De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 3 februari pagina 12

3 februari 1917 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND c t v - v r 3 Febr. '17. No. 2067 l i i Geest en Slagvaardigheid in het Leger £«i Hoofdofficier in ongenade? Men zal zich herinneren, dat de luitenantkolonel W., die Jn de Amsterdammer van 17 October 1915 eenige zakelijke opmerkin gen ten beste gaf over het meer productief maken van de onder de wapenen zijnde troepen, daarom in ongenade scheen te vallen- Er werd toen in dit blad op klaren wijn aangedrongen. Dit is nog steeds niet geschied, doch, is ondergeteekende, die zich voor dit geval interesseert, wel onderricht, dan dreigen dien hoofdofficier verdere onaangenaamheden. Wel zou hij, na zijn verweer tegen de beoordeeling van den stelling-commandant gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, doch velerlei speldenprikken worden hem gelei delijk toegebracht, wellicht om hem tot verder verzet te brengen, dan wel als voorbereiding voor een passeeren tot den naast hoogeren rang. Ofschoon de bevordering tot hoofdofficier geheel bij keuze geschiedt en men zich dus altijd kan verantwoorden door te verklaren dat een niet bevorderde niet de meest ge schikte was, mag dit gezonde beginsel van keuze toch niet op willekeur heerkomen. De betrokken hoofdofficier stond gunstig aangeschreven. Hij werd na twee jaar dienst als majoor en waarvan n jaar tijdens de mobilisatie door den tegenwoordigen stel ling-commandant voorgedragen tot bevor dering voor luitenant-kolonel. ' Na het stellen en inzenden van zijn stuk in de Amsterdammer heeft die stelling-com mandant blijkbaar plotseling een ander oordeel over hem gekregen. Alle goede eigenschappen van hem zijn als wegge vaagd en de misdaad van iets geschreven te hebben, dat thans door velen beaamd wordt en overeenkomstig hetwelk thans door hoogerhand reeds gehandeld is, schijnt zwaar gestraft te moeten worden. Dit is onjuist. Men wordt niet plotseling ongeschikt voor kolonel, omdat men de waarheid zegt. En dat die gezegd werd, moge blijken b.v. uit het Voorloopig Ver slag over de Staatsbegrooting 1917, waarin o.m. staat: Gewezen werd op de demoraliseerende werking van de langdurige, schatten verslindende mobilisatie pp de troepen." Eene organisatie van-de regeling IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIMMIMMIMIIIIIim KANTTEEKENINGEN VAN EEN LANDSTORMPLICHTIGE Teekeningen voor ,de Amsterdammer" van Henri van de Velde. Nieuwe Reeks. IV Kleilust, Jan. 1917 Moeilijke Grondbeginselen. Wij allen wijden onze beste krachten aan het Vaderland. Goed! Wij worden soldaat. Best! Wij laten ons opleiden tot een rang. Uitstekend! Wij ontzien daartoe geen moeiten, en leeren alle reglementen en voorschriften. Natuurlijk! Ook willen wij wel aardappelen-jassen. Waarom ook niet? Maar, geef ons op dat laatste punt een bétje toe! Een bétje maar! "Vergeef ons, indien wij eenige aardappelen minder ontbolsteren dan onze buurman, als wij daarvoor enkele voorschriften beter bestudeeren. Ach, ware dat zoo! Maar dezen morgen moest ik alweer ondervinden, dat een man als zoodanig geen individu is. Ondanks noesten ijver, geraakte ik met het aardappel-ontbolsteren achterop. Het blanke vleesch van nauwelijks veer tien naakte vruchten schemerde aan mijn voet. Kom jij d'r es uit! deed dreigend de sergeant. Ik gehoorzaamde. Aanstonds dirigeerde, hij mij op een ge lijkelijk moeilijk werk, doch dat van even weinig strategische waarde is, als het aardappeljassen. Hij voerde mij, nu dreigend zwijgende, als een onweerslucht naar... de keuken. Daar wachtte mij een zeer moeilijke arbeid. Deze bestond uit het reinigen van de eetketels van den vorigen dag. De herinnering alleen aan de pyramide van vette, nog ten deele met bruine boonen en gestold vet gevulde pannen, doet mijn hatt nu nog tezamen trekken. Maar ook dit grondbeginsel diende met lust beoefend te worden; de sergeantelijke hemel bleef dreigen... Ik greep de eerste pan; als een gladde visch ontsnapte zij aan mijn hand, en plonsde der verloven, welke bepaalde troependeelen voor geruimen tijd in het genot van verlof stelt, werd door sommigen dringend noodlg geacht." Niet weersproken kan het worden dat in menig deel der stellingen niet voldoende geoefend kan worden door gebrek aan personeel, terwijl de juistheid van de bewe ringen van den luitenant-kolonel W. zelfs door de regeering erkend werden door het verminderen der toelagen van gepensionneerde Indische officieren enz. Men zegt wel, dat hij die 't waagt den vinger uit te te steken naar de heilige dog ma's der toonaangevende militaire kringen, verdelgd of uitgestooten wordt. Wij voor ons kunnen dit nog zoo grif niet aannemen, maar, blijft verdere mededeeling over de bejegening, welke een luit.kolonel W. ten deel viel en over hetgeen men verder met hem voor heeft, achterwege, dan achten wij de zaak niet gezond. MARIUS iiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiniimiMniiiM VRAOENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek In te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto -Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden beschouwd.) T. A. v. d. P. te K. Kunt u mij ook zeggen, of in ons land dag-, week- of maandbladen op psychologisch gebied worden uitgegeven? Een zoodanige periodiek verschijnt in ons land niet. J. v. H. te d. H. In strijd met de natuur wetenschap, welke leert dat de drukking der lucht evenwicht maakt met een kolom water van pl.m. 10.5 M., deelden mij onlangs eenige Jleden uit de practljk" mede, dat zij met een Nortonpomp water haalden uit diepten van 20 M., 25 M. en dieper! Is hieraan een wetenschap pelijke uitleg te geven? Nortonpompen worden steeds geplaatst op z g. nortonputten of pijpwellen. Het water van deze wellen moet afkomstig zijn uit grondlagen, waar geen verontreiniging door het zakwater uit de bodemoppervlakte te vreezen is. De diepte, waarop de put geboord fiiiiHiiiiiiiiiiimiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiinniiiiiiHfiiiiiiiimniiiiiiimmmii in de bak met geel zeepwater. Weer onder drukte ik een rilling. Hoi, haalop!" riepen de koks, terwijl zij geheele reeksen vuile etenspannen gereed zetten. Met de moed der vertwijfeling wierp ik mijn tuniek uit, en stroopte de hemdsmou wen op. Een afschuwelijke walm van warm zeep water, oud vet, en boonen omving mij. Ik trachtte te vergeten, dat ik nog vele reglementen te leeren had, en stortte mij pp het besmeurde vaatwerk Toen geschiedde er een wonder. Duidelijk hoorde ik een mannenstem zeggen: Voor drie kwartjes doe ik het ook!" Lezer, het was geen angst, voor de onaf zienbare reeksen pannen, die mij deed op schrikken ; veeleer was het een laaiende hoop, de hoop die dubbel machtlglijk op welt, wanneer er al geen verwachting op uitkomst meer bestond. Wild drong ik door den nevel van vetstoomwalm, en riep uit: Wie sprak daar T Het was een onoogelijk, klein mannetje, dat zeide: Ikke !" Hadde hij niet eene vuile infanterie-uniform gedragen, dan zou ik hem voor den reddenden Kobold gehouden hebben. Met oneindige liefde in mijne oogen keek ik hem aan, en ik strekte twee dampend natte bloote zeepsoparmen tot hem uit. Drie kwartjes?" herhaalde eenvoudig-weg de bovenaardsche verschijning. Drie kwartjes l" riep ik schier buiten mijzelf va« vreugd. De bovenaardsche verschijning hield mij een modderzwarte hand voor. In minder dan gén tijd blonken er drie zilveren mun ten in. De Kobold wierp zijn tuniek uit, en ver dween in de wolk van vet zeepwater. Hij was even geheimzinniglijk verdwenen, als hij gekomen was. Ik snelde juichend weg, en greep een regement. En ik leerde vele voorschriften, waaronder er echter geen was op het wasschen van vuile gamellen. Dat zal Ik ook wel nimmer leeren... Het is in het leven de kunst, de moeiijkheden te omzeilen, niet om ze op te ossen. Want daartoe is altijd wel een ander be reid ... Voor drie kwarretjes UIT HET Jantje op het ijs MiiiMiimiiiiiiiimiliilMii i minimin of geslagen moet worden, is geheel afhan kelijk van de plaatselijke bodemgesteldheid. Deze diepte loopt uiteen van 10 tot 150 M. De zuigbuis van de pomp wordt in de Kè-je niet groete? Deze vraag, burger, zal u wel zelden gesteld worden, en is zeker niet meer tot u ge richt, sinds uw groentijd aan deze of gene hoogeschool. Mij werd zij dezen middag op het onver wachtst gesteld. Ik wandelde met zekeren goeden Bertus. Dag Bertus", riep een passeerende kor poraal. Besjoer!" riep Bertus. Besjoer l" zei de korporaal weer, en ging naast Bertus loopen. Ik wandelde aan Bertus' andere zijde. Wij zwegen alle drie. Omdat ik mindere ben, en die korporaal een korporaal is, kon ik niet zeggen: wie ie die vent!" Intusschen werd dit onuitgesproken vraag stuk evenmin van Bertus' zijde, als van die des korporaals opgelost. Opeens begon de korporaal een geani meerde conversatie, door mij toe te voegen: Kèje niet groete ?" Blijkbaar kende hij zijne reglementen zeer goed. Intusschen overwoog ik, hoe ik mij op de meest geschikte wijze van dit vreemd en anoniem geleide zou kunnen ontdoen. Ik vond een eenvoudigen weg, in het uit spreken der woorden: Dag Bertus!" Het afscheid was al niet veel minder zon derling dan de kennismaking. Met hetzelfde systematische superioriteitsbetoon herhaalde de korporaal: Kèje niet groete?" Ook ditmaal logenstrafte ik deze veron derstelling. Dit is een vreemd geval. De vraag is: Kan een meerdere zich in het simpel particulier bestaan van een min dere dringen, en hem vervolgens op mili taire wijze hard vallen l Ik ben maar een eenvoudig en ongegradueerd wandelaartje langs 's Heeren wegen. En ik smeek u, heeren korporalen, mij mijne wandelgenooten zelf te doen kiezen. Gaarne groet ik u op straat op de voor geschreven wijze, gaarne volg ik u in het eerste dubbelrol. Maar verschoont me in mijn vrijen tijd van uw hoog geleide, want: niemand kijkt naar een soldaat en lieve schoolmeisjes kijken naar een officier. Maar de soort vrouwen, die op straat het oog welgevallig op gele en gouden strepen doen rusten, vrees ik met de angst, die ik voor zeepsop en gestold vet koester. iiiiiiiiiiiuiiniiiiiiiniiilmiiinmmiiimniiii i put gehangen tot een diepte, welke steeds beneden den stand van het nortonwater moet blijven. Blijft het bronwater echter meer dan 10 Meter beneden den beganen grond, dan En, korporalen, uw glorie straalt teveel af op mijn simpele verschijning. Ook klinkt uw commando mij slechts dragelijk binnen de muren van het dienst gebouw. ** * Theorie en practijk. Weer zitten wij, leergierigen, verzameld om den kundigen sergeant. Buiten giert de wind langs de wanden van het fort. Het is een gure morgen, en, tezamenhokkend rond om een snorrende potkachel, genieten wij militair onderwijs. Waarom", vraagt de kundige sergeant, verdedigen wij het Vaderland V' De sergeant doet niets, zonder te weten waarom hij het doet. Keesje droomt dat de sergeant hém aankijkt, en schrikt wakker. Met glazige oogen staart hij den sergeant aan, wiens houding inderdaad aanduidt, dat hij het patriotisch antwoord uit Keesjes mond wenscht te vernemen. Keesje weet niet, waarover het gaat: Omme, omme?" stamelt hij. Pijnlijke stilte. Opeens zegt Hein luid, en vol overtuiging: Ja, de sergeant het gelijk! Waarom ver dedigen wij het vaderland ook!" Keesje lacht dom met de anderen mee. Een stormvlaag veegt langs de deur; de les gaat voort. Het wordt ook mijn beurt. Wat zie jij, Stoke, als je een parlementair aan ziet komen?" Een parlementeer ankomme!" zegt Daan. Heet jij Stoke?" vraagt hem de sergeant. Nee, uwes?" informeert Daan. Intusschen herinner ik mij, dat Gijsbrecht van Aemstel, in de zooveelste acte van zijn treurspel een parlementair ontvangt. Ik moderniseer en parafraseer de scène tusschen Gijsbrecht en den heer van Vooren (met den trompetter van achteren). Vondel heeft blijkbaar zijn theorie goed gekend. De kennis van zijn treurspel bezorgt mij een tot vreugde stemmend cijfer; de les gaat voort. Achtereenvolgens beschrijven wij nauw keurig: wat wij zou'en doen als: een vliegmachine vlak bij ons neerviel, een vijandelijke ruiter ons onderscheidenlijk stappend, dravend of galoppeerend naderde, een slag-veldroover onder onze oogen een lijk bestal, een vijandelijk soldaat ons als vrouw vermomd trachtte uit te hooren... als... als... als, ja, wat al niet!" As de hemel naar benejen komt hebbe me allegaar 'n blauwe mus op!" zegt Daan. kan de pomp geen dienst doen en moet eerst voor ruimere toevloeiing van water gezorgd worden door aanboring van nieuwe wellen of op andere wijze. De anderen geven zonder onderscheid bloeddorstige antwoorden als: 'm voorz'n raap schiete", 'm door z'n test paffe", of m z'n vet geve dat ie 't niemeer over ver telt." Nu en dan geeft de sergeant een tactische terechtwijzing, maar, over het algemeen blijken wij onze taak juist in te zien. Of wij intusschen de portee dezer bloed dorstige voornemens wel ten volle beseffen, wordt twijfelachtig, wanneer de veronder stellingen op meer persoonlijk terrein komen. Wat doe je?" vraagt de onderwijzer aan Keesje, als Daan naast je gewond wordt?" Daan helpe!" zegt Kees. Wanneer het blijkt, dat hij dit niet dan op commando zal mogen doen, kijkt hij Daan droevig aan. Ik ken Daan toch niet late verrèkke", zegt hij eindelijk, hij is toch óók 'n mensch!" Je mag 'm allén helpen op bevel van je meerdere!' zegt de onderwijzer. Nou, Daan, dan weet je 'n 't," zegt Kees baloorig, je ken verrèkke!" Plotseling is de bloeddorstige stemming geweken. 't Is mooi!" roept er een, dus as er zoo'n arme donder naas je lig te bloeie, mag je 'n 'm geeneens meeneme ?" Ik ken geen bees' sten lije!" roept een ander li-staan 'n kammeraad !" Al schiete ze. Daar z'n beenen van z'n lijf, dan mag je nog niet de linie verlaten om 'm te helpen !" Nu schreeuwen ze allemaal door elkaar; de humanitaire gevoelens krijgen de overhand. Maar dan verzoekt de sergeant stilte. De les gaat voort. Wat doe jij, Wiltjesbroekersma, vraagt hij als je buurman naast je gewond wordt, en je ligt in de tirailleurs-linie ?" Wiltjesbroekersma wil z'n beurt niet be derven. Ik laat 'm liggen!" zegt hij kordaat. Op de achterste bank klinkt gesis. Straks za'k je krijge, buite, wacht maar!" fluistert. Daan venijnig. Heel goed", zegt de sergeant. De volgende: Wat zou jij doen as"... Zoo passeeren allerlei veronderstelde situa ties de revue. Men antwoordt. De antwoorden staan in boekjes; het gemoed zwijgt. Wat zouden wij doen als... Ja, lezer, wanneer wij geen boekjes heb ben, weten wij het niet! Is niet het levens-begrip zélf een hypo these ?... MELIS STOKE l. .-i n d s t o r m p l i c h t i g 9

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl