Historisch Archief 1877-1940
N°. 2066
Zaterdag 27 Januari
A°. 1017
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
Abonn. p.er 3 maanden (men verbindt zich voor het loopende jaar) / 1.90
, Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/l.75, elke regel meer .... ?0.35
Advertentiën op de dames-, finantteele- en kunstpagina, per regel » 0.49
Reclames, per regel 0.75
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het weekblad meestgeschikten om
vang.' Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1600 woorden, en, die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer', Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 3 33, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
1 Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d.
eveneens en uitsluitend te richten tot het
Secretariaat".
INHOUD: Bladz. l: De Dood in de
Liberale Partij, door v. H. Het
Tuchtelooze Holland, door Frederik van Eeden.
Confetti. 2: Mr. H. Goeman Borgesius f,
door mr. W. H. de Beaufort. Buitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp.
Kreke^Izang, door J. H. Speen hoff.
Feuilleton :0orlog, door A. B. de M.
3: DéLichamelijke Volksopvoeding, door
L/ H. Warnier. Onze Principieele
Dienstweigeraars. Van een
Nachtfeest, door Melis Stoke. 5: Voor
Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit
de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6:
Fransche Kunsttentoonstelling, door Andr
de Ridder, met teekeningen van Is. van
Mens. Muziek: Oberst Chabert, door
Henr. van Lennep. 7: Muziek in de
Hoofdstad, door mr. H.M. van Leeuwen.
Boekbespreking, door Henri Borel. In
Duitschland, teekeningen van George van
Raemdonck. Dramatische Kroniek,
door TopNaeff. 9: Tentoonstellingen,
door H. Rijksdistributiebureau-misére,
teekfening van Jordaan. Peg o'the Ring,
door Simon B. Stokvis. ll:Finantiën
en Economie, door J. D. Santilhano.
12: Uit het Kladschrift van Jantje.
Ziektegevallen: Debatitis, door J. H.
Diemers. OnzePuzzle.?13: Onder
linge Kennismaking van Officieren,
teekening van Joh. Braakensiek.
Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland.
Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De Internationale Toestand
in het teeken van het Ijs, teekeningvan
Johan Braakensiek.
iiitiiniiiiiiii
DE DOOD IN DE LIBERALE
PARTIJ
Met bittere hardnekkigheid heeft de
dood huisgehouden onder de aanvoer
ders der vrijzinnige partijen.
Een; twee; drie,?zijn Bos, Tydeman,
en nu Borgesius, in weinige maanden tijds
gevallen. Ook wanneer men enkel op het
zakelijke let, en het persoonlijke ter zijde
Iaat, ook dan is dit wegvallen van de
drie leidende persoonlijkheden der vrij
zinnige partijen een aangrijpend feit.
Het heeft iets van eene huivering
wekkende bevestiging van wat tijdens de
aanhangige grondwetsherziening van
verschillende zijden is gezegd, en door
meerderen ook wel aarzelend gedacht:
het liberalisme is op zijn eindpunt ge
komen."
Met deze woorden leidde op 18 Oct. 11.
de heer Troelstra de besprekingen over
de voorstellen Cort van der Linden in:
de regeling van kiesrecht en onderwijs
bewijzen, dat het liberalisme in zijn be
staanden vorm heeft afgedaan.
Sommige liberalen hebben het met
zoovele woorden herhaald.
Men zag een zinnebeeld in de tegen
woordige regeering, die, uit krachtgebrek
der vrijzinnige politiek opgekomen, telkens
den meest behagelijken steun bij de
clericalen en bij de sociaal-democraten vinden
moest.
Benauwender dringt het gevoel zich
nog op, nu de schrikkelijke dood zelve
met de zeis komt waren, als had hij al den
toorn zijner vernietiging op deze scharen
gepunt!
Andere partijen zien hunne leiders vol
houden en
opleven.Hier worden de spitsen op eenmaal,
onverwachts, afgeknipt.
** *
Ja, stonden de mannen gereed, aan
gewezen en vol verlangen om de plaatsen
aan het hoofd over te nemen l
Dit is echter nergens het geval.
Wij leven in een gebrek aan leiders.
Wat de vrijzinnig-democraten en de
vrij-liberalen reeds hebben gedaan, zullen
de unie-liberalen moeten herhalen. Allen
hebben als het ware de leiding van
hunne zaken moeten opdragen aan eenen
regent, eenen coadjutor, wier eigen
schappen men niet behoeft te onder
schatten, maar die toch niet kunnen
gelden als de karakteristieke dragers der
beginselen en als de vanzelve erkende
voorgangers.
Ware leiding kunnen alleen diegenen
geven, in welke partij het wezen moge,
die volksmannen zijn, in dezen zin: dat
zij ook iets beteekenen voor de grootere
kringen der bevolking, en dat er van hun
figuur iets over 't geheele land uitgaat.
Dat zij ook zelve de behoefte toonen,
met de menigte in aanraking te staan.
Zeer zeker voor liberale staatsleiders
in den komenden tijd is dit een onmis
bare eisch.
Al te veel heeft men aan het libera
lisme afgezonderde zelfingenomenheid en
ongevoeligheid voor de volksgedachten
kunnen verwijten.
Het is ook niet genoeg, in de Haagsche
sfeer, of in de parfijprganen, matador zijn.
Zal er van de nieuwe leiding invloed
uitgaan, dan moet men persoonlijkheden
hebben van de volle breedte, die
naast staatsmanswijsheid ook de eigen
schap bezitten, zich een plaats te maken
in het geheele publieke leven.
Borgesius is, nog als minister, zoo'n
figuur geweest. Ook Bos had het in zich.
Tydeman uitteraard het minst.
Dergelijke verzamelende krachten wor
den thans gemist.
Op den grafsteen van eenen Zeeuwschen
vlootvoogd, in de kerk te Middelburg,
staan door het voorgeslacht deze heroïeke
woorden geschreven: Al is Jan Pietersz
dood, daar leeft er zijns gelijk".
Kon het zoo thans klinken in de liberale
gelederen
Minder wonder is het echter, zoo
er bij 't gebrek aan uitzicht op leiding,
een getst hangt als die, waarvan de
Nederlandsche Scheepspraat spreekt:
Kijk, de takels en de touwen
En de vlaggen en het schut
Staan en pruilen in den rouwen,
Altemalen in den dut.
Edoch, het gemoed weigert toch nog
te gelooven aan de voorspellingen van
andersgezinde politici, die maar al te
gemakkelijk de richting hunner tegen
standers voor afgedaan1' verklaren.
En 't is eene groote vergissing, eene
malaise van 't oogenblik te verwarren
met de krachtsgesteldheid voor den
langeren duur.
Zeer zeker is op het oogenblik het
regime'niet bezielend; noch veelbelovend
of troostrijk.
Maar wij zien in de liberale staatkun
dige richting toch altijd zooveel vrucht
baarheid, dat wij weigeren aan de som
bere voorspellingen en voorteekenen te
gelooven.
Nog altijd zal de liberale staatkunde
bij uitstek de staatkunde van de werke
lijkheid blijven. De staatkunde van het
open oog voor het bereikbare en van
de meest vruchtbare krachtsinspanning.
Nog altijd daarom blijft zij ook een
waarborg bieden, dat door haar de werke
lijke vooruitgang het best kan worden
gediend.
Zij kan 't be«te beveiligen tegen de
teleurstellingen, welke hooggestemde
theorieën, illusie's, dogma's en geloofs
artikelen voor het leven van staat en
maatschappij medebrengen.
Zoo ooit, dan beleeft de wereld wel
in dentegenwoordigen tijd de harde lessen
aan den lijve, van wat boven de
menschelijke macht is, en van het echec,
waartoe strakke idealen en leerstellingen
links en rechts, in de werkelijkheid leiden.
Zij voorkomen de ellende «n brengen
den vooruitgang in aardsche zaken niet l
De beloften, waarop de behoeftjge
bouwt; de vernietigende krftitfr, waaraan
zich de ontevredene laaft; de betere
toekomst, die zich op papier zoo ge
makkelijk laat ontwerpen; de blijde bood
schap, op wier ordonnantiën zoo grifweg
een beroep wordt gedaan, wat bren
gen zij daarvoor terecht?
Zoo ooit, dan zal dus voor den komenden
tijd eene staatkunde aanhang kunnen
vinden, die zeer zeker óök haar kracht
vindt in de idealen van den
menschelijken en maatschappelijken vooruitgang,
in vrijheid en verantwoordelijkheid, maar
die tevens steeds uit is op de verwezen
lijking.
En die dus ook voortdurend den strijd
voert tegen de heerschappij van eenzij
digheid of utopie, van dogma of kort
zichtigheid, van eng groepsbelang of
zelfzucht.
Deze staatskunde zien wij nog immer
belichaamd in het jonge, vooruitstrevende
liberalisme.
Daarop moet het worden gericht.
'**
't Moge zijn, dat in politieken zin wij
verkeeren in een tijdvak van overgang,
waarbij oude banen van de liberale rich
ting afgesloten zijn, en een nieuwe etappe
begint: dit is daarom niet de dood,
maar nie.uw leven.
Inderdaad is de parlementaire
regeeringsvorm tot een eindvorm gebracht,
die tegelijkertijd, in eene opvallende
algemeene onvoldaanheid, vraagt om een
geheel nieuwe hervormingsbeweging voor
ons staatswezen en in onze constitutie.
De werkelijke democratische organi
satie van het publieke levert in Nederland,
de invloed van den verantwoordelijken
volksgeest moet nu nog beginnen!
De geweldige stoffelijke behoeften van
den oorlog en de algemeene verwrikking
der economische verhoudingen, vorderen
een nieuwe energieke en sociale
productiepolitiek.
Het gemeenschappelijke belang der
Nederlandsche natie eindelijk heeft een
nieuw ingezette voorziening noodig van
het geheele nationale weerstandsver
mogen, zoowel voor de internationale
samenleving als voor de ontwikkeling
der volkswelvaart.
Het verleden ligt achter ons. Wij kun
nen er slechts op terugzien, om daar
door des te beter de richting van den
vooruitgang te bepalen.
Het is onze verwachting, dat daartoe
van de vrijzinnige staatkunde nog het
meeste te hopen is.
De vrijzinnige partijen zullen daartoe
de hand aan het werk moeten slaan.
Zij zullen ook, in verband met de nieuwe
kiesrechtregeling, zichzelve in eigen
boezem moeten reorganiseeren, een
nieuwen, meer algemeenen geest wakker
maken.
Bovenal roepen zij om eene nieuwe
leiding in hun midden, eene leiding die,
als in de Scheepspraat, de klagelijke
woorden van zooeven weet te onder
breken door een jongeren toon:
Dutten ? riep mooi Heintje, dutten ?
Stil wat, maats, een toontje min!
Dutten? wacht, dat moest ik schutten,
Bin ik anders dien ik bin!
'k Zal 't hun lichtelijk zoo klaren,
Dat ik vlaggen, schut en touw,
En de maats, die met me varen,
Vrijen zal van dut en rouw.
Dan zal 't wel gaan.
v. H.
Het Tuchtelooze Holland
Engeland heeft van Duitschland een
geweldige les gekreegen. Het was vóór
den oorlog niet alleen te zelf
genoegsaam, maar ook te tuchteloos. Tucht
bedoel ik hier in den ruimsten zin, als
zelfbedwang, naauwkeurigheid, orde en
organisatie in n.
Als men vroeger in Engeland kwam,
dan vroeg niemand wie ge waart, wat
ge doen kwaamt, waar ge heen wildet
dat was alles teegen het
vrijheidsgevoel van den Engelschman, eeven als
het teegen het Hollandsche
vrijheidsgevoel was.
En nu de harde les heeft een won
derbare uitwerking gehad. Nergens is
tucht en orde strenger en nauwkeuriger
dan in Engeland. Elke vreemdeling, die op
Engelschen boodem wordt toegelaten
en dat geschiedt niet zonder het meest
uitvoerige onderzoek wordt ook daarna
in al zijn gangen precies gevolgd. Hij
moet niet alleen zijn weegen en bedoe
lingen nauwkeurig opgeeven, hij moet
zich ook, gereegeld bij de politie aan
melden als hij van woonplaats verandert
En het kost weer evenveel moeite om
Engeland te .verlaten als er in te koomen.
Het Engelsche volk heeft zich in dien
voor kort ondenkbaren toestand geschikt,
eevenals in net régime van duisternis,
waartoe de Zeppelins dwongen. En
ieder erkent dat de les hoog noodig
was. 'Engeland ondergaat een geweldig
proces van herziening en zuivering.
En meenen wij, Hollanders, nu dat
wij dat niet eevenzeer noodig hebben,
al behooren wij tot nog toe niet tot de
belligerenten?
Wij zijn, eevenals Zwitserland, een
kleine vrijplaats, te midden van den
chaos. Maar zouden wij ons kunnen
onttrekken aan het groote proces van
ordening en zuivering dat thans de
waereld om ons heeft aangegreepen?
Wat ik in dit opzicht op mijn terug
reis uit Engeland ondervond was bedroe
vend en beschamend, voor ieder Hol
lander die ook nog maar eenig
vaderlandsch gevoel in zich heeft.
Ik maakte de terugtocht met de Prins
Hendrik, in gezelschap van ongeveer
negentig geïnterneerde Duitschers die
naar hun vaderland gingen, en van nog
eenige Hollandsche zeelieden.
De Duitschers waren onder sterk
militair geleide aan boord gebracht. Hun
visitatie duurde drie uuren, geduurende
welken tijd de ooverige reizigers in de
onverwarmde spoorcoupees werden
opgeslooten en bewaakt.
De behandeling door de Britsche be
ambten was beleefd, maar onverbidde
lijk streng.
Aan boord van het Hollandsche schip
echter was plotseling alle tucht
verbrooken. Hier waren we weer in het vrije, ge
moedelijke, tuchtlooze, lummelige Hol
land.
De Duitschers werden spraaksaam,
namen vrijwel de gansche scheepsruimte
in beslag en hadden het hoogste woord.
Het ergst echter, helaas! waren de
Hollandsche zeelieden. Een
troepjeschorriemorrie van het laagste allooi, ongun
stige typen, die onmiddelijk begonnen
met groote glazen jeneever te drinken
en eindigden in volkoomen dronkenschap.
Men kan zich de genoegens van zulk
een oovertocht voorstellen. Men begint
met den reddinggordel aan te passen.
Dan wordt men teegen dageraad
gewaarschuuwd aan dek te koomen, daar
de gevaarlijke zone'' begint.
Wat later wordt men door
torpedo-booten omringd die het voortvaren verbieden
om een of andere onbekende reeden. Dit
maal weegens het gevecht dat een wei
nig noordelijker plaats gevonden had.
En eindelijk is het gansche schip
ingenoomen door een troep ongemanierde
drinkende, rookende, spuugende en vloe
kende slampampers, die zich ooveral, in
alle salons lekker maken, zonder te letten
op klasse, op rooken of niet rooken
en die door het personeel van de boot
naar hartelust van bier en jeneever wor
de* voorzien.
Voeg daarbij een harde noord-ooster,
die zeeziek maakte, wat al niet dronken
was, en men begrijpt met welk ver
langen naar de vaderlandsche kust,werd
uitgekeeken.
Er was n familie van Engelschen
aan boord, een paar Amerikanen en
eenige Hollanders en ik voelde mij
bitter beschaamd teegenoover die enkele
welgemanierden, door deezen toestand
aan boord van een Hollandsch schip.
Dat de Maatschappij Zeeland kwade
dagen beleeft, weet ieder. Dat ze haar
booten niet zoo keurig en ordelijk kan
houden als in vreedes tijd, zal niemand
kwalijk kunnen neemen. Maar dat ze
het contrast tusschen Engelsche tucht
en Hollandsche tuchteloosheid zoo kras
liet uitkoomen dat was meer dan men
vergeeven kan.
Men denke wat er in geval van een
ramp gebeurd zou zijn. Van eenige
voorbereiding voor het in de booten gaan
was geen sprake. De booten hingen
buitenboord, gereed om neergelaten te
worden.
Maar wat zou er van die bandelooze
troep, van die dronken en liederlijke
menschen te verwachten zijn geweest
als wij in de booten waren gegaan? Er
waren vrouwen en kinderen aan boord
maar wat was er nu van hen gewor
den bij een ordelooze paniek, die zeeker
zou zijn uitgebrooken ? Welke autoriteit
zouden de scheepsofficieren hebben
kunInzendlngen voor deze rubriek gelieve men
te adreaseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .ConfettC'.
Het Ministerie van de Beste Mannen.
Afgevaardigde van Best, de Minister
van Buitenlandsche Zaken, verklaart,
dat de Nederlandsche Regeering geen
stappen gedaan heeft, om den vrede te
bevorderen." (Reynolds' Newspaper)
*
Hoe er tegen de Gentsche Hoogeschool
geageerd wordt.
Dr. A. Pannekoek, leeraar aan de
R.H.B.S. te Hoorn, heeft bedankt voor
een aanbod van een professoraat aan
de Hoogeschool te Gent tegen een sala
ris van 8000 francs." (N. v. d. D.)
Wie zal dat betalen?
*
De Toerist voelde een leegte van
honger in zich, maar dorst niet vragen
om spijs en drank. (Couperus in de H. P.)
De welwillende lezer wordt beleefd ver
zocht tusschen niet en vragen niet te lang
te rusten.
*
De bejaarde staatsman is wel eenige
oogenbKkken van den dag op, maar
houdt toch voorzichtigheidshalve meestal
het bed." (Msbd.)
Als we dat goed begrijpen, dan waakt hij,
maar is toch niet wakker.
*
Het nieuwe tooneelgezeischap zal
den Haagschen Princesseschouwburg
bespelen." (Msbd.)
Ieder mag dan op z'n beurt een solo op
dat koninklijk instrument spelen.
Met het wasschen van de socialisti
sche partij, zoo vervolgde spr., heeft
godsdienstloosheidzichsterkuitpehreid."
(N. R. Ct.)
Zonderling uitvloeisel van zindelijkheid l
*
De Heer Meijer te Bandoeng, leerling
van Pancrates
De neervallende tranen van Pluvius
bleken geen argument om den
Griegavond te verzuimen... Het geheele pro
gramma was uitstekend ingestudeerd en
Grieg werd op soms schitterende wijze
vertolkt. Ragfijn zongen de violen en
zwollen dan aan tot het soms geleek,
of een donderende waterval de zaal
binnenstroomde.
Ons compliment aan den heer Meijer,
die waarlijk den dank van Bandoeng
verdient om de wijze, waarop hij de
weinige hem ter beschikking staande
krachten, gering in qualiteit, maar
qualitatief uitmuntend, weet te
exploiteeren." (De Preangerbode)
Wij vernemen, dat Grleg, ondanks de
uitmuntende exploitatie, met een nat pak
vrij gekomen is.
?
Van een doekje
't Publiek was enthousiastisch en
bezorgde den spelers herhaaldelijk een
open doekje." (Msb.)
Een dier spelers, toen 't doekje eindelijk
dicht bleef: Hielden ze ons voor 't lapje,
of was het een doekje voor het bloeden ?"
nen handhaven, bij menschen die door
de hofmeesters zelf vol drank waren
gevoerd?
Bij het aan wal gaan in Vlissingen
ging het al eeven slap en ordeloos toe.
Er werd gezegd: de Duitschers moeten
aan boord blij ven tot nader order." Maar
van een strenge naleeving, een gereegeld
onderzoek, een vertoonen van paspoorten
werd niets bemerkt. Men liep aan wal
zoodra men kon, en deed wat men
wilde. Men was immers in het vrije,
neutrale" Nederland?
Meent Nederland werkelijk dat het
thans in dit opzicht ook neutraal" kan
zijn? Als een oorlog voerend land zijn
ongewenschte vreemdelingen" zorg
vuldig verwijdert, zullen wij ons landje
dan maar zorgeloos voor ieder oopen
stellen?
Behoort er in Nederland niet eeven
goed een nauwkeurig onderzoek te wor
den gehandhaafd, dat de gangen der
vreemdelingen nagaat? Strekt de oorlogs
toestand zich ook niet geheel oover de
neutrale landen uit, die zoo digt in 't
gedrang zijn?
Of houden wij ons nog maar zorge
loos en dwaasselijk vast aan onze oude
tuchteloosheid en bandeloosheid, in de
hoop dat wij er toch wel door zullen
rollen ?
FREDERIK VAN EEDEN