Historisch Archief 1877-1940
N°. 2067
Zaterdag 3 Februari
A°. 1Q17
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
Abonn. per 3 maanden (men verbindt zich voor het loopende jaar) / 1.90
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA 6 WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/1.75, elke regel meer .... ?0.35
Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 8.49
Reclames, per regel 0.75
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
. medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het Weekblad meest geschikten om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1600 woorden, en, die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
, kan de redactie geen kennis nemen ;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan .beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer'1, Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 3 3 3, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d.
eveneens en uitsluitend te richten tot het
Secretariaat".
INHOUD: Bladz. l: Amok op Zee.
Onze brave Smokkelaars. Wat bereikt?,
door v. H. Buitenl. Overzicht, door
G. W. Kernkamp. Confetti. 2: De
Vasthoudende Man, teekening van
Jordaan. Draadlooze Verbinding met
Indië, door v. H. Krekelzang, door
J. H. Speenhoff. De Amsterdamsche
Leeszaal, door C. van Wicheren. 3:
D. Lageman f, door Oom Gus. Feuil
leton : Van Smart en Melancholie, door
Jasoiro Sawamura. 5: Voor Vrouwen,
red. Elis. M. Rogge. Uit de Natuur,
door Jac. P. Thijsse. 6: Tentoon
stelling 's Rijks Prentenkabinet, door H.
Bureau voor Auteursrecht van Beeldende
Kunst, door W. Martin. De Winkel
van Ivens en Co. te Amsterdam, door
Corn. v. d. Sluis. Engelsche Oorlogs
litteratuur, door Frederik van Eeden.
7: Tooneelnieuws, door Daniëla en
DopBles. IJsvermaak te Amsterdam,
teekeningen van Is. van Mens. Marten
en de Vremde Wortel, door Jan van
Riemsdijk. Graphische Kunst in
Pulchrio Studio. 9: Boekbespreking, door
H. Brugmans. Ook een Economische
Oorlog, teekening van G. van
Raemdonck. Nieuwe Duitsche Boeken, door
Herm. Wolf.?10: Financiën en Economie,
door J. D. Santilhano. 12: Uit het Klad
schrift van Jantje. Spreekzaal.
Leekenspiegel. Kantteekeningen van
een Landstormplichtige, door Melis Stoke,
met teekeningen van H. v. d. Velde.
13: Onze Gezant te Petrograd, teekening
van Joh. Braakensiek. Schaakrubriek,
red. dr. A. G. Olland. Damrubriek,
red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Nederland op Rantsoen,
teekening van Joh. Braakensiek.
AMOK OP ZEE
Wat men op de vingers kon natellen,
dat komen zou, is er nu.
Iedereen, die bezig was aan
vredesmogelijkheden te lurken, en dit is
ten onzent veel te veel gedaan, ziet zich
nu plotseling voor iets geheel anders
geplaatst: den rücksichtslosen strijd
op zee.
Alle schepen, ook de neutrale, in de
ons omringende zeeën aan opzettelijke
en meedoogenlooze vernietiging prijs
gegeven!
Misschien hoogstens wat beleefdheid
tegenover Amerika, en tegenover een
simpele postboot. Maar overigens: geen
onderscheid meer gemaakt.
Wat zal dit voor onze aanvoeren, voor
onze overzeesche en koloniale diensten,
voor onze visscherij, voor onze
handelsscheepvaart, voor ons bestaan,
beteekenen ?
Laat men zich maar niet meer ver
diepen in besprekingen over het karakter
van den nieuwen maatregel.
Naar ons inzicht mist Duitschland elk
recht, de Engelsche
uithongeringsblokkade als iets ongehoords buiten de wet
te stellen, reeds om de eenvoudige
reden dat het zelf dit oorlogsmiddel ook
steeds op zijn program had staan ! De
woorden van Caprivi, indertijd door ons
aangehaald, hebben dit duidelijk bewezen.
Men heeft in deze duikbpotblokkade
dan ook niets anders te zien dan een
uiterste wapen van hem, die winnen wil!
Maar juist daardoor wordt het des te
gevaarlijker voor de omgeving.
Schandelijk, of gerechtvaardigd,
doelmatig of niet, wij hebben wel aan
iets anders te denken.
Hoe zullen wij nog buiten den klem
der groote mogendheden blijven, en
trachten, niet te worden platgedrakt?
Hoe zullen wij onze nationale belangen
zoo krachtig mogelijk blijven doen gelden?
Het was met het oog op de thans
ingetreden, fatale gebeurlijkheid, dat wij
voor eenigen tijd schreven : Nederland
komt in het gedrang, en moet tijdig
zorgen voor de allerbeste leiding van
zijne nationale, economische en militaire
zaken.
Anderen meenden, dat het zoo wel
verder kon gaan. Wij helpen het gaarne
hopen.
Nu kan de regeering toonen, in hoe
verre zij vooruitgezien heeft, en tegen
de moeilijkheden opgewassen is.
Op hare voorbereidselen, op hare
directie, zijn thans de verwachtingen
gericht.
Er zij evenwel voor gewaarschuwd,
dat men deze niet hoofdzakelijk kan
bouwen, zooals wij reeds uitgesproken
zagen, op den Minister Loudon in het
bijzonder.
De tijd zal niet meer door diplomatiek
beleid en nota's en overleg te boven
kunnen worden genomen.
Met alle respect voor de tot dusverre
betoonde kundigheid van onzen minister
van Buitenlandsche Zaken is te vreezen,
dat de mogelijkheid van bijzondere diplo
matieke concessies en regelingen ten
gunste van neutrale staten als wij, vrij
wel nihil is.
De Duitschers willen nu eenmaal de
scheepvaart in deze zeeën zoo volkomen
mogelijk stop zetten : en elke aar
zeling tegenover vaartuigen onder neu
trale vlag is voor dit doel onbruikbaar.
Daarom, waarop het meer aankomt is:
zaken te doen, kracht te ontwikkelen, en
te zamen ons zelve te helpen.
Ons land is nu vóór alles aange
wezen op de meest krachtdadige en
doelbewuste organisatie van het verbruik,
van de verdeeling en van de productie
van levensbehoeften. Hiervoor moet het
ministerie van Landbouw zorgen. Dan : op
de departementen van Volksverdediging.
En eindelijk : op de algemeene leiding
van onze nationale zaak, ook tegenover
het buitenland, welke, veel meer nog dan
velen denken, de heer Cort van der
Linden geheel in eigen hand heeft ge
houden.
Geve de Hemel, dat de regeering
spoedig doe blijken, den toestand te
overzien en aan te kunnen. En dat zij
de natie wete te doordringen van den
ernst der komende weken.
Van voorbereiding heeft men tot dus
verre nog altijd te weinig gemerkt.
ledere huisvader en huisvrouw ook
zullen echter nog thans door zuinig
overleg mee kunnen werken, om de
moeilijkheden der voorraden te vermin
deren.
ledere burger en burgeres, om den
geest er in te houden.
En eindelijk zeer velen om, ieder op
zijn eigen gebied, mede te werken voor
het algemeen belang.
Als er maar : geeft acht, geblazen
wordt !
v H.
Onze Brave Smokkelaars
Sire, comment voulez-vous empêcher
la peau de transpirer", zeide Lodewijk
Napoleon tot zijnen broeder, den grooten
Keizer, toen deze zich beklaagde, dat de
Hollanders door geene gestrengheid van
het smokkelen waren te weerhouden.
Men kan de huid het zweeten niet
beletten".
Deze zelfde woorden kunnen als
motto staan boven het onlangs inge
diende Wetsontwerp in het belang van
eene meer afdoende beteugeling van
smokkelhandel.
Of is het niet een eigenaardig teeken,
dat in tijden als deze eene regeering
met de vraag bij het parlement moet aan
komen : geef mij meer gevangenissen.
En als de gevangenissen vol zijn,
geef dan ook de bedelaarsgestichten;
geef barakken ; geef... kortom, geef ge
bouwen, om de smokkelaars in weg te
sluiten.
De stroom van delinquenten stijgt tot
over de ooren.
Het was inderdaad reeds geen geheim
meer, hoe de rechtbanken der
grens-arrondissementen met vervolgingen wegens
verboden uitvoer en wat dies meer zij,
overladen zijn, en onder de bestaande
wetgeving het euvel niet meer aankunnen.
De verleidingen zijn daar blijkbaar te
groot, en de afschrikkende kracht
van een paar weken celstraf is tegen
over de voordeelen te gering. Reeds nu
komen in alle strafgestichten in den lande
de gemoedelijke Limburgers en
Gelderschen logeeren,' zonder veel gevoel van
kwaad of schuld, om hun tijdje uit te
zitten, en waarschijnlijk daarna weer
't Is waar, de studie van de crimina
liteit heeft altijd geleerd, dat de bewoners
van grensstreken zwakke broeders tegen
over de rechtsorde zijn. Er heeft daar
van vader op zoon eene zekere vogel
vrijheid geheerscht, die den eerbied voor
de wet nimmer tot wasdom heeft doen
komen. Men moet dus niet te algemeene
conclusie's trekken.
Maar toch is het een weinig
verkwikkelijk verschijnsel, dat daar zoovele
Nederlanders blijken, het transpireeren"
maar niet te kunnen laten, waarmede
zij toch niets meer of minder doen dan
hunnen medeburgers de voorraden voor
den mond weggoochelen, en den goeden
naam van hun land in discrediet, de
moraliteit in hun eigen landstreek be
neden nul brengen.
Nederland heeft geen groot oppervlak.
Wat blijft er over, als men
degrensstrook niet al te snra! neemt?
Het is derhalve te begrijpen, dat de
regeering thans strafmaatregelen aan
vraagt, die er meer den schrik onder
brengen.
Men moet er zich niet over verbazen,
dat naar abnormale afweermiddelen ge
grepen wordt, om de zaken recht te
zetten.
Verder hierover, dat dit niet reeds veel
eerder is geschied!
Dat in vreedzame tijden en voor alge
meene toestanden de thans voorgestelde
middelen exorbitant, en de afwijking van
de geldende beginselen te groot zouden
zijn, valt niet te ontkennen.
Maar ook hier zal nu eenmaal wel
moeten gelden: a la guerre comme a la
guerre.
Het voorgestelde komt hoofdzakelijk
hierop neer, dat alle smokkelaars wegens
vrees voor herhaling van misdrijf, in
preventieve hechtenis zullen kunnen
worden genomen, en dat deze preven
tieve hechtenis niet, gelijk thans, uit
sluitend in de cellen der Huizen van
Bewaring behoeft te worden ondergaan,
maar ook in andere gebouwen, barakken,
kazernes enz. kan worden ten uitvoer
gelegd.
In de tweede plaats: dat de op te
leggen gevangenisstraffen alweer niet
uitsluitend in de cellen, wier aantal te
kort schiet, zullen worden geëxecuteerd,
maar ook in de ten deele leeg staande
Rijkswerkinrichtingen.
Als stelsel ligt hierin natuurlijk een
belangrijke teruggang, de terugslag
naar de oude opsluiting in gemeenschap"
die juist verlaten is wegens de nadeelen,
welke zij meebrengt. Nadeelen van zede
lijke besmetting tusschen de verschillende
elementen, waardoor zij een school van
ondeugd en demoralisatie was.
Doch: men begrijpt tegenover den
tijdelijken aanwas der criminaliteit, den
eisch van ruimte. En er steekt ook
waars in de opmerking der Memorie van
Toelichting, dat deze soort van misdadi
gers, allen smokkelaars, malkander niet
bijster bederven zullen!
Bovendien kan van onze tegenwoordige
gevangenisadministratie worden verwacht
dat zij toch uit eigen beweging zal zorgen,
de euvelen tot een minimum terug te
brengen, door zooveel mogelijk de ge
straften in verschillende groepen en
categorieën te scheiden, waardoor de
ouderen de jongeren, de ergsten de
nieuwelingen niet kunnen denigreeren.
Toch zou men dien wenk tot groe
peering en vermindering van de nadeelen
der gemeenschapsstraf nog wel in de wet
willen zien opgenomen ook!
En er mag dan in Veenhuizen wel
een strenge tucht worden toegepast.
De rechters mogen ook wel niet te kort
met hunne straffen zijn, wil de repressie
beter aan haar doel beantwoorden!
Vooral in de straffen toch zal men
de afschrikking behooren te blijven zoeken.
Er aij wel tege» gewaarschuwd, dat de
preventieve hechtenis daarvoor niet be
hoort te worden bestemd. De gemak
kelijke toepassing, door 't ontwerp ge
opend, zou er wel toe kunnen leiden.
Daarmede ware echter een bedenkelijk
losse vorm van correctie, zonder behoor
lijk voorafgaand rechterlijk onderzoek en
zonder veroordeeling, binnengeslopen!
Het mag daarom zelfs wel over
wogen worden, of de duur van deze op
zoo bijzondere wijze en algemeen toe te
passen voor-arresten" niet in de wet
behoort te worden gelimiteerd.
Voor de justitie zou dit tevens eene
aansporing zijn tot spoedige berechting
der zaken.
En hierin toch blijven wij, juist ook
voor strafbare feiten als de onderhavige,
een der meest doeltreffende middelen van
bestrijding en preventie zien.
Laat de berechting kordaat en met klem
zoo spoedig mogelijk op het feit volgen,
dit zal den indruk vertienvoudigen.
Zouden daartoe, zoo noodig, niet ook
eenige extra-kamers ad hoc in de be
trokken arrondissementen kunnen wordeji
ingesteld, ten einde in smokkelzaken,
natuurlijk met behoud van de rechts
waarborgen, eene zekere prevotale juris
dictie uit te oefenen?
Zelfs ware, waar deze zaken wat het
feitelijk onderzoek naar 't schuldbewijs
betreft doorgaans van zeer eenvoudig
karakter zijn, een bespoedigde rechtsgang
in te voeren, die alweer de repressieve
kracht der berechting belangrijk zou
verhoogen. Het model daartoe kan de wet
gever kant en klaar vinden in 't met zoo
veel zorg samengestelde ontwerp voor
een nieuw Wetboek van Strafvordering.
Ons ware een dusdanige maatregel
liever, dan een al te vlot doorgevoerd
systeem van voorloopige hechtenissen.
Edoch, een en ander zij slechts in
overweging gegeven.
Naar 't geen ons omtrent de bestaande
behoeften en misstanden is bekend ge
worden, zal in dezen ook de wetgever
MET SPOED EN VOORTVARENDHEID moe
ten ingrijpen en de nieuwe maatregelen
vaststellen!
Zóó als nu, kan het niet langer.
Men mag tóch al niet te veel ver
wachten van dergelijke wetten, om de
huid het zweeten te beletten!
v. H.
Wat bereikt.
Er is een hemelsbreed verschil tusschen
de laksche opvattingen omtrent de natura
lisatie, welke de minister Ort in Mei 1916
bleek te huldigen, en den meerderen ernst, die
Zijne Excellentie volgens zijne jongste
mededeelingen bij dejustitie-begrooting, aan deze
hoogst gewichtige zaak is gaan toekennen.
Scheen het vóór dien, alsof de regeering
met eene argelooze gastvrijheid ieder die
Nederlander wenschte te worden, daartoe
in hare armen nam, zoolang een brigadier
van politie maar niet ongunstig over hem
rapporteerde, thans blijkt men uit een
ander vaatje te zijn gaan tappen.
De Minister van Justitie toch deelde mede,
niet lang geleden de navolgende instructie
aan het Openbaar Ministerie te hebben ge
geven :
De Ol'ücieren van Justitie moeten aan het naturali
satie-onderzoek in ieder geval leiding geven en zich
des noodig mede door persoonlijke bekendheid ot" aan
raking met den verzoeker een op feiten gegronde over
tuiging vormen omtrent de vraag, of i-edelijkeru'ijzete
verdachten ralt, dat ver:oeker in de toekomst en met
name in deze bijzondere omstandigheden zicli ais goed
Nederlander zal gedratfen.
Gegevens dienen te worden bijeengebracht nopens
den nuiselijken (vrouw en kinderen of andere
huisgenooten) en muatschappelijken omgang van den ver
zoeker, zijn maatschappelijke werkzaamheden,gedragin
gen en relatiën, de algemeene en bijzondere redenen,
welke hem hebben bewogen tot het doen van het
naturalisatieverzoek en het belang, dat hij heeft bij de
inwilliging.
Het onderzoek behoort te geschieden in de onder
scheiden gemeenten, waar belanghebbende tijdens zijn
verblijf in Nederland heeft gewoond.
Ook behoort te blijken van het hoe en waarom eener
voorkeur van liet Nederlanderschap boven tegenwoor
dige of vroegere nationaliteit of boven het zijn zonder
nationaliteit en van redelijkerwijze te verwachten
aanhankelijklieid jegens Nederland en loyaal
onderdaanschft/i.
Dit is een andere toon!
Er is dus ten minste vastgesteld, dat wij
slechts loyale medeburgers, althans:
van wie dit redelijker wijze te verwachten
is, zullen opnemen, en met de toekenning
van het Nederlandersschap wat zuinig wil
len zijn.
Zij, die daarop hebben aangedrongen en
tegen het vreemde bloed" tot voorzichtig
heid aanmaanden, hebben dus wat bereikt.
Onzes inziens hiermede evenwel nog niet
alles.
Nog steeds heerscht in sommige over
heidskringen blijkbaar een merkwaardig op
timisme omtrent de doorwerkende kracht
van nationale gezindheden.
Moest men nog niet onlangs lezen van
eenen in ons leger dienenden
reserve-offiInzendlngen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confetit'.
En ik wachtte af, gezeten op een
berm en de gnome-kikkers kwaakten
rondom mij en loenschten mij toe."
(Couperus in de Haagsche P.)
Couperus had dit poëtischer proza in de
volgende dichtregelen kunnen gieten:
Ik had plaats genomen
En wachtte af op een berm en
Daar begonnen de gnome
Kikkers te kwaakkermen
Alleen de koenste
Gnome-kikkers loenschten
Mij toe
vallig toe.
De Wonderen der techniek
Hunne prachtige kerk aldaar is in 1240
gebouwd en in 1800 af gebroken". (Msbd.)
Maar in 1916 nog steeds prachtig l
Hier leert men Nederlandsen.
De omzetten waren heden niet groot
en had de beurs een kalm verloop."
(N. R. Ct.)
De veerdienst IJselmonde-Kralingsche
Veer verzekert aansluiting met den dienst
der raderstopmbooten en geldt voor beide
stations gelijk tarief."
(Winterdienstregeling van Fop Smit).
En schamen wij ons dit onzen lezers te
moeten voorzetten.
* *
*
Psychologie der zintuigen.
Sedert eenige dagen doet zich 't ge
mis aan petroleum zichtbaar gevoelen."
(De Qrondwet, Roosendaal's Nieuws
en Advertentieblad).
Als 't zich maar niet hoorbaar ruiken doetl
* « ?
Wij twijfelen dan ook niet, of de
meer gegoeden zullen diep in hun zak
ken tasschen om hunne minder bedeelde
menschen te helpen."
(De Grondwet, enz.)
En dan zakken ze ook nog in hun tasschen.
* *
*
Wie er tegenwoordig al niet vraagt.
Huwelijk zonder kinderen, vraagt
woning te huur."
(De Grondwet, enz.)
cier, die alleen maar pro forma Nederlander
is, in waarheid een waschechte Duitscher,
in Berlijn geboren en getogen, alleen voor
zijn diensttijd naar Nederland overgestoken ?
Hij neemt, naar ons uit verschillende bron
nen bekend is, dan ook onomwonden de
gelegenheid waar, om pro-Duitsche propa
ganda te voeren. Desalniettemin is deze
krijgsman in dienst van de Nederlandsche
vlag, en zelfs belast met de opleiding van
Nederlandsche onderofficieren!
Zulke toestanden moesten zijn vermeden.
Het Parlement zal goed doen, zich met de
behandeling der Nederlandschaps-kwestie's
te blijven bemoeien; en ook zijnerzijds,
ondanks het nu beter verzorgde
regeeringsonderzoek, zooals het voorstel aanhangig is
de naturalisatiewetten met allen ernst moeten
behandelen. v. H
De Pers in Dienst van 't Vaderland
Een lezer vraagt mij, wat de aanleiding
was tot de Rijksdagrede van Bismarck, die
in het voorgaand overzicht werd aangehaald,
de rede n.l., waarin hij o.a. zijne ergernis
uitte over het misbruik, dat van het woord
officieus" werd gemaakt.
Nu het toch eb in de oorlogsgebeurte
nissen is en wij allen in afwachting zijn
van de dingen, die worden voorbereid, mag
ik mij zulk een historisch uitstapje wel
veroorlooven; het onderwerp, waarheen dat
uitstapje leidt: de invloed van de pers op
de buitenlandsche politiek, is ook thans
nog actueel.
De aanleiding dan tot de bedoelde rede
was de behandeling in den Rijksdag van
een wetsontwerp tot wijziging van eenige
paragrafen in het wetboek van strafrecht,
om het misbruik tegen te gaan, dat van de
vrijheid van pers werd gemaakt; met name
was de bedoeling der regeering om de
sociaaldemocratische pers te knevelen.
Toen Bismarck het woord nam, stond het
al vast, dat het wetsontwerp niet zou wor
den aangenomen. Heel veel moeite om het
te verdedigen, gaf hij zich dan ook niet.
Maar hij zocht [een gelegenheid om
som