit die
bron duidelijker, dan tot dusverre uit
enig Nederlandsen geschrift mogelijk
viel, de richting vernemen, welke de
driestarschrijver van de Standaard aan
de Nederlandsche staatkunde en aan de
Nederlandsche publieke opinie opdringen
wil.
Dus tevens: dat tegen de bedoeld
produitsche opvattingen van hem en zijne
geestverwanten met des te meer klem
kan gewaarschuwd worden.
Bedenkt men Kuyper's invloed op de
wereld onzer kerkelijke partijen, dan be
grijpt men nu eerst recht, hoe sterk daar
't wachtwoord: oogen naar het Oosten"
doorgegeven wordt.
Hier wordt helaas de vrees bevestigd,
die het R. K. lid der Rekenkamer, de heer
Sfumpf, onlangs in Van onzen Tijd uit
sprak: van onze rechtsche partijen is
eene pro-duitsche staatkunde te duchten".
* *
*
En toch, op hoe ontzaglijk
oppervlakkigen grondslag blijkt deze geheele
pro-duitsche tendenz zelfs bij eenen man
als dr. Kuyper te berusten.
De hoofdvraag, waarop het maar aan
komt, is immers deze: is
machtsvermeerdering van het Duitsche Rijk voor
Nederland een gevaar, of niet?"
Om die machtsvermeerdering toch
draait voor 't grootste deel, wie zal
het ontkennen, de oorlog.
Dr. Kuyper en de zijnen mogen het
gooien over den boeg van de gevaren,
gelegen in uitbreiding van Engeland's
wereldrijk, 't is toch bezwaarlijk vol
te houden, dat om vermeerdering van
d i e macht de strijd wordt gevoerd.
Wil men zeggen: tegen vermindering
ervan, goed; maar dit is een geheel
ander woord! Ook daarmede is ten slotte
slechts weer gezegd, dat de macht, die
er op uit is nu de handen verder uit te
slaan en daarbij op 't gecoaliseerde ver
zet is gestuit, de Duitsche is.
Alle naties, die onder de vóór 1914
bestaande orde van zaken hun bestaan in
vrede en onafhankelijkheid hebben kunnen
doorvoeren, behoeven zich daarontminder
te bekommeren om de oude wereld
machten, welke hen met rust lieten, dan
om de nieuw opkomende, die ook van
hen wat willen.
Dit geldt voor Nederland, en ieder,
die gezond Nederlandsch denkt, begrijpt
dat de gevaren voor onzen
onafhankelijken staat 't meest liggen in de
Duitsche expansie.
Hoe treffend heeft nog dezer dagen
de oud-minister Treub het Duitsche idee
van den Middel-Europeeschen
Opperstaat" na den oorlog, aan Nederland ter
waarschuwing voorgehouden.
De angstverwekkende Kuyperiaansche
betuigingen omtrent uitbreiding van de
Engelsche wereldmacht zijn in 't huidige
tijdsgewricht vrij kunstmatig.
Evenals 't gehamer met
oogenbliksgrieven en, zeer zeker gewichtige,
koopmansbezwaren, van Britsche
maiV-aanhoudingen en zwarte lijsten", waarvoor de
Duitschers nu eenmaal reeds de Toekomst
hebben afgehuurd om 't Nederlandsche
publiek zand mee in de oogen te strooien
tegenover de veel verder gaande Duitsche
gevaren, maar waar een staatsman als
dr. Kuyper toch eigenlijk niet mee moest
aankomen, wanneer het gaat om d u u
rz a m e vragen van Nederlandéche politiek.
***
En waaruit put dan de
anti-revolutionaire leider de overtuiging, om zijn volk
te durven, verzekeren: weest gerust,
wir in Holland können ber das
pangermanistische Treiben völlig anbesorgt
sein"?
Is giftiger slaapliedje denkbaar ?
Is alvast voor een argument als dit:
van Engeland heeft Nederland in vier
oorlogen en meer te lijden gehad, en
van Frankrijk ook, maar Duitschland
heeft ons nog nooit ernstig last aan
gedaan", eenige andere qualificatie te
vinden dan (salva omni reverentia), die
van dwaas?
Slechts deze kleinigheid toch wordt
daarbij vergeten.dat Engeland en Frankrijk
reeds sinds drie en een halve eeuw de
buren van den Nederiandschen staat zijn
geweest, terwijl het nieuwe Duitsche
Rijk, welks macht wij moeten vreezen,
eerst sinds 40 jaren is opgekomen l
Wat dit Rijk betreft, zou dr. Kuyper
beter doen, de hartstochtelijke waar
schuwingen en voorspellingen nog eens
te herlezen, die zijn groote voorganger
Groen van Prinsterer bij het ontstaan
daarvan aan Nederland toegeroepen heeft.
Trouwens, reeds van af het oogenblik,
dat het Pruisische Koninkrijk zijn militaire
macht deed voelen, hebben onze voor
vaderen de gevaren uit hetOosten doorzien.
Daarvoor zou nog met vrucht bij de
Nederlandsche diplomatie van de 18e
eeuw, tusschen den vrede van Utrecht en
dien van Aken, ter schole kunnen worden
gegaan.
Maar de sprekendste waarschuwing
tegen de gevaren van imperialistische
Duitsche machtsuitbreiding voor Neder
land, zijn te vinden in, het moge zonder
ling klinken, ... Frankrijk.
Het lijdt geen twijfel, of Frankrijk heeft
in de 17e en 18e eeuw in Europa tot
in bijzonderheden de rol gespeeld, welke
in de 19e eeuw op Duitschland, onder
Pruisische leiding, is overgegaan.
En ieder, die Nederland toeroept te
gedenken, wat het te duchten heeft ge
had van de heerschzucht van Lodewijk
XIV, van de intriges van Lodewijk XV,
van de legers der Revolutie en van de
dwingelandij van Napoleon, bevestigt
daarmede slechts dit: hoedt u thans voor
Duitschland!
De militaire, het westelijk continent
beheerschende, Nederland meer en meer
insluitende, ons met economische be
langen op den kop zittende en zich aan
het geestelijk leven opdringende, ons be
staansrecht negeerende macht van toen,
is nu: het Duitsche Rijk;
Evenals toen voor Frankrijk de op
slorping van Nederland een natuur
lijke kleinigheid was, evenzoo geldt
het thans voor een overmachtig Duitsch
land.
* * *
En evenzeer blijft de natuurlijke en
noodwendige staatkunde om Nederland
daartegen te helpen, die van... Engeland.
Ook in dit opzicht is de Kuyperiaan
sche leer een fatale gids.
Zij smaalt op Engeland, dat Nederland
in een hardnekkigen concurrentiestrijd
van een evenknie klein heeft gemaakt.
Het is zoo. Dit heeft ons Engeland
geleverd!
Doch wanneer wij in het heden denken,
mogen wij niet vergeten, dat Engeland
steeds niet alleen voor onze kleinheid,
maar tevens voor onze onafhankelijkheid
heeft gezorgd.
Vanaf het oogenblik, dat Elisabeth
hare hulp tegen Spanje verleende, totdat
later, in 1674, het Engelsche parlement
zelf den koning dwong, de Republiek
tegen Frankrijk bij te staan; gedurende
't geheele bondgenootschap van meer
dan 100 jaar, waarin de Zeemogendheden
te zamen zijn gegaan; en in de jaren,
dat Engeland, van 1793 tot 1815 toe, het
Fransche genie bestreden heeft, mede
wijl het Holland vrij wilde zien; om ten
slotte op 't Weener Congres den eisch
van een levenskrachtig, ook van kolo
niaal bezit voorzien Koningrijk der Neder
landen voorop te stellen, dóór al
die tijden heen heeft Groot-Brfïtanni
be^wezen, hoe 'n groot belang het steeds
blijft hechten aan het zelfstandig be
staan van de kleine mogendheid aan
de riviermonden der Noordzee.
Dank brengen wij Engeland hiervoor
niet, of blind vertrouwen. Het dient
met dit streven slechts zijn eigen
belang en zal, zoo dit het vordert, ook
Nederlandsche belangen niet ontzien.
Maar wij noemen het volksbedrog,
voortdurend met een beroep op de oude
Engelsche oorlogen, en de Kaap en de
Boerenrepublieken, de natie af te leiden
van dezen algemeenen grondregel harer
staatkunde: tegen de heerschzuchtige
groote continentale machten een rugge
steun te zien in het Eilandenrijk.
Deze waarheid kan zij leeren van be
proefder voorgangers dan dr. Kuyper,
en uit sprekender getuigenissen dan
artikels in Die Woche". Zij staan door
loopend in de annalen der historie;
en de mannen, die er voor opgekomen
zijn, vormen een vaste reeks, van Willem
den Zwijger af en Oldenbarneveld, stad
houder Willem III en Heinsius,
Slingeland, den Hertog van Brunswijk en den
Raadpensionaris Van de Spieghel, van
Hogendorp en Willem I.
Gelijk een hunner het kernachtig heeft
uitgedrukt: voor Nederland is een
andere groote nabuur steeds oneindig veel
gevaarlijker, dan Engeland het ooit zou
kunnen worden".
Dit is, w-vt men noemt de theorie van
het kleinste gevaar.
De Nederlanders blijven allereerst op
eigen krachten aangewezen. Eene zelf
standige houding naar alle zijden is
voor hen de boodschap.
Maar daarbij moeten de verschillende
zijden met onderscheidingsvermogen wor
den bezien. En dan is niet weg te praten,
dat nimmer Hollands vernedering dieper
en de ondergang dichter bij, het berouw
grooter is geweest, dan toen het op 't
einde van de 18e eeuw, in de jaren 1780
tot 1795, zich in de war had laten bren
gen door eene even handige en
weioverlegde pro-Fransche actie als thans de
pro-Duitsche is, en daardoor tegen
het (toen zeker vrij taktloos optre
dende) Groot-Brittanniëhad laten
opzweepen.
* *
Het valt nauwelijks aan te nemen, dat
deze waarheden onder de voormannen
der kerkelijke partijen, waar Dr. Kuyper
de leiding heeft, niet zouden worden be
seft. Er moeten voor den
Geallieerdenhaat en Duitschland-liefde aan die zijde
andere drijf veeren werken, dan het staat
kundig nadenken, dat daarvoor slechts
ondeugdelijke argumenten biedt!
Wij hebben ons in dit zielkundig
vraagstuk niet te verdiepen. Waarschijn
lijk spelen de nauwe aanrakingen met
Duitsche zendingsgenootschappen en
Duitsche bisdommen, vrees voor 't Fran
sche ongodisme en al te groote ver
knochtheid aan de gezagstheorien van
een Stahl, een groote rol.
Doch dan moge worden bedacht, dat
sentimenten het staatkundig oordeel
slechts verwarren, liefdesbetuigingen
gelijk die van dr. Kuyper ook!
Het is, zooals men weet, onze meening,
dat er onder de leiders der rechterzijde
mannen zijn, die men om hunne capacitei
ten in de moeilijke komende tijden gaarne
deel zou zien nemen aan de regeering.
Doch wat de buitenlandsche politiek
betreft steekt in opvattingen als de
Kuyperiaansche zooveel gevaar, en deze
zijn in kerkelijke kringen blijkbaar zóó
doorgedrongen, dat men toch ongaarne
verantwoordelijkheid zou zien toever
trouwd aan mannen, die zich niet uit
drukkelijk van deze liefde hebben losge
maakt en gezonder Nederlandsche be
ginselen erkend.
Sommigen, als de beer Struycken,
hebben dit ook reeds gedaan. Van
anderen, als den heer Colijn, is het
eveneens te hopen.
v. H.
* * »
Anti-ömokkelarij
De mededeellngen
overdedemoraliseeringtie aan de grenzen, welke ons uit verschillende
streken bereiken, zijn zóó verontrustend;
het smokkelwezen blijk onder de bevolking
daar zulke wantoestanden in de hand te
werken; en de gewone middelen om het
tegen te gaan schijnen zoo weinig afdoende
te zijn, dat wij met voldoening het zoo juist
aangekondigde wetsonwerp begroeten, dat
krachtiger justitieele maatregelen tegen de
smokkelarij wil invoeren.
Op den inhoud daarvan hopen wij nog
binnenkort terug te komen.
Maar er moge reeds thans op worden
gewezen, dat het hier in den letterlijken zin
des woords een noodmaatregel schijnt te
gelden, zoodat van de Wetgevende Macht
verwacht mag worden, dat zij allen spoed
er mede zal maken, om in dezen iets tot
stand te brengen.
Men is dit niet alleen aan het prestige
van ons overheidsgezag en van onze rechts
pleging schuldig, maar pok aan de betrok
ken streken zelve, wier bevolking met
krachtige vaderhand van het blijkbaar al
zeer glibberige en verleidelijke pad der
fraude moet worden teruggehouden.
v.
Hi
De Duitsche Vredesvoorwaarden
Dit opschrift moge den lezer niet doen
vermoeden, dat ik iets van die voorwaarden
weet. Juist omdat ik er niets van weet, ga
ik er overschrijven. Want de eenige manier,
om er achter te komen, is voorloopig deze:
na te gaan, wat Bethmann Hollweg in zijne
redevoeringen in den Rijksdag als oorlogs
doel heeft aangegeven.
Voor de eerste maal sprak hij daarover
op den 28en Mei 1915. In heel vage termen.
Er was toen ook geen reden, een spoedig
einde van den oorlog te verwachten: vlak
tevoren had Italiëzich erin gemengd. De
kanselier zei toen: Hoe grooter het gevaar
is, waaraan wij, van alle zijden door vijan
den besprongen, het hoofd moeten bieden,
hoe dieper de vaderlandsliefde in onze har
ten schiet; hoe grooter onze zorgen worden
voor kinderen en kindskinderen, des te
standvastiger moeten wij volhouden, tot wij
alle mogelijke wezenlijke waarborgen ver
worven en de zekerheid hebben geschapen,
dat geen onzer vijanden, noch alleen, noch
in bondgenootschap met anderen, nogmaals
de wapenen tegen ons opvat."
Den 19den Augustus 1915 na de ver
overing van Polen en de herovering van
Galiciëliet hij een krachtiger geluid
hooren: Indien Europa ooit tot rust zal
komen, moet het vernieuwd worden. Dit kan
alleen geschieden, wanneer de positie van
Duitschland zoo sterk wordt, dat het onaan
tastbaar is... De Engelsene politiek van het
staatkundig evenwicht moet verdwijnen,
want zij is, zooals Bernard Shaw onlangs
heeft gezegd, een broeinest van oorlogen...
Duitschland moet zijne positie zoo vast en
zoo sterk maken, dat de andere mogend
heden nooit weer aan een
omsingelingspolitiek kunnen denken. Ter bescherming
en tot heil zoowel van ons zelf als van alle
andere volken moeten wij de vrijheid der
wereldzeeën bevechten, niet om ze, zooals
Engeland wil, te beheerschen, maar om ze
gelijkelijk aan alle volkeren dienstbaar te
maken. Wij zullen zijn en blijven een wach
ter van den vrede, van de vrijheid der groote
en kleine natiën."
Bethmann Hollweg heeft zich ook bij deze
gelegenheid er zorgvuldig voor gewacht,
de puntjes op de i te zetten; het woord
annexatie" vermeed hij, nu zoowel als
later; de gestalte van het nieuwe Europa
bleef met een sluier bedekt; maar zooveel
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag bet motto: ,Confettt'.
Het zal zeer velen genoegen doen te
vernemen, dat Nederland zoo juist aan een
groot gevaar is ontsnapt, namelijk: het
gevaar van op onsterfelijke wijze te worden
geblameerd.'
Sinds eenigen tijd scheen men in het
Hoofdbestuur van ons Roode Kruis zwan
ger te gaan van het plan, om eene al
Ierwonderlijkst samengestelde missie naai
Amerika te zenden, ten Einde aldaar geld
te bedelen voor.... den geneeskundigen dienst
van Nederland l
Onpopulairder en noodeloozer denkbeeld
kon moeilijk zijn gerezen, en zelden zal
het bericht van eene fausse couche met
meer ingenomenheid zijn begroet, dan dit,
't geen ons zoo juist bereikt, dat deze missie
definitief een missie is geworden!
Men kan haar nu het heilige Roode Kruis
achterna slaan.
*
Een Engelsch troepentransportschip
getorpodeerd
LONDEN, 4 Fan. (R. O.) Officieel.
Het transportschip Ivernia is door een
vijandelijke duikboot in de Middellandsche
Zee, op l Jan. bij zeer slecht weer tot
zinken gebracht. Zij had troepen aan
boord.
Vier officieren en 146 man der troepen
worden vermist, het aantal slachtoffers
onder de scheepsofficieren en de beman
ning is nog niet met zekerheid bekend,
maar men hoopt dat van de scheeps
officieren alleen maar de chirurg en de
eerste machinist zijn omgekomen."
De chirurg en de machinist schijnen best
gemist te kunnsn worden.
*
Nogal van een Taaigeleerde
Al de onvolkomenheden zijn als bij
tooverslag in hun tegendeel verkeerd."
(Dr. v. Ginneken in Van Onzen Tijd".)
In hun tegendeel verkeerd; moet zijn in
haar tegendeel.
*
Turnen
Met Als de kersen bloeien heeft dr.
van Epen een geweldige sprong ge
maakt." (N. R. Ct.)
Niet met een polstok, doch met...
lllllllllltlllIlllttltlUllltlllllttlltlltttlllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllll
was nu zeker geworden: Duitschland wilde
voortaan aan Europa de wet kunnen stellen.
Immers, een onaantastbaar" Duitschland, een
Duitschland, dat een coalitie van de overige
groote mogendheden zou kunnen weerstaan,
zou aan elk van deze mogendheden afzonder
lijk zijn wil kunnen opleggen; en deze
mogendheden zouden voor geruimen tijd
van een coalitie worden afgeschrikt, wanneer
in den tegenwoordigen oorlog zulk een coalitie
onmachtig was gebleken, Dultschland te
verslaan.
Ook op den 9den December 1915 bij
de beantwoording van een interpellatie der
sociaaldemocraten over den vrede heeft
de Kanselier alleen laten gissen, welke voor
waarden Duitschland bij het vredesverdrag
begeerde te stellen. Noch in het Oosten,
noch in het Westen moeten onze vijanden
over een invalspoort tegen ons beschikken";
en verder sprak hij van waarborgen" daar
tegen en van grondslagen voor die waar
borgen"; ook hiervan, dat de waarborgen"
des te grooter zouden moeten zijn, naarmate
de vijanden den oorlog langer zouden voort
zetten.
Maar welke waarborgen er verlangd wer
den, daarover zweeg de kanselier. Alleen
dit gaf hij, in zijn antwoord aan
Scheidemann, den woordvoerder der sociaaldemo
craten, duidelijk te kennen: Duitschland zou
niet het eerst voor den dag komen met
voorstellen tot vrede; het zou dit aan de
geallieerden overlaten; deden deze echter
aanbiedingen, die de waardigheid van het
Duitsche Rijk niet beleedigden en zijne veilig
heid verzekerden, dan zou het altoos bereid
zijn die in overweging te nemen.
In den loop van 1916 heeft Bethmann
Hollweg nog eenige malen hetzelfde onder
werp aangeroerd, zonder ooit iets wezenlijks
toe te voegen aan wat hij vroeger reeds
gezegd had. Den 5en April verklaarde hij
nog eens: Niet voor een tweede maal moet
Rusland zijne legers kunnen doen optrekken
tegen de onbeschermde grenzen van Oost
en West-Pruisen". Wij verlangen wezen
lijke waarborgen, dat van Belgiëgeen
militairen economisch bolwerk tegen Duitsch
land zal worden gemaakt; ook hier mag de
status quo ante niet worden hersteld." Den
18en Juni kwam hij met de formule, dat elk
voorstel tot vrede gebaseerd zou moeten
zijn op den militairen toestand, zooals die
uit de oorlogskaart" bleek: een ondeugde
lijke formule, omdat de oorlogskaart alleen
aangeeft, welk gebied door de beide par
tijen bezet is, maar niet: de sterkte van de
legers, die te velde staan en nog te velde
kunnen worden gebracht, en evenmin het
' uithoudingsvermogen der oorlogvoerenden.
Duitschland heeft dus nooit, tenzij in vage