De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 13 januari pagina 1

13 januari 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2064 Zaterdag 13 Januari Aó. 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON -j* Abonn. per 3 maanden (men verbindt zich voor het loopende jaar) ? 1.90 Voor hetBuitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels/l.75, elke regel meer .... ?0.35 Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.40 Reclames, per regel 0.75 f» Bladz. l: Een Liefdesverklaring, door T. B. Bnitenlandsoh Ovwzioht door G. W. Kernkamp. Confetti. 2: Prof. H. P. G. Qaaok, door prof. mr. O. H. van Hamel. Hr. N. P. ran den Berg, d«or mr. G. Vissering. Krekelzang, door J. H. Bpeenhofi. Quaok ea Domela Nieutranhma,!door 8. M. Reens. 5: Voor Trouwen, door Klis. H. Bogga. Feuilleton: Verdanmelaingske, door G. Baal. 6: Belgische Kunst, door Plasschaert In den greep Tan het Barbarisme, door Jos. Loopnit. De Politieke Thomasvaer, teekening Tan Jordaan. Qregori Baspoetine, door Hem i Habert. 7: Vijftig Jaar Toonael. mevr. Theo Mann-Bouwme«8ter, door Anna E. Znikerberg, met poitret-teekening voor de Amsterdam met" Tan Joan Colletté. Jack London f, door J. Kakebeeke. 9: Verscherpte Oorlogsplannen, teekening Tan' George van Eaemdonok. 't Sobietgat, door Melis Stoke. Dramatische Kroniek, door Top Naefl, met teekeningen v«m Is. van Diens. 10: Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. Tan Leeuwen. Herinneringen aan Björnson, 11: Financiën en Economie, door J. D. Santilhano. 12: Uit het Kladschrift Tan Jantje. Leekensptegel. Kantteekeningen Tan een Laudstormpliohtige. door Melis Stoke, met teekeningen Tan Is. Tan Mens. 13: Overlading der Tweede Kamer, teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal. Bohaakrnbriek, red. dr. A. G. OJland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Bijvoegsel: De Actie Tan de Nederlandsehe Anti-Oorlogsraad, teekening Tan Joh. Braakensiek. iililliliiiiHliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiijitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmi Het Feuilleton staat op pagina 5 EEN LIEFDESVERKLARING Het zal aan velen die in Die Wochë' de prentjes graag bewonderen, maar den tekst getrouwelijk overslaan, zijn ontsnapt, dat in' 't Kerstnummer van dit Duitsche weekblad de Staatsminister a. D. ehemaliger königlich niederlündische Mintsterprasidenf' Dr. Abraham Kuyper een uitvoerig artikel heeft doen opnemen dat heet Nederland". Naarvden inhoud evenwel is het niet anders dan een onomwonden minnebrief van den Nederlander aan Duitschland. Men mag de vraag stellen welk nut ter wereld het hebben kan, dat een ?staatsman als de heer Kuyper, die toch allesbehalve a. D." is en zeker niet voor a. t. wil doorgaan, in de Duitsche pers beschouwingen geeft, welke culmineeren in de ontboezeming: daher habe ich mich gleich beimBeginn des Kriegesfür PRO-DEVTSCHerfclart". Juist in deze dagen, nu-de Atnerikaansche Gezant te Berlijn weer een voorbeeld levert, hoe onwel gevallig men zijn eigen land kan zijn met zulke betuigingen aan en in den vreemde, alsmede hoeveel politiek valsch geld er uit geslagen wordt, is het verkeerde van zulk optreden dubbel duidelijk. Wij kunnen het alleen maar ongewenschte stemmingmakerij achten, dat iemand als onze senator-partijleider in een Duitsch blad de hoop gaat uitspreken, 't geen hij met zooveel woorden doet, dat Engeland flink op den kop zal krijgen. Als Raemakers zijn tegengestelde opinie in de Entente-pers tot uiting brengt, noemt men hem een landverrader. Verklaart Dr. Kuyper Duitschland voor den aangewezen vriend en de Geallieerden voor den kwaden pier van Nederland, dan krabt waarschijnlijk hoogstens de minister van Buitenlandsche Zaken zich in zijn kabinet even achter het oor. Nu, plotselinge onheilen zullen noch uit het een, noch uit het ander voort vloeien. En voor ons heeft het wél geschreven artikel van de Woche zelfs eenig voordeel. Namelijk dit: dat wij thans uit die bron duidelijker, dan tot dusverre uit enig Nederlandsen geschrift mogelijk viel, de richting vernemen, welke de driestarschrijver van de Standaard aan de Nederlandsche staatkunde en aan de Nederlandsche publieke opinie opdringen wil. Dus tevens: dat tegen de bedoeld produitsche opvattingen van hem en zijne geestverwanten met des te meer klem kan gewaarschuwd worden. Bedenkt men Kuyper's invloed op de wereld onzer kerkelijke partijen, dan be grijpt men nu eerst recht, hoe sterk daar 't wachtwoord: oogen naar het Oosten" doorgegeven wordt. Hier wordt helaas de vrees bevestigd, die het R. K. lid der Rekenkamer, de heer Sfumpf, onlangs in Van onzen Tijd uit sprak: van onze rechtsche partijen is eene pro-duitsche staatkunde te duchten". * * * En toch, op hoe ontzaglijk oppervlakkigen grondslag blijkt deze geheele pro-duitsche tendenz zelfs bij eenen man als dr. Kuyper te berusten. De hoofdvraag, waarop het maar aan komt, is immers deze: is machtsvermeerdering van het Duitsche Rijk voor Nederland een gevaar, of niet?" Om die machtsvermeerdering toch draait voor 't grootste deel, wie zal het ontkennen, de oorlog. Dr. Kuyper en de zijnen mogen het gooien over den boeg van de gevaren, gelegen in uitbreiding van Engeland's wereldrijk, 't is toch bezwaarlijk vol te houden, dat om vermeerdering van d i e macht de strijd wordt gevoerd. Wil men zeggen: tegen vermindering ervan, goed; maar dit is een geheel ander woord! Ook daarmede is ten slotte slechts weer gezegd, dat de macht, die er op uit is nu de handen verder uit te slaan en daarbij op 't gecoaliseerde ver zet is gestuit, de Duitsche is. Alle naties, die onder de vóór 1914 bestaande orde van zaken hun bestaan in vrede en onafhankelijkheid hebben kunnen doorvoeren, behoeven zich daarontminder te bekommeren om de oude wereld machten, welke hen met rust lieten, dan om de nieuw opkomende, die ook van hen wat willen. Dit geldt voor Nederland, en ieder, die gezond Nederlandsch denkt, begrijpt dat de gevaren voor onzen onafhankelijken staat 't meest liggen in de Duitsche expansie. Hoe treffend heeft nog dezer dagen de oud-minister Treub het Duitsche idee van den Middel-Europeeschen Opperstaat" na den oorlog, aan Nederland ter waarschuwing voorgehouden. De angstverwekkende Kuyperiaansche betuigingen omtrent uitbreiding van de Engelsche wereldmacht zijn in 't huidige tijdsgewricht vrij kunstmatig. Evenals 't gehamer met oogenbliksgrieven en, zeer zeker gewichtige, koopmansbezwaren, van Britsche maiV-aanhoudingen en zwarte lijsten", waarvoor de Duitschers nu eenmaal reeds de Toekomst hebben afgehuurd om 't Nederlandsche publiek zand mee in de oogen te strooien tegenover de veel verder gaande Duitsche gevaren, maar waar een staatsman als dr. Kuyper toch eigenlijk niet mee moest aankomen, wanneer het gaat om d u u rz a m e vragen van Nederlandéche politiek. *** En waaruit put dan de anti-revolutionaire leider de overtuiging, om zijn volk te durven, verzekeren: weest gerust, wir in Holland können ber das pangermanistische Treiben völlig anbesorgt sein"? Is giftiger slaapliedje denkbaar ? Is alvast voor een argument als dit: van Engeland heeft Nederland in vier oorlogen en meer te lijden gehad, en van Frankrijk ook, maar Duitschland heeft ons nog nooit ernstig last aan gedaan", eenige andere qualificatie te vinden dan (salva omni reverentia), die van dwaas? Slechts deze kleinigheid toch wordt daarbij vergeten.dat Engeland en Frankrijk reeds sinds drie en een halve eeuw de buren van den Nederiandschen staat zijn geweest, terwijl het nieuwe Duitsche Rijk, welks macht wij moeten vreezen, eerst sinds 40 jaren is opgekomen l Wat dit Rijk betreft, zou dr. Kuyper beter doen, de hartstochtelijke waar schuwingen en voorspellingen nog eens te herlezen, die zijn groote voorganger Groen van Prinsterer bij het ontstaan daarvan aan Nederland toegeroepen heeft. Trouwens, reeds van af het oogenblik, dat het Pruisische Koninkrijk zijn militaire macht deed voelen, hebben onze voor vaderen de gevaren uit hetOosten doorzien. Daarvoor zou nog met vrucht bij de Nederlandsche diplomatie van de 18e eeuw, tusschen den vrede van Utrecht en dien van Aken, ter schole kunnen worden gegaan. Maar de sprekendste waarschuwing tegen de gevaren van imperialistische Duitsche machtsuitbreiding voor Neder land, zijn te vinden in, het moge zonder ling klinken, ... Frankrijk. Het lijdt geen twijfel, of Frankrijk heeft in de 17e en 18e eeuw in Europa tot in bijzonderheden de rol gespeeld, welke in de 19e eeuw op Duitschland, onder Pruisische leiding, is overgegaan. En ieder, die Nederland toeroept te gedenken, wat het te duchten heeft ge had van de heerschzucht van Lodewijk XIV, van de intriges van Lodewijk XV, van de legers der Revolutie en van de dwingelandij van Napoleon, bevestigt daarmede slechts dit: hoedt u thans voor Duitschland! De militaire, het westelijk continent beheerschende, Nederland meer en meer insluitende, ons met economische be langen op den kop zittende en zich aan het geestelijk leven opdringende, ons be staansrecht negeerende macht van toen, is nu: het Duitsche Rijk; Evenals toen voor Frankrijk de op slorping van Nederland een natuur lijke kleinigheid was, evenzoo geldt het thans voor een overmachtig Duitsch land. * * * En evenzeer blijft de natuurlijke en noodwendige staatkunde om Nederland daartegen te helpen, die van... Engeland. Ook in dit opzicht is de Kuyperiaan sche leer een fatale gids. Zij smaalt op Engeland, dat Nederland in een hardnekkigen concurrentiestrijd van een evenknie klein heeft gemaakt. Het is zoo. Dit heeft ons Engeland geleverd! Doch wanneer wij in het heden denken, mogen wij niet vergeten, dat Engeland steeds niet alleen voor onze kleinheid, maar tevens voor onze onafhankelijkheid heeft gezorgd. Vanaf het oogenblik, dat Elisabeth hare hulp tegen Spanje verleende, totdat later, in 1674, het Engelsche parlement zelf den koning dwong, de Republiek tegen Frankrijk bij te staan; gedurende 't geheele bondgenootschap van meer dan 100 jaar, waarin de Zeemogendheden te zamen zijn gegaan; en in de jaren, dat Engeland, van 1793 tot 1815 toe, het Fransche genie bestreden heeft, mede wijl het Holland vrij wilde zien; om ten slotte op 't Weener Congres den eisch van een levenskrachtig, ook van kolo niaal bezit voorzien Koningrijk der Neder landen voorop te stellen, dóór al die tijden heen heeft Groot-Brfïtanni be^wezen, hoe 'n groot belang het steeds blijft hechten aan het zelfstandig be staan van de kleine mogendheid aan de riviermonden der Noordzee. Dank brengen wij Engeland hiervoor niet, of blind vertrouwen. Het dient met dit streven slechts zijn eigen belang en zal, zoo dit het vordert, ook Nederlandsche belangen niet ontzien. Maar wij noemen het volksbedrog, voortdurend met een beroep op de oude Engelsche oorlogen, en de Kaap en de Boerenrepublieken, de natie af te leiden van dezen algemeenen grondregel harer staatkunde: tegen de heerschzuchtige groote continentale machten een rugge steun te zien in het Eilandenrijk. Deze waarheid kan zij leeren van be proefder voorgangers dan dr. Kuyper, en uit sprekender getuigenissen dan artikels in Die Woche". Zij staan door loopend in de annalen der historie; en de mannen, die er voor opgekomen zijn, vormen een vaste reeks, van Willem den Zwijger af en Oldenbarneveld, stad houder Willem III en Heinsius, Slingeland, den Hertog van Brunswijk en den Raadpensionaris Van de Spieghel, van Hogendorp en Willem I. Gelijk een hunner het kernachtig heeft uitgedrukt: voor Nederland is een andere groote nabuur steeds oneindig veel gevaarlijker, dan Engeland het ooit zou kunnen worden". Dit is, w-vt men noemt de theorie van het kleinste gevaar. De Nederlanders blijven allereerst op eigen krachten aangewezen. Eene zelf standige houding naar alle zijden is voor hen de boodschap. Maar daarbij moeten de verschillende zijden met onderscheidingsvermogen wor den bezien. En dan is niet weg te praten, dat nimmer Hollands vernedering dieper en de ondergang dichter bij, het berouw grooter is geweest, dan toen het op 't einde van de 18e eeuw, in de jaren 1780 tot 1795, zich in de war had laten bren gen door eene even handige en weioverlegde pro-Fransche actie als thans de pro-Duitsche is, en daardoor tegen het (toen zeker vrij taktloos optre dende) Groot-Brittanniëhad laten opzweepen. * * Het valt nauwelijks aan te nemen, dat deze waarheden onder de voormannen der kerkelijke partijen, waar Dr. Kuyper de leiding heeft, niet zouden worden be seft. Er moeten voor den Geallieerdenhaat en Duitschland-liefde aan die zijde andere drijf veeren werken, dan het staat kundig nadenken, dat daarvoor slechts ondeugdelijke argumenten biedt! Wij hebben ons in dit zielkundig vraagstuk niet te verdiepen. Waarschijn lijk spelen de nauwe aanrakingen met Duitsche zendingsgenootschappen en Duitsche bisdommen, vrees voor 't Fran sche ongodisme en al te groote ver knochtheid aan de gezagstheorien van een Stahl, een groote rol. Doch dan moge worden bedacht, dat sentimenten het staatkundig oordeel slechts verwarren, liefdesbetuigingen gelijk die van dr. Kuyper ook! Het is, zooals men weet, onze meening, dat er onder de leiders der rechterzijde mannen zijn, die men om hunne capacitei ten in de moeilijke komende tijden gaarne deel zou zien nemen aan de regeering. Doch wat de buitenlandsche politiek betreft steekt in opvattingen als de Kuyperiaansche zooveel gevaar, en deze zijn in kerkelijke kringen blijkbaar zóó doorgedrongen, dat men toch ongaarne verantwoordelijkheid zou zien toever trouwd aan mannen, die zich niet uit drukkelijk van deze liefde hebben losge maakt en gezonder Nederlandsche be ginselen erkend. Sommigen, als de beer Struycken, hebben dit ook reeds gedaan. Van anderen, als den heer Colijn, is het eveneens te hopen. v. H. * * » Anti-ömokkelarij De mededeellngen overdedemoraliseeringtie aan de grenzen, welke ons uit verschillende streken bereiken, zijn zóó verontrustend; het smokkelwezen blijk onder de bevolking daar zulke wantoestanden in de hand te werken; en de gewone middelen om het tegen te gaan schijnen zoo weinig afdoende te zijn, dat wij met voldoening het zoo juist aangekondigde wetsonwerp begroeten, dat krachtiger justitieele maatregelen tegen de smokkelarij wil invoeren. Op den inhoud daarvan hopen wij nog binnenkort terug te komen. Maar er moge reeds thans op worden gewezen, dat het hier in den letterlijken zin des woords een noodmaatregel schijnt te gelden, zoodat van de Wetgevende Macht verwacht mag worden, dat zij allen spoed er mede zal maken, om in dezen iets tot stand te brengen. Men is dit niet alleen aan het prestige van ons overheidsgezag en van onze rechts pleging schuldig, maar pok aan de betrok ken streken zelve, wier bevolking met krachtige vaderhand van het blijkbaar al zeer glibberige en verleidelijke pad der fraude moet worden teruggehouden. v. Hi De Duitsche Vredesvoorwaarden Dit opschrift moge den lezer niet doen vermoeden, dat ik iets van die voorwaarden weet. Juist omdat ik er niets van weet, ga ik er overschrijven. Want de eenige manier, om er achter te komen, is voorloopig deze: na te gaan, wat Bethmann Hollweg in zijne redevoeringen in den Rijksdag als oorlogs doel heeft aangegeven. Voor de eerste maal sprak hij daarover op den 28en Mei 1915. In heel vage termen. Er was toen ook geen reden, een spoedig einde van den oorlog te verwachten: vlak tevoren had Italiëzich erin gemengd. De kanselier zei toen: Hoe grooter het gevaar is, waaraan wij, van alle zijden door vijan den besprongen, het hoofd moeten bieden, hoe dieper de vaderlandsliefde in onze har ten schiet; hoe grooter onze zorgen worden voor kinderen en kindskinderen, des te standvastiger moeten wij volhouden, tot wij alle mogelijke wezenlijke waarborgen ver worven en de zekerheid hebben geschapen, dat geen onzer vijanden, noch alleen, noch in bondgenootschap met anderen, nogmaals de wapenen tegen ons opvat." Den 19den Augustus 1915 na de ver overing van Polen en de herovering van Galiciëliet hij een krachtiger geluid hooren: Indien Europa ooit tot rust zal komen, moet het vernieuwd worden. Dit kan alleen geschieden, wanneer de positie van Duitschland zoo sterk wordt, dat het onaan tastbaar is... De Engelsene politiek van het staatkundig evenwicht moet verdwijnen, want zij is, zooals Bernard Shaw onlangs heeft gezegd, een broeinest van oorlogen... Duitschland moet zijne positie zoo vast en zoo sterk maken, dat de andere mogend heden nooit weer aan een omsingelingspolitiek kunnen denken. Ter bescherming en tot heil zoowel van ons zelf als van alle andere volken moeten wij de vrijheid der wereldzeeën bevechten, niet om ze, zooals Engeland wil, te beheerschen, maar om ze gelijkelijk aan alle volkeren dienstbaar te maken. Wij zullen zijn en blijven een wach ter van den vrede, van de vrijheid der groote en kleine natiën." Bethmann Hollweg heeft zich ook bij deze gelegenheid er zorgvuldig voor gewacht, de puntjes op de i te zetten; het woord annexatie" vermeed hij, nu zoowel als later; de gestalte van het nieuwe Europa bleef met een sluier bedekt; maar zooveel Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag bet motto: ,Confettt'. Het zal zeer velen genoegen doen te vernemen, dat Nederland zoo juist aan een groot gevaar is ontsnapt, namelijk: het gevaar van op onsterfelijke wijze te worden geblameerd.' Sinds eenigen tijd scheen men in het Hoofdbestuur van ons Roode Kruis zwan ger te gaan van het plan, om eene al Ierwonderlijkst samengestelde missie naai Amerika te zenden, ten Einde aldaar geld te bedelen voor.... den geneeskundigen dienst van Nederland l Onpopulairder en noodeloozer denkbeeld kon moeilijk zijn gerezen, en zelden zal het bericht van eene fausse couche met meer ingenomenheid zijn begroet, dan dit, 't geen ons zoo juist bereikt, dat deze missie definitief een missie is geworden! Men kan haar nu het heilige Roode Kruis achterna slaan. * Een Engelsch troepentransportschip getorpodeerd LONDEN, 4 Fan. (R. O.) Officieel. Het transportschip Ivernia is door een vijandelijke duikboot in de Middellandsche Zee, op l Jan. bij zeer slecht weer tot zinken gebracht. Zij had troepen aan boord. Vier officieren en 146 man der troepen worden vermist, het aantal slachtoffers onder de scheepsofficieren en de beman ning is nog niet met zekerheid bekend, maar men hoopt dat van de scheeps officieren alleen maar de chirurg en de eerste machinist zijn omgekomen." De chirurg en de machinist schijnen best gemist te kunnsn worden. * Nogal van een Taaigeleerde Al de onvolkomenheden zijn als bij tooverslag in hun tegendeel verkeerd." (Dr. v. Ginneken in Van Onzen Tijd".) In hun tegendeel verkeerd; moet zijn in haar tegendeel. * Turnen Met Als de kersen bloeien heeft dr. van Epen een geweldige sprong ge maakt." (N. R. Ct.) Niet met een polstok, doch met... lllllllllltlllIlllttltlUllltlllllttlltlltttlllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllll was nu zeker geworden: Duitschland wilde voortaan aan Europa de wet kunnen stellen. Immers, een onaantastbaar" Duitschland, een Duitschland, dat een coalitie van de overige groote mogendheden zou kunnen weerstaan, zou aan elk van deze mogendheden afzonder lijk zijn wil kunnen opleggen; en deze mogendheden zouden voor geruimen tijd van een coalitie worden afgeschrikt, wanneer in den tegenwoordigen oorlog zulk een coalitie onmachtig was gebleken, Dultschland te verslaan. Ook op den 9den December 1915 bij de beantwoording van een interpellatie der sociaaldemocraten over den vrede heeft de Kanselier alleen laten gissen, welke voor waarden Duitschland bij het vredesverdrag begeerde te stellen. Noch in het Oosten, noch in het Westen moeten onze vijanden over een invalspoort tegen ons beschikken"; en verder sprak hij van waarborgen" daar tegen en van grondslagen voor die waar borgen"; ook hiervan, dat de waarborgen" des te grooter zouden moeten zijn, naarmate de vijanden den oorlog langer zouden voort zetten. Maar welke waarborgen er verlangd wer den, daarover zweeg de kanselier. Alleen dit gaf hij, in zijn antwoord aan Scheidemann, den woordvoerder der sociaaldemo craten, duidelijk te kennen: Duitschland zou niet het eerst voor den dag komen met voorstellen tot vrede; het zou dit aan de geallieerden overlaten; deden deze echter aanbiedingen, die de waardigheid van het Duitsche Rijk niet beleedigden en zijne veilig heid verzekerden, dan zou het altoos bereid zijn die in overweging te nemen. In den loop van 1916 heeft Bethmann Hollweg nog eenige malen hetzelfde onder werp aangeroerd, zonder ooit iets wezenlijks toe te voegen aan wat hij vroeger reeds gezegd had. Den 5en April verklaarde hij nog eens: Niet voor een tweede maal moet Rusland zijne legers kunnen doen optrekken tegen de onbeschermde grenzen van Oost en West-Pruisen". Wij verlangen wezen lijke waarborgen, dat van Belgiëgeen militairen economisch bolwerk tegen Duitsch land zal worden gemaakt; ook hier mag de status quo ante niet worden hersteld." Den 18en Juni kwam hij met de formule, dat elk voorstel tot vrede gebaseerd zou moeten zijn op den militairen toestand, zooals die uit de oorlogskaart" bleek: een ondeugde lijke formule, omdat de oorlogskaart alleen aangeeft, welk gebied door de beide par tijen bezet is, maar niet: de sterkte van de legers, die te velde staan en nog te velde kunnen worden gebracht, en evenmin het ' uithoudingsvermogen der oorlogvoerenden. Duitschland heeft dus nooit, tenzij in vage

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl