De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 20 januari pagina 2

20 januari 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Jan. '17. No. 2065 wen en kinderen, die het leven verloren, eenige honderdduizenden. Met deze redenen trachtten de Turken het uitroeien van een groot deel der Armeniërs te rechtvaardigen: zij beschuldigden hen er van, dat zij de wapenen hadden opgevat en aan de zijde der Russen medestreden; dat zij een groote samenzwering hadden ge smeed om den vijand der Turken binnen te halen; en ten slotte heet de vervolging der Armeniërs een wraakneming hiervoor, dat (in Rusland wonende) Armeniërs als vrij willigers dienst hadden genomen bij het Russische leger. Op m. i. goede gronden wordt in het boek, dat ik noemde, aangetoond, dat de eerste en de tweede beschuldiging slechts een klein aantal Armeniërs kan treffen. Maar laat het waar zijn, dat de meeste Armenische mannen vijandelijkheden tegen de Turken hebben gepleegd of beraamd, dan nog blijft op de Turken de schuld drukken, dat zij duizenden en nog eens duizenden vrouwen en kinderen in den dood hebben gejaagd en een groot aantal tot schandelijke slavernij hebben gebracht. 'En de tegen de Armeniërs begane misdrijven waren niet de uiting van het fanatisme der Turksche bevolking, maar zij zijn in koelen bloede beraamd door de Jong-Turksche regeering en op haar last gepleegd. Een regeering, die zulk een «moorddadige tyrannle" uitoefent, moet hoe eer hóe beter worden weggejaagd. Voor mij maakt het geen onderscheid, of de Armeniërs Christenen zijn of niet; maar er zijn misschien een aantal Christelijke Nederlanders, die ook hierom door het lijden der Ameniërs zullen worden getroffen, om dat het Christenen zijn. Vermoedelijk uit onbekendheid met wat er gebeurd is, heeft de Christelijke pers in Nederland tot dus verre hare stem niet verheven om de Turk sche reg<ering van moorddadige tyrannie" te beschuldigen. Zij heeft thans de gelegen heid om zich een oordeel te vormen over de jongste Christenvervolging; voor twee shillings kan zij zich een exemplaar ver schaffen van The treatment of Armenlans in the Ottoman Empire." (Fisher Unwin, London, 1916.) 17 Jan. 1917 G. W. KERNRAMP iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiMiiiiiiiiimiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiuiiii AFSCHEIDSWOORD VAN DEN Amerik. Gezant dr. Van Dyke Dr. Van Dyke, die gedurende driejaar de Veteenigde Staten in Den Haag vertegen woordigd heeft, is naar zijn land terugge reisd. Voor de lezers van de Amsterdammer was hij een goede bekende. Herhaaldelijk heeft hij In ons blad geschreven. In het Gebied der verwoesting Zoo ben ik dan weer na eenigen tijd in eigen land te hebben getoefd, terug in het oorlogsgebied. En wel in dat deel van het oorlogsgebied, waar de chaos het meest sprekende beeld der aangerichte ver woestingen te zien geeft. Het moet ieder, opvallen, dat en in Belgiëen in N. Frankrijk, de kerken en andere monumenten van bouw kunst zoo deerlijk zijn getroffen. In den aanvang van den oorlog trachtten de Duitschers dit feit hieruit te verklaren, dat ze te kennen gaven dat die monumenten dienden voor oorlogsdoeleinden. Doch na kritiek ook van neutrale zijde die de onjuistheid dier beweringen aantoonde, moest men die in het betoog wel weglaten. Doch een andere reden is er voor aan te geven, die meer Steek houdt. De kerken en andere monumenten steken gewoonlijk boven de omgeving uit. Bovendien zijn vooral in Frankrijk veelal de kerken aangelegd pp de hoogste punten in den omtrek. Nu is het meermalen gebleken dat de Duitschers juist die punten tot doel nemen om hun artillerie te richten. Of hierbij nu al een groot deel van kunstschatten op het gebied der bouw kunst verloren gaat deert hun te minder. Het doet iemand die eenige gevoel voor kunst, en eerbied voor/de kunstgewrochten heeft, droef aan, door die ruïnes te dwalen. Nog droefgeestiger doet dit alles aan, wan neer als heden de zon het vertikt om door het grauwen wolkenvloers heen te breken. *) Maar niet alles is hier somber. Neen, de Poilus, die zoo pas terug kwamen uit den strijd, die om het dorp De Sailly-Saillisel gevoerd is, hebben de zon in hun hart. Naast de droefheid om hun gevallen mak kers, zetelt de vreugde van de behaalde victorie. Want al maakte men maar een kleine honderd gevangenen, de positie is van groote beteekenis. En elk dorp, ja elke dorpstraat die de Poilus aan den indringer kan ontnemen, is voor hen een reden van verheugenis. Wat deert hun 't leven, zoo lang er nog Duitschers gewapend staan op hun geliefd Fransch gebied. Wat zijn hun wondesmarten, zoolang hun geliefden ginder moeten leven onder den druk der bezetting. Wat is hun zonneschijn of regen, zoolang men ginder moet hongeren en dorsten naar *) Zoo waar, daar komt de zon juist op mijn papier gluren. Dr. Van Dyke Is een aantrekkelijk voor beeld geweest, van de wijze waarop de groote Amerikaansche Republiek hare buitenlandsche vertegenwoordigers kiest. Zij zoekt minder diplomaten van carrière dan vertegenwoordi gers van beteekenis, en in den begaafden man van kennis en smaak, dr. Van Dyke had zij zeker een goede kracht gevonden om de relatie's tusschen Nederland en Amerika, niet, alleen van gouvernement tot gouvernement, maar ook van volk tot volk, te versterken.' Dr. Van Dyke schreef op ons verzoek tot afscheid aan De Amsterdammer: Den Haag, 13 Januari 1917 Het spijt mij innig, dat het vele werk, waarmede ik gedurende de dagen onmid dellijk vóór mijn vertrek overladen was, mij verhinderd heeft, iets voor de Amsterdam mer" te schrijven. Alles wat ik in de korte spanne tijds, die mij ter beschikking staat, zeggen kan, is dit: dat ik Den Haag met oprecht en diep leedwezen verlaat, al gevoel ik ook, dat het mijn plicht is, naar Amerika terug te keeren en daar mijn schrijversarbeid weer op te vatten. Mijn verblijf van meer dan drie jaren in uw land is voor mij vol van vreugden geweest, en ik heb er met meer dan n eene vriendschap gesloten, die, naar ik hoop en vertrouw, niet ver broken zal worden. Gedurende mijn verblijf in uw land heb ik veel geleerd, en tal van gevoelens en gedachten, die ik wel van mijn Hollandsche voorvaderen geërfd zal hebben, zijn in mij gewekt en gesterkt. De» betrekkingen tusschen Holland en de Vereenigde Staten zijn bijzonder vriend schappelijk en hartelijk gebleven. Ofschoon ik nu niet langer Amerikaansch Gezant in Nederland ben, hoop ik altijd de vriend van Nederland in de Vereenigde Staten te zijn. Met de verzekering van oprechte hoog achting verblijf ik uw zeer dienstvaardige Miiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiini DANIËL S.CHUT f door J. N. HENDRIX Lid van den Gemeenteraad van Amsterdam Wat ontstellende tijding werd Dinsdag ochtend verspreid l Schut plotseling over leden l" Hoe, was dan die krachtige figuur met n slag ten gronde gegaan ? Was dan die man, oogenschijnlijk zoo kerngezond, werkelijk voor altijd van ons weggenomen ? Helaas, al wilden wij het bijna niet gelooven, de schrijnende en bijna angstwek kende waarheid moesten wij maar al te noode aanvaarden. Schut overleden! En zoo zien wij dan met vochtig oog en rouw in het hart een hartelijk en trouw vriend ten grave dragen; zoo staan wij dan plots bij de groeve van dien harden stoeren werker, voor wien, ge durende geheel zijn vruchtbaar leven, plichtsbetrachting en arbeid als hoogste idealen golden. Want gewerkt heeft Schut altijd en onver moeid. Reeds van zijn jeugd af. Gevormd in de harde leerschool der praktijk heef t hij de waarde begrepen van gestegen en nietsontzienden arbeid. Rust was hem vreemd. Toen hij, in zijn jongens-jaren, gindsch in Gelderland, den geheelen dag arbeidde in de werkplaats of op het bouwwerk, moest hij 's avonds nog, een uur verder, delessen volgen, die hem technisch zouden bekwamen. En in een tijdperk, toen arbeidstijden in den zomer golden van 12 en 13 uur per dag! Maar al was de gelegenheid om zich tech nisch te ontwikkelen «iet gemakkelijk, de resultaten waren des te schoener, zijn vlugge geest, zijn helder en logisch denkend ver stand, drong door, onmiddellijk tot de kern der dingen. Eh tot zelfs in de laatste jaren, IIIIMI1IIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII vrijheid en leven. Hun is alles eender, tot dat ze weer een grooter of kleiner brok van hun land terug hebben genomen van hen die er nooit althans zóó niet hadden moeten komen als ze nu deden. Men vroeg me dezer dagen hoe of het nu in Nederland gtond m,et de volksopinie? En ik had geen reden qm mijn opinie niet uit te spreken. En ik achtte me wel gerechtigd mede op grond van mijn omgang met de groote massa, tot het uitspreken van een oordeel. Allereerst zeide ik, is het volk als steeds met de dapperen, en zoo ook het Ned. volk. En dus is het volk met de Franschen. Want ieder erkent hier, dat de Franschen een weergalooze dapperheid ten toon spreiden. Men voelt hier als steeds een Nederlander zich voelt, met de kleinere, die tegen den grootere op durft. Zeker is er ook een deel in de Nederlandsche natie die andere sitnpathiën heeft, dan de menigte. Doch dit legt weinig gewicht in den schaal. En ik gaf te kennen dat velen zelfs uit gevoel voor recht mee zouden willen strijden voor de geallieerden. Doch juist hun liefde voor het volk dat het meest heeft geleden houdt er hen van terug. Immers wanneer Nederland ia oorlog komt, wie zal D. Schut zouden zijn vrienden zich verbazen om zijn groote en degelijke technische kunde. Op betrekkelijk nog jeugdigen leeftijd kwam Schut naar Amsterdam, en spoedig vestigde zich zijne reputatie als bekwaam uitvoerder en aannemer van bouwwerken. Vele en belangrijke werken zijn door hem tot stand gebracht. Wij herinneren slechts aan den bouw van het Doelen-Hotel in de Doelenstraat en aan den bouw van het (voormalig) Raadhuis der Gemeente NieuwerAmstel aan den Amsteldijk. Groot was het vertrouwen, dat hij als bouwmeester mocht genieten.- Zijn eerlijk en rond advies, zijn onkreukbare trouw bezorgden hem in die kringen vrienden voor zijn leven. Geen wonder dat zijn bekwaamheid en zijn karakter Schut als van zelf aanwezen tot vertegenwoordiger der burgerij in Raad en Staten.' Toen de cóteriegeest, welke in de tachtiger jaren zijn laatste triomfen vierde, aan het wankelen was gebracht en de bestuurders van Stad en Gewest niet meer bijna uit sluitend werden gezocht in enkele kleine beperkte kringen, drong het besef, om aan het openbare leven deel te moeten nemen, ook tot andere groepen door. Schut was een der eersten die geroepen werd, op het Amsterdamsche Prinsenhof zitting te nemen. En sinds 1893, dus bijna 25 jaar, was Schut de warme en kloeke verdediger der belan gen van Amsterdam, van de stad, wier ont wikkeling en bloei hem zoo zeerter harte ging. Nog leeft de. herinnering voort aan zijn eerste optreden in den Raad. Het was bij de behandeling der Begrooting in het na jaar van 1893. Schut, als practisch en be kwaam bouwmeester, ergerde zich, bij het bestudeeren der begrooting, vooral wat betrof de afdeeling Publieke Werken, aan de ten eenen male onvoldoendewij ze waarop die begrooting was opgezet en voorbereid. sterken zenuwen en lichaam. 21.000 Artsen erkennen dit schriftelijk IIIIUI1MIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIII1III1IIIUIIIIIIIII dan voor de voeding der Belgen zorgen ? Immers alles van het Relief Comitémoet door Nederland. Die 6 millioen Belgen en die millioen N. Franschen, hoe zullen ze het noodige bekomen. Zie eens wat de Turken, de bondgenooten van Germanië, met de Armeniërs deden, zonder dat Duitschland tusschen beiden trad. Zie eens hoe de Polen onder Duitsche bezetting leden, en ook nu ondanks de hulp van Amerika en andere neutralen, ook de inwoners van Belgiëen N. Frankrijk lijden. Dat alles weet men in Nederland maar al te wel, en dit doet menigeen zijn drift tegen het on recht intoomen. Het -wil evenwel niet zeg gen dat men niet voor zijn opinie niet uit komt. Het overgroote deel van het volk, en ook de Pers is met het recht aan de zijde der geallieerden. Maar de Nederlanders schilderen niet met felle kleuren. Ze spreken niet met schitterende woorden. Ze dreigen nog minder. Doch eenmaal als ze in het geweer komen, zijn ze een te duchten tegenstander. Nog altijd is het Nederlandsche volk prat op zijn zelfstandigheid, en dft blijkt nog iederen dag. Het Nederlandsche leger staat op de plaats rust, doch met het geweer aan den voet. Eenmaal dat het commando moet klinken geeft acht" zal het zijn plicht doen. Men is dus De meeste posten kwamen meer voort uit sleur'' dan uit gebleken noodzakelijkheid. Dat was hem een doorn in het oog. Met felheid ging hij tegen dien sleur te keer. en diende op bijna alle pos ten amendemen ten in. En zoo krachtig en overtuigend was zijn verdediging, dat hij de meerderheid van den Raad voor zijn inzichten won en zijn amendementen voor een overgroot deel werden aangenomen. Zijne mede-leden, waar van de meesten hem voor weinige maanden te voren nauwelijks kenden, schonken hem toen reeds hun vertrouwen. En in dat yertrouwen heeft hij zich ook de latere jaren steeds mogen verheugen. Dit bleek uit zijne benoeming en voort durende herbenoeming tot lid van de voor naamste Commissiën van Bijstand. Dat hij, door zijn kundig en krachtig optreden in 1893, onmiddellijk gekozen werd tot lid der Commissie var? Bijstand voor de Publieke Werken, sprak van zelf. Het is vooral in die Commissie geweest, dat Schut met onverdroten ijver en toewijding gewerkt heeft in het belang van Amsterdam. Zij die het voorrecht hebben gehad zijn werken en streven in die Commissie te volgen, weten van hoe groote waarde zijn raadgevingen zijn geweest voor de ontwikkeling en den voorspoed van Amsterdam. Maar naast zijn technische kennis wist de Raad zijn juist en scherp oordeel op prijs te stellen. Zijn benoeming tot lid van de Commissie voor de Strafvorderingen was daarvan het bewijs, een mandaat hetwelk hij tot aan zijn dood mocht blijven waar nemen. Toen de Gemeente de bedrijven voor het water, gas, telefoon en tram tot zich nam en tot Gemeentelijke exploitaties maakte, bleek de noodzakelijkheid een afzonderlijke Commissie van Bijstand in het leven te roepen ten einde de zware taak van Burge meester en Wethouders op dit voor hen vreemde terrein te helpen verlichten. En de Raad toonde zijn waardeering voor den practischen blik en gezonden koopmansgeest van Schut, door hem onmiddellijk tot lid der Commissie van Bijstand voor de Bedrijven te benoemen. Van diezelfde waardeering getuigde zijn benoeming tot lid der Commissie voor de Waterleidingen. Deze commissie dankte haar ontstaan aan het wantrouwen dat bij een groot deel van den Raad bestond tegen de plannen van Burgemeester en Wethouders, en meer nog van de directie der Gemeen telijke Waterleidingen, omtrent de voorzie ning voor de toekomst in de behoefte aan zuiver drinkwater. Bij de felle oppositie welke toen tegen de plannen van B. en W. werd gevoerd, stond Schut mede vooraan. De richting die men wilde volgen achtte hij verderfelijk. Het was bij die debatten, dat Schut vooral strijd voerde onvermoeid, ter voorkoming dat Amsterdam's belangen in het gedrang geraakten. Een strijd, welke Schut in die commissie onverflauwd heeft volgehouden en waaraan mede voor een groot deel is te danken, dat de zorg voor de watervoorziening van Amsterdam thans in andere banen is geleid. Juist in die Commissies van Bijstand kwam het werken van Schut zoo zeer aan den dag. Misschien nog meer dan in de Raadzaal, vooral in de laatste jaren. Schut zocht zijn kracht bij de voorbereiding der dingen. Daar kwam het voor hem op aan, fouten te vermijden en in de goede richting te sturen. Hij hield niet van het spreken voor de tribune" zooals hij wel eens schamper kon zeggen. Maar als het een zaak betrof die streed met zijn eerlijke, ronde overtuiging, dan trad hij onversaagd naar voren; dan toonde hij zich een strijd vaardig debater en wist hij door de helder heid van zijn betoog steeds het oor van den Raad te boeien. Het ligt niet op onzen weg hier te schet sen wat Schut beteekende voor zijn partij. Schut was Anti-Revolutionair in merg en en been. Met onwankelbaren trouw heeft hij zijn partij gediend. Met hartstochtelij ken ijver gestreden voor hare belangen. Voor zijn beginselen stond hij pal. Van transigeeren of schipperen was bij hem nimmer niet ongevoelig voor- het onrechtmatig lijden van hen die voor het recht strij den. Doch men is tegen nutteloos en onnoodig lijden. Het is zeer wel mogelijk, dat tegen het einde van den oorlog, of om het einde te verhaasten, het intakt gebleven Ned. leger de zaak des rechts nog moet en kan dienen, en dan zal het goed zijn taak volbrengen. Ziehier ongeveer de weergave van mijn antwoord. Men was er ten volle mee tevreden, hoe sober, of misschien wel juist omdat het sober was. Men begrijpt en verstaat de moeilijkheden die ook ons land doormaakt. Zoo weet men hier waar alles overademd wordt door den adem des doods, dat strijden, ook al is het voor het recht, is een moeilijke taak. Juist hier weet men wat het kost om recht te zien zegevieren. Men heeft het eigen bloed immers bij beeken weg zien vloeien. Men ziet hier toch eiken dag hoe de een maal welvarende streken zijn geworden tot woestenij. Maar men weet ook dat de gulden vrijheid vóór en boven alles moet gaan. Men is dus niet terneergeslagen, men betreurt de gevallenen, doch neemt tevens de voor zorgen om de nog levenden te beschermen. Men wandelt te midden der puinen, en over legt tevens om plannen uit te denken om te herbouwen en te vernieuwen. Met andere woorden, men leeft, men leeft intensief. Oesters eten" In een kleine, fijne eetzaal Met een strijkje om een hoek, Zat een glimmend paar Owejers Net als schippers op bezoek. Wat de heeren zouden eten ?" Vroeg de kellner aangedaan, Met een vriendelijke buiging Bood hij vlug de spijskaart aan. Eerst een paar dozijntjes oesters ?" Als hors d'oeuvre: wat radijs ?" Dan: een soepje, visch en vleezen?" Kip, faisant, of wat patrijs ?" Verder: pudding, kaas en vruchten," Koffie, poesjes, een sigaar?" Weet je wat ?" zei een Owejer, Breng ons eerst die oesters maar T Na een ovgenblikje wachten, Kwam de welgevulde schaal, Vier en twintig blanke oesters, Versch en prachtig, allemaal. Watchampagne!"vroeg de kellner, Wenscht u Heidsieck, nummer zes ?" Zeker l" bulkten de Owejers, Voor ons elk een heele flesch /" Gulzig spraken nu de heeren Hun champagneflesschen aan. Maar de fraaie schaal met oesters Lieten ze wantrouwig staan. Annemél" werd er geroepen, Nog twee... van die zelfde wijn," Van dat goedje krijg je honger", Daardoor bikken we straks fijn!" Heeren ?" vroeg de wijze kellner, Mag ik weten wat er is ?" Zijn de oesters soms niet lekker?" Vindt u ze misschien nietfrischt" Hoe ze smaken?^ zei de eene, Man, hoe hebben we 't nu?" Zeg, we zitten toch te wachten'', Op de aardappels ... en sju /" Recht van opvoering voorbehouden iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiin sprake. Voor die beginselen streed hij met een vuur, dat zelfs bij zijn felste tegen standers eerbied afdwong. Schut is van ons heengegaan! zijn plot seling verscheiden doet een leegte om ons ontstaan, die moeilijk zal te vervullen zijn. Maar al vervult dat heengaan ons met droefheid, toch behouden wij de heerlijke herinnering aan een hartelijk en oprecht vriend, met wien het een genot was samen te mogen werken, de herinnering aan een man die streed voor zijn beginselen, die met al de gaven hem geschonken en met ge heel zijn sympathieken persoon arbeidde voor alles wat naar zijn innige overtuiging was het ware en het goede." Moge hij rusten In vrede. Naast de dood bloeit het leven. Wanneer ge dus de puinen beziet, waarop hier de wilde bloemen en het onkruid welig tieren, denk dan lezeres of lezer, dat ook op de puinen van dezen tijd het leven van een nieuwen tijd ontkiemt. De bloemen der vrij heid en der gerechtigheid zullen bloeien op de puinen der volkerenstrijd. Worden en: vergaan is dus ook hier het parool. I. SAMSON Het smakelijke van Cerebos Zout maakt het tot een ideaal voor den disch. Cerebos Zout

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl