De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 20 januari pagina 5

20 januari 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

20 Jan. '17. No. 2065 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Mevrouw Qeneraal Joubert f ? Den achtsten September 1.1. ontsliep te Pretoria, Hendrina Joubert geb. Botha, de trouwe levensgezellin van Piet Joubert, al den langen tijd dat hij werkte aan wat hij en zijn land- en geestverwanten noemden: het bouwen van de Afrikaanse natie." Wie aandachtig dit portret bekijkt, kan daarin de geheele geschiedenis van haar land, gedurende de laatste tachtig jaren, lezen. Wie zich m die trekken verdiept, kan gelooven, wat van haar verteld wordt, dat zij reeds als klein meisje, in een veldlèger bij een vuurtje, kogels goot van gesmolten lepeltjes en trekpotdefesels, en die kogels in haar boezelaar droeg naar de mannen in de vècfctfljifë. 1-n van die handen, die thans. op naar ouden dag, zoo rustig een brief vasthouden, kunnen wij ons voorstellen, dat zij béttrteHngs al het grove werk hebben meegemaakt, dat de nood van den dag eischte, en dan weer met liefde ontelbare wfcüdëB vetpiègd. Daar was geen oorlog" vertelt een TransvalervwB aar in bet tijdschrift Die Brandtrag- :Bde commando's waren nau welijks in hè*, -veld, of Mevrouw Joubert was achteraan met haar wagen en tent, met, kost en kleeröncen al wat zij bjj mekaar kon schrapen, om'bij baar man en baar merschen te wezen. En. altijd is; zij trouw gebleven «aan» het voortrewiers-instinkt. Gevaren heeft zij altijd gcmiRsGbt. De menschen vroegen haar dik wit Is dfc zij niet bang was; maar op dergelijke MÉHgen placht zij te antwoor den: ,Dis mos mijn plek daar; hoe kan ik die ou-baas dan alleen laat staan?" Lens voegde zij,daarbijv?Ik is mos nie soos jullie nuwerwtfse vroowens nie, wat net wil lekker krij en die mans alleen laat swaar-krijl" Maar zoodra zij zag dat zij met zulke haas tige woorden had gekwetst, lei zij iemand een hand op een schouder en liet een kort, doch innig-hartelijk lachje hooren, zoodat de toegesprokene zich oogenblikkelijk weer op haar gemak voelde. Op kommando was haar tent de plek, waar allen zeker waren, hulp of raad te krijgen. De snelle .aanpak bij Majuba is feitelijk haar werk geweest. Zij was het, die op den bewusten Zondagmorgen ont dekte dat Generaaf Cotly sulletjes fn den nacht de kop bezet had. Generaal Joubert wou haar eerst niet gelooven; maar toen hjj zijn kijker uithaalde, en zag dat dit wer kelijk zoo was, zei zij: Wel, nou het jullie die vijand op die kop laat kom, gaat hulle nou daar a'haal." In den oorlog van 1899?1902 heeft zij ook weer trouw haar menschen" bijgestaan. Haar hart heeft gebloed voor de vrouwen en kindertjes in de concentratie-kampen. Niemand heeft zooals zij aangehouden bij de militaire autoriteiten om hun lot te ver beteren; niemand heeft zooveel gedaan als zij om te hulp te komen. Met gevulde zak ken en trommels kon men haar daarheen zien rijden, en even flink als de jongeren, eigenhandig levensmiddelen zien uitdeelen." Over dien grooten oorlog wordt overigens Wilde Dieren In de bekende Meulenhoff-editie is onder bovenstaanden titel een deeltje verschenen, bewerkt door H. W. Heinsius. Het bevat 64 foto's van dieren, zoogdieren, in Artis: de leeuw en de tijger, de olifant en de kameel, de kangoeroe, een' paar apen, de mooie herkauwers achter in den tuin, kortom alle bekende figuren en ook enkele, die het be hoorden te wezen. De foto's zijn van Vogt, over het algemeen zeer goed, vooral be wonder ik de mooie, veelzeggende plaat van de Vliegende Honden. De leeuw is minder goed gelukt, maar ge zult opgemerkt hebben, dat leeuwen meestal tegenvallen. Over som mige dieren liggen de schaduwen der traliën en daar zou mijn vriend Edmund Selous hartroerende rodomontades over kunnen schrijven, maar dr. Heinsius vergenoegt zich er mee, dat hij in een kort onderschrift even de aandacht er op vestigt, opdat de be schouwer zich niét vergisse en een los van streepen verdenkt. De tekst van dr. Heinsius is accuraat en consciëntieus; iedere regel leesbaar en lezens waard, 't Is geen makkelijk werkje, om in een goede honderdvijftig kleine pagina's een overzicht te geven van de zoogdieren, dat vereiscbt een groote mate van kennis en in de aan haar gewijde pers weinig gezegd. Zuidafrika wil het Britsch gouvernement niet tergen. Men legt zich neer bij de be staande verhouding, mits altijd nadruk leg gend op het bestaan eener Afrikaanse" nationaliteit, gerepresenteerd o.a. door eene eigen taal. (Die Brandwag" is zoo goed als geheel in het Afrikaans" geschreven) Ook in dit opzicht is het portret van Oma Joubert symbolisch, namelijk wat eensdeels haar kleedine, anderdeels haar houding be treft. Niet altijd heeft zij zulk een elegant engelsch costuum gedragen; en het wit kanten befje behoort eigenlijk niet bij haar gezicht. Maar nochtans misstaat een en ander haar niet. Want zij draagt het met ongebogen rug, met opgeheven hoofd en met die een voudige waardigheid, die men de gratie van den ouderdom kan noemen. Hoe langer men haar aankijkt, hoe meer diepte men in haar gelaat vindt. Het laat zich begrijpen wat van haar gezegd wordt: Oma Joubert was een buitengewone per soonlijkheid. Wie het bij haar «iet verder brachten dan tot een oppervlakkige kennis making, konden in de dwaling verkeeren, haar voor stug en stuursch, zelfs voor hard vochtig aan te zien. Hoe anders werd het, met wie eenmaal een thuisplekkie gekregen had in dat groote, zachte hart! Ja, zij kon hard vochtig wezen; maar alleen tegenover de genen die haar krenkten in haar Afrikaans" gevoel, bij haar om zoo te zeggen ge lijkstaande met haar godsdienstig gevoel." Eens waagden het een paar Afrikaners, die zij goed kende, hiermee den spot te drijven. Die heeft zij toen, op een ongenadige en lachwekkende wijze afgeskrob en laat kruipen vir haar bijtende sarkasme; zonder kwaad te word, het zij dit op baar eienaardige manier gedoen, deur net gebruik te maak van enkele rake woorde, wat ons hier nie wil herhaal nie." Hoe algemeen geliefd zij was, bleek ten slotte nog in hare laatste dagen en bij haar begrafenis. J. F. E. Celliers wijdt dezen groet aan hare nagedachtenis: Stille moeder, vaarwel! Uw liefde sal weeg en uw lye sal tel, Als die som eéndag geld van dietrane en trouw Wat 'n nasie bouw." GEERTRUIDA CARELSEN IIIIHIIIIIIHUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illlllll l In het Vluchtoord Ede ' 't Is al ruim een jaar geleden, dat ik in 't vluchtelingenkamp te Ede vertoefde en eigen lijk was ik 't geheele voorval vergeten toen 't plotselinge ontslag van den regeeringscommissaiis, kolonel Mingels, onze pers in beroering bracht en mij onmiddellijk de tentenstad op de hei en het daar beleefde voor den geest tooverde. En hoewel ik dit reeds dadelijk elders heb beschreven, geloof ik er toch wel aan te doen, het nog eens in ruiimr kring te vertellen, omdat 't een eigenaardig licht werpt op den man, die op zoo meesterlijke wijze eene dergelijke orga nisatie letterlijk uit den grond heeft gestampt en twee jaar lang heeft bestuurd, om daar voor thans smadelijk aan den dijk te worden gezet. 't Was dan op het verzoek van dezen kolonel Mingels dat ik in November van het vorige jaar over de Veluwe spoorde, om 's avonds in het Vluchtelingenkamp te spreken over datgene, waarvan wij vrouwen nu al 23 j'ar openlijk hebben getuuigd, maar dat waarschijnlijk oog wel niet tot onze Belgische zusters in de kampen was door gedrongen: het Vrouwenkiesrecht. Ik was wel huiverig voor de taak, die ik op me had genomen. Ik vreesde de volkomen afwezigheid van eenige belang stelling bij dat zorgelooze, luchthartige volkje van jolijt, dat ik bij de groote invasie van October 1914 in al zijne eigen aardigheden had leeren kennen, 't Predi ken in de woestijn moge voor sommige dwepers aantrekkelijkheid hebben; voor eene practische huisvrouw, die met haar tijd moet woekeren, heeft H eenige bezwaren Toch, al viel hier niet te oogsten, 't was toch te verwachten, dat het gemeenschappelijk lijden de hoofden en de harten van deze vrouwen had ontvankelijk gemaakt voor nieuwe ge dachten, nieuwe indrukken en ook 't zaaien heeft zijne bekoring. Dus.... trok ik kampwaarts, In de auto, die me van Ede naar 't nog al afgelegen vluchtoord bracht, vertelden de regeeiingscommissaris en zijne vrouw mij, dat het plan voor de vergadering was opge komen bij een der verpleegsters en dat de kolonel, zelf een warm voorstander van Vrouwenkiesrecht, 't dadelijk had goedge keurd. Eenige oogen bukken later draaide de auto het groote inrijhek binnen en met bewon derende belangstelling zag ik die helverIIIIIHIUIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIinillll zelfbeperking, maar dr. Heinsius is er uit muntend in geslaagd. Hij vestigt behoorlijk de aandacht op de wetenschappelijke hoofd zaken, geeft zoo nauwkeurig mogelijk de aardrijkskundige verspreiding, herinnert waar 't pas geeft, aan vroegere geologische tijd perken en versmaadt de anecdote niet. Daar door is het boekje bijzonder geschikt ge worden voor de jeugd en voor volksbiblio theken, natuurlijk ook schoolbibliotheken en prijsuitdeelingen. Ik hoop dan ook om vele redenen, dat het bij duizenden en duizenden verspreid raakt. Ieder Nederlander komt wel minstens ns van zijn leven in Artis en hij zal zijn dieren met dubbel genoegen be kijken, als hij iets weet van hun leven en herkomst. Het boekje begint met een kort systema tisch overzicht van de Orden der Zoogdieren. Het is niet te gelooven, op hoeveel scholen thans nog aan de kinderen geleerd wordt, dat de olifant met het zwijn, de neushoorns, de nijlpaarden en de tapirs n orde vormen en wel die der Dikhuidigen of Veelhoevigen. Misschien is die dikke huid wel schuld er aan, dat dit dwaalbegrip maar steeds blijft doorleven. Inderdaad behooren die dieren tot drie verschillende orden: de tapirs en neushoorns hij de paarden tot de onevenhoevigen", de zwijnen en nijlpaarden met de herten en koeien tot de evenhoevigen", ter wijl de olifant dan heel apart de laatste der Slurfdieren" is, die in vroegere geologische tijdperken in groote verscheidenheid onze wereld hebben bevolkt. Dr. Heinsius houdt ze natuurlijk uitstekend apart, we willen hopen, dat het helpt. Van al de zoogdieren, in het boekje be handeld, komt er slechts n in Nederland lichte tentenstad midden op de hei die grootsche schepping van menschelijke orga nisatievermogen op de plaats, waar de aarde eenmaal woest en ledig was geweest. : We traden de zoogenaamde concertzaal" binnen, een houten loods van 60 M. lang, waarvan het voorste gedeelte geheel werd ingenomen door eene dichte menigte vrou wen, allen van 't eigenaardige type, waar mede fn 't najaar van 1914 onze straten werden overstroomd. Ook enkele mannen zaten er tusschen en links van 'ttooneel was een flink orkest van mannelijke vluch telingen geplaatst. De beide voorste rijen waren gereserveerd voor den bevelhebber en zijne vrouw, de doktoren en verpleegters, de twee kapelaans en de onderwijzers. De hoofdonderwijzer van een der scholen bracht me met zuidelijken zwier aan zijn arm op 't tooneel, waarbij wij met minder zwierige, hoog-opgetrokken knieën over de centrale verwarmingsbuizen moesten stappen. En daar stond ik dan tégenover die hon derden, mij nieuwsgierig aanstarende ge zichten en voelde de angst mij bekruipen. Hoe zou ik dat bewegelijke kwikzilverachtige volkje dwingen naar mij te luis teren l Hoe zou ik die wriemelende, zoe mende bqenzwérm een uur rustig Kouden! Daar schoot mij 't woord van Nathan der Weise" te binnen: Nicht die Kinder blosz speiszt man mit Marenen ab" en dus koos ik den verhaaltoon. En 't ging. Wel konden zij, die niet gewend waren, naar ernstiger taal te luisteren, zelfs niet afwachten, dat ik maar even adem schepte of een slokje water nam. Dadelijk gingen de hoofden dan bij elkaar, onmiddellijk zoemde de bijenzwerm weer. Beter beheerschten zich de mannen en uit de aandachtige gezichten van de orkestleden putte ik telkens moed, om met eene f rissche intonatie 't woelige publiek te beteugelen. En de arme ballingen deden mij zelf vaak de stof voor mijn betoog aan de hand. Ik vertelde hun van 't leven der vrouwen uit vroeger tijden en ik stond wat langer stil bij den bloeitijd van 't oude Vlaanderen als 't middelpunt van de cultuur en ik verhaalde uit de Middel-Nederlandsche legenden, die op zoo'n naïeve wijze den tijdgee -t tot uiting brengen. En door de eeuwen heen kwam ik op de hedendaagsche vrouw, op de veran derde maatschappelijke verhoudingen en hoe kon 't anders, ook op den oorlog, die 't ons immers toebuldert, dat er zooveel oudbakkens, zooveel vermolmds in onze oude wereld is, en toen ik eindigde metdedooreengevlochten wenscnen voor de vrijwor ding der vrouw en die van 't land der Bel gen, toen dacht ik, dat de houten vloeren zouden bezwijken onder 't gestamp van die 600 paar klompschoenen. De hoofdonderwijzer bedankte mij in een zoetvloeiende speech voor mijne edelmoe dige tale" en wenschte me het slagen toe van mijn werk even vurig als hij voor zich zelf de bevrijding van zijn land hoopte. Over de verwarmingsbuizen heen loodste hij me weer aan zijn arm de zaal binnen en weer begon 't geklap e* gestamp en zelfs de kape laans kwamen me met uitgestoken handen bedanken. Nog een afscheidsnummer van 't orkest en met een opgelucht gevoel keerde ik met mijn vriendelijken gastheer en gast vrouw naar Ede terug, 't Is waar, directe voordeelen in den vorm van nieuwe leden had deze avond niet opgebracht: maar wie zal zeggen, of niet hier en daar een zaadje zich zal hebben gehecht, dat eenmaal vruch ten zal voortbrengen. Nog ligt de toekomst van Belgiëin het duister; maar hetzij deze het de oude zelfstandigheid moge hergeven, hetzij, dat velen der arme bannelingen zich zullen oplossen in onze natie, in beide ge vallen is het zaak, waar we kunnen, zooveel mogelijk bij te dragen tot opklaring der geesten van onze diep beklagenswaardige gasten. Zeker was dit ook de bedoeling van den regeeringscommissaris, toen hij, zelf een katholiek, mij toestond voor zijne katholieke kampbewoonsters over het Vrouwenkies recht te spreken. Mij trof deze ruime op vatting als het kenmerk van den waren regeerder en toen ik den volgenden dag onder zijn geleide het kamp in al zijne onderdeelen nog eens mocht gadeslaan en de gemoedelijke, maar tegelijk besliste manier, waarop hij de teugels in handen had, toen gaf 't mij dat prettige gevoel van bevrediging, dat iedereen moet ondervinden, als hij op een verantwoordelijken post den rechten man op de rechte plaats ziet. De voorbeeldige orde en regel bij dit van nature zeker niet ordelijk en geregeld volk deden weldadig aan en 't viel mij, huisvrouw van meer dan 25 dienstjaren, niet moeilijk op te merken, hoe in deze reuzenhuishouding de ware economische beginselen in practijk werden gebracht; de economie, die zorgt voor goed voedsel zonder weelde, goede ligging en zindelijkheid, om ziekten en ver slapping te voorkomen: maar die niet toeIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII in het wild voor, n.l. de vischotter. 't Is jammer, dat die niet weggelaten is en be waard voor een tweede deeltje: De zoog dieren van Nederland. Maar waar zou de uitgever dan zijn foto's vandaan halen ? Daar zit hem de kneep. Onze onvolprezen dieren tuin bezit geen tien percent van de inlandsche zoogdier-soorten, en dat is heel jammer. Want wij hebben mooie zoogdieren: de slimme vos en de trage das, de prachtige marters, het blanke hermelijntje, de stinkende bunsing en de vlugge wezel. Ook allerlei soorten van vleermuizen en o, wat een prachtige knaagdier-muisjes en ratten, waar onder de bonte hamster en de f ruitminnende slaapmuisjes van Zuid-Limburg. Sommige van die dieren zijn uiterst zeldzaam, doch de meeste niet. Dassen en vossen komen in ons land nog voor bij honderden, het schuchtere ree komt in het Naardermeer grazen onder den rook van de hoofdstad :n verscheidene hermelijnen leiden een voor spoedig bestaan in de gemeente Amsterdam zelve. Enkele zijn zeer moeilijk in gevangen staat te houden, maar met de meeste schikt liet nog al en De Tuin" ziet niet tegen een kleinigheidje op. Wie dus Artis wil helpen aan een collectie van levende Nederlandsche zoogdieren kan daa^ gerust mee beginnen al was het maar door alvast een paar eekhoorns te sturen: bruine en zwarte, en dan mui zen: de huismuis en de veldmuis.d wergmuisjes en de groote spungmuis. Stuur maar op en toon belargstelling in Artis. Hier valt nog iets te zeggen. Dr. Heinsius besluit zijn boek met een opwekking tot natuurbescherming na er op gewezen te hebben, dat overal op aarde zoogdieren be dreigd worden met uitroeiing. Maar er worVAN ALLES WAT IHHHIIIIMIIIIMIHtlllllM De mode door een vergrootglas Teekening voor De Amsterdammer" van Hanna Lamberts BALKLEEDING De hedendaagsche in tweeën gedeelde sleep luiiiiiiiiiiiiiiiniuiiiiMitiiiniiiiutuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiHmtiiiiiuiiuiHiiiuiiiiiiiiiiitiimiiiniHittmiiiiititiiHiiitiiutiitiuuiiiitiniiitniu staat, dat iets verwaarloosd of over den balk wordt gegooid. Nu zal 't vluchtoord van Ede, de algemeen erkende modelinrichting, worden omverge haald, de mooie organisatie worden teniet gedaan en de tenten met hare bevolking naar het heel wat minder goede kamp in Nunspeet worden overgebracht *), Alles voor de zuinigheid! Ik zal me niet aan eene be oordeeling wagen van dit regeermgebesluit; maar als oudere, ervaren huisvrouw vraag ik me toch af, of hier de zuinigheid niet de wijsheid bedriegt. In ieder geval is de man, die getoond heeft, 't best van allen de kamporganisatie te verstaan, van deze bezuini gingsmaatregel het slachtoffer geworden en 't is mQ daarom eene behoefte door deze persoonlijke herinnering mijne bescheiden hulde te brengen aan den stichter, die het zeker hard gevallen moet zijn, zijn werk zoo te zien eindigen! TH. THIEL?WEHRBEIN *) Dit stukje moest een week blijven lig gen. Zoo men weet, is thans 't bevel uit gevaardigd de afbraak voorloopig te staken. RED. Twee Kookboeken Vóór mij liggen twee kookboeken beide saam gesteld door Martine Wittop Koning. Ze zijn in aard en wezen zeer verschillend. Het eene is van zér bescheiden omvang, de vaal grijze omslag vraagt nauwlijks de aandacht. Het andere daarentegen is een lijvig boekwerk; de oranje-roode kaft duidt er op, dat 't in dezen tijd gekend wil zijn. Het simpele boekje heeft een gulden in houd. Het verkondigt hoe men in deze dure tijden voedzaam eten, smakelijk eten, en goedkoop d.w.z. niet al te duur eten kan. Het heeft tot titel: Wat zullen wif eten?" het is een uitgave van de Nutscommissie voor volkslectuur N. Z. Voorburgwal 212 Amsterdam. Duizenden exemplaren zijn thans reeds over Nederland verspreid, en velen zullen de schrijfster dankbaar zijn voor haar praktische raadgevingen. Het boek met den weidschen titel: We reld recepten voor de Hollandsche Keuken." Uitgave Uitgevers-Maatschappij Elsevier" Amsterdam, gaat van eea ander standpunt uit. Het vraagt belangstelling voor de Keuken" in de landen schier dagelijks in onze om geving besproken. Het geeft typischnationale gerechten uit den vreemde, die veelal zonder eenige moeite even goed hier in 't land kunnen worden bereid, zoodat de Nederlandsche huisvrouw in staat wordt gesteld meer afwisseling in de dagelijksche gerechten te brengen. Italiaansche pasteitjes, Finsche sipatti, Duitsche Sauerbraten, Poolsche runderrolletjes, Hongaarsche Paprika kip, Roemeenscne Mamaliga, Zwitschersche Knöpflis, Fransche kaassoezen, Engelsche apple-pie enz. Wat wilt ge meer? Beide boeken zijn kinderen van onzen tijd. Beide hebben hun verdienste. Aan U allen de keuze! E. M. R. den meer goede dingen met ondergang be dreigd en wel Artis zelf. Voor de meeste Nederlanders is Artis een instelling even onvergankelijk als ja, nu weet ikheusch niet als wat maar in ieder geval toch buitengewoon onvergankelijk. En rijk ook! De tuin zelf versterkt dien indruk. Wat hebben wij daar in de laatste vijfendertig jaar voor kostbare gebouwen zien verrijzen : eerst het Aquarium, dan een poosje rusten dan kort op elkaar het Berenpaleis, de groote Bloemenkas, het Apenhuis met de Vogel galerij, het Reptielenhuis met het Insectarium, de nieuwe stallen voor de Olifanten, de Giraffen en de groote Herkauwers, om van kleinere zaken niet eens te spreken; misschien vergeet ik ook groote. Maar het staat vast, dat een groot deel van het werk der laatste jaren tot stand gekomen is in tijden, dat het Genootschap leed onder financieelen achteruitgang, eerst tengevolge van een algemeene malaise in handel en bedrijf, daarna onder den Invloed van het forensendom en nu nog eens door den oorlog. Nu, dien oorlog, dat kunnen wij niet helpen, maar de forensen moesten wijzer wezen. Als je het stof van Amsterdam van de voeten schudt, dan mag Artis niet in den steek gelaten worden. Bedank dus niet voor dat lidmaatschap, of wordt weer opnieuw lid. Wie zou niet gaarne lid zijn van een Ge nootschap, dat zoo prachtig werkt en dat nog zulke groote plannen te verwezenlijken heeft niet alleen in het belang der Amsterdam mers, maar van het geheele Nederlandsche volk en de heele wetenschappelijke wereld. Daarom moesten ook eigenlijk Leeuwardenaren en Groningers, Middelburgers en Maastrichtenaren en al wat daar tusschen Ons Kookboek GEFARCEERDE KALFSCOTELETTEN MET TRUFFELSA4IS Twee geschrapte kalfscoteletten, 300 a 400 gram kalfsgehakt, l ei, peper, zont, oud brood, l fleschje of blikje truffels, l stuk varkensvet, 2 manchetjes met strikjes, een bruine tniffeïsaus van de jus van de coteietten en wat magere jusresten, pl.m. 20 gram maïzena, gehakte truffels, madera, Vs bus doperwten, ge bakken aardappelen, of aard. croquetjes, of pommes frites, krulpeterselie. Maal bet gehakt heel fijn door den vleeschmolen. Maak het aan met ei, oud brood, peper, zout, nootmuskaat. Hak eenige truffels fijn en doe die er door. Bestrijk de coteiet ten, die eerst gewasschen en gezouten zijn, aan alle kanten dik met gehakt en sla, en het varkensvet als een lap omheen. Braad ze aldus in boter bruin en gaar (pl.m. % en a 3 kW.) Leg ze daarna met de beentjes over elkaar gekruist op zij van een ver warmden schotel. Steek er de manchetjes aan en leg de beentjes op een totje krul peterselie. Giet over de coteietten wat truffelsaus en dien de rest der saus er apart bij op. TRUFFELSAUS Om de -truffelsaus te bereiden, schept men eerst het vet van de jus der coteietten af, voeg wat magere jusresten, gebakte truffels n een scheut j e madéera toe, en bind dit alles tot sausdikte met maïzena. Stoof de doperwten en leg deze in hoopjes op den schotel. Bak de aardappelen en leg ze er tusschen. miitiiiimiimiiiiiiittiiiiiiiiiiiii H. NEIJER KONINGSPLEIN AMSTERDAM HET BESTE EN VOO DEEL16S1E AÜHES Vüia ITZEriEJN M LUIERMANDEN Eigen Ateliers (met electrische beweegkracht) aan huis, waar de eenvoudigste degelijke genres tot de kostbaarste Lin geries van prima grondstoffen, onder beproefde leiding worden vervaardigd. ligt lid van Artis worden, als ze het kun nen stellen. Niet allen natuurlijk, maar alleen zij, die de wenschelijkheid ervan inzien, dat is al voldoende. Ik twijfel er niet aan, of velen uwer zouden het ook wel doen, als er niet zooveel soesah aan vast zat. Want Artis is een Genootschap met ballotage en je moet dus worden voor gesteld, voorgehangen en geballoteerd. Dat gaat nu allemaal wel makkelijk genoeg door bemiddeling van het Bestuur, maar het zou misschien in 't voordeel van het Genootschap zijn, indien de heele verouderde ballotage kon worden afgeschaft en men kon volstaan met zichzelf aan te melden als lid. Op deze eenvoudige manier zijn reeds vele lichamen van algemeen nut groot geworden; ik be hoef maar te wijzen op de Nederlandsche Heidemaatschappij en op de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Hoe het ook zij, Artis heeft belangstelling noodig en verdient die ten volle. Artis is in staat om voor de beoefening der Dierkunde alles te doen, wat ge maar wilt, indien het Genootschap slechts te beschikken heeft over de noodige middelen. In de laatste jaren, in tijden van nood, heeft het wonderen verricht. Als nu Heinsius binnenkort, wat ik zoo van harte hoop, komt met een nieuwen druk van zijn wilde dieren, dan wil hij zeker ook wel een paginaatje of zoo wijden aan de beste en meest volledige diergaarde van de heele wereld, die al zooveel mooi werk heeft verricht en gei'nspireerd. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl