De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 13 januari pagina 6

13 januari 1917 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

V. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Jan. '17. No. 2064 Belgische Kunst, .SUASSO MUSEUM, AMSTERDAM. I. Deze tentoonstelling geeft geen overzicht hoewel ze voor de vele Hollanders een inleiding kan zijn ter Belgische schilder kunst. Er zijn hier zelfs geen bekende schil derijen te vinden van bekende Antwerpe naren, die zeker te krijgen waren geweest. Er bestaat natuurlijk ne mogelijkheid, die onmiddellijk in de gedachten komt. Er is hier, in dit opzicht, niet gehandeld alleen om aesthetische redenen. De kracht van den schilder, de maat zijner menschelijkheid werd niet alleen geteld, maar bij-redenen traden dwingend op. En deze zouden nog te ver ontschuldigen geweest zijn bij leeken (hoe wel deze misschien juist die daden van uit sluiting niet 'zouden begaan hebben-) Maar bij beroepsgenooten zijn zulke uitingen ten eenen male verwerpelijk. Dan was er nog de mogelijkheid, dat een groote leider minder groote schilders gemakkelijk vergat maar ik zie hier geen groote n leider. Noch Opsomer is dat, noch Wijtsman. Integendeel. Deze schilders sloten te gemaklyk andere uit. Met welk recht vergaten zij Walter Vaes, met welk recht vindt ge Baseleer hier vergeten ? Het is een daad van partij-politiek en er is een listigheid in, die ik wensch te constateeren. En deze listigheid is hier niet alleen gepleegd. In Hollandsche dagbladen vind ik kenteringen, die ontstaan buiten de aesthe tische redenen om, opnieuw. En zoo duidelijk is n feit geweest van dezen aard, dat het een rechtmatig protest opwekte, en een zulke daad kritiseerend schrijven deed ont staan, gezonden aan dat dagblad, waarin die kentering te duidelijk bleek. Ik wensch zulke gedragingen openlijk te veroordeelen. Het is van den kritikus. Deze is geen doetje, die alles heef t goed te keuren, wat sommige schilders in onzuivere ge dachten realiseeren; hij heeft te wijzen op wat recht is, al stond de heele waereld op haar achterste pooten (behalve hij natuurlijk). Ik doe dit hierbij; boven de dagelijksche daden gaan de daden der kunst en deze zijn maatstaf, want het effect dezer daden is blijvend; het overige welkt als boome-loof en bloesem van jonge jaren. H. Ten tweede: wat vind ik hier? Breed-uitgestald het werk van Wijtsman en van mevrouw Wijtsman; op ruime plaats dat van Opsomer, de twee inrichters dezer tentoonstelling, vermoedelijk. En wat is er in dit werk? In geen van drie-en is iets van den meester. Een meester is anders. Hij is een temmer van de stof, tot zij haar zwaren aard verliest, en geest wordt. Eén meester in de schilderkunst (als overal elders) is de nieuwe melodie over 't oud gegeven; de zang der persoonlijkheid, die tot eeuwigs wordt. Het werk van Wijtsman en dat van zijn vrouw is kleur, die in den diepen sonoren zin .van dat woord geen kleur is, en het is ten andermale, een kunnen dat niet tot kunst wordt. Het werk van deze twee is geen droom, geen bitse realiteit. Het verdraagt niet het lange lievende bezien, omdat het geen liefde is, maar trouw-toegepaste arbeid. En zulk werk kan in de periode zelf misschien ietwat genoten worden, na de periode van 't maken zijn er geen nieuwe tijdperken meer, die zich zat zien kunnen aan deze voortbrengselen. Zeg dat dit werk respectabel is, maar met zulk respectabel werk wordt de durende bewondering niet verkregen van wie zien, nu, nooit of later. En wat is van Isidore Opsomer zoo groot, dat ge hem het recht voelt anderen van af die hoogten te beoordeelen, te verwerpen, te minachten, uit te sluiten? Ik, die wel franschgezinder ben dan hij (hij zal de reden begrijpen waarom ik dit hier neerzet) ik vind in hem geen enkele waarde om zulke uitsluiting te prijzen, zelfs te dulden. Want, opnieuw, wat moet ge van hem noemen dat den bittren beet van den tijd weerstaat ? Misschien zijn twee schetsen daarvoor nog het veiligst. En wat is dat? En waarpm laat hij de kunst(?)daden zien van iemand als Jacobs, die niets is als hij zoo ruiter-te-peerde hoog zich voelt ? GRÉGORI RASPOETINE f door HENRI HABERT Over het vreemdsoortig en duister drama, dat zich in het begin der vorige week te Petrogad heeft afgespeeld, begint allengs een bleek licht te gloren. De sluier van een mysterie, dat de meeningen gemakkelijk op een dwaalspoor leiden kan, hangt over dit drama, en het is ditzelfde mysterie, dat de gemoederen in diplomatieke en po litieke kringen zoo heftig bewogen heeft, en waarmede ook het geschiedboek zich, eenmaal levendig bezig zal houden De vraag is, welke beweegredenen drukten prins Feüx Youssopof het wapen in de hand, dat hem tot moordenaar maakte? Heeft zijn daad een intieme oorzaak, of draagt zeeën politiek karakter ? Beide lezingen zijn van Stinkt dit niet alles naar poIitieE, en niet naar onoprechtheid?... III. W. Degouve de Nuncques is een schilder van het Innerlijk landschap. Hij zoekt daarin naar de synthese van den een voud. Natuurlijk lukt hem dit niet altijd, maar wie slaagt altijd in zulke moeilijke pogingen ? Ge kunt ook zeggen, zoo ge wilt, dat deze serie werken hem niet op zijn best geeft. Ook dit is waar. Maar ge vindt hier toch werk Van een primitief, die geen nabootser is, hoewel ge Breughel soms hervindt. En het is een der zeldzame dingen, werkelijk primitief te zijn. Dit beteekent niet onhandig heid, hulpeloosheid, maar het is inderdaad niets anders dan subtiele eenvoud. En in de meeste appreciaties wordt van deze samen stelling de subtiliteit vergeten. Het wijst niet alleen op een gebrek aan historische kennis; deze kennis is hier niet de eerste vereischte. Het bewijst een miskenning van psychologische waarden, altijd te vinden in de schilderijen der primitieven, in de ge dichten der primitieven, in hun scholastiek, in hun hanteeringen van hun geloofszaken. Degouve de Nuncques is een modern pri mitief; eenvoudig; subtiel in 't omgaan van de vele gevaren van den eenvoud; en met een innerlijkheid in het gevoel, die vele dood gewone dingen tot buitengewone maakt. Dit bewijst zijn kracht. Er is kracht in een schilder noodig, om een werk dat niets be vat als een wagentje, en daarop een blauw vat, met iets van een landschap er-rond, zoo sterk en zoo bekorend te maken als dit werkje hier. Wanneer ge de intimiteit ver gelijkt van zulke beste Degouve's met werk van Jeudens, dan blijkt deze zwak en troe bel, en vergelijkt ge ze met Cassiers, dan blijkt deze Cassiers grof en troebel op deze tentoonstelling. Eigenaardig is Ensor; misschien voelt ge zelfs in de zuiver-coloristische werken hier en daar iets rijzen van zijn felle ironie. Want hij is een felle, en zijn ironie is eenexasperatie. Hij haat met een diepe verbittering, wanneer hij haat. En als luwten in deze dingen vol haat (karikaturen, die menschen zijn, en maskers, die wezens zijn) vindt ge soms in een ets een stil-ontploken hemel, die als een bloem van licht-bladers is. En om een ander ding is Ensor hier te ver melden. Ge vindt op deze tentoonstelling werk van Rik Wouters, die metvanRijsselberghe, met Vaes, met den zwaren Stobbaerts, met Khnopf, met Degroux, met Degouve bij ons een der gekende Belgen is, en een plotse ling geliefkoosde. Deze Rik Wouters heeft in zijn werk in vloeden van Ensor. Bij beiden zijn de pro blemen van het rood", vlammend en wel kend, rijzend en vallend, bekende moeyelijkheden en beiden willen zij dit alles in zwier en in rijkdom oplossen. Rik Wouters is als schilder, als teekenaar, iemand van vele notities". Meer zijn de uitingen dikwijls niet, maar deze uitingen zijn elegant, snel, levendig, zuiver. Hij is sober van kleur, meer dan ge meent, hoe wel dikwijls geschakeerd als een boeket van bloemen. Dit zvn werkelijke waarden. Toch is de beeldhouwer in Rik Wouters belang rijker dan de maker van de fleurige notities. Ge vindt in zijn beelden analogieën met het werk van anderen. Dit is zeker, maar dit is niet waar om het gaat. Ge vindt in zijn beelden een teederheid soms en soms een fijnheid, die met kracht tesaam een kinderkopje tot een bekoring maakt en tot een zuivere vertolking van den beginnenden lach. Ge vindt in een krachtig beeld als van de vrouw toch meer fijnheid dan de vol gegeven vormen zouden doen verwachten. En ik herinner mij een beeld van een man, waarin eveneens een lach tot bescheiden ironie, tot bedeesde spot werd. En deze dingen te saam waren voldoende voor grooter verwachting, want Wouters' moderniteit was smaakvol, en zou in de kracht en in den zwier de ingetogenheid niet hebben gemeden. En deze zekerheid maakt zijn vroege dood een groot verlies; een levendig kunstenaar stierf met hem, vóór den vollen bloey. PLASSCHAERT even groote waarschijnlijkheid, wanneer men de persoonlijkheid kent van den gun steling van het keizerlijk hof, en weet, welke rol gespeeld werd door den man, tegenover wien de prins zich als rechtspleger opwierp. Herhaalde malen reeds deden berichten omtrent aanslagen, welke tegen de vreemde persoonlijkheid van Raspoetine beraamd waren, de ronde. Onlangs nog, was er openlijk in de geheele Petrograder dagblad pers sprake van een soort van samenzwering, welke door den man te dooden , be oogd zou hebben, een invloed te niet te doen, welke hooggeplaatsten personen een doorn in het oog was. Men bracht dezen aanslag, die aan het licht kwam, lang voor dat eenige poging daartoe werkelijkheid was geworden, in verband met het onop gehelderde aftreden van een der voornaamste Ministers. In de groote wereld van Petrograd werd destijds heftig de waarschijnlijkheid der beweringen van den aanklager betwist. Deze was een monnik, Iliodore geheeten, met wien Raspoetine kort te voren hoogloopende oneenigheid gehad had, en die Raspoetine's vijanden door omkoeping tot een moord op zijn tegenstander zouden hebben willen aanzetten. Ik wil trachten u hier een beeld te geven van de merkwaardige figuur van dien Ras poetine, en de snelle en onwaarschijnlijke wijze, waarop hij fortuin maakte. Een fortuin, waarvan echter meer voorbeelden in Rusland bestaan hebben. Raspoetine, die als zoon van een boer geboren werd, bleef boer, en heeft nooit ende nimmer en in gén opzicht behoord tot de wereld der Russische geestelijkheid. Het misverstand te dien opzichte, is onge twijfeld ontstaan uit het feit, dat zijne be wonderaarsters hem batioeshka" (vader) pleegden te noemen, en er nog het kwalificatief heilige" aan toevoegden . Maar hij was allerminst een heilige. Deze boer, die even verdorven als listig was, zag het wonderwerk van zijn aanzienlijk fortuin, om zoo te zeggen, zijn eigen persoonlijkheid ten spijt opbouwen door In den greep van het Barbarisme. Een sociaal-psychologische diagnose van den wereldoorlog, door B. REIJNDORP. Met een inleiding van mevr. KAPTEIJNMUIJSKEN. Dageraads-Boekhandel. Am sterdam 1916. De heer Reijndorp is een belezen man, hetv boek dat hij in het licht heeft gegeven en als een sociaal-psychologische studie" betitelt, doet ervan spreken. Heel wat sociologische en philosophische literatuur vinden wij erin aangehaald; een gewel dige reeks van groote namen worden door hem in het geding gebracht; een aan tal wetenschappelijke termen gebruikt om den lezer ervan te doordringen, dat de schrijver inderdaad iemand is, die het zich niet gemakkelijk heeft gemaakt en die zich steeds inspant, om zoo gedokumenteerd mogelijk voor den dag te komen. De eer van een harden werker te zijn in den wijngaard des geestes, komt den schrijver dan ook zonder eenig voorbehoud toe. Doch dit maakt op zich-zelf iemands geestelijken arbeid, nog niet tot iets bizonders of be langrijks. Want, bezit de heer Reijndorp ongetwijfeld de eigenschap der veelbelezenheid, kan men hem ook, tot op zekere hoogte, de gave niet ontzeggen van op boeiende manier te schrijven, wetenschappelijke arbeid vereischt iets mér dan dit alles. En juist dat meerdere mist, naar onze meening, deze schrijver zoo goed als geheel. Dat dit boek in zich-zelf onsamenhangend is, mag als een eerste hoofdfout ervan wor den aangemerkt. Oorspronkelijk waren het dan ook artikelen,' die in het Weekblad van de Vereeniging De Dageraad" verschenen zijn en door den schrijver zelf wellicht destijds niet eens bestemd, om in boekvorm te wor den uitgegeven. Waar hij naderhand dit toch heeft gedaan, had hij dienen te begrijpen, dat een boek andere eischen stelt, dan die welke aan een aantal losse feuilletons in een weekblad ge steld mogen worden. Hij had het geheel eerst dienen om te werken en wel zoo, dat er eenig systeem in kwam. Thans is het als boek een langdradig, zich meermalen herhalend, soms belangrijk vaak echter ook onbelangrijk geheel geworden, dat, wijl het ten slotte toch een einde moest hebben, uitloopt in een weinig-zeggende phrazeologie, wat ons te meer hindert, omdat de schrijver zelf een te degelijk man is, om zonder meer een phrazeur te kunnen worden genoemd. De heer Reijndorp verklaart niet den oorlogsgeest, gelijk hij meent dat het doel van zijn boek is, hij toornt ertegen. Hij toornt ook tegen het kapitalisme, tegen het imperialisme, tegen het nationalisme, tegen den slavengeest van de massa", tegen de verwording" van de socialistische arbeiders beweging en tegen hare leiders, tegen de arbeiderspolitiek en tegen nog meer. Hij maakt het zich daarbij wel uiterst gemakkelijk, omdat hij in de meeste ge vallen bij zijn kritiek z.g.n. psychologisch" tewerk gaat; dat wil zeggen, dat hij de verschijnselen beschouwt en beoordeelt van uit de min of meer vast omlijnde voorstel ling, die hij zich daarvan tevoren zélf eerst heeft gevormd. De sociaal-psychologie van dezen schrijver mist teveel objektiviteit, om den kritischen lezer te kunnen overtuigen van zijn inzichten. De schrijver moest trouwens ook bedenken,dat een geweldig wereldgebeuren als deze groote oorlog, voor wat zijn verklaring aangaat niet tot een paar factoren en die dan vrij versimpeld bovendien, is terug te brengen. Zijn sociaal-psychologie lijdt dan ook teveel aan beperktheid van voorstelling omtrent de meest voorname elementen van dit schrikkelijk gebeuren, waarvan wij al zoolang de stomme getuigen zijn, om iets anders voort te kunnen brengen, dan een niet enkel eenzijdige, maar ook gebrekkige proeve van studie over zijn diepere oorzaken. Zoo kan men dit boek dus een vurig pleidooi noemen tegen den oorlog, tegen den godsDe Politieke Thomasvaer Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan Dit alles, wenscht U Thomasvaer, In overvloed in 't Nieuwe Jaer! Maer hiervan kun je toch niet eten, Omdat 't... papier is mot je weten! dienst, tegen het kapitalisme, tegen die vorm van socialistische beweging die de schrijver voor verkeerd houdt, maar van eenige bizondere oorspronkelijkheid, noch van eenige breedheid van blik, geeft het, wij moeten het tot onzen spijt zeggen, ver der niet veel blijken. Jos. LOOPUIT ONTEVREDEN ROOKER5 NEEMT DE PROEF MET: AM5TERDAMSCH FABRIKAAT-ZEER OUDE TABAK . MIIIIIIIIIIMMIIIlniMIIIII zijn vrouwelijke clientèle, die hij met de meest ontstellende gewetenloosheid onder richtte in hetgeen men het grondbeginsel van het instinct zou kunnen noemen. Raspoetine, die zelfs niet schrijven kon, zou bezwaarlijk een politieken salon hebben kunnen houden; oogenschijnlijk hield hij zich verre van alles, wat naar intrigue zweemde. Maar dank zij zijn talrijke bewonderaarsters, had hij vrijen toegang tot het hof, en door haar ook, oefende hij indirect een gestadigen invloed uit, die meer noodlottig dan zegenrijk was maar die'onwederlegbaar bestond! Men had in die kringen voor hem een soort van bijgeloovig ontzag, alsof de tegenwoordig heid van zijn wezen alleen reeds het geluk verzekerde. Hij speelde de rol van apostel, van profeet. Men schreef hem merkwaardige voorspel lingen toe, speciaal in verband met de ernstige ziekte, waardoor de Tsarevitch be zocht zou worden. Dit voorval dagteekent van 1912. De president der Octobristen, Qoutschkow hield destijds in de Douma een verpletterende redevoering, waarin hij ernstige beschuldigingen tegen Raspoetine te berde bracht. Ten einde een schandaal te vermijden, moest deze laatste de hoofd stad verlaten, en naar Tobolsk in Siberi terugkeeren. De Russische groote wereld j glunderde. En Raspoetine ging heen, maar waarschuwde! Een groot ongeluk zou over de Keizerlijke fdmilie neerdalen, wanneer zij niet te zamen met hem in gebed ging. De ziekte van den troonopvolger deed spoedig daarop Raspoetine aan het hof terugkeeren, n toen zich daarop het Wonder" manifesteerde, toen in de ziekte een wending ten goede kwam, toen was de positie van den Starietz onaantastbaar ge worden. Grégori Raspoetine had een aangenaam uiterlijk. Hoog was zijn gestalte ; lang haar viel tot op zijn schouders, en bedekte som wijlen ten deele het gelaat; diepe kringen schaduwden onder zijn oogkassen, waarin de twee vurige pupillen gloeiden, van oogen, die een rechtstreekschen blik ontweken. Tobolesk in Siberië, de geboorteplaats van Raspoetine Hoewel hij reeds 52 jaar oud was, had hij toch iets kinderlijks, wat zijn bewonde raarsters geenszins behaagd kan hebben. Intelligent was Raspoetine niet, maar wel zeer slim en arglistig. Zonder onderscheid sprak hij iedereen met jij en jou aan. Wil men een totaal-indruk van de zaak Raspoetine hebben, d. w. z. van datgene, wat het overheerschende in de kwestie is, dan stelle men zich een pathologisch geval voor, dat aanstekelijk op vele menschen en vooral op vrouwen werkte. Zij, de vrouwen, waren gek op hem. En hij, van zijn kant, had ze ook lief. In haar gezelschap werd hij uiterst geanimeerd, raakte in vuur, maar bleef steeds van een zinnelijke grof heid. De vrijpostigheden die zijn optreden kenmerkten zijn niet nader te verhalen. Op een keer legde hij zijn gedrag uit aan zijne vrienden:... Het is mijn schuld niet", zeide hij, oorspronkelijk was ik niet zoo. Ze hebben me zoo gemaakt!,"... Eens is Raspoetine het slachtoffer geweest van een aanslag. In een vlaag van godsdienstwaanzin heeft een vrouw hem ernstig gewond. Hij is er van bovenop gekomen. Toen men hem 't een en ander vroeg, in verband met dien aanslag, antwoorde hij: Sterven door de hand van een bedelaarster, van een leelijke vrouw? Dat zou een al te treurig einde geweest zijn l" Het noodlot heeft hem, zooals wij ge zien hebben een dood beschoren, die in stad en land meer gerucht heeft gewekt....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl