De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 13 januari pagina 3

13 januari 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

; 13 Jan.'.17. No. 2064 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Prof. Mr. H. P. G. Quack door Prof. MR. G. A. v. HAMEL. Lid van de Tweede Kamer. (Obüt, 82 jaren oud, in den nacht van 5 op 6 Januari 1917.) Men schrijve van mij geen levensbericht." In de doodsbrieven. waarin aan de Koninklijke Academie van Wetenschappen en aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde van den dood van haar medelid Godfried Quack werd kond gedaan, stond ook deze wensch van den ontslapene geschreven: geen levens bericht. Dat gaat in tegen wat bij die lichamen in gebruik is. Die stellen er prijs op, dat het nageslacht, ter bezieling van het eigen denken en doen, nog dikwijls de blad zijden opsla, waarin het levensbeeld van groote en nuttige .mannen uit hun kring door een vriendenhand geteekend is, Wat mag Quack tot dien wensch hebben gedreven? Vooreerst wel zijn eenvoud. Want hij was eenvoudig van zin, al was zijn optreden door den glans zijner gaven, 'van zelf schitterend. Dan mag pok want hij moet zich van het fijn samen gestelde zijner persoonlijkheid zijn bewust geweest de vrees hebben gewerkt, dat hij misschien niet altijd zou worden begre pen, zelfs als piëteit de pen van den biograaf bewoog. En eindelijk: is hij niet reeds zelf met de uitgave van het boek zijner Her inneringen" zijn eigen biograaf geweest; en is niet zijn levenswerk, het boek over Socialisten, Personen en Stelsels", dat het denken en het streven van anderen beschrijft, tevens een gedenkboek geworden van het voelen en streven zijner eigen ziel? Ook het nageslacht zal geen Biographie" van noode hebben om Quack te leeren kennen; en de tijdgenooten, onder wie hij leefde en van wie hij scheidde, ouderen en jongen, staan gansch onder den indruk, den onuitwischbaren indruk van zijn persoon lijkheid. Onder dien indruk, omfloersd door den rouw over zijn heengaan, moge ik hier ook al niet iets wagen wat een si uk levensbe schrijving zou willen zijn; maar enkele regelen over hem opstellen met eerbiedige piëteit, opdat gelijk ik het ook bij zijn uitvaart zeggen mocht de plek waar op Zorgvlied" aan den Amstel zijn stoffelijk deel is te ruste gelegd, haar geestelijke wijding erlange. . Want alles was aan hem geestelijk. Men schen met een zoo rijken schat van geestelijk léven zijn zeldzaam. En dat hij van dien schat kwistig heeft uitgedeeld in zijn om geving en daarbuiten, stemt tot grooten dank. De onverzwakte begeerte naar onderzoek van de sociale verschijnselen in hun Vervorming en van de roerselen die daarbij der menschen doen en denken dreven; de onvermoeide werkkracht en werklust zoolang het dag was, tot dat eindelijk toch de nacht kwam waarin niemand werken kan; de diepte van zijn denken en de juistheid van zijn oordeel; de stoutheid zijner verbeelding, die hem de denkbeelden en de gebeurtenissen deed zien in hooger licht, en waardoor de horizon der maatschappelijke evolutie zich voor hem verder uitspande, dan de gezichtseinder der meeste menschen ligt; de artistieke zin en begaafdheid, die, waar hij aijn denken of voelen uitsprak of uitschreef, dit alles kleurden met de schoonheid van helle kleuren of zachte tinten, een verlustiging ? voor wie het zagen, of wel dat alles omgaven als met een spel van foische of fijne tonen, een bekoring voor wie er naar luisterden; de teederheid van zijn ge moed, het fijnbesnaarde, dat door het goede en sehoone weldadig geroerd werd en pijnlijk werd aangedaan door het leed en het kwaad dezer wereld, gelijk in de laatste jaren de oorlog in Europa hem een dagelijksch lijden is geweest. Quack's geestelijke persoonlijkheid blijft voor de herinnering van ieder die zich zijner herinneren mag, een van de fijnste instru menten waaruit de goddelijke wereld geest een stuk van het levenslied der menschheid heeft doen klinken. Zijn dagelijksche werkzaamheid en zijn wetenschappelijke studiën beide voerden iiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii' iniiiiiiiimiiii sluiten. Hij had tpch ten volle begrepen hoe uitmuntend het stelsel had gewerkt, dai ons moederland en zijne koloniën een zelfde munt hadden. Reeds in de jaren van den grooten strijd, tusschen 1870/75, zijn ook van zijn hand verscheidene stukken versche nen, waarin hij warm pleit voor de aan vaarding van het goud. In dat opzicht was hij wel haast een unicum in het geheele Oosten. In andere koloniën en omliggende Oostersche landen dacht men er niet aan om het goud te willen aanvaarden. Het was dus wel een zeer stout stuk om te bepleiten, dat Nederlandsch-Indië, hoe groot het dan ook op zich zelf moge wezen, toch als een betrekkelijk klein gebied in het reusachtige Azië, alleen het goud zou willen aanvaarden. In 1875 dan werd de vrije aanmunting van zilver voor goed gesloten en het goud in Nederland als standaardmunt aanvaard. Daarmede was feitelijk reeds het pleit be slist voor Nederlandsch-Indië, omdat Neder landsch-Indiëdezelfde munten had als het moederland en geen eigen muntinrichting. Wanneer wij thans de munttoestanden in het groote Aziënagaan, dan zien wij, dat, met uitzondering van .China, alle andere koloniën eh Rijken ook tot de fixeering van de zilveren munt, of m.a.w. feitelijk tot den 'gouden standaard zijn overgegaan. BritschIndië, Straits Settlements, Japan, de Philippijnen onder het beheer van Amerika, allen zijn zij eindelijk tot de zelfde slotsom ge komen, Britsch-Indiëpas in 1898, Japan ook in 1898, de Straits eerst in 1906, de Philippijnen op ongeveer dienzelfden tijd. In dien tusschentijd hebben echter al die z.g. zilverlanden op een vreeselij ke manier geleden onder hunne aarzeling om eerder tot dien gouden standaard over te gaan. Zeer ernstige toe standen, crisissen zijn daar voorgekomen, en daartegenover is ons Indiëvoor al dergelijke excessen gespaard gebleven, omdat zijn muntwezen zoo voortreffelijk in orde was. Eerst als profeet,-later als kampioen, zien wij den heer van den Berg in dat strijdperk staan in het Oosten, en achterna heeft ge heel Azië, van welke landaard het ook moge zijn, met uitzondering van China, aan zijne opvattingen gelijk gegeven. In dit opzicht is Nederland de geheele Oostersche wereld tientallen van jaren vooruit geweest en de eerste krachtige voorvechter daarvoor is de hem naar het gebied van de stoffelijke welvaart der maatschappij, haar realiteit en haar evolutie, naar nieuwe tijden en tot nieuwe vormen. Maar wat hem daar aan trok, dat waren de geestelijke stroomingen die de werkelijkheid achterlieten als haren neerslag en den gang naar beter toekomst voorstuwden of ook trachtten tegen te houden of te matigen. Zoo heeft hij woorden neergeschreven of uitgesproken, die zijn vastgebleven aan zijn persoon. Nog geloof ik zoo sprak hij het uit in zijn inaugureele rede over Sociale Politiek" gehouden als buitengewoon hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam dat het de heerlijkste taak op aarde is, om een edelen hartstocht in de ziel van het volk te kunnen werpen," en die edele hartstocht was voor hem de drang naar Sociale Recht vaardigheid." Zoo kastijdde hij aan het slot van zijn werk over de socialisten het individualisme op de spits gedreven, het gemis aan gemeenschapszin," waarmede het zoo erg was geworden, dat zelfs de vrijheid van het individu" onmis baar en heerlijk levensbeginsel voor velen geworden is het gewaad waaronder zij het egoïsme der plutocratie maskeerden." Tegenover dat schijnheilig beroep op de vrijheid met die geeselende zinsnede wordt het boek afgesloten stiet ik mijn kreet uit voor de gemeenschap." Eén trek treft mij hier sterk. Hij noemt zijn boek De Socialisten, Per sonen en Stelsels," maar de Personen zijn hem heel wat meer dan de Stelsels, hoe kunstig ook gedacht. Zijn ook niet zijn wonderschoone Gidsartikelen over maat schappij en kunst bovenal beschrijvingen van personen, fijn gestyleerde ontledingen van fijne zielen ? In zijn Herinneringen her denkt hij de vele betrekkingen, waarin hij zijn werkzaamheid heeft gegeven, en de personen die hij daarbij heeft ontmoet, maar ook daarbij waren hem alweer de per sonen het meest. Hij hechtte meer aan de macht de persoonlijkheid, dan aan de kracht van stelsels of instellingen, en verwachtte daarvan het meest. Zeker bracht hem daartoe mede de terugslag van zijn eigen persoon lijkheid, waarvan zoo groote macht[ten goede is uitgegaan. Zoo heeft hij bij al zijn doen en denken tot het einde van zijn leven teer en warm gevoeld voor de denkers, in wier streven hij zich indacht, voor zijn medewerkers wier samenwerking hij waardeerde, voor de vele vrienden - - ook, overgebleven voor recht van zijn professoren-loopbaan, onder de jongeren wier omgang hem lief was. Aandoenlijk is gebleven zijn gehechtheid aan de nagedachtenis der eigen leer meesters, allereerst aan den vroeg ontslapen hoogleeraar van het Amsterdamsch Athenaeutn Illustre, Martinus des Amorfe van der Hoeven, aan wien hij, het was in 1869, f en Gidsartikel van wonderbare teerheid en schoonheid gewijd heeft. En bijna dagelijks stond later nog telkens voor zijn geest de droeve gestalte" van den gestorven leer meester, vragend om het eenige waaraan hij waarde hechtte: een herinnering." Zoo zal ook voor velen van Quack's tijd genooten en voor al zijne vrienden wel dikwijls zijn gestalte weer opkomen maar hier een leVendige en opgewekte ge stalte en dan ook vragen om datzelfde, e<-n herinnering". Die zal niet moeilijk te geven zijn- Van zelf valt zij ons in de handen en dragen wij haar ons leven door, de oudsten voor een kort afgemeten tijd, de jongsten voor een lang leven, allen met dezelfde piëteit. Prof. Quack en DomelaNieuwenhuis De redactie plaatst gaarne dit artikel van den heer Rtens, die vroeger een bekende figuur is geweest in de socialistenwereld. Onlangs verscheen in de Nieuwe Rotter dammer van de hand van dr. J. M. van 't Hof eene zeer lezenswaardige schets waarin een parallel getrokken werd tusschen prof. Quack heer N. P. van den Berg geweest. In 1884 was er andermaal eene gelegenheid voor Mr. van der Berg om zijn groote gaven als leider te toonen. De cultuur-crisis en de daaruit voortgesproten financieele crisis dreigde ontzettende rampen in Indiëte doen ontstaan. De geheele Indische maatschappij stond als het ware te wankelen. Het was de vraag of vele der grootste cultures en financieele instellingen in moeilijkheden zouden komen, waardoor een algemeene deblacle zou zijn gevolgd met alle ellende ook voor de groote Indische bevolking daaraan verbonden. In die dagen heeft de heer Van den Berg zich aan geen voor schriften of regelen meer gestoord; er was maar n wetboek voor hem: dat was de wet van het gezonde verstand. Hij heeft ;oen de volle verantwoordelijkheid voor zijn jaden op zich durven nemen, en met de «achtige hulp van de Javasche Bank is de :ijd gewonnen, waardoor de gelegenheid bestond in Nederland nieuwe financieele combinaties te ontwerpen om zich uit dien hachelijken toestand te redden. Het leven van den Heer van den Berg is te veelzijdig geweest om in een artikel van de zen om vang daaraan voldoende rech t te laten wedervaren. Daarom kunnen slechts enkele grepen uit dat leven worden gedaan. In 1889 naar Nederland gekomen, was de Heer van den Berg geroepen tot het Directeur schap van De Nederlandsche Bank, maar egelijk was hem een andere zeer belangrijke unctie opgedragen. In 1889 was het octrooi ran de Javasche Bank vernieuwd, en een groote wijziging was daarin aangebracht, welke voor al voor de toekomst van belang zou blijken te zijn, namelijk, dat de Javasche Bank een eigen bijkantoor zou oprichten in Amsterdam. De bedoeling was, dat zij door die eigen vestiging in Amsterdam de behandeling van de geld- en muntzaken in het moederland >eter dan voorheen in eigen handen zou kunnen nemen. Eerst in de latere jaren is volledig gebleken welk een kracht de Java>che Bank aan de oprichting van dat bijkantoor heeft kunnen ontleenen en haar zoo beslist noodzakelijke, maar ook zeer voorspoedige politiek van de z.g. QoldExchange te kunnen volvoeren. Ik kom hier ip een punt, dat veel te technisch is voor ene behandeling alhier en ook te uitgebreid, MEJDENS gereed en naar maat vanaf f «a.-. Coupéur-resziger fe ontbieden. Tot het bouwen van Villa's en Landhuizen zijn prachtige heuvel achtige BOSCHTERREINEN te koop in HET OOSTERPARK te DE BILT ciati nn 5 UHIUII Lage prijzen, mooie wegen, gas, electr. licht, water. *? Haat<>- tot ExP|oit- TU Bet »»8t«r»ark ir j T g Tel. Int. 38 & 48 005TERBEEK MEUB1LEERB10EN MEUBILEERINGMAATSCHAPPIJ - HOLLAND MEUBELT ARÏISTIEK 01 WOONHUIS OF IILU VOOR: f 500. 650.775. 875.1100 EN HOOGER STOFFEERT ARTISTIEK UW «OOHHUISOF HUMOOR: f 250.» 290. 425. 550.675. EN HOOGER - AMSTERDAM N.Z, VOORBURGWAL 274 o. h. Nieuws v. d. Dag. Int. Tel. 5974 VRAAGT PRIJSCOURANTEN DE AMSTERDAMMER, Weekblad voor Nederland kost slechts ?1.90 per kwartaal. TAMINIAÜ'S - JAM De Financieel Nieuwsblad Singel 842. A' TELEFOON N. 6925 bevat steeds actueele arti kelen, betrouwbare cor respondentie, altlotingen van premieleenlngen, productie», koerslljst enz. Abonnement slechts |so| ets. per kwartaal. Vraagt gratis Proefnummers en Domela Nieuwenhuis. Inderdaad dat zijn wel twee verschillende figuren. En als ooit iets duidelijk gedemon streerd werd dan was het bij de begrafenis van de een, die bijgewoond werd door den ander. Een niet te groote schare van belang stellenden had zich om de groeve geschaard en behalve dan Domela Nieuwenhuis en ik, waren bijna allen gehoogenhoed"eninpels gestoken. De beurs en de academie hadden hem graf waarts gebracht en als hooge eer dekten kransen van de koningin en haar moeder zijn baar. * Het moet toch wel een eigenaardige per soonlijkheid geweest zijn wiens baar gedekt door koninklijke kransen, een figuur als Domela Nieuwenhuis er toe bewegen kon hem de laatste eer te komen bewijzen. Gekend hebben zij elkaar te naüwernood, want slechts eenmaal hebben zij elkaar ontmoet. Dus moet er iets anders bestaan gebben dat Domela bewoog naar Zorgvlied te gaan. Domela die God noch Meester" erkent, erkende in Quack zijn meester. Het was dus eerbied die hem dreef. Beiden hebben eene Geschiedenis van het Socialisme geschreven en daarom kan nie mand beter dan de een het werk van den ander beoordeelen. Niemand beter dan hij die zelf getracht heeft uit de overal verspreide materialen die geschiedenis samen te stellen, kan beseffen hoe zwaar de taak geweest is van denman die 20 jaren gearbeid heeft aan het boek dat hem zoo het ware geschreven in het Fransch, Duitsch of Engelsen tot een vermaardheid in Europa zou hebben verheven. * * * Er zijn velen Domela behoort pok tot hen die meenen dat Quack socialist was. Dat hij geloofde in de socialistische ide alen maar dat hij door karakter zwakte nooit partijman durfde worden. Ik behoor niet tot hen die zoo over hem oordeelen, en ik meen dat de geest van zoodat ik mij bij de vermelding van dien naam wil beperken, onder verwijzing naar hetgeen ik hieromtrent o.a. binnen kort in het Jaarboek Grotius" nader zal pubiiceeren. Ofschoon de heer Van den Berg aanvanke lijk niet een der groote voorstanders is geweest van het bijkantoor der Javasche Bank te Amsterdam (vooral de heer B. Heidring, later President van de Neder landsche Handel-Maatschappij, had in de tachtiger jaren de noodzakelijkheid van op richting van een dergelijk bijkantoor bepleit) was ook hij toch later een overtuigd voor stander daarvan geworden, en nu werd aan hem de sehoone opdracht gegeven om te zamen met den heer A. F. Insinger dit bij kantoor in te richten en verder tot ont wikkeling te brengen. Bij het optreden van mr. N. G. Pierson als Minister van Financiën werd Mr. N. P. van den Berg met ingang van 25 September 1891 tot President van de Nederlandsche Bank benoemd; 21 jaar lang heeft hij die post bekleed, en ook daar is hij steeds de krachtige leider geweest van de beginselen, die muurvast in zijne overtuiging waren geprent. Nederland heeft in die 21 jaren op financieel gebied geen gebeurtenissen van bijzonder belang doorgemaakt, behalve, dat in die jaren eene gestadige vooruitgang in handel, industrie en in de geheele ontwik keling van het economische leven heeft plaats gevonden, waaraan natuurlijk de circulatiebank zich in de eerste plaats had aan te passen. Volmondig zal worden toe gegeven, dat de Heer van den Berg die ontwikkeling steeds in het oog heeft ge houden en de circulatiebank daarvoor pas klaar heeft gehouden, misschien alleen met uitzondering van het giroverkeer, dat zich niet ontwikkelde bij de Nederlandsche Bank, zoowel omdat Nederland over het algemeen afwijzend tegenover het giroverkeer stond, alsook omdat het aanhouden van eene pro visie voor storting in rekening-courant bij de Nederlandsche Bank om bijzondere re denen wel degelijk als eene belemmering voor de ontwikkeling van dit giroverkeer kon worden beschouwd. Hoe verdienstelijk dus de arbeid van den heer van den Berg bij de Nederlandsche Bank is geweest, zoo wil ik- toch kort hierover zijn, omdat de roote, -episodes in zijn leven vallen in Quacks boek niet tot hen is doorgedrongen die aldus denken. Lang nadat ik zelf was gaan twijfelen aan de waarschijnlijkheid van het naderen van een tijdperk waarin de goederen gemeen zouden worden, kwam zijn boek mij in handen en juist zijn boek, dat handelt over al die symphethieke droomen uit het ver leden, heeft mij versterkt in de overtuiging dat hij zelf buiten het geestesleven stond van de figuren door hem zoo meesterlijk en met liefde gebeeld. En toen ik, die langs het pad der ervaring, dat lang niet altijd met rozen bezaaid lag kwam tot het inzicht dat het socialisme een ideaal een utopie was en daar dan ook openlijk in een geschrift kennis van gaf, toen bracht een briefje van prof. Quack waarin hij verklaarde het met mij eens te zijn, althans voor mij het duidelijk bewijs dat Quack nooit socialist geweest is, In dien zin dat hij geloofde in de komst van eene periode waarin de scheppende kracht der tegenstellingen niet meer werkzaam kan zijn. Als Quack socialist geweest is, dan daalt zijn waarde wel wat. Dan zou zijn werk een werk van liefde geweest zijn, zooals wij allen in onzen tijd, naar onze krachten aan de idealen geofferd hebben. Was hij het niet, dan plaatst zijn werk hem op een ongemeene plaats. Dan was hij een zeldzaam figuur! Want, dan heeft hij als buitenstaander een inzicht in de drijfveeren van de figuren, die een rol in de socialistische beweging gespeeld hebben, gehad, zooals wellicht nooit iemand bezeten heeft. Dan past het ons hem den beursmagnaat den spoorwegdirecteur meer te eeren om zijn eerlijkheid" dan om zijn talent." En ook om zijn moed". Want, toen hij zijn werk de Socialisten publiceerde eerst in stukken toen bracht hij dan toch in zijn kring waarin Socialisten als misdadigers golden een heel andere stemming ten hunnen gunste. den tijd voor zijn arbeid in Nederland. Hoezeer zijne leiding ook in Nederland werd gewaardeerd kan o. a. blijken uit het feit, dat n der laatste dagen van zijn presidiaat, in September 1912, de Minister van Financiën, mr. Kolkman, tezamen met mr. A. van Gijn, destijds thesaurier-generaal, zich onverwacht in de vergadering der directie lieten aanmelden om aan den schei denden president de hoogste onderscheiding uit te reiken, welke in Nederland vanjwege de Regeering kan verkregen worden, name lijk het grootkruis van den Nederlandschen Leeuw. Ofschoon de heer Van den Berg nooit heeft getoond een ijdel man te zijn, was toch deze even onverwachte als bijzon der hooge onderscheiding voor hem n van de grootste gebeurtenissen in zijn leven, en toen hij later door achteruitgang van zijne lichamelijke krachten jarenlang zijn leven moest doorbrengen zittende in zijn leesstoel in zijn eigen kamer, moest de groote roset van dit grootkruis een blijvend getuigenis afleggen van de groote eer, welke dezen man is bewezen en welke hem zoo buitengewoon gelukkig heeft gemaakt. Hij gaf weinig om eens anders oordeel, maar deze erkenning was toch n der schoonste triomfen in zijn leven. Het laatst is hij bij de Nederlandsche Bank geweest in December 1912, toen hem in eene vergadering van den Raad van Com missarissen zijn portret werd aangeboden, geschilderd door den heer Veth. Ook toen was de krasse oude man geroerd; hij stond daar als een oude boom uit een park; zijn statige hooge figuur stond nog bijna kaars recht, al moest hij ook trillende steunen op een stok, omdat het loopen en slaan hem zoo moeilijk viel. En toen hij na de aan bieding van dit huldeblijk vanwege den Raad van Commissarissen het woord verkreeg, trilde wel is waar de stem en ontvielen de tranen zijn oogen, maar niettemin met dave rende stem, als stond hij voor een groote volksvergadering, verkondigde hij zijn dank, en zijn onwankelbaar vertrouwen in de beteekenis en in de toekomst van de Neder landsche Bank. Dat was de' laatste maal, dat wij een beeld kregen van de kracht, welke in die figuur heeft geheerscht. Hij stond daar als een oud, ja als een zeer oud man, maar toch nog als een verpersoonlijking Ten slotte eene kleine Episode uit de verhouding en beide figuren. Zooals ik zeide behoorde Domela Nieu wenhuis tot de vereerders van Quack, en toen hij zijn Herinneringen" gelezen had verklaarde hij mij dat hij hem toch eens graag zou willen ontmoeten. Buiten Domela om, trad ik met prof. Quack in correspondentie dienaangaande en bood mijn tusschenkomst aan, waarop ik een briefje ontving, waarin onder meer prof. Quack het volgende schreef: Toen ik mijn eenigszins uitgebreid werk over de' Socialisten welks waarde ik waarlijk niet te hoog aansla ondernam, deed ik voor mij zelven de gelofte met de daarin geschreven of aangehaalde figuren niet te zeer in aanraking te komen. Te recht of ten onrechte meende ik op die wijze mijn schrijvers-onpartijdigheid te handhaven. Ik volgde bij dat besluit het voorbeeld van Cd. Busken Huet, die zich onthield van om te gaan met de vele door hem beschreven personen, en die mij dezen raad gaf. Wees dus zoo goed mijn onthouding waarlijk niet aan gemis van waardeering toe te schrijven." Ik heb Domela Nieuwenhuis van deze mijne poging nooit iets verteld. Daar komt Domela niet lang nadat ik dit briefje ontving mij bezoeken. Waar denk je dat ik juist van daan kom ?" vraagt hij mij, Van Quack" liet] hij er direct op volgen. Ik was in de buurt en den drang om hem toch eenmaal in het leven te ontmoe ten, was zoo sterk dat ik de stoute schoe nen aantrok en maar bij hem aanbelde. Wij hebben allergezelligst gebabbeld; hij was uitermate vriendelijk." Ik zweeg en als Domela nu voor het eerst deze geschiedenis leest, moet hij maar niet boos zijn en aan mijn verzwijgen het genoegen danken eenmaal Quack te hebben ontmoet. A. M. REENS MlllMHIIIIIMHIIIIIMIIIIIIMIHlIMMIIIIIIllIlllltllllllllllllllllllllllllllllllllll van robustheid en men voelde nog steeds welk een macht van doorzetting in dien man ook vroeger moest gehuisd hebben. Dat is het laatste beeld geweest van het geen Mr. N. P. van den Berg werkelijk in zijn leven is geweest. Daarna is hij als het ware in zijn stoel terug gezakt en de latere jaren voor zijn dood hebben zijn vrienden hem niet anders meer gezien dan zittende in eenen grooten armstoel, waaruit hij niet dan met de grootste moeite zich verheffen kon, maar waarin hij steeds nog bleef medeleven met de groote gebeurtenissen in het economische leven van den tijd. Ook zijn sterven is zoo geweest. Zijn tweede zoon, die tot zijne onuitsprekelijke voldoening in 1912 de werkzaamheid van directeur bij de Javasche Bank had kunnen opnemen, was juist in het land gekoen. Hij had zich vreeselijk ongerust gemaakt over diens reis per Engelsche mail, maar hij was meer dan gelukkig toen zijn zoon behouden was overgekomen. Donderdag middag 4 Januari zat hij in dien zelfden stoel te midden van zijne familie en zeide op rustige wijze: Mijn oudste zoon is mij voorgegaan, alle andere zijn nu om mij ver zameld, ik ben een oud man, nu is de tijd voor mij gekomen, dat ik kan heengaan. Des avonds om half acht zit hij als ge woonlijk in dien zelfden stoel te lezen; het boek ontvalt hem opeens uit zijne handen, hij helt op zijde over en is meteen bewus teloos. Uit die voortdurende bewusteloos heid is hij Maandagmorgen 8 Januari vroeg in den dood gegaan. Zijn sterven is ge weest als zijn leven, te midden van zijn arbeid, nog met alle kracht, die hem over was gebleven en verder in volkomen rust. Nederland heeft tot plicht om zulke mannen te eeren. t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl