De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 13 januari pagina 5

13 januari 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

13 Jan. '17. No. 2064 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dr. Johanna Westerdij k in haar werkkamer Prof. dr. Johanna Westerdijk Het pas begonnen jaar zet voor de Nederlandsche vrouwenbeweging goed in, doordat de Staatscourant van Maandag 8 Januari j.l. ons eindelijk de langverwachte tijding bracht, dat mejuffrouw dr. Johanna Westerdijk was benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de 'faculteit der wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, om onder wijs te geven in de ziektekunde der planten. Dr. Johanna Westerdijk, die de oudste dochter is van den bekenden arts dr. B. Westerdijk, werd in het jaar 1883 te Am sterdam geboren. Nadat zij de H. B. S. voor meisjes had doorloopen, volgde zij aan de Amsterdamsche Universiteit de colleges van de hoogleeraren Hugo de Vries en Verschaffelt. Vervolgens voltooide zij hare stu diën in het buitenland, en wel bij professor Göbel te München en bij professor Schinz te Zürich. Het was in laatstgenoemde stad, dat zij in het jaar 1906 promoveerde op een dissertatie, getiteld: Zur Regeneration der Laubmoose." Direct na hare promotie werd zij benoemd tot directrice van- het Phytopathologisch Laboratorium WillieCommelin Scholten" in de Roemer Visscherstraat te Amsterdam. Dit laboratorium, uit particuliere ? middelen gesticht, is bestemd voor weten schappelijk onderzoek van plantenziekten. Naast hare werkzaamheden als directrice van het laboratorium verrichtte dr. Wester dijk nog allerlei ander wetenschappelijk werk. Zoo verschenen van hare hand een ge schrift over de Mozaiekzlekte der Tomaten" en een ander getiteld: Sclerptinia Libertiana als plantenparasiet" terwijl zij ook het artikel: Plantenziekten der Tropische Cultuurgewassen" in van Gorkom's Oost-Indische cultures" bewerkte. Achtereenvolgens maakte * zij zich verdienstelijk als secretaresse der Biologische Sectie van het Genootschap voor Natuur-, Genees- en Heelkunde, als secre taresse van de Mycologische Vereeniging en als secretaresse van de Nederlandsche Botanische Vereeniging. In 1913 vertrok dr. Westerdijk voor het Buitenzorgfonds" naar Java en Sumatra om een collectie van plantenziekten van O. I. cultuurgewassen te maken. Tien maan den vertoefde zij in Nederlandsen-Indië. Daarna verbleef zij eenigen tijd in Japan. Zij vervolgde hare reis om de wereld door over te steken naar Noord-Amerika. Driemalen heeft zij de Vereenigde Staten in verschillende richtingen doorkruist;de laatste maal werd hare reisroute van West naar Oost bepaald door de ligging der Universi teitssteden in het Noorden, die haar hadden uitgenoodigd voordrachten te houden of colleges te komen geven. Op de tweede bijeenkomst van afgestu deerde vrouwen, die op 7 Mei 1916 te Zeist plaats vond, hield dr. W. een voordracht over deze wetenschappelijke reis in Amerika. Zij verduidelijkte hare mededeelingen door het vertoonen van een groot aantal licht beelden, waarvoor zij de photegrafische op name zelve op reis had genomen. Wij, die toen in de gelegenheid waren te constateeren met hoe groote gemakkelijkheid zij haar stof beheerscht en in hoe aan genamen vorm zij hare voordracht weet te kleeden, twijfelen er geen oogenblik aan, of het zal haar ook gelukken de aandacht harer leerlingen aan de Utrechtsche Universiteit blijvend te boeien. En zoo wenschen wij dan onze eerste vrouwelijke hoogleeraar toe, dat het haar in haar nieuwen werkkring in alle opzichten naar wensch moge gaan en dat zij veel voldoening zal mogen vinden in haar werk. Wij zijn er trotsch op, dat Nederland in het vervolg in n adem genoemd zal mogen worden met landen als Zweden, dat zijn Sonja Kovalevska heeft gehad, en Frankrijk, waar Madame Curie het hoogleeraarsambt bekleedt. De benoeming van de rste vrouwelijke professor is een mijlpaal op den weg van het Nederlandsche feminisme, waarvoor zich thans een nieuw verschiet opent. Niet lan ger zullen wij (zooals ik dat in mijn openings rede op de bijeenkomst te Zeist nog deed) behoeven te vragen: Waarom heef t Neder land nog geen enkele vrouwelijke hoog leeraar? Waarom hebben er nooit vrouwen zitting in de commissies van gecommitteer den bij onze gymnasiale eindexamens en in zoovele andere examencommissies?" De rste stap in een nieuwe richting is thans gedaan en het zal bij dien rsten stap niet blijven! En ook om deze reden verheugen wij ons van ganscher harte in de groote onderscheiding, die ten deel is gevallen aan deze jonge, sympathieke vrouw, die voortaan aan de spits zal staan van alle gestudeerde Nederlandsche vrouwen. Dr. M. J. BAALE iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Teresia Boon?Clemens f Zij is overleden Mevr. Boon?Clemens, nauwelijks 43 jaar oud. Die tijding trof ons. Wij kenden de energieke, levenslustige vrouw, die met zooveel ijver en vuur streed voor haar idealen, die, uit Zweden afkomstig, het Zweedsche en Nederlandsche volk nauwer wilde verbinden, door de fantasie, de poè'sie de handenarbeid van haar volk, de folklore van haar land te brengen op Nederlandschen bodem. Daartoe stichtte zij, de ZweedschNederlandsche Vereeniging, en de NederTeresia Boon?Clemens landsche Kunstweefschool te 's Gravenhage. Zij gaf zich geheel aan de school, zij was er de ziel van. Niemand beter dan zij wist, hoeveel de weefkunst kon bijbrengen tot de verfraaiing van het woonhuis, tot de wel vaart van een volk en zij wilde in Gobelin weefsels de Nederlandsche sagen en mythen doen herleven. Doch ons volk is arm aan fantasie, arm aan symboliek, dat viel haar tegen. Maar de moed ontzonk niet. Neder landsche sierkunstenaars en onder deze in de miiiiimiiiuii iiiiiiiiiiiiiiiimiiunminMiiimltnimitiiiiiiiiunutmimmimuiiiimtmmmiiiiniimmmmmmimmiitm RIE'S PAAN DEV VERDAUMELAINGSKE DOOR G. R A AL Verdaumelaingske, wat zoudt gij doen als de vijand van nacht aanviel? vroeg een groote bleeke 3e jager. Die vraag bleef als een zwart, donker wolkje boven de hoofden hangen, maar het kleine, blonde ventje, dat met cie handen in de broekzakken, op zijn korte beentjes wieTeekcning voor De Amsterdammer van Daan de Vries gelde, en naar't troepje keuvelende soldaten stond te zien, neep eens de haarlooze oogschelen dicht en lachte. Es dat tons een vraoge! riep hij. Wa zoude gij doen, Bleeke? In 't stroo kruipen, begod! riep de lange slungel die deze vraag tot antwoord kreeg. Nu gebeurde er iets wonderbaars.'t Kleine ventje wierp het hoofd naar onder, de beentjes kwamen in vlug draaien naar boven en, vlugger dan ik 't schrijven kan, wentelde hij zich een paar malen op zijn eigen as, om-eri-omme in bliksemende bui teling en zat n stond later op den rug eerste plaats de te vroeg ontslapen Gustaaf van de Wall Pernéwerden bereid gevonden de Noorsche sagen voor den weefstoel te bewerken. Zoo ontstonden de groote Gohelin-tafereelen die op tentoonstellingen ieders bewondering afdwongen. Dat Mevr. Boon's werk ten bate van de Nederlandsche vrouw, niet te vergeefsch zij geweest. Moge de Nederlandsche Kunst weefschool blijven voortbestaan en een leid ster of leider de teugels in handen nemen met evenveel liefde voor het werk, met even onvermoeid streven voor de zaak als de hare. Dan zal de school het Zweedsche karakter wellicht meer en meer verliezen, maar het weven zal met recht worden een Nederland sche handindustrie. De naam van Mevr. Boon zal aan de stichting verbonden blijven, het werk waarvoor zij haar leven gaf, zal meer en meer vruchten dragen, hctar ter eere. ELIS. M. ROGGE iiiliiiiiiiiiitiiiliiiuiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiimiiiilliiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiii HANDENARBEID, LEGER EN VLOOT In het Stedelijk Museum te Amsterdam wordt van 11 17 Januari een tentoonstelling van militaire huisvlijt en daaraan verbonden bazar ten bate der gezinnen van gemobiliseerden gehouden. De voorbereidselen zijn thans, nu ik dit schrijf, in vollen gang. ,'t Is een geweldige drukte, tal van dames n heeren schikken en plooien, dragen voorwerpen aan, hameren stoffen op de wanden, versieren kraampjes, kortom doen allerlei wat ze anders nooit doen, doch thans met de meest mogelijke liefde en ijver voor de goede zaak over hebben. 't Belooft er vroolijk en aardig te worden! De groote benedenzaal is bestemd voor de bazar. Rechts is de ruimte gereserveerd voor de theetafel, dan komen langs de wanden de verschillende stalletjes", en links is het antieke hoekje. Werkelijk er is al reeds heel wat gereed. De antieke kasten zijn al gevuld, de antieke meubelen geplaatst. .Welk eenallergezelligst hoekje! Ik durf geen namen noe men uit vrees voor vergissen, maar de dames die het inrichtten hebben veel eer van haar werk. Alles echt antiek?" vraagt ge. Wel neen dan zou het op een bazar ten verkoop te prijzig worden. Die mooie kast met zilverspeelgoed, die kast met oud blauw, die oude meubelen natuurlijk wel, die zijn in bruikleen, maar de geheele inhoud van die glazen kast links is te ko< p, en zie nu eens welke,, schattige" modern-antieke zaken. Hoe snoesig zijn die popjes, in de kokette kleedij van 1850-60, met luifelhoedjes, wijde rokjes en sluitende japonlijfjes van kleurig lint en ratelband. Op de bovenste plank staan de kinderen, gekleed naar schilderijen van Velasquez. 't Zijn alle geparfumeerde sachets. Daar rondom liggen lal van tasschen en andere zaken met een antiek cachet. Het bonte, zijden boerenband met zijn felle kleuren, leent zich voor tasschen en kleedjes bij uitstek niet waar ? maar?men moet 't met zooveel smaak weten te gebruiken als hier is geschied. De laden der chiffonnières zijn flink gevuld, ik kan 't verzekeren. Daar ginds komt de tent der Timbertown follies". 't Wordt een witte tombolatent, beplakt met silhouetten, allergrappigst! De nummers van de tombolaprijzen zitten in bloempjes die ten verkoop worden aan geboden. Een nieuw idee! De champagne- en chocoladetent, de armentafel en handwerkafdet ling zijn in opbouw. In de kunst af deeling is men flink aan 't werk. Groote belangrijke schilderijen worden aan de muur genageld. Een keur van verdienstelijk werk is bijeen, graphische en picturale kunst, stukken van SimonMaris. Weissenbruch. Th. v. Duyl- Schwartze, Lizzy Ansingh, Ans van den Bergh, Jan Sluyters, Johan Braakensiek, Griet Braakensiek en niet te vergeten Dirk Smotenberg die tevens een viertal silhouet briefkaarten teekende waar van wij hier een paar reproducties geven. Daar ginds komt het Mystieke hoekje van Griet Braakensiek. Daarover geen woord, er mag niet geklapt worden. Wij laten de dames aan 't werk, beloven als 't geheel voltooid zal zijn, op de opening terug te komen en gaan nog eens een kijkje nemen op de huisvlijttentoonstelling. Ook daar alles bedrijvigheid, de militaire macht is flink vertegenwoordigd. Twee iiiiiiiiiiiiiimiiituiiimiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiiiimmiiiiiiii iiiniiitiiiiiiiii van den Bleeke en neep diens hoofd tusschen zijn beide ijzeren knieën. Wa gade gij doen, Bleeke! In 't struu kruipen ? Neenik! riep de Bleeke gichelend. 'k steek den vijand in mijn zak, dan is de oorlog amen en uit! Als een aapke OD een orgelkast keek 't vlugge manneke eens van uit de hoogte neer en scheen 't gezelschap te vragen of hij den lummel nog een schommeling zou geven, maar hij luisterde sltchts naar den roep van zijn eigen goed harte en gleed op den grond. Verdaumelaingske, 'n Gentenaar, heette eigenlijk Jefke Pattijn, was kunstenaar, zots kap van beroep en won op de fooren 't brood voor vrouw en dochtertje. Hij was in de barak de-duivel-doet-al, blaasde de trompet, rommelde op groote trommel, schreeuwde de menschen aan, kreeg klet sen en oorvegen, klauterde langs stijl en pilaar naar omhoog, verdween in een ver loren hoek en kwam een stondje later weer van achter een gordijn te voorschijn om zijn meester te begrimassen en 't volk met dwaze leute en groven humor naar binnen te lokken. Jefke was klein maar vlug, had stalen spieren, en werkte in zijn barak met de lenigheid van zijn veer-hjf als een draaiende tol. Hij sprong en bonsde als een bal van caoutchouc, sleurde met gewichten, kon onbedaarlijk lachen, zorg en floot als was het allemaal vreugde en zoetheid in't leven. Gelukkig dat 't ven'je met zijn lot te vreden was, ja, er als met vergroeid scheen. Hij was a's een kind te midden van ruwheid en onbeschaafde menschen en zijn aai-pas singsvermogen belette dat hij bet leed en den gruwel van zijnbe-taan voelde. Hij was en leefde gelukkig in de zaligheid van zijn bedrijf en e Gentenaars hebben 't manneke van de foore, in zijn vrijen tijd, menigmaal langs straat en leien zien wandelen, trotsch en fier naast zijn vrouwe en kind. Daar gaat Jef ? e. De wondervogel! zei men dan tussrhen het volk. Inderdaad Jefke had de meesterlijke eigenAutomobiel Nr. 01 vervaardigd van waardelooze voorwerpen als vetbussen, dropbusjes, sigaretten-doosjes, enz. enz. door den Heer C. Prince, Driebergen groote zalen worden ingericht. De eerste zaal is nagenoeg gereed. Daar is de heer Prince uit Driebergen voornamelijk aan 't woord met zijn uitgebreide collectie z.g.n. afvals-huisvlijt". 't Is knutselen, dat is waar. Wat prutserig? Toegegeven! Maar toch, ziet eens wat er al door nijvere han den te maken is van de onnutte, zwarte Verkade-beschuitblikken die bij menigte worden wegge worpen. Beziet het domino spel dat door militairen in vrije uren ge sneden wordt uit schinkels en waardelooze beenderen. Dat is toch nuttig tijdverdrijf. Met groote vaardigheid, ,handigheid en kennis heeft de heer Prince partij weten te trekken van het Verkade-materiaal, van oude Blooker's en andere chocolade bussen, van sardines- en groenteblikken, van sigarettendoosjes, ja van wat niet al meer. Over een dergelijke scheppingskunst zult ge versteld staan. De groote locomotief en automobiel, zullen U doen uitroepen: Hoe is 't mogelijk dit alles te bedenken! En de handige blakers en lampjes... menige joegen kan daar moeder in dezen tijd ge lukkig mede maken. De heer Prince geeft tijd en werkkracht geheel belangeloos aan de zaak. Zijn werk zal zeker overal worden gewaardeerd. In de tweede zaal is de hoogere huisvlijt, die meer volkskunst en kunstnijverheid! nadert, tentoongesteld. Daar is mooi, be langrijk werk te zien. Scheepjes, kastjes, doozen in houtsneê, beeldhouw- en tarsowerk, rietwerk, ja waarlijk ook een groot vloerkleed in zeer zuivere Smyrna arbeid van tapijt-afval door mannenbanden vervaardigd. 't Komt meer voor, dat militairen en vooral onze matrozen en scneepsvolk vrouwelijke Silhouet-teekening op briefkaart, van Dirk Smorenberg voor de tentoonstelling en bazar Handarbeid Leger en Vloot'' miinmtiiiiiMiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiMiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii schap iederen vogel zoo natuurtrouw na te bootsen dat de vogels zelf zich door zijn taal lieten verleiden. Toen de oorlog uitbrak had Jefke van'zijn vrouw afscheid genomen en het dochtertje een laatste maal op vogelconcert vergast. Het afscheid pakte hem geweldig en voor de eerste maal in zijn leven had hij onge veinsde tranen geschreid. Nu lag hij tegen Schilde, op een hoeve, tt midden van 't bosch. De pijn der schei ding was over; hij had zich't nieuwe leven, dat toch niet lang duren zou, aangepast, leende uit zijn goochelaarsleven het vroolijke alaam om de compagnie in lach en leute te slaan, haalde allerhande poetsen uit en wipte voor de rest van den dag zich als een eekhorentje over gracht en over beek, zoodat hij van den goren toestand niet al te veel gevoelde. Men heette hem Verdaumelaingske omdat hij bij eiken volzin verdaumeUinge" zei. Dat was zoo een Gentsche gewoonte die hij nitt kon afleeren, maar als persoonlijke eigenaardigheid veel kleur in zijn spreken legde. In 't bosch loerde hij op haas en konijnen, wist de fazanten zóó te lokken, dat er iederen dag in de soep een dier mooie vogels te zwemmen lag. Bij rust lijd lag hij ergens uitgestrekt en bootste den specht zoo natuurlijk na dat de vogel dieper in 't woud lachend antwoordde en de mannen met open mond het spel bleven aanhooren. Een vink joeg hij van koleire de pluimen in kuif op't mooie kopje, omdat hij in vogeltaal gemeen praatte en van 't vinkenvolk alle kwaad vertelde. Den nachtegaal lok'e hij met zwaren slag en zoete ionen. Verwonderd kwam een argelooze vogel toeden wie het zonderlinge lid van de f tmilie was die in nazomer, voor 't broeierd wijfje nog liefdetale zong. Jefke kon een hond, den kwaad;ten hond van de streek, met een pijnlijk gehuil-in zijn kot J4g«.-n; niemand begreep hoe hij hem dat lapte. Een kat dat van u-der opgejaagd was, lokte hij met een kloeken zijner tong, zoodat het povere beestje snorrend en spinSilhouet-teekening op briefkaart, van Dirk Smorenberg voor de tentoonstelling en bazar: Handarbeid Leger en Vloot" technieken zeer accuraat beoefenen. Op de groote huisvlijttentoonstelling in 1910 te Scheveningen ontving een zeeman in derubriek fraaie handwerken de eerste prijs. De inzendingen van luitenant Sweep zijn nog niet aangekomen. Maar als dit stukje u onder de oogen komt, is de tentoonstel ling geheel gereed. Dan heeft de theefafel reeds gestraald in al zijn luister, dan worden door militairen reeds dag aan dag huisvlijt-demonstraties gehouden. Dan wij twijfelen niet is er op de bazar reeds hél wat verkocht en heeft de tentoonstelling reeds aan zeer velen, vél geleerd. ELIS. M. ROGGE IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIlllllllllllllllllll tllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUI Mijn Kind Zingend komt mijn kind geloopen Door het hooge gras der weiden Waar, in zonnekoestring, bloemen Wijd de kelken openspreiden. Zingend komt mijn kind geloopen. Wijd staat ook haar hartje open. Moge 't licht van mijne liefde 't Immer koestrend zonlicht geven Waarvoor, kind, uw ziel al zingend Opensluit het innigst leven. Zingend komt mijn kind geloopen Staat haar ziel niet voor mij open? ANNA HONDIUS ? » * Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. minimum iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiinii H. MEIJER KONINGSPLEIN AMSTERDAM Laatste week JD alle iftóioii. imimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiimiimtiimiiiiiiiMiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMMiii nend, met hoogen rug, tegen zijn beenen aanwreef. En in zijn schuur had men nooit last van ratten. Als een speelman van Hamelen floot en lokte hij ze verre weg. Aldus vervroolijkte 't ventje aj zijn mede makkers en vulde het bosch met lentegeluiden. In dezelfde compagnie was ook een kunstschilder. Hij moest nooit handenarbeid verrichten want hij was de hoornblazer, de clairon, der compagnie. Hij had met Jefke persoonlijk kennis ge maakt toen hij eens aan 't borstelen was. De Gentenaar stond het werk aan te zien en bekeek bewonderend 't penseel waaruit zooveel heerlijke kleur getooverd werd. Meinheire is anist! zei hij. Een beetje, manneke! antwoordde de schilder. Ook artist, zei Jefke, bedeesd met zijn vinger naar zijn borst wijzend. De schilder bekeek Verdaumelaingske. Wat voor een soort zijt gij er een ? vroeg hij belangstellend. In de barake, up de fuure! 'k Maoke grimasse en 'k fleute gelijk de veugels! Aangename kennismaking! salueerde de niets preutsche kunstenaar. Zij werden dikke vrienden. Les extrémités se touchent! Jefke had een zwak voor de» hoorn van zijn vriend. Het bronzen instru ment was voor hem een aantrekkelijkheid die hem den ganschen dag bezig hield. Hij smeekte zoo lang totdat hij hem beblazen mocht en in de schuur toeterde hij er dan op los, aanvankelijk zachtjes, stilletjes, dan wat luider en wat harder tot het zoo hevig klonk oat hij de hand tegen de opening plakte en de klanken aldus verdoofde. Gentsche sijpsepanne! houd uw ge zicht! bn.lde men hem van alle kanten toe, of wij stt-ken u onder 't stioo! De jongen sloeg het speeksel uit 't lawaaie rig tuig, ketk eens vroolijk rond en ri.p: Sijssepanne! Van Geniencers kende gijlie niemandaolle. Wa verschil is er tusschen 'n Genteneer en 'n kaalte?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl