De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 20 januari pagina 7

20 januari 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

?" 20 Jan. '17* No. 2065 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Eene Veroordeeling der Chineezen Politiek door dr. Rinkes Ik heb vóór mij liggen het verslag van het Indisch Genootschap van de vergadering van 18 November 1916, waarin dr. Rinkes gesproken heeft over Oude en Nieuwe Stroomingen onder de bevolking." De Adviseur der Ned. Ind. Regeering, dr. Rinkes heeft in deze rede de volgende woorden gezegd, die ik hieronder letterlijk overschrijr: Met een haast onbegrijpelijke kortzichtig heid heeft men een aantal jaren geleden de opleving onder de Chineesche bevolking In Indiëmiskend. Er is een korte tffd geweest, dat de CMneezen, zij het misschien onbe wust, de handen uitstaken naar ons en vroegen: Och, helpt ons om ons op te heffen uit de positie van zekere minder waardigheid, waarin wij ver keer en." Met lichten hoon hebben wij die geste afgewezen en het gevalt; Is geweest, dat zij zich tot de CMneezen elders hebben gewend, datnationaie aspiraties b$ hen zj/n wakker geworden en dat thans de kans om ook bij de Chineesche bevolking in Indiëhet gevoel van Indische saamhoorigheid wakker te roepen zooal niet verkeken, dan toch hoogst gering is," Voor veel geringer uitlatingen dan deze zijn in Indlëambtenaren, lager in rang dan dr. Rinkes, zonder vorm van proces naar uithoeken van den archipel overgeplaatst, of moreel tot ontslagneming gedwongen. De portee van dr. Rinkes' woorden is zóó enorm, dat zij niet veel minder is dan een aanklacht. Indien het Nederlandsche volk, of althans de leden der Ile Kamer, de ver tegenwoordigers van dat volk, werkelijk het belang in Indische zaken stelden, dat deze verdienen, zou een dergelijke aanklacht niet verborgen blijven liggen in een gedrukt ver slag voor déleden van het Indische Genoot schap, maar zou aan de Indische bewinds lieden en chefs van dienst, verantwoordelijk voor de begane, schandelijke politieke fou ten in zake het Chineezen-vraagstuk ver antwoording worden gevraagd. Ik acht het mijn plicht hier openlijk te verklaren, dat de aanklacht van Dr. Rinkes volkomen gemotiveerd is, en ik zal er nog iets aan toe voegen, dat Dr. Rinkes, opzet telijk dan wel uit nalatigheid, heeft verzwe gen, namelijk het volgende: De Ned. Ind. Regeering heeft om even met Dr. Rinkes veel te zwakke woorden genoe gen te nemen uit onbegrijpelijke kortzich tigheid" de opleving onder de Chin. bevol king miskend", hoewel zij herhaalde malen gewaarschuwd Is, wat de gevolgen dezer miskenning zouden zijn, en hoewel zij even eens herhaalde malen door mij, destijds airibteiaar en adviseur voor Chineesche za ken, in talrijke adviezen en rapporten er op gewezen is, welken weg zij had in te slaan oitt de Chineesche beweging in de gewenschte banen te lelden, zóó, dat de Chineezen in het Ned. Ind. Gouvernement hun ophtffer en leider en, zooals dat in Chineesche termen voor regeerder luidt, hun vader" zouden zien.*. In 1905, nu ruim 11 jaar geden, toen het nog tijd was, ben ik begonnen, de Ned. Ind. Regeering van den waren aard der Chineesche opleving op de hoogte te stel len, ik heb haar ingelicht, welke de wenschen waren omtrent het verkrijgen van on derwijs, welke hun grieven (zeer billijke, volkomen rechtvaardige) waren omtrent het drukkende passen- en wijkenstelsel, omtrent de meer dan schandelijke politlerol-rechtspleging, omtrent de in verhouding tot de Europeanen onbillijke belastingen, om trent hun minderwaardig sociale positie: ik heb de Regeering ook nauwkeurig op de hoogte gehouden van het gevaar, daarin gelegen, dat de Chineezen, indien de N. I. Regeering niet met spoed de leiding der Chin. beweging in handen nam, zich tot het moederland China als eenig beschermer en leider zouden wenden, kortom, ik heb de Ned. Ind. Regeering nauwkeurig en uit voerig de politiek geadviseerd, die noodig was, om te voorkomen, hetgeen thans door dr. Rinkens geconstateerd is, Niet met kortzichtigheid", maar, juister uitgedrukt, met onverantwoordelijke nalatigheid", zoo niet met lakschheid tegen beter weten in", dient te worden bestempeld de houding der N. I. Regeering tegenover de Chineesche kwestie. Het verzuim is niet begaan uit onwetendniHiiiiiimiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiiiuiiimuimiiiii Plantageschouwburg Voor het volk is de snelle en rake juist heid van oordeelvelling dikwijls een gevolg van gemakkelijke keuze uit een beperkt feitenmateriaal. Aan de vergelijking, die een fragment fantasie is, herkent men gedachtengang en beschavingsgraad. Men kan dikke boeken schrijven over het volk, over de volksziel. Men ican trouwens overal dikke boeken over schrijven, maar er zijn weinig onderwerpen waarvan de theorie in zoo buitengewone mate betheoretiseerd is en de feitelijkheid zoo wordt ver onachtzaamd. Thans ? ziet men moderne empirische op vattingen, als die der reportagepsychologie te veel en ten onrechte aan voor een verbeterde editie, een verfijning van het verfoeilijke en klein-burgerlijke Justus-vanMaurik-genre. Integendeel. Zoo min als de psychiater van tijdschrift, Handbuch en krankzinnigengesticht de psychiater der toe komst is, zoo min past de psycholoog van logica en wijsbegeerte allén in de toekom stige eeuw der psychologie. In het algemeen gesproken zijn Lagere School, Catechesatie, Rijksmuseum, Courant, Leesbibliotheek, Revue, Tooneel en Bioscoop wel de eenige bronnen.waarvan het volk mate riaal betrekt voor zijn geestelijke ontwikke ling, «n deze artikelen zijn dan bedoeld als een bijdrage tot de kennis van deze zaken. Als de poes met het kluwen gespeeld heeft, moet ge, vóór en aleer de draad weer ordelijk kan worden op- en afgewonden, het moeizaam werk verrichten van ontwarren en ontknoopen. Zoo moet de zielkundige pluizen en analyseeren, voor en al«er hij tot synthese kan geraken. heid, want ik herhaal het: de N.L Regee ring was gewaarschuwd, en was volkomen op de hoogte gebracht van den aard en stand der Chineesche beweging. De trage langzaamheid der Indische bureau cratie, de vreesachtigheid van Departementchefs, bang om door energieke voor stellen hun vingers, te branden, de hoog hartige onbezofgdheid van residenten en andere bestuursautoriteiten, het wantrouwen ook der Regeering voor adviseurs die, in stede van de waarheid te verdraaien in aan genomen vorm, ronduit rapporteerden waar het op stond, de vrees van andere adviseurs, dit wetende, om als lastig" gesignaleerd te worden, dit alles en nog meer factoren heb ben er toe mede gewerkt om de groote politieke fout te begaan, door dr. Rinkes gesignaleerd, maar dit ne wensch ik dat men wete: de Regeering was gewaarschuwd. Zij was op de hoogte van alles, maar heeft tegen alle adviezen in, op onverantwoorde lijke wijze volhard in haar traag, langzaam half-onwillig toegeven aan den onweerstaanbaren drang der omstandigheden, in stede van direct met een royaal gebaar, de Chi neesche beweging de hand te reiken en zóó voor altijd het saamhoorigheids-gevoel bij de Chineezen te doen ontstaan. Toen het niet langer kon worden verme den heeft de N. I. Regeering voetje voor voetje toegegeven, maar... toen was het te laat. Toen hadden de zeer verstandige, helder in zaken ziende Chineezen reeds lang begrepen, dat gén der koncessies vrijwillig, liberaal gedaan was, maar dat enkel hun solidaire actie het motief was voor het toe geven der Regeering, en hadden zij reeds te diep gevoeld, dat hun eigenlijke vaderland in China lag en niet in Indië. Vernedering op vernedering, en ten slotte het stukje voor stukje onder den onweerstaanbaren drang onwillig, nooit royaal genoeg toegeven, hadden hun voor goed de oogen geopend en doen inzien, hoe ver de overheerschende" regeering van hun leven en streven afstond. Als een bewijs, hoe gaarne de Chineesche beweging den steun der Nederlandsche ambtenaren zou aanvaard hebben diene, dat in 1905 de Semarangscne Schoolvereeniging Tiong Hwa Hwee K wan" mij verzocht, haar eerevoorzitter te worden, ook toen ik als voorwaarde gesteld had, als zoodanig inzage te mogen hebben van haar meest intieme archieven en correspondentie. Indien toen ter tijde, de Regeering en de bestuurs ambtenaren het juiste moment hadden inge zien en ik heb hier herhaaldelijk op ge wezen dan zou nu de Chirieesche bewe ging geheel onder de leiding der N. I. Reg. staan, en de Chineezen zouden de saam hoorigheid voelen en aanvaarden. Zij ver langden toen, in 1905, nog niets liever dan dat Hollandsche ambtenaren hun vereenigingen patroniseerden. Wel verre van het te waardeeren, dat een adviseur, zonder de om de waarheid heen draaiende en weifelende taal der Indische bureaucratie te gebruiken, ronduit den toe stand der Chin. beweging en al wat daar omheen was en wat daar aan vast was blootlegde, heeft de Ned.-Ind. Regeeging het steeds met wantrouwen aangezien, dat haar adviseur zóó door de Chineezen vertrouwd werd, dat zij hem hun geheimste archief* stukken lieten inzien, en zij hem al hun wenschen en nooden en krebatans" (be zwaren, klachten) overbrachten. Indien ik hieromtrent eens alle bizonderheden ging publiceeren en ik denk wel dat ik er nog eens toe over ga dan zal men ver stomd staan hoe zelfs onder een liberaal, doortastend man als Gouverneur-Generaal van Heutz onder den drang der bekrompen kortzichtige Indische bureaucratie in de be handeling der Chineesche kweste en ook in de houding tegenover daaromtrent itgebrachte adviezen en rapporten fouten zijn begaan, en ook wel eens grove onrecht vaardigheden, die men nauwelijks zal kunnen gelooven. De geschiedenis der Chineesche Beweging in Ned. Indië, tevens omvattende de geschiedenis der houding, daartegenover ingenomen door de Ned. Ind. Regeering is nog niet geschreven geworden, al heeft Mr. F. H. Frombere reeds diepgaande ge schriften daaromtrent uitgegeven. Indien zij ooit geschreven wordt het zal, zoodra mijn literaire en journalistieke arbeid mij vrijen tijd genoeg laat, mij een plicht zijn, het zelf te doen maar dan ook geschre ven zonder eenig gard voor wien of wat ook, en waar dat noodig is de leugens der z.g. Officieele Waarheid" met onomstootelijk feiten-materiaal, wél gedocumenteerd, vaneen rukkend, dan zal men de handen ineenslaan over de ongeloofelijke kort zichtigheid, en ook wel eens de ver foeilijke unfairheid en onrechtvaardigheid van mannen, die thans met de hoog ste ridderorden vereerd in Nederland met pensioen zijn teruggekeerd, of die iimiiiiiiitiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitn t-Schouwburg : COLNOT & POOIM ELKEN AVOND ? 8 UUR iUITBUHDIG SUCCES! 1T6ÜKDIG SUCCES! ,. . . 9&^ ,E. POOHS-ÏAK BIENE In den beroemden schouwburg van Stoel en Spree in de Fransche Laan, thans onder directie van Colnot en Poons zagen wij de opvoering van De Slet", een Hollandsche bewerking van La Glu" van Richepin, die in laten bloei van tooneelromantiek nog altijd volle zalen trekt. Het stuk speelt in de landelijke entourage van het Fransche viaschersdorpje en er schemert iets door van sentimenieele wee moedigheid. Daar, aan de zee, in een lust hof van empirezalen en rose schemerlampen verheugt een eenvoudige visschersjongen" zich in de gunst van de Parijsche demiVoor wie geen herstel in den status quo ante" mogeltyk is ? Teekening voor de Amsterdammer" van W. Heskes miiiiiimiiiiimiiuiuiiiiitiiiimiiuttiiiiiimimiiiMiummii thans in den Raad van Indiëof op andere hooge eereposten in onze koloniën nog werk zaam zijn. Op zijn best heeft men een modus vivendi gevonden tot hun behoud in het Indisch Staatsverband", alzoo sprak dr. Rinkes nog van de Chineezen in het Indisch Genootschap. Het staat er maar zoo heel gewoon, maar begrijpt men wat het zeggen wil? Het wil zeggen, dat ongeveer het geheele Chineesche element in Indiëvan ons vervreemd is, en zich niet in saamhoorigheid met ons gevoelt. Het wil ook zeggen wat een kortzichtige, bekrompen en in sommige gevallen ook wel eens onbetrouwbare Indische bureaucratie heeft bedorven en verknoeid, tegen adviezen en rapporten in, die haar den goeden weg wezen. Enkele dagen geleden was bij mij de tegenwpordige adviseur voor Chineesche Zaken, chef van den dienst der Chineesche Zaken (zooals die in 't begin van dit jaar nieuw gereorganiseerd is) de heer J. L. J. F. Ezerman, die mij uitdrukkelijk verklaarde, dat hij de houding, die ik tegenover de Chineezen heb aangenomen tijdens mijn dienst in Indiëover 't algemeen voor de juiste houdt, en dat al de voorstellen en maatregelen, die hij reeds voorgesteld heeft en nog denkt te adviseeren, geheel en al in den geest van mijne opvattingen zijn, en geheel en al in de lijn liggen van mijn vroegere streven. De gewezen GouverneurGeneraal Idenburg mag dit onthouden. Ik hoop dat het niet te laat is, al ben ik er, evenals dr. Rinkes, bang voor. Ik heb altijd wel geweten, dat ten langen leste, ondanks alle bureaucratische manoeuvres en persoonlijke vernederingen, de geest van recht en billijkheid zou zegevieren, dien ik steeds ten opzichte der Chineezen heb voor gestaan, tegen alle slinkschen, in 't verborgen ge voerden tegenstand en intrigues der bureau cratie in. Hetgeen de Chineezen van 1905, en zelfs nog vroeger af, gevraagd, geklaagd en ook wel eens geeischt hebben, en waar voor ik van 1905 af gestreden en geleden heb, het zal hun worden toegestaan, en zij zullen zegevieren, omdat zij niets eischen dan wat hun rechtens toekwam. Alleen... het kan te laat zijn. Het zal nu, als het verkregen is, beschouwd worden als door hun eigen actie ten slotte & contre cpeur toegestaan, waar het tien en zelfs nog vijf en zes jaar geleden een royaal, nobel gebaar zou zijn geweest, in dankbaarheid aanvaard. Geven wat recht was moest de Ned. Ind. Regeeringop den duur tóch, n.l. gelijkheid voor wet en maatschappij met Europeanen. Dit wist ik even zeker als ik wist dat waarheid spreken Gode welgevalliger is dan liegen, en dat wit niet hetzelfde is als zwart. Stukje voor stukje, telkens met de eene hand weer iets terugnemend wat de andere gaf, blunder na blunder makend, ook zelfs, waar zij in 't nauw werd gedreven terugstootend met lichten' hoon" (zooals dr. Rinkes terecht zeide) heeft de Ned. Ind. Regeering gebukt voor den drang der tijden, en in al die jaren van weifeling en treuzelen en angst vallig overwegen" en botvieren aan papierwellust hebben de Chineezen zich hoe langer hoe meer van ons afgewend en alle gevoel van saamhoorigheid verloren. En de mannen, die deze onverantwoordelijke fout begingen, dragen allen de hoogste ridderorden en klommen op tot de hoogste posten! Men schijnt nog altijd niet te beseffen ik heb er echter keer op keer op gewezen mondaine Fernande, de Slet. Blaséis hij niet. Geld heeft hij niet. Maar hij is ver liefd en zij schept behagen in zijn woeste, bruisende natuur-hartstocht. Voorts treffen wij hier aan een oude moeder. Teneinde haar zoon terug te vinden, beweegt zij zich met een lantaarn, kermend en jammerend, over de rotsen. De oude vader Gillionry ontdekt aan den zeekant den verleidelijken rosigen Schimmer" van hè* pavillon d'amour. Hij zingt daarop met guitaar en orkestbege leiding een oud matrozenliedje en op het hooren daarvan ontrukt zijn zoon Marie Pierre zich aan de armen zijner geliefde en verschijnt op het balcon, gevolgd door Fernande. En daar, voor de oogen zijner brave ouders, verklaart Marie Pierre zijn liefde aan de Slet. Daarop werpt de oude moeder haar een rotsblokje naar het hoofd. Gewond zinkt zij in zijn armen,... Maar eigenlijk gooide de oude moeder niet raak. En dit feit kon ook niet onopgemerkt blijven. Iemand in de zaal roept mis"! Want onder het publiek bevindt zich de komiek, die mobilisatie en dienstleven moge lijk en dragelijk maakt. Thans echter heeft hij zeer weinig succes. Het stuk is in vollen gang, Ie noeud est pose, het publiek is in stemming en in spannende belangstel ling voor de ontknooping, en een ieder die de aandacht afleidt, wordt met boos gesis tot de orde geroepen. Het stuk wordt nu verder ingespeeld en ieder tooneel verwerkelijkt mér illusies. De chic" is hier vertegenwoordigd door den giaaf de Kernn", zijn neef Rudolph en den ridder d'Amblezeuille". Deze graaf blijft deftig en voornaam in alle nuances tusschen vertegenwoordiger-van-het-onbereikbare en wat IN DE TOEKOMST dat gemis aan saam hoorigheid bij Chineezen in Indiëvoor ons zal kunnen beteekenen, in de toekomst na den oorlog, als Europa doodelijk verzwakt zal zijn, en de ster van het Oaten eerst recht zal gaan dagen. Terecht schreef onlangs een Chinees In het Soerabaiasch Handelsblad": Doch gesteld: de Chineezen gevoelen zich in Indl vreemdelingen. Aan wie dan de schuld: aan hen of aan ons?" Mijn antwoord Is: aan de Ned. Ind. Regee ring, die het in haar hand gehad heeft, de Chineezen, niet meer als vreemdelingen, maar als met ons saamhoorigen, aan zich te binden, en die dut, tegen deskundige adviezen en waarschuwingen in, verzuimd heeft, niet alleen uit kortzichtigheid", maar zelfs met lichten hoon". Het zou de moeite waard zijn als er eens een onpartijdige, gestrenge enquête kon worden gehouden naar de waarheid en de portee van de door dr. Rinkes gesproken woorden. Wanneer zal het Nederlandsche volk, of zullen zijn vertegenwoordigers in de He Kamer eens eindelijk vragen: waar zijn de .schuldigen in dezen? Het meest curieuze van de geschiedenis is dat thans een nog in dienst zijnd officieel Adviseur der Ned. Ind. Regeering in het Indisch Genootschap, de door mij in het begin van dit artikel aangehaalde woorden heeft uitgesproken, die feitelijk een veroor deeling, zoo niet een aanklacht zijn, gericht tegen het beleid inzake de Chineezen-kwestie onder de Gouverneurs-Generaal van Heutz en Idenburg. Ik vond het urgent noodig in dit artikel te stellen: de fouten zijn begaan tegen uit drukkelijke adviezen en waarschuwingen van deskundige zijde in, en ik neem de verant woordelijkheid van deze verklaring ten volle op mij. H. J. F. BOREL gewezen Adviseur voor Chineesche Zaken in Ned. Indi MATHIAS KEMP. Het Wijnroode Uur, en andere gedichten. Maastr. Boek- en Handelsdrukkerij. Onder den min of meer alcoholisch-riekenden naam Het Wijnroode Uur presenteert illliln zich een klein boekske van den heer Mathias Kemp. Familie van Pierre Kemp, den schrij ver van De Bruid der Onbekende Zee? De overeenkomst in poëzie is er waarlijk groot enoeg voor; niet alleen, dat 't rythme hier ijna overal 't zelfde is als in laatstgenoem den bundel, maar ook is er sterke gelijkenis in poëtische visie. Alleen is in Het Wijn roode Uur alles veel zwakker gebleven; in dit kleine bundeltje is ook de poëzie zoo kleintjes, zoo pieterig-kleintjes, alsof er geen groei in deze verzen schieten wou. O, Ma thias Kemp babbelt er wel gezellig op Jos over zeven broeders, geen echte broeders natuurlijk, (want waar hoor je nu ooit van zeven broeders behalve in een sprookje) maar zeven soorten van winden: hageldrager, ramensmijter, schoorsteenbruller enz:, de rest is me alweer ontschoten; of de schrijver geeft een verhaaltje van eendroomer, die in een voorjaarsnacht met honderd andere mededroomers de bosschen intrekt (er is geen slaapwandeling bedoeld); soms lacht er ook wel eens in zulke verhaaltjes een helders versregeltje op, als een zonoverlicht bleekveldje, maar och, wat blijft 't toch overigens een zielig-onbelangrijk boekje. Ik heb niets tegen de wijze, waarop de auteur de natuur ziet; alle waarlijk zien van de schepping is goed, en juist die kinder lijk-naïeve ontroering, waardoor een dichter alles om hem heen voelt leven als hijzelf, waardoor ook deze schrijver de donkere heuvelbosschen als hatende monsters ziet, en de winden als wilde spelers, juist deze ontroering, die stormen en regens, stroomen en bosschen als levende wezens voelt, heeft zooveel heerlijke poëzie gegeven, zelve vlinderig-Iucht als een elfendans of donker en zwaar als de dreunende gang van een woud reus. Maar voelt Mathias Kemp niet, dat wat hier in Het Wijnroode Uur geboden wordt als dichter-uiting nog duizelig-diep be neden zulke sprokige romantiek gebleven is ? Het gestuntel van de laatste bladzijden uit dezen bundel is opmerkelijk slechter dan de eerste gedichten, waar wel eens een mooi vers in uitkleurt. DIRK BREEBAART ONTEVREDEN ROOKER5 NEEMT DE PROEF MET: AMSTERDAMSCH FABRIKAAT-ZE0OUDE TABAK. itimmiiiiiiiMiiiHiiiirimiimitmiiittmiiiiiiitmi II1IIIIMIIIIIIIIIII Teekening van Henri v. d. Velde. oude snoeper. Hij vloekt met stippeltjes of imponeert met historische of buitenlandsche krachttermen als: sjacrémille tonnerres. Het is zóó buitengewoon grappig, dat ik mij voorstel dat heel Amsterdam zou uitlooren als Cor Ruys in hetzelfde costuum: nauw sluitende rok, bruine handschoenen, grijzeoude-heeren-deukhoed op precies dezelfde wijze deze rol speelde als een groteske pa rodie. Maar het is volle ernst, en de graaf koopt zich met z'n tweehonderdduizend francs rente het amoureuse gezelschap van Fernande voor een snoepreisje naar Parijs. En de overoude moraal van deze geschiede nis, die altijd nieuw blijft zal aanstonds op rekening van De Slet" komen. De ridder d'Amblezeuille heeft het met een achteloos gebaar af en toe over een ellendige paar duizend francs", maar het is niettemin een avond van gezellige gemoede lijkheid en dankbare toewijding. Er is een volksfeest in nationale (bretonsche) kleeder dracht, er wordt voorgedragen, gedanst en gezongen en ook hier zit de chic" aan een tafeltje voor de herberg temidden van het feestgewoel. In de zaal is het meeleven met het stuk zóó heftig en zóó intens, dat vanuit het publiek wordt mégescholden op de slet, de slechte vrouw, er wordt gehuild bij de jammerklachten der moeder en de stille droefenis van den ouden vader. Maar het eind is ons te wonderlijk en te komisch, om niet ten slotte opgevroolljkt naar huis te gaan. De moeder behoort met een bijl Fernande den schedel te klieven, welke gewelddaad met de uiterste omzich tigheid en bedaardheid wordt uitgevoerd, de hoofdpersoon geen zin hebbende in een vreeselijke hoofdpijn. Donderend gelach bij het publiek, en dit is de invloed van de bioscoop, die geen ruimte voor fantasie meer open laat en alle zucht naar realisme be vredigt. Dit is meteen het einde van de oude tooneelromantiek. MARTIJN VISSER II HUI l ui in iniimiiii iiiiimiliiiluimi H. BERSSENBRUGGE, POKTRETFOTOGBAAF ZEESTRAAT 65, Daast Fuonu Meslai, DEN HAAG. - Tel. 1688.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl