De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 27 januari pagina 9

27 januari 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

^17. No. 2066 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND i '?... Au Bo ALUEEN VERKGOP in NEDERLAND van HANDSCHOENEN 4 Werft JOUVIN" IEDER PAAR ^^ ^GEGARANDEERD DENT's Ry erijtuto HANDSCHOENEN IIHUIUIMUIHIHHINIinillMIIUIIIIIHMIIIIIIIIIMIIIIIIIIUIIMIIIIIHIMIIIIIII IIIIIIIIIMIMIIIUIIIIMIIIHMIIIIII Tentoonstelling ! Heijenbrock in het Panorama-gebouw. Poortenaar,\ Korteltng, Snoeck in den Larenschen kunsthandel Hegenbrocks originaliteit schuilt meer in zijn onderwerpen dan In zijne persoonIgkheid. Van huis uit is hij een verteller: zfln aanleg gaat naar het illustratieve. Vooral zijn lateren werken uit Rotterdam ziet ge dit duidelijk aan. Boot-emplacementen voor het vertrek. Aan. alles wat voorvalt is «en gelijkmatige, vriendelijke aandacht geschonkea; de voordracht vermeit zich in uitvoerigheid; de stoffage van menschen, paarden en voertuigen, de overvloed van kitten en tonnetjes is behandeld met een zorg die haast ouderwetsch aandoet De teekening is niet geestig of pikant, maar vlot en gemoedelijk; de kleur soms fijn, altijd smakelijk; het verschiet wijkt; er Is gelet op toon en atmosfeer. De pasteltoets is nergens zwaar, de geheele behandeling getuigt van gemak en vakkennis. Er is veei te zien op zoo'n teekening; zij is vol genoegelijke kwaliteiten: een trouwe, eer lijke weergave door iemand die zijn vak lief heeft en verstaat. Het komt mij voor, dat Heijenbrock in werk als dtt en in zijn vele pastelteekeningen naar gieters, blazers, slijpsters en draagsters het meest zichzelf en op zijn best is. Intusschen beoogt hij meer. Zijn werk is een bflna alzijdlge uitbeelding van het mijn- en fabrieksleven. Hij voert u naar cement- en steengroeven, naar gieterijen, smelterijen, blazerijen. Hij is nu in Wales, dan In België, dan in het Saar-bekken. En het istreffend te zien hoe hij tel kens met onver zwakte volharding, met altijd weer reeën ijver aan 't werk gaat. Het nieuwe onder werp houdt den gang er in. Maar zijn kijk op al deze dingen is overal en altijd de zelfde. Als ge meer, als ge iets anders ver wacht blijft Heijenbrock zich gelijk. Vele zijn de problemen die hjj zich stelt, gewel dig de dingen die hij aandurft. Aan de op lossing verandert dit niets. -Zij blijft die van een geoefend, met kleurgevoel begaafd, het pittoreske bovenal beminnend teekenaar. Het oog wordt te uitsluitend, de ziai te weinig aangedaan. Het stemt weemoedig geen onbepaalder lof te kunnen geven aan het werk van een zoo sympathieke, zoo door en door eerlijke persoonlijkheid, van een zoo «toeren, zoo onvermoeiden, zoo volhardenden werker. Doch te voelbaar is het gemis. Een geest van andere orde is noodig om de angst wekkende, de vreeselijke schoonheid te ver tolken van de wereld waar Htyenbrock ons brengt. Te egaal, te vlak, te uitsluitend pittoresk is zijn talent; te weinig gescha keerd, téeenvormig, te stug zijn geest. Maar de erkenning van zijn wezentlijke illustra tieve verdiensten verhindert dit niet en een uitgever die hem de rei luchting van een werk over 't Rotterdamsche havenbedrijf mocht opdragen, zou niet gemakkelijk een conscientieuser vertolker vinden. Zijn litho's, goed uitgevoerd, zorgvuldig in kleur gedrukt, zouden de vergelijking kunnen doorstaan met 't beste wat op dit gebied verschenen is. Toch ondanks alle beperking is dit niet te miskennen: Heycnbrock is een figuur. Hij is dat misschien minder Boor zijn gaven dan door zijn karakter, zijn taaie vasthou dendheid, zijn doorzettingsvermogen, zijn trouw. En zoo zijn arbeid ons te zelden ontroert, de eerbied dien hfj ons inboezemt is oprecht. Vooral daarom wekt en verdient deze tentoonstelling belangstelling. Minder eenheid vertoont ui* den aard der zaak het gëexpozeerde in den Larenschen kunsthandel. Al daarom omdat er drie kunstenaars aan 't woord zijn. Maar ook: de voornaamste, jan Poortenaar, is thans nog een veel minder karaktervolle verschij ning dan Heyenbrock. Zijn aquarellen maken een tamtnen indruk tegenover zijn etsen en lithographiën en zijn reputatie berust zeker terecht meer op de laatste dan op de eerste. Toch is hij met zijn waterverven dikwijls minder pretentieus en bereikt waar hij luchtig wascht en fijn en licht kleurt een vriendelijk effect. In zijn etsen en litho's tracht hij bij voorkeur grootsch" te zijn. Men kent de ets van Trafalgar Square bij nacht. Doch zijn grootschheld berust minder op syntheze dan op weglaten van wat niet overtollig schoon secundair is; zijn eenheid is niet uit een veelheid opgebouwd; hij overbluft meer dan hij overtuigt en is bij nadere beschou wing leeg. Het liefst zie ik hem waar hij een eenvoudig en schilderachtig gegeven aandachtig en met losse hand volgt; hier bv. in de litho a churchyard". Een te ge makkelijk vetkregen naam op zekere han digheid en op vertoon van genialiteit ge baseerd het persoonlijke' element in zijn etsen blijft mij voorloopig verborgen zou RJJKSDISTRIBÜTIEBUREAU-MISÊRE Teekening voor ,de Amsterdammer" vanjorttaaa OUWE SIENTJE-POSTHÜMA: .Da's nommero twee! Wat die meissies toch op het weik tegen hebben?" IMftllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIMIIIIIIIIMIIIMIIIMIIIHIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllltllllllllHIIHUIIIIIMMHIlHlltlllllltllllllllllllHIIIIHIIHIflIinilllMIIIIIHK dezen waarschijnlijk niet onbegaafden kun stenaar, noodlottig kunnen zijn. Willem Korteling is jonger. Hij schildert van alles en op velerlei manieren. In een landschap weet hl] het moment de ochtend wel te suggeeren, ook waar hij overigens behoorlijk beneden zijn onderwerp blijft en er is iets onbevangens in de wijze waarop hij zijn zonnige kippengeschiedenissen aan pakt. Maar is hij daar om rijp voor een eigen zaal en een eigen ex positie ? Omtrent den schil der Jac. Snoeck leest men dat zijn werk vóór den oorlog geregeld af trek vond naar Amerika. Waarlijk, wie zijn bin nenhuizen en doorkijk jes ziet, zal het zich kunnen begrijpen. H. H. Heijenbrock. H. Heijenbrock. Boekverkoopingen Bulletin No. 10 van de firma Burgersdrjk en Niermans te Leiden (Templum Salomonis) bevat tal van belangrijke werken over In ternationaal recht, zeerecht, diplomatie en politiek. MIHIIimMMIllllllHMIIIIIIIHMIMMMIIIItlHMMHItlllMIIIUIIIIIIIMHIItUMlh BEDEN VERSCHIJNT: Mijne Jeugd en TooneÉBrimierinp DOOR Theo Mann-Boüwmeester. Geïllustreerd met tal van, meerendeels nog onuitgegeven, portretten en platen Prijs iu fraai gekleurd omslag ? 1.26 Prijs keurig gebonden . . . ', 1.75 In lederen boekhandel voorhanden. Uitgave van. YAN HOL&EUA ft WARENDORF te Amsterdam. «uHiiiHUuniMMUimuumiiuuiiiMMiiuHiMiuuiuiimuitiitiHiimuiiiuiiiinimmmumiiiiiw^ minimi imiiiniiiHiim iiiiiiiiiiiiiitiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiitiiiiHiiiiiMHfiHiifiiiiiiiiHiitiiiniiimmiiiHn«Hn«UHiinwuiiH«iinm«H Peg o' the Ring Het nieuwste verschijnsel op .filmgebied, waarmee het allerlaatste on derscheid tusschen bios coopliteratuur en anderhalvecents-roman is weggenomen: Def m-ln-afleveringen. Het was ei genlijk al begonnen met Stingaree. Ik ben vergeten hoeveel afleveringen daarin waren, doch het was erg sympathiek. Een verdraaid aardige kerel, die Australische struikroover: moedig, ridderlijk, humoris tisch, kortom: Engelsch. Prachtige kinder films in het algemeen. De jongens schater den 's Woensdags-middags om Stingaree's onvergelijkelijke lef, en 's avonds liep tout Amsterdam uit om de bekoring te onder gaan van een eigenaardigen naïeven humor, waarvan de kinematografie thans voor hét «eist een aanvaardbare vertolk-ter bleek te zijn, een humor, welke geheel los staat van de sexualitelt, zooals die van Jules Verne. Stingaree was afleveringen-dramatiek welis waar, doch er zweefde een over wegendjongensachtig element om de daden van dezen eentleman-carabrioleur. Met Peg o' the Ring is het gansch anders. Hlerhebben we de fil m- in-afleveringen, waarbij .Laura, het Doorgezaagde Weesmeisje", of .Het Aristocratische Spook uit den Graf kelder", gezellig-knusse, doch bovenal kin derlijk-onschuldige, verhalen zijn. De dames uit het rosse leven van Spuistraat en Achter burgwal, benevens de burgeressen uit de Pijp, behouden in heur boezems althans nog eenigen twijfel aangaande de wisse waar achtigheid der doorzaging van genoemde be langwekkende wees, en misschien is zelfs het blauwe bloed van het vriendelijke graf Kelderspook niet zoo dien-blauw als het opper vlakkig schijnt. Er schuilt in elk geval nog een romantiek in deze schokkende vertelsels, en men ziet niet alles zop voor z n oogen gebeuren. In Peg van den Circus is echter voor romantiek geen plaats. Het is een barre werkelijkheid, en het laatste greintje humor is verdwenen. Slechts n spoor van ridder lijkheid is overgebleven: deze afschuwelijke knok-acrobaten vechten met hun handen en niet met wapens. Doch hoe zouden zij anders de dertig episoden overleven ? Ik ben dankbaar, dat ik Peg gezien heb. Het bespaart een reis naar Amerika. Welk een blik op de ziel der Noord-Amerikaansche massa verschaft een dergelijke film * Want n ding weten we thans zeker: we weten, wat Noord-Amerika mooi vindt, waar het van houdt. Dit Pee; verschilt zoo wezenlijk van iets, dat in Europa zou kunnen gemaakt zijn. Zelfs in het grofste staal eener Europeesche kunst verbastering schuilt nog altijd een achtergrond, een gevoel, een gedachte; in iets Fransen: het smaakvolle, in iets Engelsch: het droog-komieke, in iets Duitsch: het zwaar-sentimenteele of een piekerende Weltschmerz. In dit Amerikaansch bederf echter speurt men geenerlei basis, geenerlei sentiment, geenerlei intellect: het is alles ijl, van achter en van voren. Elk tafereel, elke episode, elke aflevering dus van dezen machinalen anderhalve-centsrotnan brengt denzelfden inhoud: steeds wordt Peg, de circusrijdster, opnieuw aan gevallen door de boeven, die de tweede vrouw van haar vader op haar loslaat, en steeds wordt zij weer opnieuw uit hun klau wen gered door Hueo Loubeque, die de zoon is van deze liefelijke dame. Peg zelve is de dochter van Loubeque's stiefvader, van Dr. Lund, den eigenaar van de a circus. Mevrouw Lund, Peg's belaagster, oefent in haar vrijen tijd het beroep van valsche muntster uit, wat ze louter uit liefhebberij doet, gezien het feit, dat haar man, Dr. Lund, zeer rijk is. De schoone Peg heeft echter ne eigenschap, welke menigen anderen jongen man dan Hugo Loubeque, afkeer!g zou gemaakt hebben van een huwelijk met haar. Het is namelijk de weinig voorkomende hebbelijkheid van het lieve kind, om op be paalde tijden van het etmaal, in het bijzon der op het ijselijk uur van middernacht, zich te ontpoppen (indien men dit werk woord hier bezigen mag) als.... panter! De Amerikanen stellen, zooals bekend is, veel belang in de wetenschap, en blijkbaar zijn zij thans aan de herediteltstheorieën toe. Toen Peg's mama, die eveneens circusrijdster van beroep was, in zeer interessante omstandigheden verkeerde, zooals de Engelschen het kiesch uitdrukken, werd zij, zij dresseerde óók wilde dieren; op een kwaden dag door een bijzonder onvriendeHjken panter aangevallen, met het gevolg, dat zij het leven verloor. Het bij die gele genheid geboren dochtertje nu, ontwikkelde op volwassen leeftijd, en op bepaalde uren van den dag, pantereigenschappen. Bij deze aanvallen doet Peg alles wat des panters is: zij bespringt de menschen in haar omgeving, bij voorkeur haar beste vrienden, bijt ze, verscheurt ze, worgt ze, als ze er kans toeziet. Daarna gaat ze een toertje maken door de bosschen, indien deze aan wezig zijn, valt ze flauw en is ze weer zoo normaal als u en ik. Behoudens deze klei nigheid, is ze gezond van lijf en leden, en het vormt een der karakteristieke eigenschappen van deze film-serie, dat. Peg de aantrekke lijkheid van dat lijf en die leden allerminst onder stoelen en banken steekt. Indien de lieve film-acrobate, die de rol van Peg vervult, zij heet LUC lle Love, niet zulk een kuische en onschuldige jonge vrouw was met de verstandelijke ontwikkeling van een pruilend kind; zou men misschien bezwaar kunnen hebben tegen de al te gulle tentoon stelling van haar naakt. Gelukkig bevinden zictt de Amerikanen, radicaal als zij zijn in alles, reeds op den goeden weg: vertoonen zij thans nog in hun films de vrouwen half ontbloot en half bedekt, in de toekomst zullen zij de natuurlijke genezing voor deze halfheid gevonden hebben door de dames in volledig Eva-costuum haar kunsten te laten verrichten. Men begrijpt wat daarvan het noodzakelijk, aesthetisch gevolg is: een spoedige, een overhaaste terugkeer tot de algeheele bekleeding. In dit Amerikaansch product is met een radicale eerlijkheid, die een zeker respect afdwingt, alles wat naar eenige logica, ge zond verstand, o£ ge voel zweemt, angstvallig weggewerkt. Er is tevens zoo weinig senti ment overgebleven, dat zelfs de sentimen taliteit niet te zeer hindert, en van het streven naar een handelingsontwikkeling is geen sprake. De man, die deze film in elkaar zette, heeft psychologisch gevoeld wat zijn publiek wenscht, en hij heeft 't gegeven met over stelpende kwistigheid. Trachten wij nu te benaderen wat 't dan wel is, dat den Amerikaanschen toeschouwer zoo in extase brengt, dan komen wij tot de conclusie: gevaar en vechten. Doch vechten is de hoofdzaak. De zorgvuldig, als mozaïek ingelegde gevaar episoden, kunnen 't bij den op dit gebied uiterst geblaseerden Yank onmogelijk meer doen; hij heeft op de films reeds te veel locomotieven tegen elkaar zien opbotsen, te veel schepen en huizen zien verbranden, te veel menschen in afgronden zien vallen en eruit opklauteren, dan dat de gewone gevaar-sensatie voor hem een voldoende ge notsprikkel zou kunnen zijn. En al heeft de regisseur van Peg met veifijnd overleg voor iedere sensatie gezorgd, er geen enkele on beproefd gelaten, de vastgebonden Peg wordt door ratten bezocht; Peg, in het costuum eener prima balletteuse, wordt midden op den Woesten Oceaan verdobbeld onder dronken en afzichtelijke zeelieden; de ver wende Amerikaan doorziet te veel de trucs van deze dingen, dan dat er genoeg van zijn belangstelling zou overblijven om de han delswaarde van deze film hieruit alleen te kun nen verklaren. Men heeft in Peg eenvoudig de clou van duizend voorafgaande Amerikaan sche gevaatfiims vereenigd, en men heeft zelfs niet nagelaten ,een beroep te doen op lypiichAmertkaansche massa-vooroordeelen, zooals de haat tegen de Mexicanen en mulatten. Zoo is de voornaamste marquébijvoorbeeld een lulfbloed. Doch, zooals gezegd, deze fetrucqueerde onheilen alleen doen het'm niet. r is nog iets dieper?, iets meer onweer staanbaar». Welnu, ik geloof, dat de hoofdbe koring voornamelijk in de vechtpartijen schuilt. En in het tempo! De Franschen zijn logge Hollanders in hun bewegingstempo als men hen met deze Amerikanen verge lijkt. Zelfs in een land van razende snelheid zooals Noord-Amerika, mOeten de gebeur tenissen dezer filmbeelden snel lijken. Tnis is some quick", zal zelfs de Yank na afloop gemoedelijk toegeven. Maar bovenal: het vechten, het knokken. Mijn God, wat wordt er in Peg gevochten. Het is ongelooflijk. Het komt ten slotte alles neer op een eindelooze reeks van bokspartijen..'. zonder bokshandschoenen, op een vertoon van mannelijke vlugheid en mannelijke kracht,.die nergens ter wereld een weerga vindt. Want er leven nergens mannen, die in hoogere mate kracht en vlugheid vereenigen dan deze' Angelsaksers. Zij zijn sterk als Duitsche worste laars, en bezitten het lenige lijf van Japansche jongleurs. Zij zijn de panters van deze films, waarin slechts n groep beangstig den voorkomt: de belachelijke, doodsbe nauwde leeuwen, die Peg en Hugo achterna zitten. Het zijn après tout deze vechtmanifestaties, welke aan Peg de opperste sen satiewaarde verleenen. Het is openlijk sport, en elk verband met kunst is er verbroken. Gelukkig ontaardt deze sport niet al te vaak. Slechts in het slottafereel wordt er walgelijk gevochten, en aanschouwen wij een .acteur," wien het echte bloed uit mond en neus stroomt, maar overigens blijft het een gevecht tusschen mannen van ongeveer gelijke por tuur. Maar alles is gerangschikt met een raffi nement van berekening, een opperst vertoon van elegante strijd methode, welke bewon dering verwekt bij den kunstgevoelige en een wilde extase bij het groote publiek. Men het f t hier zitten rillen bij deze ongedroomde knokpartijen, en slechts een Hollandsch publiek kon er kalm onder blijven. In Amerika breken zij bij Peg de zaal af, vermoed ik. Ja toch, er was ook hier een groep, die bij Peg de felle emoties niet onderdrukken kon: dat waren de kinderen, die Woensdagmiddags letterlijk hebben zitten brullen vaa opwinding. Of dat goed voor hen was?... SIMON B. STOKVIS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl